EERSTE BLAD.
Veranderingen in kI vei*t.en tie n pelieve
men steeds op den dajj der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden {ugeslaan. BE UITGEVERS.
BON. Aan onze lezers! Ken succes boek! EEN DURE EED, DOOR YIRGINIE LOYELING. Bekroond met den Vijfjaarlijkschen Staatsprtjz voor Nederlaiidsche letterkunde uitgeschreven door de Koninklijke Vlaamsche Academie. De prijs van dit prachtige, uiterst boeiende ' boek is voor de geabonneerden op de Bredcische Courant slechts: Ingenaaid f 1,— Gebonden „ 1,40. Tevens nog tegen denzelfden prijs te bekomen: Cmelie Soorflwal. KLEINE THEES, ii. GERALDINE. De ondergeteekende wenscht te ontvangen: Ex. Loveling EEN DURE EED. Gleb. f 1,40. Ex. « » » « lng> »1» ■ Ex. Cornelie Noord wal. KLEINE TREES. Ex. » » GERALDINE. WOONPLAATS: NAAM:
Behangerij. Bedden fabr iek. ais. mum, Veemarkt 32. Interc. Teleph. 212. BREDA. Magazijn ,De Vlindér5. inpriekt voor ptale MEUBiLMNG. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Stoffeer der ij. Meubelfabriek.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323193:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/11/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323193:mpeg21:p00001
ln de Begroeting der gemeente voor 1905 vinden wij in Hoofdstuk Y1I art. 5: Kosten van verzekering tegen brandschade /BSO, werkelijke uitgaaf in 1903 ’t f 575,095. lij • Bij het afdeelingsonderzoek werd in dv een sectie algemeen gevraagd, of er de geen mogelijkheid bestaat van wege de to gemeente een onderlinge brandverzeke- m ring op te richten, daar de brandweer ne toch hoofdzakelijk werkt in het belang van particuliere assurantie-maatschap- bi pijen. w' Burgemeester en Wethouders ant- bi woordden daarop : h< «Twijfelachtig is, of het onder de vt heerschappij der thans nopens de gemeen- zc terekeninggeldende voorschriften bestaan- VI baar is dat reservefondsen worden ge- vi schapen zonder wetswijziging. Zoolang ai die twijfel, welke niet hier maar ook n: elders bestaat, niet is opgeheven, kan, s( naar het oordeel van B. en W., het be- ei trekkelijke onderwerp geen punt van d overweging uitmaken. zi Voorshands kunnen B. en W. wel v zeggen, dat zij het risico eener eigen v brandverzekering niet gaarne zouden n aanbevelen.” g Hiermede was deze zaak voorloopig v van de baan want bij de openbare be- g handeling heeft geen der leden nog over z dit punt gerept. b Wij allen zijn uiterst voldaan over onze goed ingerichte, snelwerken- » de en actieve brandweer — en de c brandverzekering-maatschappijen niet v minder vermoed ik. Door dien staat van v zaken nu wordt het rechtsgevoel niet t ten volle bevredigd. Uit de gemeente- i kas, d. w. z. uit de beurzen van alle be- t lastingbetalers, wordt jaarlijks een wis- z selend bedrag (voor dit jaar /2338 voor \ het volgende /2038) uitgetrokken, waar- s door voornamelijk de eigenaren van ge- I bouwde eigendommen worden gebaat. 1 Nog onredelijker lijkt het, dat het voor- i deel den assuradeur toevalt; want de eigenaar draagt als zoodanig door de i opcenten op de rijksgrondbelasting be- 1 hoorlijk in de kosten der gemeentehuis- 1 houding bij , terwijl de assurantie-maat- 1 schappij door de zorg der gemeentelijke 1 overheid haar risico aanmerkelijk verlicht 1 ziet, zonder dat harerzijds eenige praes- ( tatie daartegenover staat. Zuiver theore- £ tisch zou de eigenaar van perceelen in ] eene gemeente, waar de brandweer goed 1 en doelmatig is, daarvan altijd profiteeren, i omdat de assuradeuren bij het bedingen 1 der premies met het geringere risico 1 rekening zullen houden; de ervaring 1 leert echter dat dit niet het geval is. Bij i het vaststellen der premies houden assu- : radeuren wel rekening met speciale ge- i varen (ontplofbare stoffen, belendende perceelen enz.) doch niet met de ligging ’ in deze of gene gemeente. Wat lijkt nu eenvoudiger dan dat de gemeente zich belast met de risico, hetwelk zij zelf met inspanning en kosten tot een minimum te reduceeren verplicht 1 is. Wanneer zij als verzekeraar van alle gemeentelijke perceelen optreedt dan ’ zullen ook haar alleen de voordeelen van . de opofferingen, die zij zich voor de ■ brandweer getroostte in den schoot vallen.
t Is waar , een dergelijk stelsel is moeieijk doorvoerbaar zonder verzekerings- 1 Iwang tegen alle inwoners en uitwonen- t le eigenaren, waarbij de brandpremie r ot belastingbijdrage wrnrdt verheven — t naar voor eenigszins radicaal aangelegde ( laturen is dat het minste bezwaar. t Het is van algemeen belang dat de 1 mrgerij en de gemeenschap zelve zoo < veinig mogelijk schade ondervinden door i rrand; vandaar politievoorschriften op i iet bouwen van huizen, strafbaarheid ran brandstichting, bepalingen tegen zorgeloosheid, brandweer, verzekering. Wanneer nu de gemeente behalve de vier eerste zorgen niet ook de laatste aanvaardt ontstaan de volgende nadeelen : niet ieder verzekert zich tegen brandschade , de verzekeringmaatschappijen en niet de gemeente ontvangen hetgeen de burgerij opbrengt en ter bestrijding zou kunnen dienen van de kosten der vier eerstgenoemde gemeente zorgen. Ook worden nu oververzekering en ongerechtmatigde schade-uitkeering in de hand gewerkt, de hypothecaire schuldeischers vinden minder waarborgen, boedels van geringe waarde worden moeielijk verzekerd en dikwijls wordt meer premie betaald dan volstrekt noodig is. De Ver zeker ings-b ode heeft een rubriek «Spelen met brandverzekering,” waarin meestal zonder commentaar de rapporten worden afgedrukt, die in de algerneene vergaderingen van tal van onderlinge brandwaarborgmaatschappijen worden uitgebracht. Wie ook maar een flauw begrip heeft van het beginsel van verzekering ziet terstond hoe volkomen onwetenschappelijk tal van onderlinge maatschappijtjes worden opgericht en beheerd. Het onderlinge stelsel was de oorspronkelijke vorm van verzekering en heeft zijn diensten bewezen — nu echter is ’t min of meer uit den tijd. Het publiek verlangt vaste premiën. Geen particuliere maatschappij heeft eene afdeeling voor onderlinge verzekering aan haar bedrijf verbonden, wel ziet men veelvuldig ’t tegenovergestelde : dat onderlinge maatschappijen naast haar eigen onderneming een naamlooze vennootschap oprichten tot verzekering op vaste premiën. Dat heeft goede reden. Alleen bij het stelsel met vaste premiën heeft men zekerheid niet op een gegeven oogenblik, als de maatschappij zware verliezen lijdt, een belangrijk bedrag te moeten bijpassen, een kans te grooter, omdat daar ieder verzekerde zelf als brandverzekeraar optreedt, d. w. z. een bedrijf uitoefend, waarvan hij geen verstand heeft. De techniek van het verzekeringswezen heeft zich, onder den drang der concurrentie zoo sterk ontwikkeld, dat vakkennis minder dan ooit kan worden gemist: bij het vaststellen der premiën, bij het invoeren van verbeteringen, bij het toezicht op aangeboden risico’s, bij de voorzorgen tegen brandstichting, bij het regelen der schadevergoedingen, bij het aanbevelen van voorbehoedmiddelen tegen brand in verzekerde onderneminaon enz.
Dan moet ook — daar verzekering berust op de wet der groote getallen — een solide maatschappij haar risico’s verdeelen, niet in een kring ophoopen, waardoor zij in zeker opzicht tot slechts één risico worden. Men verbeelde zich den toestand van eene gemeentelijke brandverzekering in ’t geval Aalesund, de Noorsche stad, die in ’t begin van dit jaar vrijwel geheel door brand vernield werd. Voor een juiste beoordeeling van de mogelijkheid en doelmatigheid eener gemeentelijke brandverzekering, is het noodig dat men zich rekenschap geve van haar economische strekking. Deze is geen andere dan dat alle ingezetenen als ’t ware deelgenooten zijn in een onderlinge maatschappij, tot welke deelgenootschap zij gedwongen zijn. Natuurlijk zou bij eene gemeentelijke brandverzekering der ingezetenen niemand geweigerd kunnen worden zich te verzekeren en het gemeentelijk brandverzekeringsbureau zou in de eerste plaats begunstigd worden door personen, die door geen enkele voorzichtig bestuurde maatschappij worden aangenomen en ten tweede door lieden, die hun goederen tot hooger bedrag willen verzekeren, dan waarvoor particuliere maatschappijen hen willen assureeren. Hier staat echter tegenover, dat beide klassen van personen samen een zeer kleine minderheid vormen bij de verdere bevolking, die bona fide is. Ik heb getracht in het bovenstaande onpartijdig eerst de voordeelen en daarna de nadeelen na te gaan, die ik heb kunnen opsporen bij eene gemeentelijke brandassurantie. De opmerkingen zijn onvolledig, althans ik vermoed wel dat ze dat zullen zijn, omdat ons land , zoover mij bekend, geen voorbeelden biedt van steden, waar bedoeld stelsel bestaat. En nu mogen de tegenstanders van gem. brandverzekering waarschuwend herinneren dat things done without example are to be feared — dergelijke redeneeringen houden den vooruitgang tegen. Als wij allen blijven wachten tot een het voorbeeld gegeven heeft komt er nooit een eerste. Indien men echter beslist eerst zoo’n stelsel in de praktijk kennen wil, dat men zich naar het buitenland wende, waar in verschillende steden deze soort van verzekering is ingevoerd. Ten slotte zij er aan herinnerd dat de commissie uit den Haagschen gemeenteraad belast met het onderzoeken van dit vraagstuk, een rapport uitbracht dat de gemeentelijke brandverzekering aanbeval, welk rapport tevens een verzoek aan de regeering bevatte om meerdere vrijheid in het algemeen, wat de ge■ meentelijke wetgeving op het punt van • brandverzekering betreft.
"Gemeentelijke Brandverzekering.". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323193:mpeg21:p00001
.QUt) erts: tüien. J. 0. VAN REIJN & Zn., In Assurantiën en Wijnen. STEENWEG 377, PRINSENHAGE.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/11/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323193:mpeg21:p00001