EERSTE BLAD. BON. Aan onze lezers! Een succes boek! EEN DURE EED, DOOR YIRGINIE LOVELING. Bekroond met den Vijfjaarlijkschen Staatsprij voor Nederlandsche letterkunde uitgeschreven door de Koninklijke Vlaamsche Academie, De prijs van dit prachtige, uiterst boeiende boek is voor de geabonneerden op de Bredasche Courant slechts: Ingenaaid f 1,— Gebonden „ 1,40. Tevens nog tegen denzelfden prijs te bekomen: Coriielie Noordwal. KLEINE TREES. id. &ERALDINE.
De ondergeteekende wenscht te ontvangen: Ex. Loveling EEN DURE EED. Heb. f 1,40. Ex. j> » x> s lng’. „ 1,—. Ex. Cornelie Noord wal. KLEINE TREES. Ex. » » GERALDINE. WOONPLAATS: NAAM: BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien bet adres van: a. E. A. Soontiëns te-Breda, in koop verzoekende een stukje gemeentegrond, gelegen aan de Eellenoordeirttol • pn
b. het bestuur van de vereeniging »Bredasche Brokkenverzameling,” in huur verzoekende de voormalige maréchaussfékazerne in den Beijerd; Gelet op de aanschrijving van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 October 1857 (prov. blad no. 18) Brengen voorschreven verzoekschriften ter algemeene kennis, met uitnoodiging aan een ieder, die vermeenen mocht door de inwilliging daarvan in zijne rechten te worden verkort, om zijne bezwaren daartegen binnen acht dagen na dagteekening dezer, aan hen kenbaar te maken. Breda, 7 November 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
In BROESE’s Boekhandel, Groote Markt 33, VOORHANDEN: Je IÏLA VIEUAUSZUG van lis Sin. Prijs ƒ 1.30.
BEKENDMAKING. INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien het adres van: H. G. Bijl, wonende te Breda, vergunning verzoekende tot het oprichten van eene varkenslachterij en rookerij in het perceel, gelegen in deze gemeente aan den Tramsiogel 91 kadastraal bekend onder sectie A, n°. 5804; Gelet op de bepalingen der hinderwet;
Brengen de door den adressant gedane aanvrage ;er algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe trekkend verzoekschrift met de bijlagen, genoemd n art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Maandag 21 Nov. a. s., door burgemeester en wetïouders, des middags te 12 uur, ten gemeentehuize :ene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid ;e geven, om bezwaren tegen het oprichten van de voorschreven inrichting mondeling of schriftelijk in te rrengen. Zullende deze worden aangeplakt op het perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 7 November 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GUL JÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323186:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/11/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323186:mpeg21:p00001
Tijding uit Port-Arthur! Na hetgeen het Japansche gezantschap thans bekend maakt, kan men zeggen dat er geen rook zonder vuur is. Wel wordt geheel bevestigd wat wij schreven over het standhouden der forten Erloengsjan en Sangsjoensjan (daartegenover) maar het blijkt toch, dat de Japanners vorderen. Bij genoemde forten hebben zij den kam der contre escarpes, de wallen tegenover den muur van het fort bezet, hetgeen eerst kan geschied zijn, nadat de artillerie der verdedigers tot zwijgen werd gebracht, zoodat thans nog het zwaarste en moordendste werk: de bestorming overblijft, die echter ten slotte meestal tot de verovering voert. Wanneer de Japanners een dezer forten, ef misschien wel beide tegelijk, nemen, kan men verwachten, dat het met de vesting gedaan is. Dit tijdstip nadert onverbiddelijk. De praatjes over het in den grond schieten van oorlogsschepen, zijn, zooals men vermoeden kon, niet waar. Al zoo dikwijls heeten de Russische oorlogsschepen te Port-Arthur te zijn gezonken dat nu welhaast een vloot als het Oostzeeeskader op den bodem der haven zou moeten liggen. Evenwel werd een oorlogsvaartuig getroffen en werden twee gewone stoomschepen
tot zinken gebracht. De Japanners beschieten dus werkelijk de haven. De gevechten vóór de forten moeten wanhopig zijn geweest. Vele schansen werden in één dag genomen en heroverd. Thans is opnieuw rust ingetreden. Bennet Burleigli seint van 5 dezer; »alles was rustig en stil te Port-Arthur tot 6 uur heden-avond en er konden geeg schoten of bewegingen worden bespeurd”. Treffend is een brief van een der verdedigers van Port-Arthur aan zijn zuster, die aan de Roeskoje Slowo wordt medegedeeld en waarin gesproken wordt van een gevecht om een redoute, dat 27 uren duurde. De Russische commandant werd zwaar gewond en de Japanners lieten 500 lijken achter. Bij eiken aanval sneuvelden zij in grooten getale. «Zij kruipen vooruit als sprinkhanen en de massa wordt door de kanonnen veranderd in stukken vleesch”. Dien dag, 2 September, waren de belegeraars volgens den schrijver met 30,000 man versterkt. In het laatste nummer der Nowi Krai wordt medegedeeld, dat de kamer der redactie en de drukkerij van het blad door den vijand onder vuur is genomen. Een Russisch officier te Port-Arthur brengt in een brief, door The Daily Mail medegedeeld, hulde aan den moed der Japanners. ïDie mannen”, schrijft hij, «gaan zwijgend ter dood. Men ziet de wildste gevechten, maar zonder een kreet te hooren. »Te Itseshan zag ik een dichte massa spookachtige figuren ons bestormen. Onze kanonnen maakten telkens openingen daarin, zoodat men iets kon zien van wat daarachter was. Maar die openingen werden als door toovermacht weder gesloten en de massa’s schoven voort, terwijl onze manschappen de loopgraven verlieten en beschutting zochten in de forten. »Zij kwamen steeds voorwaarts, tot vlak bij ons. sDaar ontploften de ondergrondsche mijnen. De grond opende zich. Lichamen werden in de lucht geslingerd en vielen weder neer.... ïlk geloof, dat alle vindingen van militair genie onvoldoende zijn, deze helden terug te doen deinzen, die maar niet kunnen beseffen,
dat zoo lang wij ammunitie hebben, de vesting onneembaar is. Want altijd rukken zij weder op tot een nieuwen aanval”. De toestand op het slagveld in het noorden verandert weinig. Beide partijen, bepalen zich tot nachtelijke verkenningen, waarbij hetj natuurlijk nu en dan tot een botsing komt. Te Moekden gaat men nu ook gelooven, dat het Japansche leger den uitslag der operatiën te Port-Arthur afwacht om tegen Koeropatkin op te rukken. Ojama heeft belangrijke versterkingen ontboden. Na een week mooi weer is de thermometer plotseling 20 graden gevallen. Het sneeuwt thans voor het eerst en de soldaten hebben veel van de kou te lijden.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323186:mpeg21:p00001
DOOR CORNÉL1E NOORD WAL. 24. «Maar freule, permitteert u me u onder ’t oog te brengen dat u dat andante van Beethoven veel te langzaam speelt.” «Maar juffrouw, ’n andante F Dat kan toch nooit te langzaam zijn.” »I)us u maakt er’n largo van? Dat heeft Beethoven niet bedoeld, freule.” »0 maar ik heb mijn eigen opvatting. Ik vind ieder moet zoo zijn individueele opvattmg van een toonstuk hebben. Dat lees je ten minste altijd in de recensies in de couranten. Ieder kunstenaar geeft een rol of een muzikale schepping zo<5 weer, dat hij den stempel van zijn persoonlijkheid er op drukt ” Gerry zweeg, maar dacht zooveel te meer. Zij kon Malvina met haar eigendunk toch ónmogelijk aan het verstand brengen, dat zoo iets alleen bestemd is voor knnstenaars van den hoogsten rang; dat kan een f lanté, een Paderewski doen, maar een Malvina.... hm ... . En juist nauwgezette artisten zouden het een heiligschennis achten, het minst te veranderen aan de schepping van een groot meester. Malvina wilde Beethoven nog mooier maken, en speelde in het andante voorslagen en trillers van hare eigen vinding, die Gerry zoo echt a la freule Malvina vond. «Als Beethoven het kon hooren, zou hij zich in zijn graf omdraaien!” dacht Gerry. «Ik begrijp wat ’t voor Nel is. Eindelijk was de les afgeloopen , tot groot genoegen der onderwijzeres. Malvina vond, dat Gerry niet zooveel aanmerkingen had gemaakt als Nel, en zij vond dat veel pleizieriger; «dat gevit altijd.” «’tls ’nheel prettige les geweest, vind u ook niet F” *0 zeker, freule.” «Wat draagt u uw haar aardig .... zoo ineen knoop half achter op uw hoofd, weet u wel, dat die mode pas in Parijs is uitgekomen?” »ik kan ’tniet anders dragen; ’t is zoo vreeselijk zwaar.”
«En wat krult ’t; uit de natuur?” «Ja ; belaas.” «Helaas? u moogt er blij om zijn.” «Ik niet; ik vind ’teen vreeselijke last, freule.” Toen Gerry vertrokken was, probeerde Malvina beur niet al te overvloedig haar, in een grieksehen knoop te draaien, en daar hare lokken zeer steil waren, gaf dit kapsel haar het aanzien eener . . . Chineesche. Arthur, die niet verliefd was, zorgde er voor precies te kwartier voor twaalven thuis te zijn. En Arthur, die niet verliefd was, zette zich in ’t salon, waar pianoles werd gegeven. En daar zat zij ... . o, zonder hoed! .... hij had haar nog maar eens zonder hoed bewonderd. «Wat verrukkelijk haar .... als gesponnen goud .... en zoo dik. Neen maar ’t was .... hij had nog nooit zoo iets gezien! En hoe lief onderwees ze Madeleiue .... ze had zoo’n zachte stem .... zoo welluidend . . . .” De les was afgeloopen- Veel te gauw naar Arthur’s zin, Hij had haar nog wel een uur zoo willen bekijken. Hij kon juist haar profiel zien. Kon hij toch maar eens weten hoe zij heette .... En zie daar kreeg Madeleine den gezegenden inval om te vragen, of liever te zeggen: «Juffrouw, ik zou zoo graag weten hoe u heet?” Natuurlijk was Arthur, die niet verliefd was, in de hoogste spanning, terwijl zij lachte met haar helderen, vollen, zilverachtigen lach; ze fluisterde iets. «Ik versta u niet!” sprak Maddy, en dus herhaalde ze duidelijker: «Géraldine.” «Géraldine! o wat ’n verrukkelijke naam,” dacht Arthur, «ik heb hem nog nooit gehoord, ’tls net zoo iets voor haar .... zoo jjacht .... zoo dichterlijk : Gé-ral-di-ne. Dat moest Pan eens weten !” Maar Arthur zou ’t hem niet zeggen .... «Wat ’n mooie naam!” riep Maddy «vindt jij niet Arthur?” Niettegenstaande hij haar altijd over ’t hoofd zag of afsnauwde, volharde zij er in, overal zijn oordeel over te vragen, en hij zeide nu allerverplichtendst (een aartswonder): «Ja, ’tis ’nheel mooie naam. Én zoo’n zeldzame, ik heb ’m nog nooit gehoord.” «Ik ben genoemd naar een zuster van mama, die dood is. Maar thuis noemen ze me nooit zoo; Géraldine is veel te lang en daarom zeggen ze: Gerry.”
Arthur vond natuurlijk Gerry den aardigsten verkleinnaam dien hij ooit gehoord had. «Lieve kind, waar zijn mijn hoed en mantel?” «O, in de gang, Jaeob heeft ze opgehangen! antwoorde Madeleine, en wilde weghollen, doch haar broeder was haar vóór. Had ooit iemand van jonker de Saint Hubert gedacht, dat hij voor een muziekonderwijzeres een hoed en mantel uit de gang zou krijgen? Maar hij deed ’t, en heel graag ook zelfs. «Mag ik u helpen?” vroeg hij, toen ze haar hoed opgezet had, (iets wat hij graag had gedaan) en aan haar mantel begon. «O dank u; dat kan Ik wel alleen.” Maar hij vond dat ze ’t onmogelijk alleen kon, en hielp haar dus, en wijdde zijn bijzondere aandacht aan heur zijden nekkrnlletjes, en vond ’t heel naar dat een mantel zoo gauw aan was, en deed haar uitgeleide. Gerry, bang, dat de jonker weer zijn hand uit zou steken, snelde vlug als een hinde de deur uit, na een lichte buiging voor hem te hebben gemaakt, terwijl hij teleurgesteld bij de deur achterbleef; hij had bepaald op een hand gerekend. De kamer was zóó leeg, toen hij terugkwam ; «wat was er nu aan?” ’t Spijt me, dat ze weg is!” zuchtte Madeleine, toen hij binnentrad. «Vond je ’t prettiger van deze juffrouw les te hebben dan van de andere?” vroeg haar’ anders zoo norsche broeder, met de meeste belangstelling. «Ja, ze is niet zoo streng; ofschoon ik toch dol veel van juffrouw Nel hou.” Madeleine was uiterst verwonderd over haar broeders meegaandheid. «Hè, Arthur! ik wou dat je altijd zoo lief tegen me was.” «Zot kind, wat bazel je nou!” Hij kon toch geen lof aannemen die hem niet toekwam. «Ik bazel niet; maar hou je nu in ’t geheel niet van me?” «Zij trad naar hem toe, en greep zijn hand, hetgeen hij, wat als een wonder te beschouwen was, toeliet. Hij was dan ook zelf zeer verbaasd over zijn bijzondere toegeeflijkheid. «Geef me eens een zoen!” smeekte ze . . . .«ééntje maar. Ik hou wel van jou, al ben je nog zoo naar tegen me ... . toe, ééntje?” «Dan kan ik niet! nooit geleerd; geef me dat groene boek eens even aan.”
«Hè, en ik dacht dat je nu eens heel lief zoudt wezen,_ je begon al zoo aardig .... Je snauwt me altijd zoo af. Je wordt toch zelf ook niet ^raa* afgesuauwd P” «Ga nu alsjeblieft weg, hè?” «Ik ga morgen eens kijken hoe juffrouw Nel ’t maakt,_ en dan zal ik meteen, dadr vertellen hoe akelig je bent; kwam er nu maar oorlog, dan moest je tenminste mee.” «Je bent ’n heel liefhebbende zuster, maar je zult déar wel zoo goed zijn over mij te zwijgen, wantje zegt gewoonlijk niet veel goeds, als ’t mij betreft.” «Ik zal zwijgen, als je lief voor me bent «Nu, kom dan in vredesnaam maar bier!” Arthur zuchtte, al was hij op ’tpunt, het zwaarste werk te verrichten. Hij sloeg den arm om haar heen en trok haar tot zich, «O, nu ben je de aardigste groote broer, die er bestaat!” sprak Madeleine, die het wonder niet kon gelooven, en zij legde haar kopje tegen zijn gelaat. Eernande kwam binnen, gevolgd door Jaeob, die een groot borduurraam droeg. Volgens Jacobs vasthoudende beginselen, moest hij nu eigenlijk niet geglimlacht hebben, maar ’t komt wel eens voor dat men de werking zijner gelaatstrekken niet meester is, en dus glimlachte Jaeob. Hij was van den jonker I den stuggen, barseken, trotseken jonker, voor wien liet geheele dienstpersoneel bang als vuur was, zoo iets niet gewoon. Onder Jacobs conservatief vest klopte tocb nog een hart; bet deed hem goed, te zien, dat de jonker zijn arm, veronachtzaamd zusje eens liefkoosde, en daarom glimlachte Jaeob. Fernande zag het tooneeltje in de uiterste verbazins aan. «Ga nu maar weer heen, Maddy!” sprak Arthur woedend, omdat Jaeob geglimlacht had. »Ik moet eerst ’n zoen hebben, anders en er werd iets aan Arthur’s oor gefluisterd, en dat moest hij met een zoen afkoopen. «Hier dan ... . op elke wang een, nu zal ’t dan toch wel genoeg zijn?” «Is hij nu niet lief geweest, Nanny?” vroeg Madeleine naar haar zusters werk inziende. «Arthur, kijk eens wat ’n prachtige bouquet Nan borduurt!” Zij danste weer naar hem toe. «Ik begrijp niet hoe hij er toe gekomen is!” was het logisch gezegde van Eernande, terwijl zij twee kleuren rood bij elkander vergeleek. (Wordt vervolgd.)
"GÉRALDlNE". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323186:mpeg21:p00001