Zij, die zich met 1 Juli a. s. op deze
CÖURAIVT abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis
. Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering Kan worden ingestaan* DE üITGEVEEb).
BEKENDMAKING. COLLECTE GEWAPENDE DIENST. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat op Maandag 19 Juni a. s., den herinneringsdag van den slag bij Waterloo, aan de huizen van alle ingezetenen zal worden gehouden de jaarlijksche collecte ten behoeve van het »Eonds tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden”, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 18 November 1820. Onder aanbeveling dezer collecte in de milddadigheid der ingezetenen, wordt bijzonderlijk hunne aandacht erop gevestigd, dat genoemd fonds strekt tot het verleenen van hulp en ondersteuning aan hoogbejaarde, hulpbehoevende oud-strijders en verminkten in den oorlog. Breda, 14 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GOL1É, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. VERKIEZING LEDEN GEMEENTERAAD. De BURGEMEESTER der gemeente Breda; Gelet op art. 3 van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1897 (Staatsblad n°. 144), gewijzigd bij dat van 10 Januari 1901 (Staatsblad n°. 27); Brengt ter openbare kennis, dat de formulieren
voor de opgaven van eandidaten voor de periodieke verkiezing van leden van den gemeenteraad, welke op 27 Juni a. s. zal plaats hebben, van heden af ter secretarie dezer gemeente kosteloos verkrijgbaar zijn. Breda, 10 Juni 1905. De burgemeester voornoemd, Ed. GULJÉ. BEKENDMAKING. LICHTSTERKTE VAN HET GAS. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat, blijkens het rapport van den heer dr. Reinders, in de maand Mei 1905 de lichtsterkte van het gas, berekend in Engelsclie standaardkaarsen, bij een verbruik van 141,6 L. gas per uur, was: het hoogst 10 Mei — 14,6 en het laagst 27 » — 13,3 terwijl de gemiddelde lichtsterkte was 14,2. Zwavel in mG. per M3. gemiddeld 531. Ammoniak » » » » » 1,12. Koolzuur in volume-procenten » 1,60. Breda, 13 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden aan a. G. J. van Spaandonk, wonende alhier en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het opriehten eener stoffenververij in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de van Goorstraat n°. 16, kadastraal bekend B, n° 3693. b. Alsnog, voor een proeftijd van twee jaar , voorwaardelijk is verlengd de vergunning, verleend aan G, Haagh, wonende alhier, en zijne rechtverkrijgenden, tot het oprichten eener aspkaltfabriek op het perceel, gelegen in deze gemeente aan den Nijverheidsingel n°. 26, kadastraal bekend sectie A u°. 4860. Breda, 10 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. VERKIEZING LEDEN GEMEENTERAAD. Burgemeester en Wethouders van Breda; Overwegende, dat op 27 Juni a. s. alhier de verkiezing zal plaats hebben voor: a. twee leden van den gemeenteraad in district I; b. twee leden van den gemeenteraad in district II; c. drie leden van den gemeenteraad in district III; Gelet op art. 9 der gemeentewet; Hebben besloten te bepalen, dat de stemming voor de hierbedoelde verkiezing, zoo noodig, zal plaats hebben op Dinsdag 11 Juli a. s. en de herstemming, zoo noodig, op Dinsdag 26 Juli d. a. v. Breda, 10 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN , secretaris’.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001
Volgens een Exchange-telegram uit St. PetersDurg is de werkkring van de volksvertegenwoordiging nu geheel bepaald. De verkiezingen lullen plaats hebben door de zemstwo’s — lees rermoedelijk: op de wijze als de zemstwo’s gerozeri worden — hetgeen in zich sluit, dat de loden geen stem in ’t kapittel hebben.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001
Het ministerie van buitenlandsche zaken te St. Petersburg, deelt mee: Roosevelt heeft den Amerikaanschen gezant te St. Petersburg opgedragen om den Tsaar in een particuliere audiëntie Rooseve't’s persoonlijken wensch over te brengen om in het belang van de ganscbe wereld zooveel mogelijk bij te diagen tot staking der vijandelijkheden. De gezant had last er bij te voegen , dat de President denzelfden stap bij Japan had gedaan. De Tsaar ontving den gezint en hoorde President Roosevelt’s voorste! op heusche wijze aan. Roosevelt deed daarop zoowel de Russische als de Japansche regeering een ambtelijke mededeeling over de zaak toekomen. In antwoord op deze mededeeling stelde de minister van buitenlandsche zaken den Amerikaanschen gezant op keizerlijk bevel in kennis door eene nota, dat de Tsaar graag het nieuwe bewijs van de traditioneele vriendschap tusschen Rusland en Amerika had gezien evenals de waarde, die Roosevelt bleek te hechten aan den algemeenen vrede. Tegen de samenkomst van gevolmachtigden tot uitwerking der vredesvoorwaarden had Rusland in beginsel niets in te brengen. Ambtelijk wordt verklaard dat de Russische en Japansche regeeringen denken over Washington , den Haag ot Genève als plaats van samenkomst voor de vredesconferentie.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001
Een dagblad uit Stockholm maakt een brief van honing Oscar aan den voorzitter van het Noorweegsche Storthing openbaar, waarin de Koning verklaart, dat de eed, die hij als koning van Noorwegen bij het begin zijner regeering heeft afgelegd, hem den plicht oplegde, niet te berusten in hetgeen het Noorweegsche Ministerie verklaarde ten opzichte van de weigering van den Koning om de Consulatenwet te sanctionneeren, De koning gaat dan op de geheele quaestie nader in, bespreekt de crisis en zegt: Nadat de ministers in het Storthing hun ambten hadden neergelegd, heeft ook het Storthing dezen inbreuk op de Grondwet goedgekeurd. Daar het door een revolutionnaire handeling heeft verklaard, dat de wettige koning van Noorwegen heeft opgehouden te regeeren en dat de unie tusschen de beide vereenigde rijken is opgeheven, staat het thans aan Zweden en den Koning als koning om te beslissen of de aanslag van Noorwegen op de bestaande unie tot een wettige opheffing dier unie zal leiden. Beroer, de voorzitter van het Storting, las vandaag in het Storting den brief van koning Oskar voor. De leden hoorden de voorlezing van het stuk zeer oplettend aan. Op voorste! van Berner besloot het Storting, zijn beraadslagingen op te schorten, en een commissie gelegenheid te geven, den brief van koning Oskar in overweging te nemen. De socialistische partij is bezig een referendum uit te lokken over de vrijmetselarij. Aan alle afdeelingen zal de vraag worden gesteld of de majonnerie werkelijk een liefdadige instelling
is en ot het lidmaatschap ervan, zooals de Jezuïeten beweren, een oorzaak van zedelijke en politieke onwaardigheid is. Het thans openbaar gemaakte verslag van de commissie van onderzoek naar de Iegerscliandalen in Zuid-Afrikn wekt in Londen geweldig opzien, otscboon de inhoudgrootendeels a! uitgelekt was. De door de commissies van Butler vastgestelde misbruiken zijn erger dan iemand vreesde. De commissie noemt de schuldigen aan ettelijke knoeierijen bij de leveranties aan het leger in Zuid-Afrika, maar vindt dat kolonel Morgan de verantwoordelijke hoofdschuldige is. Morgan stond aan het hoofd van het liquidatie-departement, opgericht door Kitchener in het voorjaar van 1902 om de nog opgehoopte legervoorraden geleidelijk op te ruimen. De commissie beschrijft in bijzonderheden, hoe men met die opruiming te werk ging. Zij geschiedde door middel van eenige leveranciers, samenspannende om de goederen bij de veilingen voor een prikje te bemachtigen en weer met grove winsten van de hand te zetten. In vele gevallen werden groote voorraden noodeloos naar Pretoria overgebracht, waarbij de kosten van vervoer de opbrengstsom van de veiling verre overtroffen. De commissie brandmerkt Morgan’s broeder als den hoofdknoeier onder de leveranciers, maar veroordeelt ook Morgan streng, omdat hij de praktijken van zijn broer oogluikend toeliet, wat in strijd was met zijn krijgsmanseer. De commissie wijst ettelijke andere hooggeplaatste knoeiers aan, maar zegt dat het moeielijk is allen op te sporen, aangezien vele compromitteerende stukken verdwenen zijn. De commissie detailleert zes typische gevallen van knoeierij. Het rapport van de enquête waarin zijn opgenomen de getuigenissen van 34 getuigen gehoord in 58 zittingen, is een dikke bundel. Arnold-Forster heeft een voorrede voor het verslag geschreven waarin hij de schandalen tracht te verzwakken, door op te merken dat het onderzoek onvolledig is geweest en geen rechtskracht heeft, aangezien de er in genoemde beschuldigden geen gelegenheid tot zelfverdediging hebben gehad. Men berekent dat de knoeierijen het Engelsche volk alles te zaam een verlies van 72 millioen guldens berokkend hebben. De profeet Dowie heeft een inschrijving geopend, die een half millioen moet opleveren, ten einde zich met een evangelisch leger van drie duizend man naar Parijs te begeven om de zonde uit deze stad te verjagen.
Onze correspondenten (ook de h. P.) herinneren we dat geen telegrafische mededeeliug wordt ingewacht van den nitslag der stemming en herstemmingen , omdat daarin op andere wijzen voorzien wordt.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001
VAN MARIE CORELLI, vertaald door HILBERTA. 20. »Kan hij het niet helpen dat hij haar onteerde ? Kan men niet hartstochtelijk en toch met eene reine liefde «beminnen, en met dat geheim sterven ? Blijft er dan geen gevoel van eigenwaarde meer over in den man ? of in de vrouw ? Gelooft ge bijvoorbeeld dat ik mijzelve veroorloven zou een anderen man lieftehebben behalve jou P” Een blos verhelderde zijn gelaat en zijne oogen schitterden. En met een glimlach van voldoening zei hij: »Op mijn woord, dat is prachtig — en dan de manier, waarop je dat zegt! Maar alle vrouwen zijn ook niet zooals jij bent!” «Dat weet ik,” hernam zij. «De zusters van kapitein Fitz-Hugh bijvoorbeeld, zijn zeker niet zooals ik ben! Zij hebben gelijk, dat ze mijn boek niet lezen; zij mochten er eens de vrouwelijke listen en huichelarij te open in blootgelegd zien, en dat zou haar kunnen mishagen. Maar wat jou klacht aangaat, want ik beschouw het als een klacht van jou, dan kunt ge alle lasteraars in de wereld uitdagen, als je wilt, om eene beleedigende uitdrukking in mijne geschriften aan te wijzen, — ik verzeker je, dat ze er niet één zullen vinden!” Hij stond op en sloeg zijn arm om haar heen. Toen hij haar aanraakte, huiverde ze met een tot nu toe ongekend gevoel van afkeer. Hij bemerkte het, maar gaf er eene anJere verklaring aan. «En je zult dus nooit een anderen man liefhebben dan mij?” vroeg hij vleiend, terwijl hij hare weelderige lokken met zijne lippen aanraakte. «Nooit!” hernam ze vast, terwijl ze hem eerlijk in het gelaat zag. «Maar leg mijne bedoeling niet verkeerd uit 1 Het zou heel goed kunnen zijn , dat ik ophield ook jou lieftehebben — ja, dat zou zeker te eeniger tijd kunnen gebeuren ; maar ik zou hierom nooit een anderen man liefhebben. Ik zon mij zelve niet zoo kunnen verlagen en mijne genegenheid in verschillende richtingen uitzenden op de manier van mevrouw Rapley, die vrijwillig afgedaald is, zooals |
een van onze hedendaagsehe novelisten opmerkt, »tot de manieren en gewoonten van de hen in de kippenloop.” Als ik ophield jou lieftehebben, dan zou er voor mij geene liefde bestaan. Ze zou nooit voor iemand anders kunnen herleven; ze zou dood zijn en tot stof en asch worden! Ik heb geen vertrouwen in eene vrouw, die meer dan éénmaal bemind heeft!” Carlyon speelde nog met hare lokker. Het onbepaalde iets dat hij in haar miste, maakte hem verlegen en verward. „Weet je wel, dat je me van morgen heel vreemd aanziet, Delieia ?” zei hij ten laatste. «Bijna als was ik niet meer dezelfde man voor je als vroeger ? En dit is de eerste keer, dat ik je ooit heb hooren spreken van de mogelijkheid, dat je liefde voor mij zou verkoelen!” Ze maakte zich langzaam uit zijne omhelzing los, stond van de ontbijttafel op en gaf voor dat ze wat te verschikken had in de bloemen op den schoorsteenmantel. »Ik heb in den laatsten tijd veel filosofie gelezen ,« antwoordde ze met een zenuwachtig lachje. «Grimmige, oude, cynische wijsgeeren, uit ouderen en nieuweren tijd, die zeggen, dat er niets blijvends op aarde is, en dat alleen de menschelijke ziel van onvergankelijke stof gemaakt is, die altijd iedere aandoening overleeft, en naar de hoogste volmaking streeft. Als dit waar is, dan is menschelijke liefde arm en onbeduidend in vergelijking van de hemelscke liefde!” Hare oogen schitterden met diep gevoel. »Zoo zeggen sommige van onze wijze leermeesters ten minste; en als het inderdaad waar is, dat al het sterfelijke slechts eene schaduw is van het onsterfelijke , dan is het ook natuurlijk dat langzamerhand de wenschen voor dit leven wijken voor het eeuwige leven, dat ons wacht!” Carlyon keek haar verwonderd aan, zij sloeg haren blik op hem, terwijl hare oogen schitterden, met een zuiver licht, waarvoor hij de zijnen moest neerslaan. «Ik kan je voortreffelijke theorieën niet volgen,” zei hij half knorrig; «dat heb ik nooit kunnen doen. Ik heb je altijd gezegd, dat je toch niet zoo redeneeren kunt, dat een man zich bekommeren zal over een ander leven, dan dat, wat hij nu beleeft — hij ziet geen ander en hij heeft er geene behoefte aan. Hij kan zich geen anderen hemel denken, dan een grappige, vroolijke plaats, en als hij er goed over
denkt, dan heeft hij altijd liever eene vrouw, die hem bemint, dan een engel.” „Je spreekt voor je zelven, Willy, zei Delieia glimlachend. «Als er engelen zijn, zooals ik ze mij voorstel, zou ik veel liever door hen bemind worden dan door een man. De liefde van een engel is onvergankelijk, die van een man slechts tijdelijk. Wij oordeelen over deze dingen van een verschillend standpunt. En wat het leven hier op aarde aangaat dan wil ik je wel verzekeren, dat ik daarmee niet zoo overgelukkig ben.” «Lieve Hemel! en je hebt alles wat ge maar verlangt!” riep Carlyon uit. «Tot roem en eer toe, die eene vrouw anders zoo zelden verkrijgt 1” «Ja, en ik ken de waarde ervan!” antwoordde ze. «Roem, wil letterlijk vertaald zeggen: laster. Denk je dat ik dien niet naar waarde kan schatten ? Denkt ge dat ik niet weet, dat ik door den leugen en afgunst en haat van den minder gelukkige vervolgd wordt? Of dat ik mijne oogen sluit voor de vijandschap, die ik overal ontmoet? Als ik oud en arm en leelijk was, en geen kleeren had, en toeh boeken schreef, dan zou men mij meer genegen zijn dan nu. Misschien waren er dan nog wel eenige rijken, die zoo vriendelijk wilden zijn, mij onder hunne bescherming te nemen !” Ze lachte minachtend. «Maar nu diezelfde rijke mensehen zien, dat ik hen nog wel eens in mijne bescherming zou kunnen nemen, kan niemand de hevigheid en de juiste maat" van hunne antipathie voor mij kennen! Maar wanneer ik zeg, dat ik in dit leven niet gelukkig ben , dan bedoel ik het .maatschappelijk” leven = het werkelijke leven zal ik nooit moede worden.” «Nu, van morgen schijn je in ieder geval mij gauw moede te zijn,” zei Carlyon nijdig. «Daarom zal het maar het beste zijn dat ik je van mijn gezelschap verlos.” Ze gaf geen antwoord. Hij treuzelde nog wat, en bego» toen weer te brommen : .Het spijt mij, dat je in zoo’n slecht humeur bent.” Als eenig protest trok Delieia even de wenkbrauwen op. «Ia, je weet heel goed, datje in een slecht humeur bent,” ging hij koppig voort, ,al beweer je ook het tegendeel. Ik had je juist wat te vragen over je eigen zaken.” «Ga je gang;” zei Delieia. «Maar laat ik vooraf verzekeren, dat mijne zaken volkomen in ordi , zijn.
«O, daar vraag ik niet naar” ging hij weinig op zijn gemak voort'; «maar die verd .... uitgevers dingen altijd wat op een koop af, en vooral bij eene vrouw. Die firma nu, ik bedoel die, welke jou laatste boek uitgegeven heeft — heeft die je al betaald ?” «Ja zeker,” antwoordde ze bedaard. «En ofschoon ze maar uitgevers zijn, zijn het toeh zeer achtenswaardige mensehen.” «Was het niet ongeveer acht duizend pond, dat je er voor kreeg ?” vroeg hij, terwijl hij naar de panden van zijne fijne *morgenjas keek en een vlekje uit het laken trachtte te wrijven. »Ja,” antwoordde ze «en ik betaalde gisteren vier duizend pond in jouw bank.” Zijne oogen schitterden. «Wel, wel, wat ben je toch een knap vrouwtje !” riep hij uit. «Wat zit er toch wat in dat bolletje van jou ! Het is mij altijd nog een raadsel hoe je er aan komt!” «Men kan zich nooit rekenschap geven van den smaak van het publiek,” zei Delieia, terwijl ze heüi aankeek met het pijnlijke gevoel, dat eene plotselinge verachting voor hem bij haar opwekte. «Maar vermoei jij je hoofd daar maar niet mee.” «O, ik breek mijn hoofd nooit over literatuur!” lachte Carlyon, nu zijn lachlust op eens opgewekt werd, bij de gedachte, dat er weer een extra vier duizend pond in zijue bank was gestort. «De menseken vragen mij dikwijls «Hoe kan je vrouw toeh zulke mooie boeken schrijven ?” en dan antwoord ik altijd. «Ik weet er niets van. Het is eene bewonderenswaardige vrouw! Ze sluit zich als een zijworm in hare eigen kamer op, en dan spint ze een echte cocon!” Dat zeg ik altijd maar tegen hen, zie je, en toch schijnen ze mij nooit te gelooven, want een massa van mijne vrienden zweren er altijd bij, datje een man moet hebben, die je helpt.” s Dat is het zelfbedrog van den man, die meent dat zijne hulp altijd en overal noodig is” zei Delieia met een koelen glimlach. «Als men nagaat, hoeveel de mannen altijd spreken over hunne eigen bekwaamheden , dan is het waarlijk verbazend, zoo weinig als ze uitrichten. Nu, adieu! ik ga naar boven, om mijne cocons te spinnen.” Hij trad haar in den weg, toen ze de kamer wilde verlaten. (Wordt veivolgd.)
"DELICIA". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324094:mpeg21:p00001