EERSTE BLAD.
Van 1 September af erschijnt deze Courant
DAGELIJKS, zonder verhooging van den Abonnementsprijs.
» Zij, die zich met I Juli a. s. op deze
COUUANT abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis
Veranderingen in advertentiën gelieve
men sieeus op ueu uug uer uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE UITGEVERS
Behanger ij. Bedden fabriek. 1,1.1». VERHOEVEN, Veemarkt 32. Interc. Telepli. 212. BREDA. Magazijn „De Vlinder’. iDiericM voor letale IfiDBILEEBING. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Stoffeerderij. Meubelfabriek.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324100:mpeg21:p00001
Leugensuiker, noemt dr. M. Greshoff in zijne brochure deze stof en hij waarschuwt met klem en nadruk tegen het gebruiken van dit verzoetingsmiddel, dat in ons land meer gebezigd wordt. Dit is alleen te wijten aan de hooge belasting, die hier op de suiker wordt geheven. De suikeraccijns toch brengt hier met minder dan 19 millioen gulden per jaar op of 4 a 5 millioen meer dan de vermogens- en bedrijfsbelasting samen. Wanneer men een kilogram suiker koopt, zijn 27 cent van den prijs, dien men daarvoor betaalt voor den fiscus. Terwijl suiker een kostelijk voedsel is, is de saccharine als zoodanig zonder eenige waarde. Dat een enkel tabletje schadelijk zijn zal, wil ik niet beweren, zegt dr. Greshoff maar gezond is de saccharine zeker nooit. De aanwijzing als suiker-vervangmiddel of -surrogaat is alleszins geschikt om het groote publiek,
dat aangaande den waren aard der saccharine onkundig is, in de war te brengen. Men denkt daarbij aan margarine als boter-surrogaat, en zoo wordt bij het volk de onjuiste voorstelling gewekt, alsof saccharine evenzoo naast suiker zou staan, als kunstboter staatnaast natuurboter. Maar dat is een geheel ander geval. Goede kunstboter komt in scheikundige samenstelling en voedingswaarde de natuurboter zoo dicht nabij, als bij een surrogaat slechts eenigszins mogelijk is, saccharine echter is van suiker mijlen ver verwijderd. Want wat is saccharine? Een fabriekmatig product, langs omslachtigen weg verkregen uit steenkolenteer. Vijf en twintig jaar geleden werd het het eerst door den Duitschen chemist C. Fahlberg toevallig opgemerkt, dat er eene samengestelde, zwavel- en stikstofhoudende, verbinding van tolnol bestaat, die overweldigend «zoet” smaakt, zonder verder in aard eenigszins op suiker te gelijken. Verschillende chemicaliën hebben een zoeten smaak (o.a. glycerine,) maar de door hem ontdekte stof overtrof ze alle, en bleek 300 maal zoeter dan suiker te zijn, schoon die smaak geenszins van dezelfde soort zoetheid was. (Later vond men, dat door verdere zuivering der stof de zoetheid tot ruim 500 maal die van suiker kon worden opgevoerd.) Hij onderzocht dit lichaam en nam patent op zijne vinding, die hij den zeer onjuisten naam van saccharine gaf (beter ware geweest: Pseudo-saccharinej. Natuurlijk deed hij zulks om al door dien naam te bereiken, dat de stof de verbruikers moest herinneren aan echte suiker (latijn: saccharum). De heer Fahlberg maakte druk, en met groot financieel succes, reclame voor zijne ontdekking. In die dagen hadden velen, zelfs onder de geleerden, geen duidelijk inzicht in de voedingswaarde van suiker, en werd die stof alleen als »zoetstof”, als noodeloos genotmiddel, oeschouwd. Onder dien invloed is ook onze suikeraccijns-wet ontstaan. Dat suiker veel meer is, dat die stof aan ’t ichaam warmte en kracht verleent, eiwit oespaart en vet vormt, dat besefte men men zoo niet. Geen wonder dus, dat ie saccharine als een 300-voudige suiker met gejuich begroet werd, en men te goeder trouw meende, dat met die goedcoope »zoete stof” een weldaad aan ’t volk te bewijzen viel. Dat de stof niet voedde, erkende men van den beginne if, maar dat werd toen zelfs van echte suiker niet gewaardeerd. Eene nieuwe zoetstof vinden, was een ijdje het ideaal van alle fabrieks-chemici. Sliet lang heeft in Duitschland de sacchaïne-roes geduurd. Immers, al spoedig oleek er aanleiding te zijn, in de eerste olaats tot de vraag: ls saccharine nadeelig voor de spijs vei tering? Het kon de aandacht niet ontgaan, dat le zoetheid der saccharine aan velen oesliste walging inboezemde, en ook andere dachten werden vernomen. Dat leidde ot proefnemingen over de werking der
saccharine in maag en darmkanaal van menschen en dieren. Een reeks van onderzoekingen, ingesteld door geleerden in Duitschland en Frankrijk zou men kunnen citeeren, doch wij behoeven niet zoo ver van huis te gaan. De invloed van saccharine op de spijsvertering toch, is nauwkeurig onderzocht door wijlen den Groningschen hoogleeraar P. C. Plugge (f te Buitenzorg op Java, 29 Juni 1897,) een uitnemend experimentator en een onafhankelijk geleerde. Hij deelde in den jaargang 1888, Dl. II, blz. 569—573 van het «Ned. Tijdschr. voor Geneeskunde” de resultaten zijner uitvoerige onderzoekingen mede ter toelichting van de volgende vragen: 1. oefent saccharine invloed uit op de digestie in den mond, m.a.w. stoort zij de omzetting van zetmeel (amylum) door het speekselferment: ptyaline? 2. bestaat er een storende invfoed op de maagdigestie, op de omzetting van eiwitstoffen in peptonen door het ferment van het maagsap: pepsine? 3. heeft saccharine invloed op het digestieproces in den d;>',rr . of wel meer bepaaldelijk op: a. de tr'ypisme-werking en b. op de saccharificeerende werking van het pancreassap? Uit al zijne proeven, met kleine hoeveelheden volmaakt zuivere saccharine genomen, bleek nu, dat deze stof de digestie, zoowel in mond, maag, als darm, belangrijk vertraagt. Zelfs een zéér gering gehalte saccharine heft de oplossende werking van het speeksel op zetmeel geheel en al op ! Het is, of men zijn brood ongeknauwd naar binnen slokt. En waar vooral voor de lijders aan de suikerziekte de saccharine meermalen een «uitkomst” werd genoemd, voegde prof. Plugge aan zijn artikel de waarschuwing toe, dat hij juist voor die patiënten, die zooveel van hun digestie-apparaat hebben te hopen, maar ook te eischen, voor wie een krachtige spijsvertering van zoo groot belang is, het gebruik van saccharine zéér bedenkelijk achtte. Doch ook aan tal van andere personen, die moeite lebben hunne zwakke spijsvertering te verbeteren, of eene goede digestie te behouden, moest hij het beslist ontraden. «Ondanks de vele opgaven over Je onschadelijkheid van saccharine”, zoo schreef prof. Plugge, «komt het mij voor, dat men aan de ongunstige ervaringen van onderzoekers als Worms, Dujardin-Beaumetz e.a. geen gering gewicht moet hechten, nu het ook bij het mderzoek buiten het lichaam blijkt, dat iie stof de digestie inderdaad belemmert.” Vele andere onderzoekers, óók in ’t vaderland der Süsstoffe, hebben dit ongunstig oordeel over saccharine bevestigd. Wij zien dus, niet alleen dat saccharine looit ofte nimmer als voedingsmiddel is lanbevolen of verdedigd, maar dat ook iet gebruik als genotmiddel aan ernstige lezwaren onderhevig blijft. Dan rijst ie nieuwe vraag : heeft die digestie-storenle stof wellicht nog andere nadeelige eigenschappen? Is saccharine een vergift? Er zijn velen, die deze vraag ontkennend
beantwoorden, en zij beroepen zich daartoe , ten eerste op de ervaring, dat men in de praktijk zelden of nooit van ernstige «saccharine-vergiftiging” heeft vernomen, en ten tweede op het feit, dat men bij proefdieren alleen dan eene doodelijke werking waarneemt, indien er ongeëvenredigd veel dezer stof wordt toegediend. Noch het een, noch het ander, kan echter een afdoend antwoord geacht worden op de vraag: of saccharine als consumtie-artikel op den langen duur werkelijk geheel onschadelijk genoemd mag worden ? Dat men zich met saccharine niet vergiftigt als met Pruisisch zuur, welnu, dat vindt geen tegenspraak. Maar een zwakker gift kan daarom toch ook wel schadelijk zijn. Eenmaal, in Praag, is in 1902 een geheel huisgezin door overmatig saccharine-gebruik ziek geworden, en stierf er één. Men vergete ook niet, dat in liet Duitsche rijk al vrij spoedig door een Süsstoff-Gesetz tegen saccharine gewaakt is, en dat evenzoo in de meeste andere landen het verbruik onder strenge controle gestaan heeft, zoodat de kans op vergiftiging door het eten van eene groote hoeveelheid in ééns — wie trouwens zou daartoe neiging hebben bij eene stof, die zoo ontzettend zoetig is? — in de praktijk wel uitgesloten was. En wat nu de dier proeven betreft? Terwijl een arts hier te lande, Dr. J. Huygens, die zich een vijftien jaar geleden voor zijne dissertatie met saccharine bezig hield, en wiens gunstig oordeel iver die stof thans als iets geheel nieuws in ’t debat gebracht wordt, vond, dat □ij konijnen eerst de giftwerking optreedt ils men 1-2 gr. per kilogram lichaamsgewicht inspuit, zag A. Stift (1899) reeds tonijnen sterven, die per dag slechts 0.4 ^r. saccharine in hun voedsel toegediend tregen. De waarheid zal wel deze zijn, iat «de saccharine geen snel doodend vergift is, maar toch een vergift. Dat net eerste vergiftigings-verschijnsel eene levige diarrhee is, zal wel met den °eeds geschetsten nadeeligen invloed der saccharine op de spijsverteering samenaangen. Die nog twijfelen aan de giftnatuur van saccharine, raad ik eene eenvoudige proefneming aan. Men brenge levende visschen in een saccharine-oplossing. Dan vertoonen zij weldra groote onrust, dj verschieten van kleur, verliezen het stuur, d.i. het vermogen zich bij het iwemmen te richten: kortom, zij zijn vergiftigd! (in suiker-oplossing merkt nen daarvan niets.) Nu zal men zeggen: ;en mensch is geen visch,” maar het intwoord daarop is: dat juist deze proef :eer wel nabootst, wat er gebeuren kan, ndien eene verdunde saccharine-oplos;ing de fijne organen van het menscheijk organisme bespoelt, juist zooals zij )ij de visschen het fijne weefsel van het idemhalings-orgaan, de kieuwen, drenkt. Arant dat is een der eigenschappen van laccharine, dat die stof onveranderd in ins geheele lichaam circuleert, tot door le nieren. liet is niet het mmst de kans
dat de saccharine op den langen duur een zoo teeder orgaan als de nieren schaden kan, die tot voorzichtigheid bij ’t gebruik maant. Prof. H. W. Wiley, die onlangs eene bijzondere studie gemaakt heeft over dergelijke stoffen in ons voedsel als de kunstmatige ver zoetingsen conserveeringsmiddelen zijn, ontraadt ten sterkste het toelaten van saccharine in spijs en drank, evenals van boorzuur, salicylzuur, zwaveligzuur. En juist daarom , omdat deze chemicaliën, ook al geven zij niet direct tot vergiftiging aanleiding, toch aan de nieren zulk een onnoodig verhoogden arbeidslast opleggen, zal dit op den duur nadeelig moeten zijn. Geeft men eenmaal den fabrikant-winkelier een vrijbrief voor dergelijke bijmengselen, dan zal hij ze ook vrijelijk gebruiken, en daarin ligt juist het gevaar. Tot nu toe spraken wij voornamelijk over het openlijk saccharine-gebruik, als tabletjes. Dat is achter niet het ergste, want in den regel weet dan de verbruiker wat, en hoeveel, hij binnen krijgt. Een veel grooter gevaar schuilt in het heimelijk gebruik der saccharine door fabrikanten en winkeliers, om daarmede in hunne koopwaren de dure suiker uit te sparen. Hoe groot dat misbruik hier te lande is, weet niemand met juistheid, maar het gebruik laat zich eenigszins raden uit de invoercijfers, en bovendien: het laat zich bewijzen uit de treurige ervaringen, die bij ’t onderzoek van voedings- en genotmiddelen voor den dag komen. Het zijn in de eerste plaats de nieuwerwetsche zoete dranken, waarin vaak saccharine schuilt: stropen, limonades, vruchtenwijnen, alcoholvrije likeuren enz. Schrijver dezes heeft verleden jaar in een vakblad gewaarschuwd tegen die goedkoope limonades, louter uit chemicaliën bereid, zoogenaamde vruchtensappen, die nooit de schaduw eener vrucht gezien hebben. Die waarschuwing is niet onopgemerkt gebleven — vooral niet van de zijde der verwoede verkoopers. (Wat al brieven ik toen ontving, van heinde en verre! Sommige bloemzoet-vermanend, andere dreigend-beleedigend. Een fabrikant, de wreedste van allen, wilde mij zelfs een kist van zijne kunstlimonade ten geschenke zenden.) Steeds heet het, dat ’tniet zoo erg is. Maar zoo vaak in onze steden die limonades enz. onderzocht worden, zoo vaak vindt men in sommige saccharine, aniline, saponine, amylacetaat en andere foezelachtige essences. De eerlijke fabrikant is ten slotte daarvan de dupe, hij moet en zijn suiker en zijn vruchtensap duur betalen, en het groote publiek, alleen op de goedkoope lettend, gaat zijn deur voorbij en koopt net zoo lang het vervalschte bocht .... tot de politie het verbiedt. Niet anders is het met de jamfabricage. Ook in deze industrie wordt groot misbruik gemaakt van saccharine — eene deloyale concurrentie, schadelijk voor de soliede industrie, en schadelijk ook voor de volksgezondheid. In gelijke mate geldt dit ook voor het heimelijk gebruik van saccharine bij de koek- en suikerbakkers. De bewijzen zijn er, dat dit sterk toenemende is, ook al weer, omdat de accijns-suiker zoo duur is, en toch aan het verlangen naar zeer goedkoop «lekkers” moet worden voldaan. Eene vriendelijke waarschuwing aan de ouders, om toch toe te zien wat den kinderen aan koekjes, gebakjes en suikergoed wordt toegediend, mag hier met ontbreken. Koopt die waren alleen bij vertrouwde personen, en eischt van de winkeliers ronduit de verklaring: dat er geenerlei saccharine of andere dergelijke «zoetstof”, maar alleen suiker en honig, in hun bedrijf wordt verwerkt. In verschillende landen heeft de wetgever dan ook het onheilstichtend vermogen van de saccharine ingezien en maatregelen tegen het gebruik genomen. In Duitschland mag de saccharine alleen als medicijn verkocht worden, op voorschrift van den dokter dus. Ook in België, Frankrijk, Engeland, CostenrijkHongarije, Servië, Griekenland, Rusland, en Japan is men krachtig tegen deze Süsstoff opgetreden. Nederland laat het verderfelijk knoeimiddel nog vrij gebruiken en schijnt niet in te zien, dat behalve het hygiënisch gevaar, er ook een fiscaal gevaar van dreigt, ’tls toch duidelijk dat het toenemend verbruik der saccharine de opbrengst der suikerbelasting moet doen dalen. In vijf jaren is de hoeveelheid die ons land verbruikt meer dan vervijfvoudigd. Bedroeg deze in 1899 nog slechts 2000 K.G., in 1903 was dat cijfer gestegen tot 11700 K.G. Uitzicht dat de wetgever ook hier te lande het volk zal beschermen tegen de saccharine is er nog niet, maar zoolang dat niet gebeurd is, behoede elk zijn eigen gezondheid en die van zijne huisgenooten door het besliste voorschrift: Geen saccharine in huis!
"Geen Saccharine!". "Bredasche courant". Breda, 1905/06/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324100:mpeg21:p00001