x» Veranderingen in advertentiën gelieve 1 ■ i i • •.
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering Ban worden ingestaan. DE UITGEVERS
BEKENDMAKING. AANGIFTE TOT PLAATSING OP DE KIEZERSLIJST. De BURGEMEESTER der gemeente Breda noodigt bij deze uit de mannelijke inwoners der gemeente, tevens Nederlanders, die v<5<5r of op 15 Mei 1905 den leeftijd van 25 jaren hebben bereikt en voor eene plaatsing op de kiezerslijst in aanmerking wenschen te komen, daarvan v(5(5r den 16den Februari 1905 ter secretarie alhier aangifte te doen, onder overlegging van de bij de kieswet gevorderde bewijsstukken en overeenkomstig de daartoe door den Minister van Binnenlandsche Zaken vastgestelde formulieren, waarvan modellen ter secretarie der gemeente kosteloos verkrijgbaar zijn gesteld. Voorschreven aangifte wordt gevorderd voor hen die het kiesrecht wenschen deelachtig te worden op grond: a. dat zij over het laatst verloopen dienstjaar in eene andere gemeente in een der rijks directe belastingen of in de grondbelasting tot een bedrag van ten minste f 1 zijn aangeslagen en dien aanslag ten volle hebben voldaan; 5. dat zij over het laatstverloopen dienstjaar wegens onroerende goederen eener onverdeelde nalatenschap in de grondbelasting zijn aangeslagen als medeeigenaar, wiens naam niet bij den aanslag in het kohier is vermeld, mits het aandeel in dien aanslag ten minste ƒ1 bedraagt; c dat zij als hoofden van gezinnen of als alleen wonende personen op den 31sten Januari 1905 sedert den lsten Augustus van het vorig jaar hebben bewoond, krachtens huur, in dezelfde gemeente niet meer dan twee huizen of gedeelten van huizen, waarvan de wekelijksche huurprijs, voor elk afzonderlijk, minstens ƒ1,25 heeft bedragen of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur, eenzelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke meter inhoud of 24000 kilogram laadvermogen; —■»—— —— mm rtatri i ■■ i—mi—nmi—I—mbwwmw»
I d. dat zij op den 31sten Januari 1905 sedert den lsten Januari van het laatstverloopen jaar aeh3 tereenvolgens bij niet meer dan twee personen, . ondernemingen, openbare of bijzondere instellingen in dienstbetrekking of als inwonende zoon in het ) bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn geweest . en als zoodanig over dat jaar een inkomen hebben I genoten 'van ten minste ƒ 350, of dat zij op den lsten Februari 1905 in het genot zijn van een door eene onderneming openbare of bijzondere instelling verleend pensioen of verleende lijfrente van gelijk - bedrag: met dien verstande, dat voor hen, die in beide gevallen verkeeren , zoo noodig, ter bereiking van het vereischte bedrag, het inkomen , het pensioen en de lijfrente worden samengeteld; e. dat zij op den lsten Februari 1905 sedert een t jaar den eigendom met recht van vrije beschikking > hebben van ten minste ƒ100 (nominaal), ingeschreven ’ in de grootboeken der nationale schuld, of van ten r minste ƒ 50, ingelegd in de rijkspostspaarbank, in ■> eene gemeentelijke spaarbank of in eene spaarbank, * beheerd door het bestuur van eene rechtspersoonlijkheid r bezittende vereeniging , van eene naamlooze vennoot" schap, van eene coöperatieve vereeniging of van eene 1 stichting; en ƒ. dat zij met goed gevolg hebben afgelegd een B examen, ingesteld door of krachtens de wet of aangewezen bij algemeenen maatregel van bestuur en in verband staande met de benoembaarheid tot eenig 3 ambt, de vervulling van eeuige betrekking of de uitoefening van eenig bedrijf of beroep. ! Eet doen van voorschreven aangifte wordt niet gevorderd voor hen, die op de kiezerslijst van het vorig jaar voorkomen : 1°. als woning-, huur- of vaartuigkiezer (art. r 1 b sub 1°.), mits zij alsnog hetzelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis of hetzelfde vaartuig be. wonen; |. 2°. als pensioen- of lijfrentekiezer (art, 15 sub r 2°., tweede lid); ’ 3°. als grootboek- of spaarbankboekkiezer (art. , 15 sub 3°.); t 4°. als examen-kiezer (art. 15 sub 4°. der kies- wet). t Aan hen, die als loonkiezer (art. 15 sub 2°., eerste of derde lid der wet), op de kiezerslijst van het . vorjg jaar voorkomen, wordt vóór 8 Februari 1905 5 een aangiftbiljet ter invulling toegezonden. ' ! Voorts wordt de aandacht er op gevestigd, dat geene ) aangifte is voorgeschreven voor hen, die het kiesrecht ontleenen, ter zake dat zij over het laatstverloopen
dienstjaar in de gemeente Breda in de grondbelasting voor een bedrag van ten minste ƒ1 of in eene 0f meer andere rijks directe belastingen zijn aangeslagen. Breda, 24 Januari 1905. De burgemeester voornoemd, En. GULJÉ.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324017:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324017:mpeg21:p00001
De Times, die zich eerst vrij voorzichtig uitliet, spreekt thans van »The rising”, den opstand in Rusland. Het blad zegt, dat de Tsaar een eenige gelegenheid om de vriend te worden van i zijn volk, gemist heelt. Een stroom van bloed I scheidt beiden thans en voorgoed. St. Petersburg is voor militaire operaties uiterst geschikt en aan een ongeorganiseerde menigte biedt het weinig gelegenheden. Zoolang de troepen aan de bevelen gehoorzamen, zal men wel slagen den opstand te bedwingen, en wij . 'vernemen uit vrij goede bron, zegt het cityblad, dat elke vereischte hoeveelheid bloed meedoogenloos vergoten zal worden. Zal dus de bureaucratie in zijn hoofdkwartier . gewonnen spel hebben, elders zal zij met de handen vol staan. 1 Zoo komen uit de Russisch-Poolsche fabriekstreek bij Lodz, een der grootste van heel Rusland, hoogst bedenkelijke particuliere berichten. Te Lodz zeil vreest men voor een algemeene staking. Bloedige botsingen tusschen de troepen en arbeiders zijn er in den laatsten tijd reeds het'haaldelijk voorgekomen. De bezetting is nu versterkt en men verwacht een ernstig treffen, aangezien er op de berichten uit Petersburg een verhoogde onrust in de arbeiderswereld gevolgd is. In Radow, een stad met 24,000 inwoners aan den spoorweg Dombrowo-Iwangorod, zijn er reeds straatgevechten geleverd tusschen troepen en politie eenerzijds en samengerotte reservisten en arbeiders anderzijds. Deze hebben nu meer ■ chietwapenen dan nog kort geleden en maken er scherp gebruik van. Verscheiden officieren zijn gedood. Ook zijn er een aantal gebouwen met dynamiet vernield. In Kowo staakt al het fabrieksvolk, ook aan
de spoorweg-werkplaatsen. Over het geheel tracht men in ’t geheim onder het spoorwegpersoneel te werken met het doel een algemeene staking op de spoorwegen in het Westelijke gouvernement te verkrijgen. De arbeiders van de spoorwegwerkplaatsen te Saratof hebben zich bij de staking aangesloten, De gouverneur heeft elke samenscholing in de straten verboden en bekend gemaakt, dat de gewapende macht zou optreden als er tegen het verbod gehandéld werd. De algemeene werkstaking is te Reval uitgebroken. Gisterenavond irok daar een groot aantal werkstakende arbeiders naar het huis van den gouverneur. De menigte werd rustig op de woorden die de gouverneur tot hen richtte; er werden vertegenwoordigers gekozen uit verschillende groepen om den gouverneur in kennis te brengen met de wenschen van het arbeidersvolk. Die wenschen betreffen: verhooging van loon, achturige werkdag, deelneming van de werklieden aan de vaststelling van de loontarieven. Op het bureau van den gouverneur hielden de directeuren en de bestuurders van fabrieken tegelijkertijd een vergadering. De besprekingen leidden tot bevredigende uitkomsten. Te Riga is de algemeene werkstaking algekondigd. Alle arbeiders hebben zich een van zin verklaard met die te Petersburg. Soldaten, die opgeroepen zijn om zich te voegen onder hun vaandel, hebben ruiten van vensters en van straatlantaarns ingegooid. De politie maakte gebruik van de wapenen en verstrooide- de rustverstoorders. Naar alle richtingen zijn patrouilles uitgezonden. Veertien leden van den provincialen raad der provincie Simbirsk hebben een \erklaring aangenomen, waarin zij, met het ontzettende gevaar dat het vaderland bedreigt voor oogen (daar de natuurlijke ontwikkeling van het land wordt tegengehouden door de ambtenaarsregeering), de weigering uitspreken, huninstemming te betuigen met het door den president voorgestelde adres, waarin wordt gewaagd van den strijd tegen den binnenlandschen vijand, maar waarin gezwegen wordt van de in Rusland
bestaande misstanden. Veeleer drong hun ge weten hen er toe, te verklaren, dat slechts i vrijheid verkozene vertegenwoordigers Ruslan zouden kunnen bevrijden uit den tegenwoordige toestand, vertegenwoordigers welke voortduren deel hebben aan de wetgeving, de beraadslagin over de begrooting en het toezicht over d takken van bestuur. De Standard verneemt uit Odessa: Ondank Gapons vlammenden oproep aan het volk, di ook hier verspreid is, blijft de stad voorloopi kalm, vermoedelijk ook wegens de bedreigin van den gouverneur dat hij bij de minste wan ordelijkheid den staat van beleg zal afkondiger Toch is er gisting. Vooral de Joden vreeze een oproer, waarbij zij waarschijnlijk het eerst de slachtoffers zouden worden. De Standard verneemt uit Kiëf. Er is alge meene staking in Kowno, Oeman en elders gepaard aan oproer, vooral in Kowno, waar d stakers het politiebureau en andere gebouwe; hebben aangevallen en gedeeltelijk vernield. De Daily Telegraph verneemt uit Petersburg dat de regeeriDg troepen uit de provincie samen trekt om zoo noodig tegen Moskou te late; oprukken. De correspondent der Daily Mail te Peters buig geeft bizonderheden over de gebeurtenissei in Kolpin, waar de troepen een gelijk bloedbai hebben aangericht als te Petersburg, telken de stakers, van wie sommigen geweren hadden uiteenjagend en neei schietend. Massa’s doodei lagen op den grond. Ten slotte herstelden d< troepen de rust na de stakers omsingeld b hebben. Aan een verslag van het Journal de Pari ontleenen we: »Op de Moika brug te Petersbur; schoot infanterie op de manifestanten. Dezi springen van schrik op het ijs van het kanaal maar de troepen, een ontzettend schouwspel gaan voort op de ongelukkigen als op hazen ti schieten. Het ijs breekt onder de lijken vracht.’ De correspondent van de Matin getuigt he volgende met eigen oogen gezien te hebben «Plotseling klinkt in den Alexander-tuin geweer" vuur-geknetter. De soldaten van het regimenl Preobraschenski schieten weer zonder eenigi sommatie op de ongelukkigen, die daar zijn samen gepropt. Ettelijke honderden vallen Er zijr meer dan 150 dooden, bijna allen zijn kinderen, vrouwen en jonge menschen. Het is verschrikkelijk! Het bloed stroomt overal. Om 5 uur wordt de menigte van alle kanten opgejaagd, ingesloter en achteruit geworpen. Het volk vlucht verbijsterd. Vrouwen en kinderen glijden uit en staan weer op, om nogmaals en voor goed te vallen. Op dit oogenblik klinkt een scherpe commando-toon en de offers vallen bij hoopen. Onlusten zijn er eigenlijk niet geweest; alle betoogers waren ongewapend en zij heten geen enkele bedreiging hooren. Men kan zich van het afschuwelijk schouwspel niet losmaken. Men ziet menschen schreien, terwijl zij eenige goedhartige lieden helpen, onder den onverschilligen aanblik van de officieren, de ongelukkige offers op sleden te laden. Ik ging toen naar Wasseli üstrow. Overal waren daar afdeelingen kozakken, die met salvo’s de menschen neerlegden De soldaten mikken op de hoofden en verminkten daardoor hun offers vreeselijk. Een vrouw valt naast mij neer, iets verder glijd ik uit; ik zie een kind, dat geen menschelijk gelaat meer heeft; de moeder ligt geknield voor het lijkje te schreien. Hier sluit ik mijn verslag, want ik ben er kapot van. Zoo’n slachterij zag ik nog nimmer.’! Een uitvoerig telegram van de Daily Express, uit Kiew ontvangen, noemt de oorzaak van den ontzettenden brand van de marinewerven te Sebastopol het gevolg van een muiterij van 8000 zeelieden, behoorende tot het Zwarte Zee-eskader. Deze, ingekwartierd in vlootkazernes, zouden door officieren en ambtenaren stelselmatig in de uitdeeling van loon en voedsel bedrogen zijn. Zij kregen af val en bedorven voorraden, en werden zeer geplaagd met wachtdiensten. Bovendien werd het den naar OostAzië vertrekkenden manoen verboden, afscheid te nemen van hunne familieleden. Dit alles had den opstand voorbereid. Tegen het eind van de vorige week nu hadden de marineautoriteiten besloten een blok kleine huizen, dat buiten de kazernes gelegen was en bewoond werd door arme lieden — onder wie familieleden van matrozen — omver te laten halen. Daar gevreesd werd voor ongeregeldheden , voor muiterij, gaf de admiraal last, op aanraden van den gouverneur, tijdens de afbraak de zeelieden te houden binnen de kazernes. Het sluiten der deuren op Maandag-morgen maakte de matrozen zóó woedend, dat zij oversloegen tot muiterij. Achtduizend man ongeveer braken de deuren open, schreeuwden: «Weg met den den admiraal! Weg met de aristocratie! Weg met den oorlog!” en stormden naar de officieren” wijk. Verschillende officieren zijn — naar verluidt zeer ernstig gewond. De meesten vluchtten naar het centrum van de stad. De rustverstoorders staken daarop de officierswijk in brand en renden naar het hoofdkwartier van den marinestaf. De admiraal zond toen troepen tegen de muiters af. Deze mannen schoten of in het geheel niet tf in de lucht. Een deel van het Bielestock’egiment weigerde tegen de muiters op te rekken. Zij dreigden zelfs hun eigen officieren. Intusschen hadden de muiters de fabrieken en verven in brand gestoken. Zeven uren veriepen voor het vuur gebluscht kon worden. De chade is ontzaglijk. Volgens de laatste telegrammen uit Petersburg, 3 de Tsaar nog te Tsarskoje Selo, maar ligt iek te bed. De kleine troonopvolger zou ook rg ziek zijn, longontsteking.
Er gaan verschillende geruchten over de planï nen van den Tsaar, alle nog weinig betrouwi baar. Onder de telegrammen heelt men het i /Sfaradard-bericht opgemerkt, dat de Tsaar zich J met zijn jacht, dat te Libau wordt verwacht, l naar Kopenhagen zal laten brengen. De Matin beweert, dat hij vertrekt naar het zuiden van Rusland, naar Livadia in de Krim. s Weer andere berichten meenen, dat hij gaat e verhuizen naar Peterhof, 28 K. M. van de hoofd? stad. Al deze geruchten zijn echter precies ? evenveel waard, d, w. z. men heeft er eigenlijk - niets aan. De vorige nacht is te Petersburg rustig voor1 bijgegaan, slechts in de stadswijk Wassili Ostrof 2 hoorde men schieten. Den gansche nacht trokken er door het eigenlijke Petersburg patrouilles, ■ die de voorbijgangers aanhielden en uithoorden. , Troepen trokken tot middernacht door de hoofd3 straten. ï
"Revolutie in Rusland.". "Bredasche courant". Breda, 1905/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324017:mpeg21:p00001
mmm ■ » ■ » mmmm m m ma «hm DOOR CORNÉLIE NOORD WAL. 54. De bevallige, boomstamachtige ministersdochter zuchtte, de krekel piepte, zijn negen zusteren, die niet allen op Fernande’s bruiloft waren gevraagd, zeiden, dat de familie zich zeker moest ver hinderen ; Dolly die, zij wist ’t wel, niet gezien was bij oom Robert, haalde de niet fraai gevormden neus op, en douairière Binkerhof nam het Arthur vooral hoogst kwalijk, dat hij zich niet om Malvinalief bekommerde. HOOFDSTUK XXVIII. Een meisjeshart. Door omstandigheden was Adèle verhinderd eerder een langdurig bezoek op Groenenstein te brengen dan na verloop van ongeveer drie weken. Toen zij aan den achterkant het hek binnenkwam, ontmoette zij Arthur in den tuin, blootshoofds. «Arthur, ben je nu dwaas om zoo te loopen, bij zulk guur weer, en je kunt zoo slecht tegen de kou in Maart . . . «Och kan me niet schelen 1” klonk het driftig en gemelijk, voor mijn part wordt ik ziek .... als ’t nog langer zoo duurt, ga ik toch naar Atjeh, en daar . . . .” hij mompelde iets. «Ga je hoed halen .... oogenblikkelijk,” gebood zij, «anders zal ik mijn best niet voor je doen. .. dwaas wezen 1 . . . . Jullie mannen kunt nog minder tegen een beetje verdriet dan wij, vrouwen. Er zijn werkelijk wel menschen die ongelukkiger zijn dan jij.” Hij lachte en volgde haar in huis «Och Addy als ’t maar wat helpt. Generaal Wevelink heeft ook al te vergeefs voor mij gesproken.” «Hoop doet leven. Je moeder is toch niet van steen; zij is mensch, zoo goed als jij en ik. Wie en wat zijn wij, om ons op zdd’n voetstuk te plaatsen f Goeie berichten van Panchaud en Nande P”
«Uitstekende. Hun brieven zijn mijn eenig verzet. Natuurlijk bestaat er voor Pan geen lievere, mooiere vrouw dan Nande, en voor Nande geen beter, verstandiger man dan Pan. Ze zingen gedurig eikaars lof. Pan schrijft altijd: Nan ziet niet wat ik schrijf; en zij schrijft: Pan ligt brutaal over mijn schouder te kijken, ’t Is om te lachen 1 Maar ik ben blij, dat Nanny zoo gelukkig is geworden, en ze vindt ’t heerlijk in Italië, daar zijn ze nu, zoo je weet . . . .” ter «Troost je maar, jij zult ook nog wel eens geluklie kig worden ” d, Zij knikte hem vriendelijk en bemoedigend toe. “i >m Jacob diende haar bij mevrouw aan; deze zat bij P, ’t raam en Adèle meende te bespeuren dat zij geschreid ;st had. ’t Ging haar aan ’tüart, de trotsche, statigé n- vrouw zoo te zien lijden. Adèle hield weer veel van haar. Mevrouw Daubigny was een boezemvriendin van vrouwe de Saint-Hubert, en had deze oprecht lief, en dit was een reden te meer geweest voorde laatsten om een huwelijk tusschen Arthur en Adèle te wenschen. Freule Daubigny trad nader, en sloeg haar arm om den hals der eigenares van Groenenstein er «Adèle, liefste kind!” zwijgend drukte zij het en meisje aan ’t hart en hield haar geruim en tijd omzij kneld. ■te «Lieve mevrouw, wij zien u tegenwoordig geheel niet meer,” hij «Och lieve kind, ik ontvang niet, maar voor jou, Ju mijn lieveling ben ik altijd thuis, dat weetje, evenals voor je moeder.” en «Daarom kom ik U maar eens opzoeken, laten we ds een beetje gezellig op de canapé gaan zitten, wacht, en ik zal dit tafeltje wat bij schuiven .... zóó . . . U ziet er niet goed uit, mevrouwtje, wat scheelt er jd aan P” vleide Adèle. .. «Kind .... ik ... . heb zooveel leed !” en toen, a- zich niet langer kunnende bedwingen, de opgekropte Er smart van zoovele maanden moest eindelijk eens een m deelgenoot hebben, legde zij haar moede hoofd op Adèle’s schouder, en weende zoo hevig en hartstochly telijk, als ze nimmer had gedacht te kunnen weejk nen. Adèle streek liefkoozend over het weelderige, rn zwarte haar, waardoor reeds enkele zilveren draden 3n zich weefden. iP «Is er niemand, om u in dat verdriet te troosten ? Arthur . . . .”
«Kind, hij is er juist de schuld van, zwijg me van hem ! Ik neb één zoon , maar ik weet dat ik hem heb.” «O foei, mevrouw dat mag u niet zeggen ! Arthur is norsch en heeft nooit een aangenaam humeur gehad, maar hij is over ’t algemeen een brave, degelijke jongen, en heeft u nooit leed berokkend, zooals sommigen van zijn vrienden hun ouders doen ” «Hij is niet waard, dat jij zoo over hem spreekt, weet je wat hij wil ?....” «Ja, mevrouw, hij heeft me zelf alles verteld, en ik hem beloofd .... «Hij jou alles verteld ?” Ja,” hernam Adèle eenigzins gejaagd, als wilde zij zoo gauw mogelijk van hare woorden verlost zijn, «en ik heb hem stellig beloofd, te trachten uw hart te verzachten; hij trekt ’t zich vreeselijk aan.” «Dat hij zijn zin niet krijgt? O ja, natuurlijk.” «Maar ook dat hij met u op zoo’n vijandigen voet staat, hij ziet er heel slecht uit, en nu loopt hij blootshoofds in den tuin, in dit gure weer, ’t is om een doodziekte op den hals te halen Maar u is toch moeder. Verlangt u niet naar uw eenigen zoon ? Hij placht uw lieveling te zijn .... hij zegt dat u hem nu haat Mevrouw de Saint-Hubert lachte treurig. «Kan een moeder ooit haten ?” «O zoo! dus u erkent dan toch nog moederlijk gevoel te hebben.” «Maar Addy, waar zie je me voor aan?” «Hij vindt ’t ellendig, dat u zoo vreezelijk boos op hem is . . . .” «Ik zal niet goed worden, voor hij zijn plan opgeeft betreffende haar. De namen de Saint-Hubert en van Stevenaere zijn nooit gegeven aan menschen beneden onzen stand.” «Hij zal haar nooit opgeven, en ik vind’t betreurenswaardig, lieve mevrouw, dat u zoo ziet op stand . . . . ’t is toch niet alles. Zij kan ’t toch niet helpen, dat bij zijn keus op haar heeft gevestigd. Ze is alles wat je van een dame verlangen kan , beschaafd, innemend, en ze is zoo mooi, mevrouw, waarlijk buitengewoon . . . .” «Jij bent ook mooi, Adèle!” «Ik ?” klonk het zacht lachend, »,t kan wel zijn, dat ik er een beetje goed uitzie, maar ik haal toch niet bij héér . . . .”
e «O Adèle!” riep mevrouwe de Saint-Hubert k eensklaps hartstochtelijk, «hoe heeft hij jou over het hoofd kunnen zien, jou niet lief kunnen hebben r .... ik kan ’t me niet verklaren .... hij is r krankzinnig I En al die jaren is ’t mijn heerlijkste . illusie geweest, je tot mijn schoondochter te hebben. , Jij, zoo braaf, zoo goed, . . . .” zij drukte haar s snikkend aan ’t hart. Adèle sidderde hevig. «Mevrouw, ik smeek u er om, geef hem zijn zin ; . . . . u moet ’t doen.” «Kind ! en dat kom jij me vragen 1 o 1 heb ik dan n verkeerd gezien al die jaren ? .... O ... . Addy .... ik dacht .... en ik was zoo gelukkig te kunnen denken dat jij ... . hem lief had.” e Freule Daubigny verborg het gelaat in bare handen ,, en zweeg. Plotseling toonde zij een gezicht, strak t en vastberaden. «En als ’t nu was zoo u denkt, k mevrouw, dan zou ik mezelf minachten, als ik niet alles kon bijdragen wat tot zijn geluk kan strekken ; - ’t is niet meer dan plicht, dat ik ’t doe.” «Adèle, je bent ’n engel!” Mevrouw de Saintt Hubert boog het hoofd; zij voelde dat, indien zij ij nooit voor eenig aardsch wezen gebogen had, zij ’t n nu moest doen voor dit meisje, aan heur schoot h knielend en haar smeekend aanziend. Ij «Ik ben geen engel, ik ben een doodgewoon n meisje met fouten en gebreken zooals wij ze allen hebben, alleen heb ik geen kleingeestige begrippen, hoewel ik strijd en worstel met jaloezie. Toe mevrouw, maakt u hem gelukkig, ik zou ’t nu zóo’n heerlijke k voldoening voor mij vinden .... wat heb ik anders ? ’t Is letterlijk ’t eenige wat ik nog heb . . . . U moet toch ééns toegeven ” s «Kind! engel! ik ... . ik .... zal ’t doen .... maar zooals je zegt terwille van jou ; voor . niemand anders had ik ’t gedaan.” i «Dank u, lieve mevrouw!” sprak ze eenvoudig. - Toen verdween voor een oogenblik alle glans uit haar oogen. Ze werd wit, heel wit, en ze viel als in slaap, tegen mevrouw aan. Ze had te veel van p haar krachten gevergd, ze kon niet ongestraft haar h hart ombrengen. Arthur’s moeder zat daar; verstijfd. . Spoedig echter herkreeg ze haar tegenwoordigheid , van geest en wendde alles aan, om het meisje tot , bewustzijn te brpngen, hetgeen haar na verloop van eenigen tijd mocht gelukken. h (Wordt vervolgd.)
"GÉRALDINE". "Bredasche courant". Breda, 1905/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324017:mpeg21:p00001