’t Lijkt eenigszins een contradictio in terminis dit opschrift, omdat men bij ’t woord geestdrift denkt aan luide kreten, gezwaai rnet armen en met zakdoeken, roodgeschreeuwde gezichten enz. Toch is ’t geen tegenstelling in woorden. De stille geestdrift is iets geheel apart’s, zij dringt zich niet op met klank en gebaar, en oefent niet op anderen dien wegsleependen invloed uit, die vaak noodig is om velen te bezielen met denzelfden gloed. Haar drang is een innerlijke. En omdat zij haar kracht niet verbruikt voor uitwendige middelen, kan zij meer werk doen. Omdat zij zich niet opwindt, behoudt zij de helderheid van gedachte, de klaarheid van blik, die wij zoo noodig hebben om behoorlijk te kunnen onderscheiden tusschen echt en valsch; omdat zij meer in zichzelve gekeerd is, houdt zij het voorwerp van haar vereering onder eigen controle. Zij kan bij iemand ontstaan door iets wat door anderen ter nauwernood opgemerkt — of zoo al, zonder dat zij er iets in zien, dat hun aandacht meer bijzonder trekt. In een schetsje van een weinig bekend novellist, die zich verbergt achter het pseudoniem Uwill, wordt eenvoudig, roerend en diepgevoeld zoo’n stille geestdrift beschreven, ’t Is het sobere verhaal van een eenzamen man, die lang en met volharding gezocht heeft naar wat trouw, liefde en geluk, maar telkens teleurgesteld, zich eindelijk verhard en verbitterd terugtrekt uit de samenleving. Door een toeval ontmoet hij een vriend van vroeger dagen, die financieel in minder gunstige omstandigheden verkeert dan hij. Die vriend is gehuwd, zeer gelukkig gehuwd. De eenzame gaat met zijn ouden kameraad mede naar diens woning en aanschouwt daar
het rustige, reine, lieve geluk dier twee menschen. Dan voelt hij dubbel zijn : gemis. »En”, schrijft Uwill, »dat groote, zachte ; «geluk, waarnaar hij zoo gesnakt en : «waarop hij zoo lang gehoopt had, zag ■ »hij daar nu voor en bij en om zich, »zoo mooi, zoo rijk en zoo teer als hij »het in zijn liefste droomen gewenscht ; »had. Toen jubelde niet de weerklank ' »van die schoone harmonie in hem, maar i «een stille geestdrift schrijnde daar.” Het eenvoudige geluk van zijn vriend zou door anderen wel zijn opgemerkt, maar niet bij allen zou ’t de uitwerking gehad hebben, die Uwill beschrijft. De stille geestdrift van dien bezoeker was door zijn vriend niet opgemerkt, omdat ; de uitingen tegengesteld waren aan die van de andere geestdrift. Toch is zij niet altijd zoo verborgen, dat zij aan de waarneming van anderen ontsnapt. Men , behoeft maar even, al is ’t ook toevalligerwijze , de kleur te noemen van het vaandel, i dat zij omhoog draagt of volgt en zij i geeft een weerklank. Wat hoofd en hart vervult, uit zich gaarne, zoekt punten van aanraking, vraagt sympathieën. Iedereen heeft ze wel eens ontmoet, die i gewone menschen, van wie men zou 1 meenen dat zij geheel opgaan in hun l dagelijksche plichten, masr die toch in een gesprek of door andere aanleiding, ] hebben doen blijken, dat er nog iets 1 anders is, waarvoor zij een meer dan < gewone warmte van gevoel hebben. Breng ] bij eene ontmoeting dat andere op het j tapijt en zij zullen van hunne ingenomen- ] heid getuigen, en zich gedragen, als waren ; zij op verkenning uit om ook uw ge- 1 zindheid te peilen. De minst welsprekende i vindt dan nog de juiste woorden om uit i te drukken, wat er leeft in zijn ziel. i Dat is een vorm van idealisme, een 1 openbaring van het leven des geestes. 1 Waar hij niet of in geringe mate aanwezig is, daar bestaat een toestand van ( sluimering en van trage ontwikkeling, i Maar gelijk het vuur, om niet uit te 1 dooven, den scheikundigen arbeid der t verbranding moet verrichten, kan ook de ( geestdrift niet levend blijven met waar- y deerende beschouwing alleen. Haar s voorwerp is iets wezenlijks, dat zorg i eischt en inspanning vraagt. Er is iets v aan te veranderen, te hervormen, te 1 vermeerderen. Het gelijkt op de góden 1 der oudheid, die offers verlangden en 1 hoe meer hun vereerders die brengen, 1 des te sterker wordt het gevoel van 2 bevrediging. i Het karakter der godheid doet hier t niets aan toe of af. Men kan met geest- r drift zijn vervuld voor op zichzelf af- 2 keurenswaardige dingen en met ijver een v doel najagen, welks bereiking noodlottig e zou zijn. Zooals de uiterlijke geestdrift z kan ontvlammen door den aanblik van 1 iets slechts — klonken er geen jubel- 1 kreten in de Romeinsche arena, als de s klauwen van roofdieren de lichamen der g slachtoffers doorwoelden, is niet nu nog t een bloedige bokspartij een verrukking voor velen en klinkt in Spanje niet met k
wilde geestdrift de kreet «Bravo Torro!” als de stier menschen en paarden verminkt of doodt? Eveneens kan het gevoel, dat aandrijft tot het richten van al zijn krachten op het voorwerp van ons begeeren, wortelen in verkeerden bodem. Zal men den naam van geestdrift ontzeggen aan de vurigheid, met geduld en beleid gepaard, waarmede op het terrein van de diplomatie'of van den oorlog overwinningen zijn behaald, bij welke de Gerechtigheid verschrikt het hoofd afwendde — en is in het dagelijksche leven de naastige werkzaamheid van velen niet gericht op oogmerken van zuiver egoïstischen aard? De bronnen der geestdrift ontspringen in hoofd en hart; de beekjes die dezen stroom vormen heeten belangstelling. Ook hier valt te onderscheiden. Een bron, onverwacht aangeboord, kan een geweldige straal doen opschieten. Aldus werken b. v. de gebeurtenissen van het oogenblik op de menigte; zij voeren haar op tot een niets ontziende vaart. Zoo zijn de omwentelingen gekomen, die zetels van dwingelandij omver storten; zoo zijn daden verricht, door de niet meer verantwoordelijke massa, met zwarte trekken in het register der historie geboekt. Op een oogenblik wordt een belangstelling te voorschijn geroepen , zoo levendig, dat zij alle gedachten overheerscht; er wordt niet meer geredeneerd, de goede of de booze opwellingen des harten alleen doen zich voelen. — Er gaat een storm, en wie zal dien keeren! Er worden verwoestingen aangericht, zooals bij den man in de novelle van Uwill, die na het bezoek bij zijn vriend, niet meer in geestdrift dacht over bezoek, maar alleen in droeve verbittering, — verwoestingen , die steeds grooter worden en waarvan de schade meer en meer onherstelbaar wordt. De geestdrift is de spontane uiting van een overweldigend gevoel, de wedergave in luide klank van een buitengewoon krachtigen indruk met een objectief factum tot aanleidende oorzaak, üm die geestdrift te doen ontwaken, om haar op te voeren tot den hoogsten graad van spanning, is de aanwezigheid in de ziel noodig van een sympathie, die is als de vonk, waardoor het kruit ontvlamt; ontbreekt zij, dan is geen suggestie in staat haar te voorschijn te roepen — evenwel het is afhankelijk van het temperament hoe hoog de geestdrift zal rijzen en hoe zij zich zal uiten. Onder temperament versta ik nu hier niet alleen een der vier temperamenten, maar ook de stemming van dat oogenblik, de aard van de zaak die geestdrift verwekt, het verband van deze zaak met eigen omstandigheden en meeningen, in ’t kort alles wat invloed zal hebben op de uiting. In hoofd en hart verborgen werkingen brengen die levensuitingen te voorschijn. De belangstelling is gevolg van kennis en van gevoel en oorzaak van geestdrift, die tot handelen drijft. Zonder kennis geen belangstelling. Het kind geeft niets om eene afbeelding,
EERSTE BLAD.
waarvan het niet begrijpt, en de volwassene loopt onverschillig voorbij merkwaardigheden , die vreemd voor hem zijn. Op zedelijk terrein juist hetzelfde; daar wordt geen idealisme aangekweekt, waar het gevoel voor het idiëele, in elk menschenhart sluimerende, niet wakker gemaakt is en ten leven geroepen. Van dit leven is geestdrift — stille en uiterlijke — een even natuurlijke openbaring, als vroolijkheid, dat is van de stemming van een gezond kind. Geestdrift maakt ons rijker, verruimt ons zien en ons denken, verhoogt den hartslag van het gemoed, doet ons krachtiger leven. Alleen bij pijnlijke tegenstellingen, wanneer de stille geestdrift meer iets is als het schrille lachen bij een plotseling groot leed, dan werkt de geestdrift niet veredelend, noch opbeurend. Maar overigens is haar invloed goed en groot. Hoe reiner en edeler het voorwerp der geestdrift is, des te dichter nadert men de geluksvoorstelling, die van ieder menschenleven de bloesem is, en die niet door lijden, maar slechts door onthouding van voedingssappen kan gedood worden. Een levensdoel waarvoor men werkt, een ideaal dat men nastreeft, een illusie die men hoopt te verwezenlijken is slechts dan onbereikbaar, als men er elk spoor van geestdrift voor verloren heeft.