Zij, die zich met ni t OCT. a. s. op deze v< mi _ i _ _ . a£
COURANT abonneeren, ontvangen de nog in deze maand | verschijnende nummers gratis ‘
EERSTE BLAD.
* Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 0 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE VIT GEVE Rb.
> Verschenen en in eiken boekhandel verkrijgbaar: GEÏLLUSTREERDE
buis voor bmneken en omstreken. .(Uitgegeven door de vereeniging ïGinneken v vooruit”) met wandelkaart der bosschen.
Prijs / 0,30.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/09/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323150:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/09/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323150:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. WERKLIEDEN VOOR DUITSCHLAND. DE BURGEMEESTER der gemeente Breda brengt, namens den Minister van Buitenlandsche Zaken' ter kennis van belanghebbenden, dat het herhaaldelijk voorkomt, dat Nederlandsche werklieden door berichten in de nieuwsbladen of door daartoe uitgezonden agenten, soms met verstrekking van reisgeh voor de heenreis, naar Duitsehland ten behoeve vai industriëele ondernemingen worden gelokt, terwij bij hunne aankomst ter plaatse blijkt, dat zij daa; niet gebruikt kunnen worden. Het is daarom geraden, dat die werklieden, alvorens op zulke berichten en voorspiegelingen dei agenten af te gaan, of zelf, of door tusschenkomsl van den burgemeester hunner woonplaats, zich tol den Nederlandschen consul in de streek, waar de ondernemingen zich bevinden, om inlichtingen wenden omtrent de vooruitzichten in het bekomen van werk, de loonen en de huurprijzen der woningen aldaar. De aandacht van belanghebbenden wordt voorts gevestigd op eene ambtelijke mededeeling van den Nederlandschen consul te Ruhrort, waaruit blijkt, dat werklieden, die naar het koninkrijk Pruisen arbeid gaan zoeken, zich vóór hun vertrek daarheen behooren te voorzien van een nationaliteitsbewijs, hetwelk aan onvermogenden gratis wordt afgegeven, en tevens van het noodige reisgeld voor de heen- en terugreis, om reden door de Nederlandsèhe consulaten niet anders dan in zeer bijzondere gevallen geld voor de terugreis gegeven wordt. In de fabrieken, mijnen, enz. te Ruhrort en in ien omtrek daarvan worden slechts gezonde werk— ieden in den ouderdom van 16—40 jaren aangekomen en betaalt men aldaar aan gewone dagwerkers M. 2,80 tot M. 4 per werkdag, naar gelang van bekwaamheid. In de kosthuizen van fabrieken is de prijs voor :ost en inwoning M. 0,85 tot 1 M. en in particuliere luizen M. 1,20 tot M. 1.50 per dag. Breda, 5 September 1904. De burgemeester voornoemd, Ed. GULJÉ. BEKENDMAKING. Vitioting van schuldbrieven. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sreda brengen ter algemeene kennis, dat op Donderdag 22 September a. s., des middags te 12 uur, en gemeentehuize in het openbaar de uitloting zal laats hebben van 20 aandeelen ad ƒ1000 van de eldleening d.d. 16 Augustus 1886, groot nominaal 1.000.000, aflosbaar 1 Januari 1905. Breda, 12 September 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. j. • i .......
BE KEN DM AKI N G. Aangifte voor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Bre achten het noodig de ingezetenen te herinneren a hunne verplichtingen, tot het doen van aangift. voor het bevolkings-register, voorgeschreven I Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Slaalsbl, n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestra met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldbce van ten hoogste / 100, zijn hoofdzakelijk i volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarva aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maan na zijne aankomst. Bij bet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuui Bij verhuizing binnen de gemeente Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levend loet, binnen eéne maand na zijne verhuizing binne le gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuui Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levend -eeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeente lestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezii vordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende dienst n werkboden daaronder begrepen. Breda, 12 Augustus 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. fi EK EIV D M A K llv G. BEDRIJFSBELASTING. Het hoofd van het plaatselijk bestuur te Bredt rengt ter kennis der belastingschuldigen, dal et kohier n°. 4 van de belasting op bedrijfs- er ndere inkomsten, over bet dienstjaar 1904/1905, ivorderbaar verklaard 9 September 1904, heden fgekondigd en aan den ontvanger der directe slastingen alhier ter invordering is uitgereikt. Breda, 12 September 1904. Het hoofd van het plaatselijk bestuur voornoemd, Ed. GULJÉ, burgemeester.
BEKENDMAKING. BURGEMEESTER enjWETHOUDERS van Breda-, Gelet op de bepaling van art. 4 van het plan tot ; vrijwillige conversie der stedelijke schuld, vastgesteld den 15 October 1859 , Noodigen alle houders van 3% geconverteerde schuldbekentenissen ten laste dezer gemeente uit, die tot aflossing van een schuldbekentenis genegen mochten zijn, daarvan vóór 1 October e. k. aan hen bij besloten briefjes kennis te geven, waarvoor door hen beneden pan wordt ingeschreven, zullende de laagste inschrijver de voorkeur genieten. Breda, 12 Sept. 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/09/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323150:mpeg21:p00001
iNog neeit Japan ot Kusland zijn balans over de laatste veertien dagen niet opgemaakt. Maar van betrouwbare zijde wordt thans het aantal gedoode en gewonde Japanners in den slag bij Liao-Yang opgegeven op 17359 man. Misschien wordt de beteekenis van dit groote getal ongelukkigen, waarvan men geen voorstelling heeft, eenigszins verduidelijkt door de volgende vergelijking. Er zijn in veertien dagen tijds bij Liao-Yang ongeveer evenveel Japanners gebleven 3f gewond als er in de stad Groningen mannen nijn. Stel u voor dat er aldaar geen enkele aian meer is, niet in straten of wegen niet op Meinen, noch in kerken of huizen of r.afé’s .... levoelt ge nu wat het zeggen wil: 17359 man werden gedood ol gewond ? En dit zijn nog maar de Japansche verliezen. De Russische weten we nog niet. Is het te veel gezegd, als we schrijven dat de lag van Liao-jang is geweest een uiterst bloelige slag ? Eenige Inzonderheden ervan laten we hier nog 'olgen. Het vertrekken van de Taitse ho, zoo eint ’n correspondent van een Russisch blad, be:on den 29 Augustus. Generaal Koeropatkin «greep dat zijn toestand hachelijk was, en liet leehts 30,000 man achter om Liaoyaug té veredigen. Alle andere troepen werden snel naar en rechteroever van de Tai-tse overgebracht:
165.000 man gingen generaal Koeroki tegemoet die 125,000 man bij zich had : 35,000 man ii het noorden en een sterkere afdeeling, var 90.000 man, in het zuiden. De noordelijke afdeeling rukte naar de mijner van Jen-tai op, waar zij stootte op de divisie var Orloff, 12,000 man sterk, die het veld moesi ruimen. Daarop dreigde Koeroki den terugweg van Koeropatkin, maar Stackelberg kwam mei 20.000 man opdagen, en hield den vijand tegen, totdat Koeropatkin hem met 120,000 man aanviel, en Koeroki’s hoofdmacht van de hoogten van Si-kwan toen verdreef. Toch heroverden de Japanners, die door 70,000 man van Noordzee versterkt waren, na een geforceerden marsch op den len September, die belangrijke stellingen. De correspondent van de sBirskewija Wjedomosti” seint uit Tieling, dat de Japanners, van wie beweerd is, dat zij langzaam voortrukken, thans zeer snel handelen, en ook dat zij op voortreffelijke wijze hunne omtrekkende bewegingen weten te maskeeren. Het vermeerderen der getalsterkte van hunne troepen helpt de Russen weinig, want de Japanners krijgen versterkingen uit Inkoe. Bovendien bedreigt Koeroki’s voortrukken in Noordelijke richting voortdurend onze verbindigen af te snijden. Aldus zal het intiatief tot handelend optreden steeds bij de Japanners berusten en deze tactiek zal zich steeds voordoen. De Japansche legatie maakt het volgende bericht uit Tokio openbaar: Ons Mantsjoerijsch leger deelt mede, dat twee soorten van patronen met dum-dumkogels gevonden zijn bij hetgeen op het slagveld bij Lioayang is buitgemaakt. Zij gelijken op de patronen van de Russische geweren van het type 1890. Sommige wonden, door de onzen opgedaan, worden vermoed door dergelijke kogels te zijn teweeggebracht. De Japanners zijn zeer teleurgesteld door de mislukking van het plan hunner legers, om bij Liaoyang het conflict te beslissen en het Russische leger in Mantsjoerije te verpletteren. De Japanners brengen op alle manieren versterkingen en voorraden naar het Noorden en gebruiken daarvoor booten op de zijtakken en bijrivieren van de Liaorivier, terwijl kruiwagens van inlanders, beladen met graan en ammunitie, alle wegen en zijwegen bedekken. Oyama vestigde zijn hoofdkwartier te Liaovang, dat langzamerhand in een moderne Japansche stad wordt veranderd. Alles wijst er op, dat de Japanners voornemens zijn zoo mogelijk een beslissenden veldslag op het Russische grondgebied aan te nemen of op te dringen. Een dergelijke veldslag zal waarschijnlijk geleverd worden op eenigen afstand ten noorden van Moekden. De Russen krijgen versterkingen. De Japanners, die dachten, dat de Russen sdum-durn” kogels gebruikten, op grond van sommige erge wonden, beweren thans dat zulks bewezen is, doordat te Liaoyang dum-dums gevonden zijn. Dit bewijs staat echter niet vast. \ Niet-voltooide blijvende bruggen gaven den < indruk, dat de Russen de spoorlijn wilden ver- ; nielen. De lijn is evenwel overal nog intact. \ De Russen verwachten klaarblijkelijk terug te '1 keeren, daar zij langs den spoorweg een kennis- ï ^eving hebben aangeplakt, behelzende een waar- f schuwing aan de Chineezen om de spoorlijn niet f te beschadigen, onder bedreiging van later te ' worden gestraft. i De Tsaar heeft de reservemanschappen van 22 s listricten van de tot het militaire gebied van 1 Ddessa behoorende gouvernementen Cherson, iessarabiü, Jekaterinoslaw, Taurië en eveneens n het geheele rijk een categorie reserve-officieen ondér de wapenen geroepen. j c
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/09/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323150:mpeg21:p00001
CORNÉLIE EOORDWALD. i. HOOFDSTUK I Het genot, dat een spaarzame oom zijn reef en verdere familie verschaffen kan. Innig en teeder omklemden de tamelijk grov< vingers van oom Frans achtereenvolgens een biljel van ƒ40, twee dito van ƒ 10 en een plompen, kouder rijksdaalder, te zamen uitmakend de voor oom Frans zeer gewichtige som van ƒ62.50, zegge twee en zestig en een halven gulden. Lang en ernstig staarde hij deze voorwerpen, hem dierbaarder dan de dierbaarste vrienden, in het papieren en zilveren gelaat en zuchtend borg hij eindelijk de drie eerste in zijn beurs, die zijn vrouw telkens voor hem haakte van fijn grauw koord, als de oude versleten was, zoodat dit handwerk waarlijk eenige gelijkenis droeg met een eiernetje in het klein. Oom had ’t land aan portemonnaies., ten eerste omdat hij beweerde dat, dubbeltjes en kwartjes er uit rolden, ten tweede omdat, en dit zal niemand ontkennen, een kluwen grauw koord zeer goedkoop is en hij zijn vrouw alsdan nog een prettige bezigheid bezorgde, en ten derde was werken zoon zalig iets, vond hij. «Twee en zestig en een halven gulden 1” bromde onze oud-koopvaardijkapitein, want als zoodanig meende hij den lande gewichtige diensten le hebben bewezen,, «jongens, jongens ’t is toch ’n kapitaal sommetje als ik er over denk .... ’t is toch maar gemakkelijk, als je dat krijgt, zonder er’n hand voor ut te steken .... maar enfin, ze zouden anders ook onmogelijk rond kunnen komen, en ik heb ’t broer Hein beloofd, dat ik zoo’n beetje voor ze'zou wrgen .... ze mogen ook den Hemel danken, dat « er ben.’ Mevrouw Frans van Aldenburg, een dikke, gezellige vrouw zat in een hoek van ’t zonnig en vriendelijk, net gemeubeld vertrek haars mans kousen te mazen, terwijl deze heer zelve, voor zijn uiterst soliede schrijfbureau was gezeten en bij zijn alleea-
spraak . de oogen dreigend gevestigd hield op ee; leelijk indisch afgodsbeeldje, troonende op het schrijf bureau voornoemd, als ware dit onschuldige steenej wezentje aansprakelijk voor de toelage, die oom Fran zijn schoonzuster afstond. . Frans, wat ben je toch onuitstaanbaar, zi je daar nu alweer over te tobben, je kunt nu letterlijl uiet van geld scheiden .... ik vind ’t sehandelijl weinig, wat je Suze geeft.” «Och menseh, hou jij je nu buiten mijn zaken hè en maas mijn . . . .” «Maak maar zoo’n diukte niet, ik zwijg al.” «Zoo zoo, als jij dan zwijgt, kan ik spreken en wat ik je dan te vertellen heb is: dat jij zoo goed voor je huishonden kunt zijn als je wilt, maar de waarde van geld ken je niet .... daar weet je zooveel als niemendal van ... . daar kun je je net zoo min n begrip van maken , als ’n scheepsjongen die voor teerst aan boord komt, dat kan, van ’n knoop leggen . . . . hoor je dat gerinkel? Dat is je lieve meid die de ondergang is van m’n huishouding .... ze breekt zeker weer zes borden tegelijk . . zoo n draak!” Nadat de goede kapitein zich in de keuken vergewist had omtrent den aard van ’t rinkelend geluid dat veroorzaakt was geworden door het tuimelen van een schuimspaan tegen een emmer, beval hij zijn gade te zorgen, dat zijn bittertje te vier uur gereed zou zijn, en verliet hij zijn woróng, om zich naar B.oemenoord te begeven, al waar de dame, die zich zijn schoonzuster noemde, met hare vier dochters en eenigen zoon woonde. Zij was de weduwe van des kapiteins eenigen roeder; naar man was commies geweest aan het departement van buitenlandsche zaken, en in den bloei des levens overleden, hetgeen den kapitein steeds een bron van ergernis was. «Menschen, die zulke huishoudingen hebben, komt ’t niet loe, die een ander op den hals te schuiven . . Pfu pful” °om Frans nam zijn hoed van ’t hoofd en wiaohte zich het gelaat af. Het was een lange zonnige weg, dien hij had af te leggen en als dik, oud heer met eén gewoon en eén houten been had hij het niet begrepen op lange zonnige wegen. Zijn gelaatskleur verkreeg langzamerhand de tint van een kardinaalsgewaad en zijn kleine grauwe, slimme oogen hield hij overschaduwd door zijn bruine hand. Hoewel hij anders trotsch was op zijn grijzenden knevel en dito bakkebaarden, waren ze hem bepaald veel te warm op dien Junidag en dankte bij den hemel, toen hij
:n eindelijk het hekje van villa Bloemenoord ruw openjf. stooten kon, en twee minuten later in de huiskamer ;n zijner schoonzuster zat. Daar liet hij zijn oogen is uitvorschend weiden over de verschillende familieleden, wier doen en laten hij steeds aan een nauwkeurig it onderzoek onderwierp ; bij was altijd sterk in inspecties :k geweest en die kunde had hem nooit verlaten, in~ k tegendeel, hij bleek er nog sterker in geworden sedert bij gepensionneerd was. Inspecteeren was het stok, paardje, dat hij bereed zonder acht te geven op de gevoelens van anderen. Hij was kapitein en moest daarom nauwkeurig ingelicht worden van ieders ben weeggronden en handelingen. Villa Bloemenoord was een buitenverblijfje zooals e men er honderden aantreft: hoogst eenvoudig wat e bouwstijl betreft en wat de stoffeering aangaat: deze t deed iemand insgelijks denken aan de schoone spreuk: > Het eenvoudige is het kenmerk van het ware. Klaar3 blijkelijk hadden de timmerlieden en metselaars zulk s een haast gehad bij bet bouwen van Bloemenoord, ' hetgeen de kapitein waarlijk een bijzonder geval ■ vond,, in den tegenwoordigen tijd, dat zij zich den tijd niet hadden gegund de spleten en reten in wanden en vloeren behoorlijk dicht te maken, over welke i nalatigheid de wanden en vloeren luid krakend hun 1 ongenoegen te kennen gaven, terwijl de tocht bij alle 1 mogelijke gelegenheden binnendrong om te zeggen wat hij er van dacht en, zooals met velen het geval, grinnikte de kapitein «wilde hij maar nooit zien, dat hij een ongewenseht bezoeker bleek. Maar het huis was mooi gelegen en juist om het licht en dicht zijn, zeer goedkoop. Want wat moest mevrouw van 1 Aldenburg doen? Haar karig pensioentje, gevoegd bij een even karig inkomentje, dat zij mede ten 1 huwelijk gebracht had, was niet toereikend tot het t bewonen van een duurder huis, en zij en hare kinderen 1 waren gelukkig slechts zelden ziek. Hét was ook < niet prettig, dat het vloerkleed zijn jeugdige frischheid ten eenenmale verloren had, en dat de kleur der hope, die eeus de fluweelen stoelen zulk een vriendelijk ’ aanzien had verleend, nu door de ondeugende zonne- 8 stralen veranderd werd in de kleur van den nijd, 1 geel, zoodat de overtrekken volgens Gerry, nu veel c geleken op peen met zuring door elkaar gekookt. Gerry was mevrouw van Aldenburg’s tweede dochter d en het bleek hare rechterhand, die de witte neteldoeksche gordijnen zoo bevallig plooide en altijd de vazen v vulde met heerlijke ruikers, zoodat men waarlijk terwille van die prettige zaken, vloerkleed en stoelen
en ook de tafel met de vele krassen vergat, wannee: men op Bloemenoord op bezoek was. Wie deze ongelukkige voorwerpen echter nie' vergat, was oom Frans, die ook ditmaal, dooi inspectie—woede bezeten, zeide: «jongens! jongens, zuster! wat wordt je vloerkleed toch kaal en je stoelen snakken naar een nieuw overtrek.” «Ja, Frans!” zuchtte mevrouw; «zoo gauw het er eens af kan, beloof ik je, dat je oogen er niet meer door beleedigd zullen worden,” en zij keek hem vriendelijk aan met bare zachte blauwe kijkers, die op dat oogenblik guitig blonken. In den grond van haar hart lachte zij haar gierigen, driftigen zwager zoo’n beetje uit en zij stoorde zich bitter weinig aan zijn scherpe, dikwijls kwetsende gezegden. Zij was een knappe vrouw van omstreeks vijfenveertig jaren ; haar blozend gelaat was nog zeer jeugdig, en juist daarom verleenden beur dikke zilvergrijze vlechten baar zulk een eigenaardig aanzien. Tengevolge van sen zware ziekte, eenige jaren geleden, hadden deze vlechten hunne natuurlijke kleur verloren, en de neisjes troostten hare mama over dit ongeval door iet witte baar . zeer te prijzen, en het mooier te vinden dan bruin of blond. Mevrouw lachte er lik wij ls om; zij was nog al niet behaagziek, «zij ïad ’t veel te druk,” zeide ze. «Hier Suze, is je driemaandelijkseke toelage.” «O dank.je, Frans!” Oom telde met plechtig gelaat iet geld nit, en merkte meteen op, dat er op die dek alweer drie groote krassen meer in de tafel varen, waarover de meisjes het gezamenlijk uit— chaterden. Mevrouw van-Aldenburg lachte nu niet; zij droeg et hart wat hoog, en vond het steeds zeer onaanenaam, dit zoo noode gegeven geld te moeten aanemen. Omdat zij er nu eenmaal niet buiten kon, eed zij het dan ook, maar anders .... «Hoe vaart Mijntje, Frans?” «O heel goed, maar ik heb haar beduid, dat ze met baar dikte op straat veel te warm zou hebben, aders was ze wel meegekomen .... en waar is u die jongen van je? Laat hem eens hierkomen, at jonkertje.” «Nel, roep jij Leo eens!” beval mama baar derde achter, «hij is, geloof ik, in den tuin.” «Moet jij geen les geven, juffer ?” klonk bet. Nel as namelijk muziekonderwijzeres. «Ik ben voor vandaag gelukkig klaar, oom.” {Wordt vervolgd.)
"GERALDINE". "Bredasche courant". Breda, 1904/09/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323150:mpeg21:p00001