EERSTE BLAD.
* Van 1 September af verschijnt deze Courant
DAGELIJKS, zonder verhooginft van den Abonnementsprijs.
fc Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 0 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-geneesheeren, op Zondagen 9, 16 en 23 Juli a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in één der lokalen van bet gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot bet kosteloos verrichten der koepok-inenting en herinenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken. Breda, 30 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. Aangifte voor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda achten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgesehreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141).
De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste f 100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 1 Juli 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda brengen bij deze ter openbare kennis , dat de bouwverordening voor deze gemeente, goedgekeurd door heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie bij hun besluit van 28 Juni 1905 G n". 63, op heden is afgekondigd en gedurende drie maanden ter secretarie dezer gemeente voor een ieder te,r irzage is nedergelegd. Bkeda, 5 Juli 1905. Burgemeester en wethouders voornoema: Ed. GULJE, burgemeester. A R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324106:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/07/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324106:mpeg21:p00001
Van allen kant maken de liberalen in België zich gereed bij de aanstaande verkiezingen krachtig tegen de clericalen op te treden. Ook de bekende hoogleeraar in de geschiedenis P. Frederieq te Gent doet daartoe het zijne. In eene grondige uiteenzetting van den geestelijken en huishoudehjken toestand der vlaamsctie provinciën schetste hij hoe het met name in de provincie Limburg gesteld is. Daar heerseht de geestelijkheid onbeperkt. De Protestant, de Jood en de Vrijdenker zijn er veracht en veroordeeld voor zoover zij zich niet staande kunnen houden door hun fortuin en middelen. Het lezen van liberale bladen is stieng verboden, de scholen zijn geheel in Banden van de clericalen. Wanneer ook hier en daar een staatsschool onderhouden wordt, geschiedt het slechts voor den vorm, want zij telt slechts een dozijn leerlingen, alle anderen worden naar de kloosterschool gedreven. Overal is een geestelijk en stoffelijk verkwijnen, nergens een frisch leven en streven te zien, en sommige steden zijn honderd jaren achter in ontwikke-
ling. Alleen de groote steden der vlaamsche provinciën vormen lichtpunten, want daar heeft het liberalisme het heft in handen. De kloosterlijke »doode handt speelt in België een betreurenswaardige rol. Weldra zullen er in het land nog meer kloosters dan herbergen zijn, en inderdaad, wie tegenwoordig in België reist kan zich overtuigen hoe de nieuwe kloosters als paddestoelen uit den grond rijzen. In de nieuwe stadswijken van Brussel, naar den kant Tervueren, zijn of worden geweldige kloosters gebouwd, waaronder een dat in weerwil van den betrekkelijk billijken prijs van den bodem een millioen francs alleen voor den grond besteedde. Dat is het gevolg van de verdrijving der orde-leden uit Frankrijk. In België worden deze uitgewekenen onder het clericaal bestuur zonder bezwaar genaturaliseerd en hun wordt toegestaan alle mogelijke scholen te openen. De Fransche Kamer van Afgevaardigden heeft met 341 tegen 233 stemmen de Regeerings-voordracht tot •cheiding van Kerk en Staat goedgekeurd, waarvoor tevens de begrooting van Eeiedienst komt te vervallen. De hierdoor vrijkomende gelden zullen aan de gemeentelijke kassen ten bate komen. Dus is bepaald, met verwerping van een voorstel van socialistische zijde, die ze in de arbeiders-pensioenkassen wilden doen vloeien. Vóór de eindstemming verlangde Raiberti onder bijval van het centrum en de rechterzijde, dat de dringendverklaring zou worden verworpen. De rapporteur Briand verklaarde zich vóór de urgentie en zeide, dat de katholieken alles verkregen wat zij billijkerwijs konden eischen. De wet was volkomen gemotiveerd en rechtvaardig; zij waarborgde de rechten van het individu evenals die van den Staat. Kon de Kerk de medewerking van den Staat niet missen, dan was dit een bewijs dat zij niet meer levensvatbaarheid bezat. De Kamer besloot met 328 tegen 223 stemmen, de rede van Briand in alle gemeenten te doen aanplakken. Het voorstel Raiberti tot verwerping der dringendverklaring werd met 334 tegen 238 stemmen verworpen. Bienvenue Martin, de minister van eeredienst, heeft het ontwerp op de scheiding van kerk en staat bij den Senaat ingediend. De Senaat heeft besloten, dat een commissie van 18 leden het ontwerp zou onderzoeken. Naar officieus wordt verteld heeft de gezant prins Radolin nu het antwoord van de regeering te Berlijn op Frankrijk’s bereidverklaring, om aan de conferentie over Marokko deel te nemen, ontvangen. Een ambtelijke wisseling van nota’s heeft in de zaak tot dusver niet plaats gehad, maar wel een ongedwongen gedachtenwisseling over de wederzijdsche opvattingen van beide regeeringen, die, naar nu kan gezegd worden, volkomen bevredigend verliep. De Post verheugt zich, dat Jaurès zijn voorgenomen Berlijnsche reis wel zal opgeven, daar hem te Berlijn een openbaar optreden en een of andere politieke werkzaamheid niet zou worden toegestaan. Tegen den vermelden reactionairen maatregel: dat de Berlijnsche politie het openbaar optreden van Jaurès te Berlijn zou willen verbieden, teekenen niet alleen liberalen bladen zoonls de Morgenpost, het Tageblatt en de BörsencourrLr, verzet aan; ook de gematigd-conservatieve Neueste Nachrichten en Tagliche Rundschau keuren zulk een politiemaatregel af als een politieke onhandigheid, die slechts verschoonbaar zou zijn indien de Fransche regeering er ondershands om verzocht had. De Voiuiarts acht het onmogelijk dat Biilow zulk een domheid van de politie zou dulden, aangezien onder de Fransche politie Jaurès juist degeen is die Bülow het best geholpen heeft bij zijn Marokkopolitiek ; bovendien heeft niemand zoo krachtig als Jaurès geprotesteerd tegen het Fransche chauvinisme ten aanzien van Duitschland. Zelden heeft een compleet menseh de gevoel volle aandacht der Paiijzenaars zóó bezig gehouden als thans liet hoofd van Eianguille dat vermag. Eerbied hebbend voor de zenuwen onzer letters zullen wij met het griezelige verhaal heel kort zijn. Languille dan is een moordenaar uit Orleans, die Zaterdag door den beul Deibler onthoofd werd. Dat heeft Deibler meer gedaan; daarom gaat het dan ook niet. Maar de terechtstelling werd bijgewoond door een dokter. Deze hief onmiddellijk het hoofd van Languille uit de korf en riep den naam van den moordenaar. De oogen gingen open. In den tijd van dertig seconden herhaalde hij tweemaal de proef. De derde keer bleven de oogen gesloten. Welke vreeselijke gevolgtrekkingen men uit deze ontdekking maakt, ligt voor de hand en de alkeer van de doodstraf is op ’t oogenblik zeer groot. Dit is zeker een gelukkig verschijnsel, maar ons geheugen moet ons al zeer bedriegen, als wij ons vergissen in de meening, reeds veel vroeger van dergelijke spier-trekkingen gehoord te hebben. Het Pruisische Postbestuur, zoo wordt uit Berlijn bericht, is niet tevreden over den dienst der vrouwelijke ambtenaren en het tracht dien thans zooveel mogelijk te beperken. Er worden echter verscheidene redenen aangevoerd, hoe het komt, dat de vrouwen zich minder goed van den dienst kwijten. Men heeft haar den zwaarsten dienst opgedragen, dien van de telephoon, en zoo is het
I i niet te verwonderen, als zij meer dagen ziek t zijn dan de mannen. Maar een voorname reden ■ is de ongelijkheid van traktement tusschen ■ mannen en vrouwen, terwijl tevens de mannen t vooruitzicht hebben op bevordering, onderscheii dingen, enz., en de vrouwen niet. Zoo missen t de vrouwen een prikkel om zich van ganscher s harte aan het werk te wijden. Daarenboven i wordt aan de vrouwen niet, gelijk aan de mant nen tijd en gelegenheid gegeven om zich door 3 onderricht verder te bekwamen. r 1 President Roosevelt heeft tegen 1 September de internationale raadgevende commissie bijeen! geroepen, die beslissen moet volgens welk type 1 het Panama-kauaal zal worden voltooid: r met sluizen of zonder. Deze commissie zal be- staan uit 9 Amerikaansche en 5 Europeesche ingenieurs: een Nederlander, een Engelschman, een Duitscher, twee Franschen.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324106:mpeg21:p00001
VAN MARIE GORELLI, vertaald door HILBERTA. 28. Eene sterke aandoening maakte zich plotseling van haar meester en deed haar luid half verwijtend, half vertroostend zeggen : »Wat hebt ge eigenlijk verloren ? — Liefde ? — Maar wat verstaat ge onder liefde ? De doorzichtige lichtglans die de vlokken schuim voor een oogenblik doet schitteren , en dan verdwijnt P Of de eeuwige glorie van een nieuwen dag, wiens volle middaggloed nooit verduisteren kan? Alles dat van de aarde is, moet vergaan; kies daarom dat, wat uit den Hemel is, en waarvoor ge bestemd zijt sedert God in uwe vrouwelijke ziel den wensch naar het leven en naar waarheid schiep! De Natuur ligt voor u als een open boek : het menschdom met al zijn lijden wacht van u hulp en troost; wat beduidt het lijden van u alleen onder dat onuitsprekelijk groote wee der duizenden om u; uw aardsche goed, uwe aardsche liefde, nwe aardsche hoop zijn als een nutteloos stofje in de werken der Eeuwigheid ! Laat Gods Geest uw richtsnoer zijn, dat Hij u uit deze duisternis leide, naar het eeuwige licht!” Met de oogen vol tranen, keek ze half droomend naar de steeds donker wordende zee; een gevoel van groote eenzaamheid en verlatenheid maakte zich van haar meester; in stomme wanhoop legde ze hare kleine, bloote hand op Spartans ruigen kop , die hare liefkoozing met zijne mooie bruine oogen beantwoordde. »0, het is zoo hard, Spartan !” zei ze, «zoo hard voor eene vrouw geheel alleen in de wereld te zijn 1 Eenzaam aan dien zwr-en lauwerkrans te werken, die het hoofd zoo'n smart veroorzaakt; van al de liefde beroofd te zijn, die zoo kwistig aan dwaze, zelfzuchtige dikwijls zedelooze vrouwen verspild wordt— geheel alleen gezet te worden in de koude voorhoven van den Roem — als een wit beeld met versteende lippen en oogen, die de onbegrensbere wegen van den Dood trachten te volgen. — O, God ! is niet een uur van liefde al deze kille vermaardheid waard!”
De tranen vloeiden haar over de wangen en wischte het gezicht der heldere lncht en der kalme zee uit. Ze keerde zich om en wilde huiswaarts gaan, toen Spartan plotseling vooruit sprong en een vroolijk geblaf liet hooren ; een diepe mannenstem, bevende van aandoening, zei haastig: «Mevrouw Carlyon, mag ik u even spreken ? Ik volgde u uit de stad. Ik dacht dat ik u hier vinden zou !” Vol verbazing keek ze op, en bevond zich tegenover Paul Valdis. HOOFDSTUK VIII. Gedurende een oogenblik kon ze niet spreken; verbazing en een opkomend gevoel van verontwaard'ging maakte haar sprakeloos. Valdis streelde iutusschen den hond en trachtte het dier tot bedaren te brengen, dat luid blaffend en kwispelstaartend tegen hem opsprong. sik ben u gevolgd. Ik wilde u alles vertellen. U hebt gistermiddag ook zeker wel dat stukje in de Honesty gelezen; gisteravond heb ik den schrijver ervan eens duchtig afgerost.” Ze keek hem verwonderd aan; ze begreep niets van hetgeen hij vertelde. Ja ,” vervolgde hij, terwijl hij onwillekeurig zijne vuisten balde, ik wou dat al die vuile lasteraars van de pers eens even duchtig onderhanden genomen werden, als ik hem gisteren deed! Van morgen ben ik naar den redacteur van het blad gegaan , waarvoor hij hoofdzakeliik werkt, en ik deed hem het ware karakter kennen van den man, dien hij gebruikte; ik vertelde hem dat die Brown onder den naam van Aubrey Grovelijn verzen schreef en daarna zijne eigen recenties in genoemd blad plaatste ; morgen zullen al zijne schurkenstreken gepubliceerd worden. Toen ik dit gedaan had, reed ik naar uw huis. De huisknecht vertelde mij dat u reeds vroeg naar Broadstairs vertrokken waart, en dat Baron Carlyon ook uit was. Mijne eerste ingeving volgend, ging ik hierheen. U hebt zeker wel gehoord, dat wij een nieuw stuk in ons theatre instudeeren, en zoo doende heb ik nu eenigen vrijen tijd. Ik wist uw adres niet maar dit is een klein plaatsje en ik dacht, dat ik u wel ergens aan het strand zou vinden.” Hij hield bijna ademloos even op, en keek haar
aan met een blik, waaruit een wereld van angst sprak. Delicia bleef heel kalm en zei vriendelijk : »Ik vrees dat ik u goed niet begrijp, mijnheer Valdis. Waar spreekt ge toch van ? Van het artikeltje in de Honesty ? Daaraan heb ik niet lang gedacht, dat verzeker ik u, ik heb het blad alleen aan mijn advocaat gezonden. Hij weet precies hoe hij hierin voor mij moet handelen. Gij hebt u druk gemaakt over een nietsbeteekenende zaak. Niet dat ik uwe daden niet goedkeur; maar ik dacht dat ge wel wist, dat ik nooit eenige waarde hecht aan hetgeen de kranten over mij schrijven. Het laat mij totaal onverschillig of ze mij een Indiaan of een Roodhuid noemen, of dat ze van mij vertellen, dat ik een dozijn mannen en vijftig kleinkinderen heb ; ik zal nooit de moeite nemen om het te weerspreken 1” Ze lachte even en keek hem toen ernstig aan. — »Ge ziet er slecht uit. Wat hebt ge gedaan ? Geloof niet dat ik boos ben, dat ge hierheen gekomen zijt. — Integendeel ik vind het heel pleizierig. Ik gevoelde mij juist zoo eenzaam en verlaten, dat ik blij ben een vriend te ontmoeten. Haar lip beefde, terwijl ze sprak, en ze keerde het hoofd af, opdat hij hare aandoeningen niet op haar gelaat mocht lezen. »Ik ben altijd uw vriend geweest,” zei Valdis heesch. «Maar— ge meendet, dat ik u beleedigen wilde. Ze zuchtte. «O ja dat heb ik geloofd ! Maar nu denk ik er anders over. De zaken kunnen verkeeren, weet ge. Ik wilde mijn ongeluk niet onder de oogen zien , totdat ik gedwongen was het te doen, daarom sloeg ik uwe poging af om mijden blinddoek van de oogen te rukken. Maar nu is alles in orde—en ik ben niet langer blind. God gave dat ik het nog zijn kon.” «Nu is het mijne beurt om te zeggen, dat ik u niet begrijp,” zei Valdis verbaasd, «Ik dacht dat u natuurlijk even beleedigt zoudt zijn door dat hoonend artikel a'.s ik was — en daarom nam ik oogenblikkelijk mijne maatregelen om dien schurk den mond te stoppen ” «O spreekt ge nog over die krant!” zei Delicia ongeduldig. Wat kan dat schelen ! Al zeiden die bladen dat gij Delicia of dat ik Valdis was, of dat we gehuwd waren geweest en weer gescheiden, of dat we samen de hornpijp dansten zoo gauw we onze kans schoon zagen, wat bekommeren we ons daarover! Welk mensch, met een beetje gezond
verstand zal geloof hechten aan al de praatjes van een Stuiversblad! Of liever wie leest tegenwoordig nog zulke lasterlijke artikels !” «Verstand of geen verstand,” zei Valdis warm, „het doet -iemand toch goed nu en, dan zoo’n leugenaar eens op zijn plaats te zetten of hij nu journalist is of niet, dat doet er niet toe. En ik heb mijnheer Brown alias Aubrey Grovelijn eene les gegeven , die hem nog lang heugen zal. Ik hoop alleen dat hij nog kracht genoeg heeft mij voor het gerecht te dagen, dan kan men ook in de rechtzaal eens hooren, welk een schurk hij is!” ,Aubrey Grovelijn,” herhaalde Delicia met een glimlach; «dat is immers de man, die onlangs door de pers zoo hemelhoog verheden is ? Hij werd een tweeden Shakespeare en Milton tegelijk genoemd. Lieve Hemel, en hebt ge werkelijk met dit wonder onzer eeuw gevochten? Ze begon te lachen — en de natuurlijke levendigheid van haar karakter kwam weer voor een oogenblik boven; haar gelaat kreeg weer die geestige uitdrukking, waarin hare grootste bekoorlijkheid lag. Valdis keek haar aan, en ondanks zijne opgewondenheid en toorn, glimlachte hij. «Ja, ik heb hem afgerost als een hond,” antwoordde .hij, «ofschoon jk geloof, dat het beleedigend is voor de edele diersoort, waartoe ook Spartan behoort, hem in eenen adem te noemen met een schepsel als Grovelijn. Daarom vergeving Spartan, goede jongen ! Die hemelhooge verheffing, waarvan u spreekt, mevrouw Carlyon, was in ieder geval door Grovelijn zelf geschreven. Hij en hij alleen heeft zichzelven den herleefden Shakespeare en Milton genoemd, maar hij wist zich zoo slim te maskeeren dat het heel moeilijk was, hem in zijne ware gedaante te leeren kennen. Maar ,sik ben gedurende eenigen tijd op mijne hoede geweest, en zoo is het mij tenlaatste gelukt. Gedurende twee jaar heeft hij aan de Daily Chautieleer gewerkt als Alfred Brown, en toen heeft hij zich weten optewerken als.eep, nieuwe dichter in Aubry Grovelijn Wij weten echter heel goed, dat ook dit geen oorspronkelijk idee van hem is, want tal van andere' prullen handelen nog zoo en hebben zoo vóér hem gehandeld. Maar u luistert niet meer, mevrouw Carlyon; ik vrees dat ik u verveel.” ( Wordt vetvolgd.)
"DELICIA". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324106:mpeg21:p00001
Naar de Standaard uit Odessa verneemt, heeft de Roemeensche consul uit Kustendzje een telegram ontvangen, meldende dat de Potem kin daar 35 bewoners van Odessa ontscheept onder wie verscheiden vrouwen: Toen het schip
vertrok, gaven de muiters te kennen dat zij naar de Rrim teruggingen om Jaita te bombardeeren. Inderdaad is de Potemkin thans te Feodosia aangekomen. De bemanning van de Potemkin te Feodosia heeft de volgende verklaring tot de vreemde mogendheden gericht: De beslissende strijd tegen de Russische regeering is begonnen. Wij deelen dit aan alle vreemde mogendheden mede. Wij achten het onzen plicht, te verklaren dat wij de veiligheid van vreemde schepen die zich in de Zwarte Zee ophouden, volstrekt waarborgen , en evenzoo die van de niet-Russische havens der Zwarte Zee. Personen en toestanden in Odessa en heel Rusland zijn, natuurlijk, absoluut anders dan die m ons land of in Ned. Indië. Maar quaestiesVierhout kent men er wèl, en dat wel in heel wat seberperen vorm dan ten onzent. Vooral Odessa belooft een vruchtbaar veld te zullen worden voor persvervolgingen van allerlei aard. Een der eerste daden van den nieuwbenoemden gouverneur-generaal aldaar, den cavaleriegeneraal Iiarazokof is geweest, de redacteurs van de plaatselijke bladen enz. bij zich te laten komen en ernstige verwijten tot hen te richten over hun gedragingen tot dusver. Verder gaf hij bevel , dat voortaan in de bladen geen de minste toespeling meer mocht worden gemaakt op de gebeurtenissen van den dag; zelfs mocht met geen enkel woord worden gerept van de werkstaking. Elk artikel gericht tegen de regeering zou onvermijdelijk de onmiddellijke schor sing -jen het blad na zich sleepen. De werkstaking in de handelshaven te Petersburg is geëindigd met een overeenkomst tusschen de werklieden en de werkgevers, waarbij het loon verhoogd wordt en een verzekering der werklieden gedurende den werktijd in de haven ingevoerd wordt.
"BUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324106:mpeg21:p00001
Dinsdag werd in den namiddag voor het paleis van den Mikado ie Tokio officieel aangekondigd, dat de beide Japansche gevolmachtigden bij de vredet-onderhandelingen te Washington zullen zijn: baron Kornura, minister van bu.ten-
landsche zaken, en de Japansche gezant te Washington, Takahira; aan hen zullen worden toegevoegd: de directeur van het departement van buitenlandsche zaken, Yamaza, de directeur van het ïmichtings-bureau Jcato, de secretaris van legatie, Adachi, benevens de secretaris van den minister, Hosda, en de attaché Yosishi. De heer Denison, attaché in Japanschen dienst, zal als raadsman aan de missie worden toegevoegd Re Kohoemin en de Nichi-Nichi zeggen, dat Japan ter conferentie de beste diplomaten zendt welke het land heeft, en dat de keuze in de Japansche pers algemeen toegejuicht zal worden. De Kohoemin merkt bij deze gelegenheid op dat de Vereenigde Staten door gemeenschappelijke belangen aan Engeland verbonden zijn, en dat hieruit de gevolgtrekking te maken valt, dat het Engelsch Japansche verbond door de regeering en de bevolking der Vereenigde Staten wordt toegejuicht.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324106:mpeg21:p00001