* Veranderingen in advertentiën gelieve
« w men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
BEKENDMAKING. PERSONEELE BELASTING. Het hoofd van het plaatselijk bestuur te Breda brengt ter kepnis der belastingschuldigen, dat het kohier n°. 5 der personeele belasting, voor het belastingjaar 1905 , invorderbaar verklaard 9 Mei 1905 , heden afgekondigd en aan den ontvanger der directe belastingen alhier ter invordering is ter hand gesteld. Breda, 11 Mei 1905. Het hoofd van het plaatselijk bestuur voornoemd: Ed. GULJE. Verkiezing Kamer van Arbeid. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda brengen ter openbare kennis de navolgende beschikking: »De Minister van Binnenlandsche Zaken ; Gezien de wet op de Kamers van arbeid, het Kiesreglement voor de Kamers van arbeid en het Koninklijk besluit van 30 September 1899 , n°. 29, waarbij te Breda eene Kamer van arbeid voor de bouwbedrijven is opgerieht voor de gemeenten Breda, Teteringen, Ginneken en Princenhage; Overwegende, dat krachtens art. 13 der wet op de Kamers van arbeid en art. 74 van het Kiesreglement voor de Kamers van arbeid op 25 Augustus 1905 de plaatsen van de vijf leden-patroons en de vijf ledenwerklieden in de genoemde Kamer van arbeid zullen zijn opengevallen; dat een verkiezing behoort plaats te hebben tot vervulling van de op genoemden dag open zijnde plaatsen; Heeft goedgevonden: aan te wijzen als dag, waarop bovenvermelde verkiezing zal plaats hebben, Woensdag 17 Mei 1905
en als dag, waarop — zoo noodig — de herstemming zal plaats hebben Dinsdag 30 Mei 1905. ’s-Gravenbage, den 8 April 1905. Overeenkomstig de geparafeerde minuut: De Secretaris-Generaal, (get.) DIJCKMEESTER Breda, 11 April 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeesrer. A. R. VERMEULEN, secretaris
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324077:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/05/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324077:mpeg21:p00001
Het zemslwocongres te Moskou is, volgens den correspondent van de Daily Telegraph, uiteengegaan, nadat het nog eenparig verschillende moties had aangenomen, o.a. een behelzende dat de leden van het congres geen zitting zouden nemen in keizerlijke commissies om een onderzoek te doen naar de oorzaken van de boerenonlusten en naar de vraag, in hoever de boeren aansprakelijk zijn voor de aangerichte schade, omdat de grondslag waarop die commissies worden ingesteld, in de hoogste mate onbillijk is. Wel mogen de leden van het coDgres deelnemen aan Boelygin’s commissie voor het uitwerken van plannen betreffende een volksvertegenwoordiging mits gekozen leden van die commissie dezelfde rechten zullen hebben als de van regeeringswege benoemde'en van al de beraadslagingen verslagen worden openbaar gemaakt. De kwestie van vrouwenkiesrecht is aangehouden tot het volgende congres. Merkwaardigerwijs is ten congresse met geen woord van den oorlog met Japan gerept. In het avondnummer van de Birchewya Wjedomosti wordt gemeld, dat op den 7den te Schitomir (Walhynie) jodenvervolgingen zijn begonnen. Winkels en magazijnen werden geplunderd. De Joden boden gewapenden tegenstand. Den volgenden dag werden 12 dooden en 50 gewonden geteld. Van de zijde der overheid waren maatregelen genomen ter onderdrukking van de onlusten. Maxim Gorki heeft nu vergunning gekregen, zich binnen Rusland te vestigen waar hij wil, behalve te Petersburg.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324077:mpeg21:p00001
De oorlogscorrespondent van het Nowoje Wremja 5 verwacht een algemeen gevecht binnen veertien dagen. Onmiskenbaar zijn de Japanners in het i Oosten een beweging begonnen tegen den Rus- i sischen linkervleugel. Oudergewoonte gaat dat i weder met zoo’n vaart, dat al de kleine voordeelen die de Russen in den laatsten tijd hadden E behaald, weer op slag verdwijnen. Bovendien c trekt Japansche cavalerie op uit Tjeling over j Tsjantoe en zelfs reeds beoosten die plaats langs den weg naar Kirin. Bovendien hebben zij 29 . K.M. west van Tsantoe het dorp Nansjingtsoe c bezet. Zij hebben de Chineezen aan het werk ^ gezet om wegen aan te leggen naar Sjengking, Wangtsjentsoe en den Nangaling (pas). Reeds *■ hebben h. rhaaldelijk voorpostengevechten plaats gehad. x £ De correspondent van het Nowoje Wremja C rekent, dat aan de eerstvolgende gevechten ten j minste 320,000 Japanners zullen deelnemen. Ook de Russen hebben een klein succes behaald, in het westen namen de infanterie en cavalerie Santigan, Zij gaven het echter terstond i weer prijs en werden tot 50 K.M. ten noordoosten ' van Fakoemun teruggeworpen. Het bezetten s van Papautoen door Japansche strijdmacht uit 1 Fakoemun schijnt te beteekenen, dat de uiterste r linkervleugel der Japanners zich bij het centrum heeft aangesloten, verrnoedelijk omdat de operatiën j in de streek der groote rivieren in de eerstvolgende ], maanden zeer bezwaarlijk zullen vallen. t • —— ; A
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324077:mpeg21:p00001
In het Handelsblad van Antwerpen wordt het volgende medegedeeld over een incident, dat Dinsdagavond in den gemeenteraad van Schaarbeek, bij Brussel, is voorgevallen: De openbare zitting van den gemeenteraad is gisteravond niet doorgegaan, tengevolge van een hevig incident in de geheime zitting, die te Schaarbeek de openbare voorafgpat. Een der schepenen zegde dat het college zich onledig hield met zeer erge feiten, in zijn bestuur voorgevallen, maar dat hij voor het 1
oogenblik er niet meer kon over meedeelen; uit welwillendheid was een bediende, in de zaak betrokken, niet afgesteld. ’t Is toen datM. Kennis, de oud-burgemeester, moet gezegd hebben, dat de schepene, reden moest hebben om den man niet te durven afzetten... De schepene is toen op M. Kennis toegesprongen en deze heeft den karaf gepakt en gezegd, dat hij den schepene den kop zou inslaan, als hij dierf naderen. Het gerucht was oorverdoovend, het regende beleedigingen en ten slotte ging het zoo hevig, dat de burgemeester de zitting sloot en verklaarde, dat ook de openbare zitting niet zou plaats hebben. Rond 10 uur stond er veel volk voor het gemeentehuis en M. Kennis, zijn grooten Ulmer dog aan een ketting leidend, wandelde van groep tot groep om de geschiedenis uit te leggen. De Evangelische Kirchenzeitung publiceert de merhwaaidiggte redevoering- die keizer Wilhelm ooit gehouden heeft. Ze werd uitgesproken bij de eeds-aflegging der recruten te Wilhelminahaven op 9 Maart en is tot dusver niet bekend geworden, De Keizer sprak over de heldendaden der Japanners, voortspruitende uit Japansche vaderlandsliefde en kinderliefde, waarvan de prachtige tucht in leger en vloot het resultaat was. Men moest daarom niet uit de Japansche overwinningen de slotsom trekken, dat Boeddha meer was dan Christus. Werd Rusland geslagen , dan zou dit vooral zijn door de omstandigheid, dat het Russische christendom er treurig aan toe is , terwijl de Japanners vele christelijke deugden bezitten. Een goed christen is een goed soldaat. Maar ook onder het Duitsche volk, zeide de Keizer, is het christendom aan lager wal, en hij twijfelde of de Duitschers ingeval van een oorlog, het recht zouden hebben, tot God om de overwinning t<3 bidden. De Japanners, zeide de Keizer, zijn een geesel Gods, gelijk Attila en Napoleon. De Duitschers moesten oppassen
dat God hen niet te eeniger tijd met zulk een plaag moest kastijden. Tot zoover de E. K. Het staat te bezien in hoever de predikant-redacteur ’s Keizers woorden naar zijn eigen gevoelens heeft omgesmeed. De Katholieke geestelijkheid te Berlijn wil maatregelen nemen tegen gemengde bals van Protestanten en Roomschen. Bij de huwelijken, die het gevolg zijn van kennismakingen op dergelijke bals komt het herhaaldelijk voor, dat de Katholiek Protestantsch wordt, re kerkelijke overheid heeft daarom besloten in Berlijn en in andere overwegend Protestantsche steden dansclubs te vormen met uitsluitend Katholieke leden, ten einde Katholieke danslustigen te behoeden voor Protestantsche bals. De behandeling van het proces-lïreyfus voor het hof van cassatie zal wel tot na de groote vacantie worden uitgesteld. De raadsheer Michel Jaffard, die belast is met het rapport over de zaak , moet eenige maanden rust nemen wegens een longaandoening. Bij de behandeling van de Farijsche complot-zaak sprak de officier van justitie als zijn gevoelen uit, dat er wel een complot had bestaan, maar dat Tamburini daarin slechts een ondergeschikte rol had gespeeld, «Maar”, zoo vervolgde hij, we hebben geen wettig bewijs voor het complot en moeten wij ons atvragen: Ten wiens behoeve werd het op touw gezet ? We zullen echter aan de correctionneele rechtbank de opvatting voorleggen , dat de zaak is te beschouwen als een samenzwering die zonder gevolg is gebleven en dus een lichter misdrijf vormt. Geef mij den naam van hem, ten wiens gunste het complot geschiedde en ik zal u voldoening geven”. Na eenige beraadslaging verdaagde de rechtbank de zaak tot over veertien dagen. In het Engelscli Lagerhuis vroeg Dinsdagmiddag Josep Walton (lib.) inlichtingen over den toestand in het Verre Oosten en de stappen , die de regeering genomen heeft om het gevaar van een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland te verhoeden (Protesten van de ministerieelen.) Balfour antwoordde: De Fransche gezant heeft de Engelsche regeering de volgende inlichting gegeven : Zoodra de Fransche regeering de tegenwoordigheid van Rozdjestwenski’s eskader in de Kamranh-baai gewaar werd, zond zij een vertoog naar St. Petersburg met het gevolg, dat er op bevel van den keizer zelf, den admiraal telegrafisch de wensch werd aangezegd dat hij de Kamranh-baai zou verlaten, hetgeen hij dadelijk deed. Het eskader werd vervolgens gemeld in de Honkoë-baai, ten N. van de Kamranh-baai. Admiraal de Jorquière werd er heen gezonden om verslag te doen. Hij vond er het Russische eskader, maar niet in de Fransche territorale wateren. Daarop zond de gouverneur van Fransch Indo China, die last had gekregen te zorgen, dat Frankrijks onzijdigheid behoorlijk geëerbiedigd werd, den Franschen resident te Mhatsany, de naaste Fransche nederzetting, met den last, den Russischen admiraal te verzoeken heen te gaan. De admiraal beloofde, dat den 3en dezer te te doen. Wat het bericht betreft, dat het Russische eskader belangrijke hulp van Fransche ambtenaren heeft ontvangen , vermeen ik , dat er nan de Kamranh-baai slechts twee Franschen zijn , geen van beiden ambtenaren, maar houders van concessies van de Fransche regeering. (Toejuiching.) In het Hoogerhuis legde Lord Lansdowne dezelfde verklaring at. Hij voegde er bij: Ik beb niet in staat te zeggen of Rozdjestwenki inderdaad den 3en uit de Honkoë-baai vertrokken is. Van Kreta wordt gemeld dat de toestand daar niet verbetert. Kasteli is sedert Zondag door de opstandelingen bezet. Te Vamos hebben de gendarmes zelf de Grieksche vlak geheschen. De opstandelingen moeten ook Kolymbari, aan de kust, Boekolies bezet hebben. Een Fransch oorlogsschip is daarheen, terwijl Engelsche troepen, vereenigd met gendarmes, tegen het afvallige Vamos oprukken. De Koning van Siam heeft een besluit uitgevaardigd , waarbij de slavernij in zijn staten wordt afgeschaft.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324077:mpeg21:p00001
VAN MARIE CORELLI, vertaald door HILBERTA. 7‘ Er ■naren onder die menigte menschen die over Delicia’s werken gelachen en geweend hadden, anderen hadden daaruit geleerd, en waren betere menschen geworden, meer waarlijk man en waarlijk vrouw. Velen onder hen beminde haar met eene zekere gunstige liefde en morden erover dat zij van hare verheven plaats afgedaald was, om te huwen zooals iedere gewone vrouw. Zij wilden haar geheel afgezonderd hebben van het gewone menschelijk lot, en toch wenschten ze allen haar hartelijk geluk. Zoo juichten ze haar spijtig maar toch ook vroolijk toe, en strooiden rozen en lelies op haar pad; (het was in Juni). Delicia had haren sluier weggeschoven en de zon speelde in hare gouden lokken, terwijl ze betooverend lachte en naar rechts en links boog om hare jubelende bewonderaars te danken; ze stapte in baar rijtuig en reed onder een hartelijk vaarwel heen. Zijn Hoogheid steeg in zijne staatsiekoets en keerde huiswaarts. De schitterend gekjeede gasten verdwenen al pratend en lachend in alle richtingen, en alles was voorbij. En de seenige heer”, wiens aardsche bestemming het scheen te zijn op de verschillende «afternoon teas» te moeten verschijnen, stond onder de portico van de kerk en mompelde tot een zijner kennissen: «Kondt ge u voorstellen dat, dat eenvoudige schepseltje werkelijk de beroemde Delicia Vaughan was? Zij heeft niet in het minst iets van eene schrijfster — zij is waarlijk eene vrouw!” Waarop dekennis, wiens geestesgaven ook zeer beperkt schenen, glimlachte en antwoordde: «O, als het tot een huwelijk komt, dan kan men van eene vrouw ook niet anders verwachten, met waar? Men deukt altijd zoo dat eene schrijfster.... nu ja ... . eigenlijk geen menschelijk wezen is, ha-ha-ha! — zoo iemand met veel spierkracht, maar met een meer dan alledaagsch gezicht en eene twijfelachtige gelaatskleur en met een bril op den neus, jawel ha-ha! Maar wat miss Vaughan betreft, o pardon, mevrouw Carlyon wil ik zeggen, dan moet
men erkennen, dat zij volstrekt niet in dit lijstje past, ha-ha-ha! Een mooi, klein vrouwtje, met iets betooverends in haar figuurtje — en haar geld — nu daa* weet ge alles van ! Die mooie Carlyon is met zijn neus in de boter gevallen, daaraan valt niet te twijfelen! Ha-ha! Goeden morgen!» Met deze woorden knikten ze elkander toe en ieder ging zijn eigen weg. De koster van de kerk kwam naar buiten, keek nog eens onderzoekend rond of er ook achterblijvers waren, nam een paar bruidsbloemen van het roode tapijt mee, en sloot de kerkdeuren. „Er heeft eene huwelijksinzegening plaatsgehad,» verwaardigde hij zich te zeggen tot een paar kindermeisjes, die buiten adem kwamen aanloopen, om eens te zien, wat er te doen was, terwijl ze hunne kinderwagentjes voor zich uit duwden. «Maar nu is alles voorbij en iedereen is naar huis gegaan. «Ook Zijne Kloninklijke Hoogheid was naar huis gereden. Er was dus niets meer te zien en niets meer om optewachten. Ge kunt ook weer heengaan, teleurgestelde meisjes! De eed, die twee tot één bindt, — die Verstand en Dwaasheid, Reinheid en Zinnelijkheid, Onbaatzuchtigheid en Egoïsme verbindt, is voor den eeuwigen God afgelegd en voor zoover wij het beoordeelen mogen, heeft Hij in dien bond toegestemd. Er valt niets meer ze zeggen of te doen — het offer is gebracht. Dit alles was nu drie jaar geleden gebeurd, en toch herinnerde Delicia zich, terwijl ze in stille afzondering in hare studeerkamer zat, alles wat er op den trouwdag was voorgevallen, tot in de kleinste bijzonderheden, als den dag van gisteren. Haar geluk had haar den tijd op zachte vleugelen voorbij doen vliegen en haar droom van liefde had nog niets van haar hemelsehen glans verloren. Haar huwelijk had geene merkbare veranderingen in haar lot gebracht — zij werkte nog wat harder en geregelder, dat was alles, Haar man verdiende al de genoegens en weelden van het leven, die zij hem verschaffen kon — meende ze — en zij was vast besloten, dat hij sich nooit zou beklagen over haar gemis aan energie. Haar roem werd voortdurend grooter — zij was de jerste in de letterkundige wereld — men kwam van reinde en ver om het voorrecht te hebben haar te sien of even met haar te sprekeu , al was het maar roor een paar minuten. Maar die algemeene bewondering was niets voor haar. Zij hechtte hoegeïaamd geene waarde aan de bewijzen van waardeeïng; die zij dagelijks uit alle deelen der aarde ont-
CT-minn.— " " —1 " ving en die van de grootheid van haar genie getuig, den en spraken over den invloed die hare geschriften op duizenden hoofden en harten gehad had. Dit alles ging aan haar voorbij als het suizen van een zachten wind, al hare belangstelling concentreerde zich op haar werk, — ten eerste om het werk zelf en ten tweede opdat ze een voortdurenden, eene onuitputtelijke goudmijn voor haren echtgenoot zou blijven. Carlyon had zeker niets waarover hij zich beklagen kon, er bleef hem niets te wensehen over. Een gekroonde koning zou hem hebben kunnen benijden; geen zorg drukte hem, geen schulden, geen moeielijkheden, een voortdurend saldo bij zijn bankier, een weelderig tehuis, niet alleen met die gemakken ingericht, waarover de weelde beschikt, maar met de smaak van eene kunstenares, die getuigt van een helder verstand; èene beminnelijke vrouw, wier schitterende gaven het onderwerp van het gesprek vormden op twee werelddeelen, en ten slotte en dat niet in het minst, de volkomen, vrije beschikking over zijn weg wil. Delicia speelde nooit den huiselijken tyran over hem; hij was geheel vrij om te doen wat hij verkoos, om te gaan waar hij wilde en te bezoeken wie hem goed dacht. Zij ondervroeg hem nooit naar den aard zijner bezigheden of vermaken , en hij van zijn kant, was verstandig genoeg eene lijn te trekken tusschen een zeker „soort» die hij persoonlijk vereerde met zijne bezoeken, en de anderen die hij aan zijne vrouw voorstelde. Hij wist heel goed, dat wanneer hij de dwaasheid beging iemand met zoo’n «twijfelachtige reputatie» in den kring van kennissen van zijne vrouw te brengen, zijne tegenwoordigheid slechts éénmaal geduld zou wordpn. Delicia had een zeer vlug waarnemingsvermogen ; en ofschoon hare geaardheid de vriendelijkheid zelve was, had ze een groot gevoel van eigenwaarde en wist ze zieh zoo bedaard en behendig te onttrekken aan iedere ontmoeting met die schurken in de maatschappij en lage parvenu’s, dat ze niet zouden durven trachten ooit op een voet van gemeenzaamheid met haar te komen. Niet in staat den toegang tot haar huis te verkrijgen, zochten ze hun toevlucht in den laster; zij verzonnen leugens, lage beschuldigingen tegen haar; die echter alle weersproken werden door haar eerlijk leven, haar huiselijke vrede en geluk. Toespelingen en valsche geruchten las men van haar in de dagbladen, zij wilde er echter niets van weten en zij ontzenuwde al dien laster door hare leefwijze; totdat men eindelijk niets meer van haar
wist te zeggen dan dat ze «haren man afgodisch vereerde». «Ze is werkelijk doodelijk verliefd op hem!„ riepen de Tookseys en de Snookseys nijdig uit. «Iedereen weet dat Paul Valdis haar wanhopig vereert; zij alleen schijnt er niets van te merken!» «Misschien vindt ze de Eransche gewoonte niet goed een echtgenoot en een minnaar tegelijk te hebben,» veronderstelde de heer Casual Caller. «Ofschoon het tegenwoordig toch ook mode in Engeland is. Bovendien is die Paul Valdis al honderdmaal «wanhopig verliefd» geweest, zooals gij het noemt.» De Tookseys en de Snookseys zuchtten ,■ huiverden, draaiden met hufme oogen en haalden de schouders op. Zij waren oud en leelijk en hadden een geelbleek gelaat; maar hun hart was nog vol afgunst en kwaad: zij verwonderden zich over en benijdden het groote geluk van. deze vrouw — eene letterkundige nog wel! — die niet alleen den knapsten man tot echtgenoot had, maar die nog bovendien den mooien Paul Valdis, den grooten acteur tot minnaar kon hebben, als ze hem maar een haarbreed tegemoet kwam ! Terwijl «men» zoo redeneerde, werkte Delicia, en verzamelde schatten, opdat hare man ze kon uitgeven zooals het hem behaagde. Zij zonderde wat af voor de uitgaven van haar huishouden en een matig gedeelte voor haar eigen kleeding, en de rest was voor hem. Hij reed met twee vóór elkaar gespannen paarden, de prachtigste beesten die men ooit op de wandelwegen der «beau monde» gezien had. In de lente zag men hem ’s morgens vroeg op een Arabisch paard, dat een vorst hem benijden mocht. Hij had zijn eigen vierspan, waarmee hij races té Ranelagh en Hurlbgham reed met eenige «uitgezóchte» vrienden — van dat soort, die Delicia niet kende en die ze niet wensckte te kennen, gewoonlijk tooneelspeelsters en heeren, die in de stad rondslenterden en weddenschappen aangingen, eenige dames met luidklinkende titels, die eenvoudig hunne echtgenooten over boord geworpen hadden en na naar eigen goedvinden dronken en den vrouwelijken Don Juan speelden. Soms kreeg Delicia wel eens bezoek van eene «lieve vriendin», die door de lofwaardige zucht gedreven werd om onrust te stoken tusschen man en vrouw en die dan van eene goede hoeveelheid praatjes voorzien, zieh ongemerkt liet ontvallen: ( Wordt vervolgd),
"DELICIA". "Bredasche courant". Breda, 1905/05/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324077:mpeg21:p00001