OPROEPING TOT INSCHRIJVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gelet op artikel 17 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad n°. 72) , betrekkelijk deNATIONALE MILITIE, waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij het Kon. besluit van 17 September 1901 (Staatsblad n°. 212); Brengen ter kennis van belanghebbenden: dat ieder mannelijk Nederlander, en ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander, die op den lsten Januari van het jaar 1905 zijn 19de jaar is ingetreden, namelijk die geboren is in het jaar 1SS6, onver schillig, of hij al dan niet redenen van vrijstelling meent te hebben, verplicht is zieh in de maand Jannari 1905 voor de militie te doen inschrijven; dat in verband hiermede de aandacht wordt gevestigd op de artikelen n°‘. 13, 14, 15, 16, 18 en 166 van bovenbedoelde wet. Burgemeester en wethouders voornoemd roepen mitsdien de personen, die in 1885 geboren zijn en wier inschrijvingen, krachtens bovenaangehaalde wetsbepalingen in deze gemeente behoort te geschieden, op, om zieh ter inschrijving aan te melden ten gemeen^ehuize alhier, als:
Zij wier geslachtsnamen beginnen met de letters: A, B, C en D, Donderdag 5 Januari 1905; E, E, G en H, Vrijdag 6 Januari 1905; 1, J, K, L, M, N en O, Zaterdag 7 Jan. 1905; P, Q, R en S, Maandag 9 Januari 1905; T, U, V, W,X, IJ en Z, Dinsdag 10 Jan. 1905; va r des voormiddags tien tot des namiddags een uur. Breda, 1 December 1904. Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. KLEINHANDEL IN STERKEN DRANK. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat aan Gedeputeerde Staten dezer provincie is ingediend een verzoekschrift voor den verkoop van sterken drank in het klein alleen aan logeergasten door R. Mulder M. z. alhier in het huis aan de Bosehstraat n°' 9. Breda, 20 December 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"NATIONALE MILITIE.". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323209:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/12/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323209:mpeg21:p00001
Het «Christelijk Schoolbad” schrijft naar aanleiding van het Rapport omtrent het Doetinchemsch Gymnasium: «Meent gij, dat deze Galileërs zondaars zijn geweest boven alle Galileërs?” Die vraag kwam ons voor den geest, toen we dezer dagen het rapport van de Raadscommissie te Doetinchem lazen met conclusie, dat aan den raad voorgesteld wordt den rector en drie leeraren te ontslaan op grond van beweerde en bewezen onregelmatigheden bij de eindexamens. We zijn stout genoeg om die vraag zóó te stellen, omdat die vraag, zóó gesteld, meteen een antwoord is.
Neen, is dat antwoord. En »neen” zeggen we, als ons gevraagd wordt, of wij meenen, dat alleen te Doetinchem aan zwakke of zenuwachtige of privaatlesnemende , of bij leeraren inwonende leerlingen vooraf die hulp geboden is, waarmede zij in ’t straks volgende examen een behoorlijk figuur konden vertoonen. Wat te Doetinchem gebeurd is, heeft even goed elders plaats. Niet overal denkelijk, maar dan bijna overal. Niet overal evenwel is er een abnormaal leeraar, die het uitbrengt. En nog zijn we geneigd om het ervoor te houden, dat het daar te Doetinchem juist niet de meest onpartijdige rechters waren, die de instructie hebben geleid. Of we dan alle leeraren voor slecht houden? We behoeven daarop niet antwoorden, Er zijn ook erg goede menschen. die uit zwakheid toch niet goed handelen. We laten de menschen maar liever voor wat ze zijn, maar wijten het zoo velerwegen doorgedrongen kwaad op dit terrein aan het stelsel. Dit stelsel laat toe, dat leerlingen in ’t examen ondervraagu worden door leeraren, die hun privaatlessen gegeven hebben, lessen, die opgedragen en aanvaard worden om zóó de leerlingen nog klaar te krijgen. Dat stelsel deugt niet en het brengt menschen in gevaar van oneerlijk te worden. Wij zijn dus niet gesticht over de te pronkstelling der leeraren te Doetinchem. Daarvoor hebben we te veel van elders
gehoord. En we herhalen: het stelsel verdient veroordeeling. Aldus het «Christelijk Schoolblad”. Wij kunnen haast niet gelooven, dat de toestand algemeen zoo slecht is, als dit blad volgens het bovenstaande schijnt aan te nemen: de mannen van het Doetinchemsch gymnasium zouden niet erger gezondigd hebben dan hun collega’s elders, Wat daar geschied is, gebeurt ook elders: «niet overal denkelijk, maar dan bijna overal ” Het is eene krasse beschuldiging jegens het leeraarspersoneel der gymnasiën, die wij niet klakkeloos wenschen te onderschrijven. Maar we voelen wel veel voor de slotsom: «het stelsel verdient veroordeeling.” Naar aanleiding daarvan het volgende: Dr. Kuyper heeft voorstellen ingediend tot herziening der Wet op het Lager Onderwijs. Ais zijn ontwerp wordt aangenomen , zal er een groote omkeer komen door de bepaling van art. 57, waardoor het afleggen van een eindexamen aan eene kweekschool het diploma als onderwijzer zal geven. Daartegen nu behooren allen op te komen, wien het lager onderwijs, het onderwijs, dat door de kinderen van ons allen genoten wordt, ter harte gaat. Jarenlang konden te Doetinchem knoeierijen plaats grijpen, en er kon van een «knoeigymnasium” gesproken worden, zonder dat van bevoegde zijde op een onderzoek werd aangedrongen. Welke
waarborgen zijn er, dat op eene kweekschool niet geknoeid zal worden? Laten we zien. Bij het eindexamen voor ’t Gymnasium zijn drie gecommitteerden, door — en door — deskundigen, professoren, mannen van naam en ervaring, van wie kan worden getuigd: »nourri au gymnase, j’en connais les détours.” Bij het eindexamen der kweekschool zullen één of meer gecommitteerden zijn, De gecommitteerde zal waarschijnlijk een schoolopziener zijn, een man van hooge intelligentie en groote gaven waarschijnlijk, maar in de meeste gevallen niet de geschiktheid bezittende om de examens behoorlijk te leiden. Bij het eindexamen aan ’t Gymnasium zijn drie gecommitteerden, die steun aan elkander hebben; bij het eindexamen aan de kweekschool zal de gecommitteerde alleen staan. Bij het eindexamen aan ’t Gymnasium — opgaven buiten de leeraren om; bij het eindexamen aan de Kweekschool — opgaven , door de leeraars zelven verstrekt. Bij het eindexamen aan ’t Gymnasium leeraren, die financieel geen belang hebben bij slagen of niet slagen; bij het eindexamen der bijzondere kweekschool eene premie van achthonderd gulden voor elke akte, die kan worden uitgereikt. Bij het eindexamen aan ’t Gymnasium jonge lieden, die hunne eigenlijke studiën nog moeten aanvangen; bij het eindexamen aan de kweekschool menschen, die hunne studiën volbracht hebben en straks als onderwijzer werkzaam zijn. Waar in onze provincie tal van bijzondere katholieke kweekscholen , als de wet in het «Staatsblad komt, hunne leerlingen zullen gaan leveren voor het onderwijs, meenen we hierop te moeten wijzen, en we hopen, dat ook uit deze streken zal geprotesteerd worden tegen de voorgestelde regeling. Alle ouders hebben recht de deugdelijke waarborgen te eischen, dat het onderwijs hunner kinderen aan bekwame mannen en vrouwen wordt toevertrouwd. Er is misschien aanleiding om de gymnasiale eindexamens te vervangen door staatsexamens. Maar de invoering van schoolexamens bij het Lager Onderwijs kan waarlijk niet verdedigd worden zooals men gedaan heeft, met een beroep op de eindexamens van het Gymnasium. Waar bij de eerste nog veel meer waarborgen zullen ontbreken dan bij de laatste, zou de invoering van het jus promovendi bij de kweekscholen ten diepste moeten betreurd worden. Opmerker,
"Examens.". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323209:mpeg21:p00001
CORNÉLIE NOORDWAL. 39. Madeleine was gedurende het overige van den maaltijd uitgelaten, en bracht den defligen Jaeob in groote verlegenheid, want er waren tijden, dat bij behoefte gevoelde om het uit te proesten om haar ondeugendheid en zotte invallen. Zij had ’s morgens geschiedenisles gehad, en noemde nu Arthnr telkens Karei den vijfden, en Jaeob Frans den eersten, terwijl zij dit na en dan weer veranderde in Filips den tweeden. Er was een schitterende schare verzameld ten huize van jonkheer de Saint-Habert op dien verrakkelijken dag in ’t laatst van Mei. De groote zaal was een tuin, waaruit de heerlijkste, bedwelmendste geuren opstegen. Iedereen was in gala, de toiletten der dames waren het kon niet mooier. Mevrouw de SaintHubert zeer trotsch en gelukkig, stond weer op een bepaalde plek, vanwaar zij, evenals Cedrioin Scott’s Ivanhoe, hare gasten slechts een paar schreden tegemoet ging. Zij was weer schoon en koninklijk als altijd, in haar helder-mosgroen zijden kleed met hoogen fluweelen kraag van dezelfde kleur, en geborduurd met fijne mosgroene kralen; een vorstelijk toilet, dat hare rijzige gestalte buitengewoon voordeelig deed uitkomen, sAls ’t me niet verboden was, zou ik je mijn compliment maken, Louise !” zei de jonkheer met een ondeugend lachje, smaar nu je ’t zeker niet hebben wilt, kan ik je niet vertellen dat men niet zou zeggen dat je een zoon hebt, die al zoo oud is als Arthur.” Zij tikte hem lachend op den schouder met haar waaier en in den grond van beur hart was zij uiterst blijde en gestreeld met zijn lof, want hij prees nooit waar niet te prijzen viel. Mejuffrouw Augusta Holtenaar, de dame die het voorrecht bezat een zoo lieve naaister te hebben, als waarover de heer en mevrouw van Puffel zieh hadden beklaagd, droeg een, door deze vervaardigd, kleed
van vuurroode surah, atgezet met grauwe kant, terwijl een vuurrood lint zich door haar Griekscb kapsel slingerde, Zij sprak met freule Dorothea van Stevenaere, die een flesschengroene japon had aangetrokken, tot ergenis van Pan, die verklaarde dat ze nu wel een inmaakflesch leek. sWaarachtig, op m’n woord van eer, man , een flesch met augurken.” *M’n hemel, Fan!” riep ritmeester Westerhof, ook al een lid van de klub, «waarom trouw jeniet met freule van Stevenaere en conditionneer dan dat je ’t reebt zult hebben haar toiletten te kiezen.” rik trouw nooit!” sprak Pan beslist en met afkeurend gebaar. rPan trouwt met een flesch champagne!” riep een spichtige, puntige jongeling, met een gelaat als een ouderwetsehe Hollandsche pop, sluik zwart haar, kleine oogen, een lorgnet op en ... . negen zusters, die alle op de partij tegenwoordig waren. Op zichzelf was die familie reeds een partij en Frans , die de dames uit zag stappen, toen hij op weg naar Bloemenoord was, mompelde: rjongens jongens, dat zijn, alleen voor dat vrouwvolk negen glaasjes met negen taartjes; gelukkig zijn dat geen kennissen van mij.” Pan achtte zich geroepen den spichtigen jongeling, sommigen noemden hem: de werpspiets, het zwijgen op te leggen. rZwijg krekeltje! trouw jij maar niet met de beren, die je ouwe heer iedere drie maanden kan betalen.” «Leve Pan !” riep Lessenberg, en gooide zijn gibus in de hoogte; hij was ih politiek en had dien middag een keurige scheiding in zijn nationaal haar gemaakt. Pan beweerde dat ’t laatste hem bij nationale feesten een oranje-kokardetje uitspaarde. »Zeg, Hub !” sprak Lessenberg tot Arthur’t wordt tijd dat je je keus doet, hoor, je hebt nu maar te kiezen, alle meisjes zijn op ’t appèl verschenen , allemaal nog a prendre . . . .” Ja goed hoor, probeer jij nu eerst je fortuin maar eens hè?” Allen glimlachten, want het was bekend dat Lessenberg veel werk maakte van Fernande, en iedereen wist dat hij straks van hare zijde zou wijken. Iedereen verwachtte sedert een jaar de mededeeling eener verloving ; zoover was het echter nog niet gekomen. Pan keek Arthnr verwonderd aan, en Pan brandde van nieuwsgierigheid om te weten hoe ’t met het huwelijksaanzoek was afgeloopen, want hij dacht stellig en zeker, dat de dame, wier kleedje hij tas—
schen de hoornen had zien senemeren Gerry was ’ die hij dikwijls- in het bosch ontmoet had. Madeleine kwam aangehuppeld ; zij zag er allerliefst uit, in haar rooskleurig Engelsche jurk met een dito ceintuur van zachte zijde. Met de grootste kalmte trad zij op de heeren toe, die allen de handen naar haar uitstaken; zij was hun aller lieveling. » Wat kom . jij nu weer bier doen , jou sprinkhaan?” vroeg Arthur, «hoor je in heerengezelsehap ?” Zij begaf zich regelrecht naar Pan, dien ze nog het meest mocht lijden. „Meneer Pan, ik ben blij dat u er bent, ik vind ’t nooit gezellig als u er niet .... Arthur, je hoeft niet boos te kijken en meneer Stavering hoeft niet te lachen.” Zij maakte hen allen zeer vroolijk; Pan brulde natuurlijk weer, tdie kon nooit gewoon lachen!” zei Arthur, terwijl de goede dikkert zijn arm om de kleine meid heensloeg. Zij is Pan’s meisje, nietwaar, kind?” en hij drukte haar kopje tegen zieh aan. ïZoo’n voorrecht valt nu geen van ons anderen te beurt!” riep Westerhof. „Verbeeldt je, welke dame, zal ons ’t hof maken? Niet één ; integendeel wij moeten ons allen uitsloven voor de dames. Krijg ik geen hand, Madeleine? Kom krullebol, dat is nu niet mooi van je, al ben ik nu niet zoo rond en dik als Pan, ik ben toch ’n heel aardige jongen, al zeg ik ’t zelf.” j)Ja, en je zegt ’t in allen ernst!” zei Pan,j>ik wreek me over de beleediging, m’n dikte aangedaan, hè Westje?” »Hebt u de postzegels meegebracht, meneer Westerhof , u had me Fransohe beloofd ?” vroeg Madeleine, die niemand bevoorrechtte dan Pan, aan wiens arm ze nog steeds hing. »Geen haar op m’n hoofd !” zuchtte de ritmeester wanhopig. »Als u ze brengt, krijgt u ’n hand!” en Madeleine trippelde naar Adèle Daubigny, die het verhaal, dat het kind haar deed, zeer vermakelijk scheen te vinden, hetgeen den ritmeester minder beviel; hij was een van Adèle’s aanbidders; zij had er vele, maar zij waren haar alle onverschillig. »Nu kun je naar huis gaan!” lachte Pan tot den ritmeester. »Je moet nooit een kind iets beloven en aiet aan je belofte voldoen, dat ontneemt haar’t geloof lan de menschueid.” «Philosoof!” en de jongelui verspreidden zieh, rondwandelend, hun compliment makend aan de E>ames, vooral aan Adèle, die zeer gehuldigd werd.
«Zij zal wel met Hub trouwen!” zeiden de vrienden altijd en vroegen nu: ïHoe vindt jij haar, kerel? Is ze niet prachtig P” »Heel mooi!” zei Arthur koel, en staarde terstond daarop naar de vleugeldeuren, die zich openden. Het was een uitgemaakte zaak bij de vrienden: »dat Hub geen hart had, anders was hij al lang met Adèle verloofd.” Arthur verbleekte. Jaeob, de conservatieve knecht, die wist »dat de juffers maar kwamen om tezingeu en te spelen, had de juffers niet aangediend. Gerry en Nel traden schuchter binnen met hare rol muziek in de hand, de eerste in ’t zacht lila, een kasjmirtje, waar tante Mijntje voor had gezorgd, terwijl Nel een wit neteldoekje droeg. De alles oplettende Pan had zeer goed bemerkt hoe wit Arthur werd. Aller blikken wendden zich naar de meisjes; die der dames naar de eenvoudige, doch lieve toiletjes. Mevrouw de Saint Hubert trad op de zusters toe, na met een lief lachje tot douairière Binkerhof te hebben gezegd; »Och, ’t zijn zulke bescheiden kinderen. — *0, o wat kom jullie laat; hoe komt dat P »Wij konden niet eerder, mevrouw !” vertelde Nel. »lk was niet eerder klaar met mijn lessen.” «Och, ondeugend kind! En ’t blondje? was die ook niet eerder klaar ? Hoe heet je toch, kind ?” „Géraldine, mevrouw.” Géraldine ! wat een mooie naam !” riep met hooge schelle stem de levendige Malvina tot overgroote ergenis van Arthur. Het maakte hem woedend, dat iedereen nu precies wist, hoe zij heette, terwijl hij den naam Géraldine als iets heiligs vereerde; die zachte, lieve, weelderige klanken waren alleen maar voor hem bestemd. De vergaderde heeren vonden den naam allen prachtig, natuurlijk omdat Géraldine zelf hun een kleine schoonheid bleek. Arthur begaf zich naar Adèle, in de hoop dat Gerry hem misschien zou naderen. Wat zou haar antwoord zijn ? Zijn hart bonsde als een hamer. » Mag ik die vacante plaats naast je innemen, Addy P” vroeg hij op zaehten toon. Zij waren weer verzoend met elkaar. *0 zeker,” zij trok de plooien van haar sleep weg. sWat zijn we deftig! Een nieuw toilet? Mooie kleur crème is dat. (Wordt vervolgd,)
"GERALDINE". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323209:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD.
Zij, die zich met i JAN. a. s. op deze
COURANT abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis
Veranderingen in advertentiën gelieve
muu siccua uji uur ua>; uci uit* gave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering Kan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/12/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 16-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323209:mpeg21:p00001