BÓN. A an onze lezers! Een succes boeit! EEN DURE EED, DOOR VIRGINIE LOVELING. Bekroond met den Vijfjaarlijkschen Staatsprij voor Nederlandsche letterkunde uitgeschreven door de Koninklijke Vlaamsche Academie. De prijs van dit prachtige, uiterst boeiende boek is voor de geabonneerden op de Bredasche Courant slechts: Ingenaaid f 1,— Gebonden „ 1,40. Tevens nog tegen denzelfden prijs te bekomen: Mie tortel. KLEINE TREES, ii. SEEALDIHE. De ondergeteekende wenscht te ontvangen: Ex. Loveling EEN DURE EED. Geb. f 1,40. Ex. » » » » Ing. „1, — . Ex. CornelieNoordwal. KLEINE TREES. Ex. » » GERALDINE. WOONPLAATS: NAAM:
EERSTE BLAD.
BEKENDMAKING. LICHTSTERKTE VAN HET GAS. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda irengen ter openbare kennis, dat, blijkens het apport van den heer dr. Reinders, in de maand
October 1904 de lichtsterkte van bet gas, berekend in Engelsche standaardkaarsen, bij een verbruik van 141,6 L. gas per unr, was: het hoogst 29 Oet. — 15,8 èn het laagst 8 » — 13,6 terwijl de gemiddelde lichtsterkte was 14,6. Zwavel in mG. per M8. gemiddeld 394. Ammoniak » » » » » 0,96. Koolzuur in volume-proeenten « 1,35. Breda, 8 November 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GUL.IÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323188:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323188:mpeg21:p00001
Zelfs de stemming in Petersburg over het lot van Port-Arthur begint r.u hopeloos te worden. De meest alarmeerende berichten doen er de ronde, en reeds wist men elkaar gisteren te vertellen, dat de vesting gevallen was. Uit Tsjifoe is nog een uitvoerig bericht door «Central News” geseind, waarin de gevechten ook na den 4den als onafgebroken en allerhevigst worden besproken. De Japanners gaan voort forten te nemen en bevinden zich een halve mijl van de Russische stellingen. Doch nog handhaven zich de Russen op het fort van den Gouden Heuvel, de Banwashan-en Liao-ti-sjantorten; hoewel zij reeds ontruimden de inboorlingenstad, daartoe gedwongen door het onhoudbare Japansche vuur. Maandag deden de Japanners een nieuwe wanhopige poging om de versterkingen om de Liao-ti sjanforten te nemen; het aan den ïnfanterieaanval voorafgaande artillerievuur was ont zettend. Met voorbeeldigen moed stormden de Japansche infanteristen voorwaarts, doch vielen linie na linie onder het neermaaiende vuur der verdedigers; ten slotte werden de pogingen dan ook opgegeven, omdat de verliezen der aanvallers te groot waren. Te Dalny komen dagelijks versterkingen aan, die onmiddellyk naar het belegeringsfront worden gezonden. De hospitalen te Dalny zijn opgehoopt met gewonden. De Standaard- correspondent te Petersburg zegt te weten, dat de Russische generale staf
bericht uit de belegerde stad on'tving, waaruit viel op te maken, dat het onmogelijk voor de bezetting was, om het langer nog dan vier dagen uit te houden. De Tsaar heeft aan een aantal officieren van het Port-Arthur-garnizoen onderscheidingen foe gekend, onder wie Smirnof, Kontratenko, Fock Nitikine en Biely. Van Kontratenko en Fock wil het gerucht, dat beiden gewond zijn. Aan meer dan eén kant wordt nog beweerd, dat mocht de vesting vallen het overgebleven eskader zeker nog een uitval zal trachten te doen En daarom rekent men, naar het schijnt, in Russische kringen zoo’n beetje, dat met een nieuwe sortie van de rest der Port-Arthur-vloot tevens de doodsklok luidt over de vesting. Toch zal men goed doen, niet blindelings geloof te hechten aan de voorspellingen van den aanstaanden val van Port-Arthur. Het heldhaftige garnizoen heeft ons voortdurend de grootste verrassingen bereid; zijn moed en strijdvermogen blijken niet geleden te hebben,.zooals men zou mogen afleiden uit de reusachtige verliescijfers van den vijand op Mikado’s verjaardag. En dan bestaat nog altijd de mogelijkheid, dat Stössel zich met zijn strijdbare soldaten op de bergforten van Liao-ti-sjan terugtrekt en vandaar de Japanners verhindert van de stad en de haven gebruik te maken. Er wordt gemeld, dat de Japanners bij Port Arthur de forten Erloengsjan en Soengsjoesan volkomen tot zwijgen hebben gebracht. De hoofdaanval is nu tegen Itsoesjan gericht.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323188:mpeg21:p00001
De Fransche nationalisten beweren, dat de vrijlating van kapitein Dautriche en zijn 3 medebeschuldigden moet uitloopen op de verwerping der revisie-aanvraag in het Wreyfus proces. Die bewering is zeer voorbarig. De vier offi ■ eieren werden beschuldigd de uitgaaf van een som van ƒ20,000 fr., bestemd tot het omkcopen van den anti-Dreylusistischen getuige Czernuski te hebben gedissimuleerd door wegkrabbing van een naam, enz. De generaals Delacroix en Delanne, die de beschuldiging eerst gesteund hadden, kwamen plotseling aan den krijgsraad
verklaren, dat zij hun bandteekening onder de volmacht tot betaling dier som herkenden. Dat bewijst volstrekt niet, dat de 20,000 fr. niet besteed zijn om den befaamden Czernuski om te koopen, maar misschien, dat de beide generaals onder den invloed zijn gekomen van generaal De Gallifet, den aartsvijand van Dreyfus en van generaal André, met wien zij, alvorens te getuigen, overlég hebben gepleegd. Op de herziening van het Dreyfus-proces zal dit echter bezwaarlijk invloed kunnen hebben. Het Hof van Casatie heeft zijn enquête voortgezet en deze heeft voor Dreytus’ beschuldigers verpletterende feiten aan het licht gebracht. In de volgende maand zal naar men verwacht het eigenlijke revisie-proces kunnen beginnen. Het gevolg van de zaak-Dautriche kan alleen zijn, dat het Hof van Cassatie besluit het vonnis van Rennes te casseeren zonder verwijzing naar een van die krijgsraden waar alles zoo zonderling toegaat. De mededeeling van het openbaar ministerie in de zaak iBautrtclie, die plotseling een eind gemaakt heeft aan het proces, was van den volgenden inhoud: «Tot de vervolging, ingesteld tegen luitenantkolonel Rollin en de kapiteins Francois en Marechal, was besloten op verklaringen van de generaals de Lacroix en Delanne voor het Hof van cassatie. Aangezien nu deze opperofficieren hun verklaringen aanmerkelijk gewijzigd hebben ten gunste van de beklaagden, is mij van hoogerhand opgedragen, de klacht in te trekken. Naar mijne opvatting geldt deze maatregel ook den heer Dautriche, wiens schuld met die van de overige officieren zou samenhangen.” Deze verklaring wekte zooveel opschudding, dat de rechtbank twee uren lang met gesloten deuren beraadslaagde. Bij de hervatting van de openbare zitting las mr. Jules AulTray namens de verdediging een lang protest voor tegen de beschuldiging waaraan hun cliënten hadden blootgestaan. Daarin heet ’t onder andere dat de aanleiding tot de beschuldiging ongetwijfeld gezocht moet worden in de hoop, dat de vervolging, tegen de vier officieren
ingesteld, zou leiden tot ontdekking van he lang gezochte nieuwe feit in een proces waaraai al deze beschuldigden geheel vreemd zijl gebleven. Lord Lansdowne, den Engelschen ministei van buitenlandsche zaken heeft aan een feestmaa gesproken over het Russisch Engelsclu Incident. Den toestand samen vattende, vroeg Lans downe: Was het voor Hr. Ms. regeering mogelijl meer te verkrijgen dan verkregen is? ftooi heeft een partij in geding meer vertrouwer gehad in de rechtvaardigheid van haar zaak dar wij. Het was een geheel onverwacht en dooi niets uitgelokt voorval. Van andere lastige en ontstemmende voorvader uit den oorlog sprekende, zeide de minister: In een oorlog hebben de oorlogvoerenden rechten, die wij allen erkennen. Het zou ongelukkig zijn, als wij nu eenig voorrecht van oorlogvoerenden verloren die wij, indien wij zelf in oorlog zijn. zouden wenschen uit te oefenen. Ik ben hoopvol genoeg — vervolgde de minister — om te zeggen, dat er uit dezen oorlog waarschijnlijk iets goeds zal voortkomen. Het is mijn hoop en geloof, dat deze vreeselijke oorlog een prikkel zal geven voor den wensch, die reeds bestaat, naar een minder lompe en brutale manier om geschillen tusschen volken uit te maken. De wensch is, geloof ik, wijd verspreid, dat arbitrage de mode wordt. Engeland heeft in de laatste drie jaar acht of negen lastige gevallen aan arbitrage onderworpen. Ik zelf heb vijf arbitrageverdragen geteekend en over twee andere wordt onderhandeld. Choate, de Amerikaansche gezant, vroeg mij nog gisteren, of wij niet bereid waren een dergelijk verdrag met Amerika te teekenen. Wij hebben ook het verzoek van president Roosevelt om aan een tweede Haagsche conferentie deel te nemen niet afgeslagen. Is het niet beter, de zaken zoo te regelen, dat er in het geheel geen geschillen rijzen ? In dit verband herinnerde Lansdowne aan de overeenkomst met de bevriende Fransche Republiek. Hij geloofde, dat er daardoor tusschen Engeland en Frankrijk betrekkingen van den innigsten en hartelijksten aard gevestigd zouden worden en een betere politieke atmosfeer geschapen zou worden. De twee landen zullen er door in staat zijn, een nuttigen invloed ten bate van den vrede op andere mogendheden uit te oefenen. Wij hebben daarvan de laatste dagen iets gezien in de hulp, die wij van de Fransche regeering gekregen hebben om het tusschen Engeland en Rusland tot een vriendschappelijke schikking te brengen.
Lyttelton, de Gngelsche minister van koloniën, heeft, te Leanington het woord voerende, gezegd, dat de tekst van de overeenkomst met Rusland in zake de commissie van onderzoek betreffende het voorval op de Noordzee, gelijk hij in de bladen openbaar gemaakt is, niet juist is. Men zal goed doen zijn oordeel op te schorten tot de officieele tekst bekend wordt gemaakt, hetgeen weldra zal gebeuren. De Engelsche regeering heeft haar eischen, van den aan vang af gesteld, gehandhaafd. Zij heeft de uitdrukkelijke belofte van den tsaar, dat wie er schuldig wordt bevonden behoorlijk gestraft zal worden. Er is een goede hoop, dat de eischen der Engelsche regeering nagenoeg onmiddeilijk ingewilligd zullen worden. De Norddeutsche Algemeine Zeitung schrijft: Een aantal buitenlandsche bladen, die alle incidenten van de buitenlandsche politiek plegen te misbruiken om tegen Duitschland te stoken, hebben de jongste gebeurtenissen in de Noordzee in verband gebracht met waarschuwingen, die van Duitsche zijde aan de Russische regeering of aan het Russische marinebestuur gezonden zouden zijn. Al zulke geruchten zijn geheel ongegrond. Van Duitsche zijde zijn geen waarschuwingen gegeven, ook heeft men niets verdachts waargenomen dat zou wijzen op plannen door middel van mijnen, torpedo’s ot dergelijke tegen de Russische Oostzeevloot. Wij weten niet — zoo gaat de Norddeutsche voort — of er wellicht van een anderen kant gewaarschuwd is, en welke beteekenis zulk waarschuwingen kunnen hebben ter beoordeeling van het voorval bij de Doggersbank maar wij voor ons zijn tevreden als de binnenkort bijeenkomende internationale commissie zich met de opheldering van deze kwestie bezighoudt. De Russische consul-generaal en een maritiem attaché zijn in Port-Saïd naar Cairo gegaan en hadden een onderhoud met den plaatselijken consul, dat den geheelen middag duurde. Buitengewone maatregelen zijn genomen om Het Suez-kauaai te beschermen, bijzondere wachten zijn aangesteld om de oevers af te patrouilleeren. De Russische consul-generaal had ook een onderhoud met den gouverneur van het Suezkanaal en der. hoofdagent. Hij kreeg geruststellende verzekeringen betreffende de behandeling van de Baltische vloot. Daarna keerde hij naar Cairo terug. De Fransche Hamer heeft met 415 tegen 141 stemmen het verzoek tot het instellen van een vervolging tegen den afgevaardigde Syveton ingewilligd. Te Lissa is een dertienjarige schooljongen tot een gevangenisstraf van drie maan- ] den veroordeeld wegens majesteitsschennis. In | een uitvoerig artikel komt de Voss. Ztg. \
tegen dit vonnis op, dat het geheele volgend leven van dezen ongelukkigen knaap kan vernietigen en het blad wijst er op, dat de openbare meening zal betreuren, dat d^kwajongensstreek niet met een schoolstraf, maar met een rechterlijk vonnis en zijn gevolgen moet worden geboet. En de Fo-ss. Ztg. vindt tevens in dat geval een aanleiding om op het treurig verschijnsel van het steeds in aantal toenemen der vervolgingen wegens majesteitsschennis te wijzen. Heneraal Anilré is zoover hersteld, dat hij aan de Humanité een intervieuw toestond. De minister besprak o. a. het gerucht, dat zijn zoon, officier te Vincennes, Syveton zou willen uitdagen. Al was hij (André) 67 jaar, toch voelde hij zich nog jong genoeg om den aanrander zelf te woord te staan, maar hij wenschte iemand als Syveton aan de rechtelijke vervolging over te geven. Voorts herhaalde de minister zijn verzekering, dat hij op zijn post blijft, zoolang een Kamer-votum hem niet verdrijft. De heer Syveton heeft een hartelijke gelukwensch van zijn vriend.... Deroulède ontvangen. Een latere tijding meldt: Generaal André’s toestand wordt bedenkelijk. Een hersenaandoening heeft zich geopenbaard, waarvan men nog niet weet of zij aan den lichameiijken of den geestelijken schok moet worden toegeschreven. De Kamer-commissie, die zal hebben uit te maken of Syveton kan worden vervolgd, bestaat uit 9 leden die daarvóór en 2 die daartegen zijn. Syveton heeft zijn getuigen gezonden aan kapitein De Gail. Graaf Pückler, «te brallende antisemiet, heeft eindelijk eens gekregen wat hij verdiende. Bij het uitstappen uit zijn rijtuig hebben twee personen hem aangegrepen en ; een flink pak slaag toegediend. ’s Avonds kwam hij met zijn hoofd in een verband op een antisemitische meeting, waar hij zich natuurlijk voordeed als een slachtoffer der joden, waarin hij aanleiding vond den aanwezigen aan te bevelen dezen zoo spoedig 1 mogelijk te verdelgen, Zooals men weet zal de ïDreschgraf” binnen- 1 kort tegen zulke aanvallen gevrijwaard zijn ' door de sterke muren van de gevangenis.
Roosevelt is herkozen tot president der Vereenigde Staten. Hij heeft een proclamatie uitgevaardigd, waarin hij zegt, diep getroffen te zijn door de eer die het Amerikaansche volk heeft bewezen, en het vertrouwen, betoond in wat hij gedaan heeft en trachtle te doen. Hoewel zijn eerste presidentschap niet den vollen termijn geduurd heeft, zal hij zich in geen geval opnieuw candidaat stellen, noch een nieuwe candidatuur aanvaarden, overeenkomstig het goede gebruik, dat een president der Unie slechts eenmaal herkozen behoort te worden. Parker heeft aan Roosevelt geseind: Het volk heeft door deze stemming met nadruk uw bestuur goedgekeurd. Ik wensch u geluk. Roosevelt heeft Parker telegrafisch bedankt voor zijn gelukwensch. Roosevelt heeft het volgende telegram van keizer Wilhelm ontvangen: »Hartelijkstegelukwenschen. Moge de Hemel u voorspoed geven. Quod bonum felix faustumque sit populo americano” (aan het Amerikaansche volk al wat goed, gelukkig en gunstig is.)
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323188:mpeg21:p00001
CORNÉLIE NOORD WAL. t 25. Hij begrijpt ’t zelf ook niet 1” klonk ’t grimmig van achter de courant. » Hij begint, geloof ik, z’n verstand te verliezen.” «Of te krijgen!” riep de ondeugende Madeleine steeds ronddansend. «Doe dat niet, Maddy! Mijn rozen worden vol stof!” want voor Fernande bestond er op dezen aardbodem bijna niets gewicktigers dan borduurwerk. Toch keek zij van tijd tot tijd met een smartelijkpeinzenden trek op haar gelaat naar Arthur, die voor haar nog nooit lief was geweest. Jongejuffrouw Verster was uiterst verbaasd een andere dame in plaats van Nel te zien. «Is u een andere pianojuffrouw ?” »Ik ben de zuster van de dame van wie n anders les krijgt, die is ziek vandaag, vindt u dat niet naarP” Gerry vondt dat zij nog nooit zulk een dik kind had gezien. «Wat een exemplaar!” dacht ze. «Dat is jammer, ja. Ik wou dat ik vandaag geen gamma’s hoefde te spelen. Geen gamma’s geen vingeroefeningen, geen études, bah!” »Houd u daar niet van?” «Ik kan ze niet uitstaan!” en krampaehtig balde zich de vuist dezer toekomstige Sophie Menter. «Nu voor éénen keer, moogt u dan stukjes spelen.” »lk vind u veel liever dan uw zuster!” riep de leergierige juffer, en smeet tegelijkertijd het heerlijke boek dat de heer Julius Knor zeker tot straf van alle jeugdige klavierspelers heeft gecomponeerd, in den versten hoek van het vertrek. «Eigenlijk moest ik ’t achter de piano gooien .... maar ’t zal me niet helpen. Ik heb ’t verleden ook al eens gedaan, en toen moest de meid ’t er voor ma weer met een tang onder uit halen. Ma wil niet dat ik uitschei, ziet u.” «Daar heeft uw ma groot gelijk in; dat is héél verstandig van haar.” «Maar dat vind ik niet! Ik wou dat er vannacht brand in de huiskamer kwam; vlak bij de piano!”
«Och ja, Pan heeft gelijk” .... ik geloof ’t waarachtig ook, dat ik zoo gek ben, om . . . .” Arthur haalde, iu zijn eigen heiligendom gezeten, waarvan hij de deur ten overvloede nog had afgesloten, het roode lintje voor den dag, dat hij uit Gerry’s mof had gehaald. «Draagt ze zeker om haar hals .... wat zal dat lief staan, bij’r blonde haar . . . .” Hij haalde het door zijn vingers, wreef het, streelde het, alsof hij nog nooit van zijn leven een rood lintje gezien had. Acht dagen later kon een oplettend toeschouwer, met een scherpen blik, zooals de conservatieve Jaeob, nog iets anders waarnemen. «Is de jonker nou gek?” vroeg Jaeob, zijn schrale wenkbrauwen fronsend, en zijn linkerslaap peinzend wrijvend: «Toen ik hem voor ’t tweede ontbijt kwam roepen, veegde hij z’n mond af met ’n rood lintje, en Ka heeft me van morgen nog twee schoone handdoeken bij hem laten brengen .... nee, maar .... dat is nou toch niks op z’n grootélui’s; ik zou ’t nog geen eens doen.” Gerry had het roode lintje, waarvan zij nog driemaal zooveel moest hebben, bij wijze van staaltje in haar mof gestoken op bevel van Fransje, omdat er anders van die heele boodschap niets Kwam, want Gerry was zóó vergeetachtig. Fransje moest haar altijd narijden! En nu was het roode lint weg; hoe kon men nu dezelfde kleur krijgen, hoe? Het was iets wanhopigs. «Je bent toch zóó slordig, Ger .... je hebt ’t niet in je mof gedaan . . . .” «Fransje, ik ben zoo zeker er van, dat ik ’tin mijn mof had, als dat ik hier voor je sta.” «Maar je mof is toch gevallen, en toen heeft de jonker ’m opgeraapt .... dus . . . .” «De gans zal ’t er uit geslingerd hebben!” zuchtte Gerry, «mannen zijn zóó onhandig, misschien dacht hij dat ’t ’n vodje was. Ik dank den hemel, dat Nel weer beter is; ik zou niet graag alle dag les geven, vooral niet bij Versterretje en freule Malplus vina. «En ik wil hem ook niet weer zien! ’t Is beter alle ontmoetingen te vermijden, duizendmaal beter,” dacht ze.
HOOFDSTUK XV Oom verrast de Familie, en Nel verrast een zeker heer; een pakje op den laten avond. Het was den dag vóór St. Nicolaas, en ten huize van den heer en mevrouw vau Puffel heerschte groote drukte. Niet dat zij nu zooveel werk van dit feest maakten, maar die bereddering was van wege de Kerstsehoonmaak. Mevrouw van Puffel, die dol op schoonmaken was, wilde tegen Kerstmis «schoon zijn,” tot groot verdriet van Dientje, die aan schoonmaken een broertje dood had en dus de volkomene sympathie van Buning’s dokter Petter zon gehad hebben. Eduard de Hart was overgekomen, en op dien bewusten ochtend vóór St. Nicolaasdag, zat hij in het donkere morgenuur, in de zindelijke huiskamer van oom eu tante van Puffel, die nog niet beneden waren. Den vorigen avond namelijk, hadden zij over de meiden in de buurt zulk een verschrikkelijk lang gesprek gevoerd, dat zij eerst zeer laat waren ingeslapen. Mevrouw van Puffel wist niet waar het naar toe moest, en meneer had liet hoofd geschud, en geknikt als een bevallige Mandarijn. Dientje bracht nu het ontbijtservies binnen. Eduard keek mistroostig het raam uit. Den dag te voren was hij bij de van Aldenburgs geweest en had Nel niet thuis getroffen, en al zag hij haar na maar als zij boos was, bleek dat toch beter dan in ’t geheel niet, want hij kon haar maar niet vergeten: «zijn kleine Nel.” En hij maakte zich nu naar en akelig, door op te roepen allerlei visioenen van mogelijke medeminnaars. «Zeg, Dientje, hoe laat is ’t? Ik geloof dat mijn horloge nagaat.” «Sjees! ’t is wat te zeggen; ’t is zóó donker .... je ken ’thaas gaar niet zien; ’tis bij hallelf ach, meneer!” zei Dientje. '«Hm,” zei Eduard. «En nou iu die donkere dagen, mot ’n mens nog an de schoonmaak,” hervatte het nijvere Dientje, «je hoef eigenlijk niet eens te stoffe, want g’n mens ken der wat van zien, of je gestof heb of nietes . . . .” «Wanneer begin je aan deze kamer?” «Na ’t ontbijt, jongeneer, meneer bedoel ik.” «Dan zal ik maken, dat ik weg kom!” zeide Eduard vastberaden.
«Hè, ik wou dat ik dat ook kon zegge, meneer; u heb ’t toch maar makkelijk.” «Troost je Dientje, de wereld verandert zóó tegenwoordig, misschien komt ’ternog wel eens van, dat een dienstmeid student wordt.” «Nou maak u der ’n grap van, hi hi bi! . . . . maar ik wou allevel alvast maar, da ’k ’n goeje stedent was, hoor! hi hi! . . . . «Heeft Dientje iets van ons gezegd, Eduard?” vroeg mevrouw van Puffel, zich voor het theeblad zettend. «Je moet niet met haar praten, Eddy . . . .” «Dat heb ik niet gedaan, tante, ik kan toch niet helpen, dat u ’n geëmancipeerde dienstmeid hebt, die student wil worden, maar al had ze u nu belasterd en belogen, . . . . u kunt toch haar tong niet vasthouden; als zij uw deur uitkomt, kan ze immers toch vertellen wat ze wil, waar en onwaar . . . .” Mevrouw’s gelaat werd purper bij die gedachte, en manlief moest er zijn oordeel over zeggen ; «Een .... dienstmeid .... die .. . . haar .... werk .... niet .... doet .... en .... en .... standjes .... kr . . krijgt .... belastert .... de menschen .... Een huisnaaister . . . . die . - . . goed .... ver .... knipt .... en goed steelt .... bij .... de ... . men .... schen .... en .... een .... las .... ter ... . tong is, be . ... lastert ook de ... . men .... schen .... en ... . zoo .... ko . . . . men .... de praat . . . . jes in . . . . de .... we ... . reld .... afgunst .... en .... nijd .... en beest .... beestachtigheid «En .... en .... daar .... heeft .... E .... du .... ard ... . gelijk .... in ... . daar .... kun je . . . niets .... aan .... doen .... want .... ’t . . kwaad .... beeft .... veel .... invloed bij .... de ... . menschen .... meer .... dan . . . . ’t goed .... en .... de meesten .... zijn .... dol ... . op ... . laster . . . .” «Ik begrijp niet dat je je geld aan die lorrepijperijen verspilt!” sprak oom Frans tot zijn vrouw, die aan tafel St. Nieolaasverrassingen zat klaar te maken. «Ik ben niet van plan ’n cent te geven.” «Maar je wilt toch wel graag wat hebben, hè?” «En wat krijg ik dan? ’t Is de moeite waard!” hernam de kapitein. (Wordt vervolgd.)
"GÉRALDINE". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323188:mpeg21:p00001