Van I September af verschijnt deze Courant
DAGELIJKS, zonder verhooging van den A bon nemen tsprijs.
b Zij, die zich met 1 Juli a. s. on deze
C O UII A ]\ T abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis
* Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering Kan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
BEKENDMAKING. VERKIEZING LEDEN GEMEENTERAAD. Burgemeester en Wethouders van Breda; Overwegende, dat op 27 Juni a, s. alhier de-verkiezing zal plaats hebben voor: a. twee leden van den gemeenteraad in district I; b. twee leden van den gemeenteraad in district II i c. drie leden van den gemeenteraad in district III; Gelet op art. 9 der gemeentewet; Hebben besloten te bepalen, dal de stemming voor de hierbedoelde verkiezing, zoo noodig, zal plaats hebben op Dinsdag 11 Juli a. s. en de herstemming, zoo noodig, op Dinsdag 26 Juli d. a. v. Breda, 10 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN , secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324099:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324099:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. Aaugifte voor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda achten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste l4 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. JBij het verlaten der, gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid, dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 18 Mei 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. VERKIEZING LEDEN GEMEENTERAAD. De BURGEMEESTER der gemeente Breda; Gelet op art. 3 van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1897 (Staatsblad n°. 144), gewijzigd bij dat van 10 Januari 1901 (Staatsblad n°. 27); Brengt ter openbare kennis, dat de formulieren voor de opgaven van oandidaten voor de periodieke verkiezing van leden van den gemeenteraad, welke >p 27 Juni a. s. zal plaats hebben, van heden af er secretarie dezer gemeente kosteloos verkrijgbaar zijn. Breda, 10 Juni 1905. De burgemeester voornoemd, Ed. GULJÉ.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324099:mpeg21:p00001
De Tsaar heeft aan de deputatie van het Zemstwo’s-congres van Moskau en aan de vertegenwoordigers van St.-Petersburg woordelijk het volgende geantwoord: sik ben verheugd, u te hebben gehoord; ik twijfel niet of gij werd door een gloeiende vaderlandsliefde geleid, toen gij u rechtstreeks tot mij wendet. Ik ben met u en met het gansche volk ten diepste bedroefd geweest, ik ben het nog over het ongeluk, hetwelk de oorlog over Rusland heeft gebracht en over de moeilijkheden, die nog komen kunnen, alsook over alle woelingen in het binnenland. Geeft uw bezorgdheid op, mijn wil is een souvereine wil, een onwrikbare ; de toelatiüg der gekozenen tot de werkzaamheden van den Staat zal in alle orde doorgevoerd worden. Eiken dag zie ik op dit werk toe en wijd mij daaraan ; gij kunt dit allen, die met u in betrekking staan, mededeelen, mogen zij op het land of in de steden wonen. Ik ben vast overtuigd dat Rusland uit de bezoekingen, die het doorstaan heeft, verjongd te voorschijn zal komen, en dat tusschen den Keizer en gansch Rusland een band zal ontstaan, een overeenstemming tusschen mij en de mannen van den Russischen grond; een eensgezindheid en overeenstemming welke als grondslag dienen zal voor de orde der dingen op een wijze overeenkomende met de oorspronkelijke grondregelen. Ik stel vertrouwen in uw oprechten wensch, mij in deze taak te ondersteunen.” De Keizer sprak daarop eenige woorden met elk der aanwezigen. »Het politie-bewind van willekeur dat de bureaucratie geschapen heeft, heeft het land geleid tot den ondergang, tot een noodlottigen oorlog, tot anarchie, tot burgeroorlog. »Wij geloóven, dat uw beloften oprecht zijn, maar helaas, is de vervulling ervan toevertrouwd aan menschen, die besloten zijn, haar te doen mislukken; die gezworen hebben, u te bedriegen, en u wantrouwend te maken jegens uw onderdanen . . . »Houd op met te luisteren naar deze intriganten ! Roep de gekozenen des volks bijeen.”
Welk een verandering in de houding van regeering tot volk, sinds den dood van Plehwe! Maar veel ernstiger teeken des tijds is de ofScieren-bijeenkomst te Krasnoje Selo. Is de tot dusver onwrikbaar geachte tucht in het Russische leger geschokt ? Ja en neen. De officieren betuigden hun gehoorzaamheid en trouw. Maar zij willen geen werktuig zijn van een (ten doode opgeschreven) dwinglandij. Wanneer honderden officieren gemeenschappelijk beraadslagen ten spijt van elk verbod, dan moet de ontevredenheid wel zeer diep zitten. En dat generaal Rebbinder, adjudant van den oppercommandant van het district St.-Petersburg, dus een der hoogste militaire waardigheidsbekleeders, met de officieren moest onderhandelen en hun zelfs het bijeenroepen van een nieuwe — rechtmatige — vergadering moest beloven, bewijst hoe zwak de regeering staat.
"RUSLAHD.". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324099:mpeg21:p00001
Linjewitsj seinde gisteren den 19den, ’s ochtends om vier uur begonnen de Japanners tegen ons. front op te rukken. Ten westen van den spoorweg werd Kin-loe-tsjwan door sterke Japansche afdeelmgen bezet. De Japanners weken voor onze troepen in het gebied van Lianojang-wopin°overal zuidwaarts terug. Volgens een bericht van den 19den, ’s namiddags , begonnen de Japanners terug te trekken naar den weg van Maimakan naar Tsjangtoe foe. In het gebied bij den spoorweg zijn de Japanners tot het station Sjoeamiaotze doorgedrongen, waarna hun opmarsch gestaakt werd. In°het district Lianojang-woping zijn zij naar hun vroegere stellingen teruggekeerd. Ten oosten van den spoorweg begon de Japansche infanterie ’s ochtends om 3 uur op te rukken op den weg naar Paslasjamin, maar om 9 uur hielden zij halt. Bij den mandarijnenweg deden de Japanners ’s ochtends om 3 uur een aanvallende beweging, vooral tegen onze linkerflank. Tegen 3 uur ongeveer gingen onze vooruitgeschoven Rdeelingen terug, zij zetten deze beweging voort ;oen de Japansche artillerie het vuur tegen hen rpende. s Middags bezetten de Japanners het iorp Tiaosjoesji; om twee uur het dorp Pomalm.
Uit Tokio wordt ambtelijk gemeld. Een van onze afdeelingen in het noorden van Rorea heeft Kang-song geheel bezet. Gisteren zijn eenige duizenden Russen met geschut noordwaarts teruggetrokken naar Sjoesong, op 20 KM. van Kang-song. De Daily Telegraph verneemt uit Tokio, dat de Japanners hun zegevierenden opmarsch voortzetten. De Russen zijn op beide vleugels geheel omgetrokken. Men verwacht, dat binnenkort zeer goed nieuws van het oorlogsterrein zal worden ontvangen. De Japanners hebben aanzienlijk meer dan een half millioen man in het veld.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324099:mpeg21:p00001
VAN MARIE CORELLI, vertaald door HILBERTA. 24. Delicia was onnatuurlijk kalm geworden, zij zat onafgebroken met eeu kouden, critischen blik dit tooneel gadeteslaan, en terwijl ze zoo keek, zag ze ook dat de juwelier in de Bondstraat waarheid gesproken had; want daar op Marina’s hijgenden boezem schitterde de diamanten duif met hare liefde boodschap «Je t’adore ma mie!” Iedere lichtstraal die Delicia’s oog trof, wanneer de danseres haar lenig lichaam in allerlei bochten wrong, sprak haar van de ontrouw van Carlyon. En toch kostte het haar nog moeite de gekeele waarheid te beseffen ; geene bijzondere gewaarwording van smart of toorn gevoelde zij bij zich opkomen. Ze zat daar als versteend , ongevoelig voor alles wat er om haar heen gebeurde. Ze was echter haar gevoel niet zooveel meester of mevrouw Cavendish riep met schrik uit, toen ze haar aanzag: «Delicia, ben je niet wel? Robert, ze valt flauw; laten we haar buiten de loge brengen! Als ze maar in de frisscbe lucht komt!” Delicia dwong ziohzelve te glimlachen en bedaard zei ze : «Het is niets, geloof me. Het is niets anders dan de warmte en de rook. Toe, let er maar niet op; bet is spoedig weer geheel beter.” Maar ondanks bare woorden stond ze toch half op en keek om zich heen, als zoebt ze eenen uitweg; toen zich geweld aandoende, dankte ze Cavendish, die haar haastig zijnen arm bood en zei; sik wil dezen dans nog uit zien; en zullen we dan gaan, als u het goed vindt tenminste?” Daarop keerde ze zich weer naar het tooneel, dat nu met een purperen licht overtogen was: waardoor Marina, in hare vlindergestalté, met al de kleuren der regenboog schitterde. Hare witte vleugels werden met de schoonste tinten gekleurd — nu rood, dan blauw en groen en tusschen al dat tooveren met licht het onschuldig lachend figuur van Marina, met de diamanten duif op hare borst. En toen Delicia van haar naar beneden in de zaal
keek, om het effect van de voorstelling op die menigte te zien, was haar bijna een kreet van schrik ontsnapt, want daar recht tegenover haar stond ■— Carlyon ! Ze keken elkaar op hetzelfde oogenblik aan ; de eivolle zaal, het schitterend verlichte tooneel, met de zwevende gestalte van de populaire danseres, scheidden hen — de zichtbare scheiding, waarop eene oneindig diepere onzichtbare kloof zou volgen. Baron Carlyon keek zijne vrouw trotsch en verwijtend aan; was Delicia minder verbaasd en ongelukkig geweest, dan had ze luid kunnen lachen om de beteekenis van dien blik. Want bij nam eene houding aan van gekwetste deugd, die, als men de waren stand van zaken beschouwde, iets belachelijks had; en een oogenblik bestudeerde Delicia hem met een wonderlijk kalmen en critischen blik, alsof bij een onderwerp was voor eene literarische behandeling en niets meer. Ze las uit den blik, die hij tot haar opsloeg, dat ze verre de perken der welvoeglijkheid te buiten was getreden, met naar «de Empire” te gaan , al was ze vergezeld van twee van hare oudste en meest Intieme vrienden; aan zijne eigen schuld met betrekking tot La Marina dacht hij naar alle waarschijnlijkheid niet. Den man wordt altijd de eer toegekend uitstekend logisch te kunnen redeneereD, en dat hij in dien tak der wetenschap alle zwakke pogingen der vrouw verre overvleugelt. Ongetwijfeld heeft hij een zeer bijzondere gave iu het uitdenken van verontschuldigingen voor zijn eigene ondeugden; men moet erkennen, dat hij daarvan dikwijls schitterende proeven aflegt. — Voordat het gefladder van La Marina voorbij was, en terwijl de heeren onder de toeschouwers onuitputtelijk waren in hunne toejuichingen, kwam Delicia zoo onder den indruk vanliet onware, en het bespottelijke van de vertooning, dat ze niet anders kon dan glimlachen. Er was een gapende wonde in haar hart; maar die was zoo diep en onpeilbaar, dat ze tot nog toe de ware folteringen er niet van gevoelde, ze kende de ondragelij.ke pijn aog niet, en dus besefte ze niet, dat ze doodelijk getroffen was. Hare rijke fantasie, die haar altijd trouw bleef, bewaarde haar op dit oogenblik voor iet volle bewustzijn van Carlyon’s grenzelooze on- i ;rouw; de gedachte, dat ook zij meegewerkt had lan de vereeringen van La Marina deed haar glimachen ; onbewust had ze haren echtgenoot in staat j gesteld kostbare juweelen voor zijne maitresse te : toopen van haar verdiend geld!
«Het is inderdaad kluchtig!” zei ze half luid, en het kluehtigst van alles is misschien, dat ik dat nooit van hem gedacht had! «Wat zegt ge, Delicia?” vroeg de oude heer Cavendish, terwijl hij zich naar haar toe boog. Delicia lachte. «Niets!” hernam ze. «Ik sprak in me zelve, het is eene slechte gewoonte. Ik zag Willy daar juist, hij is ergens in de zaal. Ik geloof, dat het hem niet srg bevalt, dat hij mij hier ziet.” »Wel, hij is hier zelfs dikwijls genoeg,” antwoordde Cavendish, «tenminste, zoo heb ik kooren vertellen”. »0, maar u moet nooit gelooven! wat de menichen zeggen,” zei Delicia vroolijk. «Het meerenleel van het mensehdom vertelt meer leugen dan vaarheid; dat komt meer met hunne maatschappeijke gewoonten overeen, en het is hun veel gemak;elijker. Zullen we nu heengaan?” «Heel graag,” en de Cavendishes stonden dadelijk ip. «Zullen we op Carlyon wachten?” «O, neen, het is zoo vol, we kunnen hem onmo;elijk vinden. Hij gaat misschien met een huurrijuig naar huis.” Zij verlieten de zaal. Delicia had haar rijtuig oor dien avond aan hare vrienden afgestaan, daarin reed ze eerst met hen naar huis. «Je hebt ons nog niet eens verteld, hoe je La larina vindt,” zei Mevrouw Cavendish vriendelijk, Den ze elkander goeden nacht wenschten. «Waart e teleurgesteld? «Volstrekt niet,” antwoordde Delicia bedaard; ze is een uitstekende danseres. Ik heb nooit geacht, dat ze meer zou zijn, als ze werkelijk was.” «Heel veel heeren zijn verzot op haar,” merkte 3 heer Cavendish op, terwijl hij op de stoep voor jne woning stond en naar Delicia zag, die achterver in hare kussens gedoken zat. «Iemand verteli mij onlangs, dat ze meer juweelen heeft dan :ne koningin. «Dat geloof ik graag,” zei Delicia achteloos. Ie is nu nog een stuk speelgoed, niet waar, dat en zoo duur mogelijk moet betalen. Wel te Lsten 1” Ze groette nog eens met hare hand, en reed weg. e heer [en mevrouw Cavendish traden hunne wong binnen en keken elkaar vragend aan, in de aarzaam verlichtte gang. «Het baat niet, of men haar al eenige wenken’terloops geeft,” zei Cavendish bijna boos. Ze wil er absoluut niets van weten.” «Ik geloof niet, dat ze ooit een woord ten nadeele van Carlyon zal gelooven,” antwoordde zijne vrouw; «en ik vrees dat zelfs wij hare oudste en beste vrienden, haar beleedigen zouden, als we haar alles vertelden, wat wij er van gehoord hebben. En waartoe zouden we ongenoegen maken!” «Ge meent, dat het nutteloos zou zijn, als wij de waarheid vertelden” merkte de heer Cavendish op. «Wat is het toch wonderlijk dat men in de wereld nooit eerlijk kan zijn, zonder dat men er iemand mee beleedigt! Mevrouw Cavendish zuchtte en glimlachte eens. Lange jaren geleden was het ook hare beurt geweest in deze onbeduidende kringen te verkeeren, maar ze had spoedig een afkeer gekregen van hunne flauwe dwaasheden en huichelarij; ze had het geluk een goed en edel mensck tot echtgenoot te krijgen, en dat was een zegen, waarvoor ze dagelijks dankbaar was. Het groote verdriet in haar leven was, dat ze geen kinderen had; deze schaduw op haar anders zoo vriendelijk en rustig levenspad, maakte dat ze zich met ongewone teederheid aan Delicia gehecht had. Ware die beroemde populaire schrijfster hare eigene dochter geweest, dan kon ze haar niet inniger hebben liefgehad. Een somber voorgevoel weerde haar dien nacht gedurende geruimen tijd den slaap uit de oogen : haar moederlijk hart bloedde, als ze aan Delicia dacht, wanneer de geruchten omtrent Carlyon waarheid bleken te zijn. Zij kende Delicia’s karakter beter, dan de meeste menschen , zij wist dat er onder die buigzame, zachte natuur, een vasberaden geest school, sterk als ijzer en hard als diamant, — een geest, die voor recht en rechtvaardigheid’ zou gloeien waar en wanneer hij er ook voor getuigen moest; maar ze kon niet voorzien hoe Delicia zich wreken zou, gesteld dat ze oorzaak had voor zulk een wraak. Ze zag er uit zoo slank als een riet en zoo teer als een lelie; maar schijn bedriegter is niets zoo dwaas als de kracht van den geest te beoordeelen naar het uiterlijke voorkomen. Een rapier is een dun, licht wapen, nochtans kan het doodelijk wonden: een nachtegaal heeft zich in het minst niet te beroemen op zijn gevederte, toch overtreft zijn gezang dat van andere vogels. (Boordt vervolgd.)
"DELICIA". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324099:mpeg21:p00001