EERSTE BLAD.
^ Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering fcan worden ingestaan. DE UITGEVERS. _____
Heh ftngerij. Bedden fabriek. CM1S. Bi. Veemarkt 32. Interc. Teleph. 212. BREDA. Magazijn „De Vlinder’. inpricM voor pleele 1EUB1LEERING. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Stoffeerderij. Meubelfabriek.
BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien het adres van: 1 L. Hoendervangers alhier, in koop verzoekende (. een stukje gemeentegrond, gelegen aan de Eellenoord- ^ straat; Gelet op de aanschrijving van de gedeputeerde £ staten van Noord-Brabant van 13 October 1857 r (prov. blad no. 18) Brengen voorschreven verzoekschrift ter algemeene kennis, met uitnoodiging aan een ieder, die vermeenen mocht door de inwilliging daarvan in g zijne rechten te worden verkort, om zijne bezwaren . daartegen binnen acht dagen na dagteekening dezer, aan hen kenbaar te maken. 1 Breda, 13 October 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: J Ed. GUL JE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. ' i BEKENDMAKING. ( KOEPOKINENTING. i BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda 1 brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-genees- , heeren, op Zondagen 2, 9 en 16 Oet. a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in één der lokalen van 1 het gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot het ] kosteloos verrichten der koepok-inenting en herinenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van ’ de aangeboden gelegenheid gebruik te maken. Breda, 27 Sept. 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: ( Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. ( — —— t
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/10/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323173:mpeg21:p00001
De Bond van Nederlandsche Onderwijzers heeft een vlugschrift uitgegeven met den titel: «Maakt front voor de openbare school”. Daarin wordt het goed recht dezer school tegenover de bijzondere verdedigd, welke laatste, zooals men
weet, op ongehoorde wijze bevoorrecht wordt door een dreigend wetsontwerp. Een merkwaardig aanhangsel van dit vlugschrift zijn eenige grepen uit Vaderlandsche geschiedenisboekjes, welke op beide scholen gebruikt worden. De clericalen worden niet moe de openbare school te beschuldigen, dat zij een broeinest is van ongeloof en socialisme, terwijl zij zich verheffen op hun zuiver monarchistische gevoelens, hun liefde voor Oranje en hun verdraagzaamheid. Men oordeele nu eens onpartijdig na lezing van de onderstaande brokstukken uit de geschiedenis-leerboekjes. Wat hier volgt is uit »Nu en vroeger” door Van Pelt en Van den Enst, een boekje, waarvan in ongeveer 10jaren de 7de druk verscheen en dat op de openbare school veel gebruikt wordt. Treurige Tijden. Wij weten reeds, dat alle menschen in ons land Christenen zijn, met uitzondering van een klein aantal Israëlieten. Vóór de regeering van Keizer Karei den Vijfden waren alle menschen Katholiek. Maar tijdens zijn bestuur kwam hierin een groote verandering, het eerst xn Duitschland. Maarten Luther en met hem duizenden anderen wilden nietlan' ger Katholiek blijven; omdat zij God op een andere wijze meenden te moeten dienen. Zij werden Protestanten genoemd. Ook in ons land groeide het aantal Protestanten sterk aan. Vele Katholieken, ! en de Keizer in de eerste plaats, waren daarover zeer ontevreden. Hij dreigde , elk, die van de Roomsche kerk afweek, met de doodstraf. Verschrikkelijk, niet waar ? , Toch lieten de Protestanten zich niet i afschrikken door de strenge straffen des Keizers, maar hadden hun leven veil voor de vrijheid van geweten. Duizenden menschen zijn om het geloof, op last van Keizer Karei, ter dood gebracht. Maar nog treuriger werd de toestand, toen de Keizer opgevolgd was door zijn zoon Koning Filips. Deze ging zóó wreed te werk, dat de Nederlanders * besloten, zich te verzetten tegen den 9 tiran. Toen volgde er een oorlog, die i tachtig jaren geduurd heeft. De Neder1 landers vonden een wijs en moedig aan’ voefder in Willem, Prins van Oranje. Verschrikkelijke gruwelen zijn in dien Tachtigjarigen Oorlog bedreven, zoowel door Protestanten als door Katholieken, die toch allen Christenen zijn, dat wil zeggen : navolgers van Jezus Christus. En deze heeft geleerd ; «Hebt alle menschen lief, ook degenen, die u kwaad willen doen”. En in «De Beginselen der Geschiedenis” door Dr. C. te Lintum vinden we dit tijdvak volgenderwijs behandeld. De Protestanten. In het jaar 1500 kende men nog maar ■ ééne soort van kerken, nl. de Katholieï ke. (De Joden mochten geen synagogen 3 hebben). Maar in het begin der 16e eeuw 1 werd dit anders. Reeds veel vroeger 3 waren er enkele mannen opgestaan, die ï niet meer tevreden waren met de
Roomsche Kerk; nu echter hoorde men op eens van alle zijden klachten (protesten). In Duitschland was het Luther, in Zwitserland Calvijn, hier in ons land Menno Simons, die het meest bekend werden. Zij wilden de geheele inrichting der kerk veranderen en noemden zich daarom Hervormers. Maar dat hervormen ging niet, want de meeste menschen hielden zich aan ’t oude. Daarom traden die mannen al spoedig uit de kerk en vele duizenden met hen. Die met Luther gingen, noemden zich Lutherschen, die met Calvijn gingen, kregen den naam van Calvinisten of Gereformeerden, die het met Menno Simons eens waren, werden de Mennisten of Doopsgezinden. Had er nu weer zoo’n machtig vorst als Karei de Groote klaar gestaan, om de nieuwe leer te helpen, dan hadden de Protestanten misschien een gemakkelijk werk gehad. Maar ’t was dezen keer net anders om. Er was hier wel toevallig weer een zeer machtig vorst, weer een Karei, Keizer van Duitschland en koning van Spanje, Heer van alle Nederlanden. Maar die vorst hield zich bij de oude kerk, hij wilde van ’t nieuwe geloof niets weten, ja, hij verbood het zelfs op doodstraf. Wie maar een boek van Luther of Calvijn in huis had, of een gezang van hen zong, werd als ketter aangezien en gestraft met schavot of brandstapel. Wie een ketter in zijn huis herbergde, al was ’t zijn eigen broer of vader, die moest hetzelfde lot ondergaan. De Protestanten hadden dus een zwaren tijd ; hunne zaak leek wanhopig; wat moesten zij met hun klein troepje tegen den machtigen keizer doen ? Toch hielden zij vol. In de tweede helft der zestiende eeuw scheen het nog erger voor hen te worden. De zoon van Keizer Karei, Filips II, was nu koning van Spanje en Heer der Nederlanden geworden, en deze vervolgde de ketters nog strenger dan zijn vader. Op eens barstte de woede bij het volk los; walde troepen stormden de mooie Roomsche Kerken binnen en sloegen beelden en sieraden aan stukken. Dat was de beeldenstorm, waarvan de sporen nog aan oude kerken te zien zijn. Nu stuurde Filips een leger om de oproerigen te straffen. In een oogenblik was alles rustig en schavot en brandstapel w7erden aan ’t werk gezet. Maar die rust was niets dan de stilte vóór den storm. De koning wilde namelijk ook nieuwe belastingen invoeren. Dat bracht nieuwe ontevredenheid, ook onder de Katholieken. Zoo kregen de Protestanten hulp en daarmee nieuwen moed. Een aanzienlijk, dapper en verstandig man, «Wilhelmus van Nassauwen” de Prins van Oranje, plaatste zich aan het hoofd. Een vreeselijke strijd volgde, de tweede godsdienstoorlog, die tachtig jaren duurde. En wat niemand had kunnen denken, de Protestanten wonnen. Zij werden nu baas en ze maakten daarvan een groot gebruik. Zij namen
overal de mooie kerken der Katholieken in bezit, haalden er altaar en beelden uit en hoorden er de preek in ’t Hollandsch. (De leege plaatsen zijn nog in en aan menige groote Kerk te zien in onze steden. De nieuwere Protestantsche kerken zijn gevuld met banken, de oudere lang niet). En waar moesten dan de Katholieken blijven? Die werden erg achteruit gezet. Zij mochten geen eigen kerk hebben en niet met een kerkboek in de hand over de straat loopen. Ook zijn er zelfs enkelen ter dood gebracht, maar ze hadden het toch niet zoo slecht, als vroeger de Protestanten; ze werden tenminste maar weinig om hun geloof vervolgd, ook duurde het niet lang, of ze mochten hier en daar weer godsdienstoefeningen houden, maar ze moesten er voor betalen en ’t moest gebeuren in een schuur of een afgelegen huis. (Misschien is hier nog wel zoo’n oud kerkhuis aan te wijzen). De Mennisten, Lutherschen en Joden hadden het niet beter. Een kerkje mochten ze hebben, maar dan in een achterbuurt, daarom heeft men nog heden dikwijls moeite om die kerken te vinden, als ze tenminste niet nieuw zijn. De Gereformeerden hadden alles te zeggen. Zij regeerden op ’t stadhuis en overal. Die niet van hun geloof was, mocht zelfs ’t kleinste postje niet hebben. Dit waren de treurige gevolgen van de onverdraagzaamheid en zij duurde tot ’t einde der 18de eeuw, dus meer dan 200 jaar”. Wie kan hieruit iets anti-monarchistisch, anti-godsdienstigs of iets onverdraagzaam^ uit halen. Is niet met veel tact en behoedzaamheid dit uiterst moeielijke tijdvak behandeld. En stellen wij nu daar tegenover eenige grepen uit de «Schets der Vaderlandsche geschiedenis voor de hoogste klas der lagere school” in gebruik op vele katholieke scholen: De Hervorming. 1. In deze les willen wij U een enkel woord zeggen van het ontstaan en den snellen voortgang van een opstand tegen Paus en Kerk, welke de verschrikkelijkste rampen en jammeren na zich heeft ge-' sleept en millioenen menschen hun grootsten schat, het alleen zaligmakend geloof heeft ontroofd. Deze opstand is de rampzalige hervorming uit de 16de eeuw. Had een keizer, met name Karei, door zijne vorstelijke bescherming te verleenen aan de geloofsverkondigers, Duitschland tot het ware geloof helpen brengen, een andere Karei heeft tot zijn leedwezen datzelfde geloof zien vernietigd worden in de schoonste streken van zijn keizerrijk. Wij zeggen «tot zijn leedwezen,” want Karei V heeft al het mogelijke gedaan om den voortgang van die heillooze hervorming tegen te gaan en bitter griefde het hem, dat de beste pogingen, daartoe aangewend, schipbreuk leden. 2. In 1517 dan begon Luther, wijl hij zich in zijn hoogmoedige verwachting | bedrogen zag, een openlijk verzet tegen
de Kerk. Op de honendste wijze sprak hij over de kloosterlingen en priesters, over Paus en Kerk en randde de heiligste wetten en verhevenste geloofswaarheden aan. Hij, de afvallige priester*, durfde de Kerk van dwaling beschuldigen en kende in zijn waanwijsheid zich zelven een gezag toe, verheven boven dat des Pausen. Iedereen mocht volgens hem de H. Schrift verklaren naar eigen zienswijze en dus gelooven wat hij wilde. Er waren, zoo leerde Luther verder, geboden, die de mensch zelfs met Gods genade niet kon onderhouden; men moest evenwel maar trachten een sterk geloof te hebben, daardoor werd men ontwijfelbaar zalig, hoeveel zonden men overigens ook bedreef. Zie daar iets van Luther’s goddelooze dwaalleer; het kon niet anders of zij moest ontzettend veel kwaad stichten. Luther was echter niet de eenige die zich tegen de Kerk verzette; in Zwitserland en Frankrijk verkondigden Zwingij en Calvijn even groote dwalingen en zoo waren weldra de meeste landen van Midden-Europa door de ketterij besmet. 3. Maar, vraagt ge wellicht, hoe kwam het dat de menschen, die zoolang de zegeningen der Katholieke Kerk hadden genoten, zich zoo gemakkelijk lieten verleiden. Wij kunnen daarop antwoorden, dat het volk, door den voorspoed verblind, slecht was geworden en zich weinig meer stoorde aan de wetten Gods en der Kerk. Ook waren de menschen veelal slecht onderwezen in het godsdienstige en daardoor niet in staat de leugen van de waarheid te onderscheiden. Verder verkondigden de ketters eene leer, die de kwade hartstochten van den mensch streelde. Voegen we hier nog aan toe, dat de ketterij steun vond bij de vorsten, die zelven hunne onderdanen tot afval van de ware Kerk dwongen, dan zal ons de snelle verbreiding der dwaling zooveel bewondering niet meer baren enz. Blz. 81, 22e les. Filips II. 2. Filips II was, wat anderen van hem ook zeggen mogen, in menig opzicht een voortrekkelijk vorst. Hij was zeer godsdienstig en wilde ook den godsdienst door anderen geëerbiedigd zien. Eens was hij in de kerk en zag daar twee van zijn hovelingen, die met elkaar lachten en praatten. Na afloop der godsdienstoefening deed hij de schuldigen bij zich komen verweet hun hunne oneerbiedigheid en joeg hen daarna weg uit zijn dienst. Gedurende een veldslag, dien zijn leger den Franschen leverde, had hij voortdurend geknield, om de overwinning en God verhoorde zijn gebed : de vijand leed een gevoelige nederlaag. Was het te verwonderen dat zulk een vorst met alle kracht zich verzette tegen de ketterij, die reeds onder zijns vaders bestuur in ’t geheim in de Nederlanden was doorgedrongen en nu dreigde het hoofd voor goed op te steken'! Dit laatste punt vooral kunnen protestantsche schrijvers den Spaanschen vorst niet vergeven. Vandaar die hatelijkheden, die spot en hoon, welke zij Filips naar het hoofd werpen; vandaar hun schelden en schimpen, alsof hij inderdaad een dwingeland, een onderdrukker zijner onderdanen ware geweest! Wij, Katholieken, zien echter in die lage handelwijze van andersdenkenden, een groote eer voor Filips en het duidelijkst bewijs van zijn deugd en godsdienstzin. Blz. 110, 27e les (Het verraad van Rennenberg wordt aldus geschetst). 7. Dit laatste (onderwerping aan het Spaansche gezag) was b.v. het geval met de stad Groningen, Drenthe en het oostelijk deel van Overijsel of Twente, welke gewesten door Rennenberg aan Parma gebracht werden. En deze handelwijze wordt door de geloofshaters en de protestantsche schrijvers met den naam van verraad bestempeld 1 Wij Katholieken
kunnen niet anders dan zulk een daad prijzen; zij w'erpt immers geen blaam op hem die ze pleegde. De schuld was aan de zijde dergenen, wier trouweloosheid hem tot zulk een stap dwong. Blz. 110, 28e les. 1. De Spaansche vorst wilde echter zijne rechten zoo maar niet opgeven en daarom gelastte hij zijn landvoogd den oorlog met kracht voort te zetten. Deze kweet zich uitmuntend van zijn taak. Achtereenvolgens veroverde hij Maastricht, Brugge, Duinkerken, Aalst en andere steden, waar de ketterij had gezegevierd. 2. Zooveel voorspoed verschrikte Oranje en niet bij machte om de Republiek tegen Parma en Verdugo te verdedigen, ging hij over tot een stap, die hem niet tot eer verstrekt. Hij1 sloot namelijk eene overeenkomst met den Franschen vorst, waarbij hij zich verbond, in geval van nood, de geheele Republiek aan Frankrijk te brengen op voorwaarde, dat hem de grafelijkheid over Holland, Zeeland en Utrecht verzekerd werd. Wat dunkt U, zou zoo iemand den naam verdienen van Vader des Vaderlands? 3. Bij het ontvangen van zijn banvonnis had Oranje de onbeschaamdheid een verdedigingsgeschrift op te stellen waarvan hij een afschrift zond aan de meeste vorsten van Europa. Het was een stuk, waarin hij zijn koninklijken meester op de grievendste wijze hoonde en zijn eigen opstand wilde wettigen.” Dat noemt men geschiedenis en zulke ophitserijen zet men jonge kinderen voor en prent ze tegelijkertijd liefde in voor dat Oranjehuis. De Calvinisten zijn in hun geschiedenisboekjes natuurlijk niet milder dan de katholieken. Haat en onverdraagzaamheid wordt de kinderen jegens andersdenkenden ingepompt en ’t is begrijpelijk, dat na zóó’n opvoeding, die afkeer van aanhangers van een ander geloof met licht slijt. In »Kijkjes in onze geschiedenis”, een boekje voor de christelijke school, kan men lezen. Weet ge, wat Oranje doet, hij verkoopt zijn prachtige meubelen en kostbare sieraden, ja zelfs zijn tafelzilver. Zoo komt hij aan geld, doch raakt zoo ook zijn schatten kwijt. Doch hij weet, dat aardsche rijkdommen den mensch niet gelukkig maken en dat het ware geluk alleen bij den Heere Jezus Christus te vinden is. Hij verlaat de Roomsche Kerk met haar bijgeloovigheden en voegt zich bij de gemeente des Heer en. Dit nog uit de Geschiedenis van het Vaderland door J. de Jong: In Rome zetelt paus Julius II de soldaten paus, die in strijdlustigen ijver uitriep : »Daar de sleutel van Petrus niet meer deugt, leve dan het zwaard van Paulus”. Zijn opvolger Leo X, schold voor geld de grootste misdaden kwijt en stelde voor de Christelijke Maatschappij een tarief op, waarbij voor de grootste gruwelen de som bepaald was. De tijden waren rijp voor de Hervorming; het was ’s Heeren tijd. Luther was de man, tot reformator eener diep vervallen kerk bestemd. De Prostestanten schaarden zich van den zetel der anti-christelijkebijgeloovigheden af, geenszins omdat zij niet behoorden tot de katholieke kerk, maar omdat zij zonder geloofsverzaking, op hun eigen wettig erf, door bedervers der catholieke waarheid niet werden geduld. Het Protestantisme is de voortzetting der apostolisch-catholieke Kerk, waarvan het zoogenaamde catholicisme, gelijk het in de vijftiende eeuw en ook reeds vroeger bestaande, droevige verbastering was. Blz. 150. Bij het verhoor van den moordenaar Balthazar Gerards bleek, dat hij in overleg met den Hertog Van Parma gehandeld had en zijne daad de goedkeuring van den rector van het Jezuïetencollege te Trier had weggedragen. Te Rome juichte men en te ’s Bosch werd een Te Deum
gezongen, terwijl de moordenaar zalig gesproken werd. Blz. 83. Derde deel. De oorsprong van het liberalisme moet gezocht worden in het wezen en in de bedorvenheid van den menschelijken aanleg.” Voor verdraaiing, vervalsching noch voor de grootste leugens deinzen de samenstellers terug. Alle voorvallen en personen werden op hun Prokrustusbankje gelegd en uitgerekt of afgekapt tot zij passen in het Katholieke of Christelijke lijstje. Hoe gunstig staat de neutrale openbare school daartegenover. Alleen deze mag en moet ieder ’t zijne geven en daarom is alleen de openbare school de school. En ’t is natuurlijk niet alleen bij de geschiedenis, waar dit blijkt. In de openbare school wordt in tal van leeslessen waarheidsliefde, naastenliefde, eerlijkheid, gevoel voor reinheid en orde aangekweekt; door de kennis der natuur wordt gevoel gewekt voor ’t goede en schoone om ons heen en, ofschoon wij gaarne toegeven, dat dit ook op de bijzondere school gebeuren kan, toch kan men slechts op de openbare school alzijdig ontwikkelen. Daar alleen kan men van alle bronnen gebruik maken, zonder zich angstig af te vragen, of men ook in botsing komt met de voorgeschreven, vastgestelde leerstukken en daarom alleen is de neutrale school de eenig vrije. Een ding is waar; deze school onderwijst geen godsdienstige dogma’s, maar dit is haar geen schande; het is haar 3en eere. De school behoort te blijven buiten alle politiek buiten alle godsdienststrijd, want dit is niet »des kinds.” Hoe weinig vijandig overigens de openbare school staat tegenover de godsdienst blijkt hieruit, dat de lokalen voor’t godsdienstmderricht aan de kinderen worden beschikbaar gesteld; terwijl alle leerlingen gelegenheid wordt gegeven, ook tijdens ie schooluren, hun godsdienstonderwijs ;e volgen.
"Geschiedenis in de openbare en in de bijzondere school.". "Bredasche courant". Breda, 1904/10/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323173:mpeg21:p00001