EERSTE BLAD.
Van 1 September af verschijnt deze Courant
DAGELIJKS, zonder ver h o o gin j; van den Abonnementsprijs.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men sieeos op oen uag uer uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE UITGEVERS.
BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-geneesheeren, op Zondagen 9, 16 en 23 Juli a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in één der lokalen van bet gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot het kosteloos verrichten der koepok-iuenting en berinenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken Breda, 30 Juni 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. BELASTING OP TREKDIEREN. De BURGEMEESTER der gemeente Breda, brengt ter kennis der belastingschuldigen, dat het op 4 Juli 1905 invorderbaar verklaard kohier, over het 4e kwartaal 1905/6, der belasting op de paarden, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende muildieren of muilezels, ezels, runderen en honden, van 7 Juli 1905 , gedurende acht dagen op de gemeente-secretarie ter inzage zal aanwezig zijn en na het verstrijken van dien termijn, aan den ontvanger der directe belastingen alhier ter invordering zal worden uitgereikt. Breda, 7 Juli 1905. De burgemeester voornoemd, * Ed. GULJÉ.
Beliangerij. Bedden fabriek. («$. VERliVl, Veemarkt 32. Interc. Telepli. 212. BREDA. Magazijn „De Vlinder’. inpcM voor pleele lEÜBILEERING. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Stoffeerderij. Meubelfabriek.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324108:mpeg21:p00001
Achtereenvolgens zijn in onze courant verschillende grootere en kleinere berichten opgenomen over liet conflict dat tusschen het Indische gouvernement en den leenvorst van Boni is ontstaan.
Thans, nu een oorlog onvermijdelijk is geworden, is ’tgoed en noodig een meer compleet overzicht te geven van de feiten, die tot dit conflict aanleiding hebben gegeven. De verhouding der regeering tot Boni wordt beheerscht door het contract op 16 Februari 1896 te Watamponi gesloten, welke overeenkomst, den 4den Januari 1897 door den gouverneur werd bekrachtigd. Dezelfde vorst die dit contract heeft gesloten, Lapawawooi Kraëng Segerie, voert thans nog daar het bestuur. De goede verwachtingen die men van hem koesterde bij zijne verheffing tot vorst (1895), zijn niet in vervulling gekomen. Onder den gouverneur baron van Hoëvell maakte de radja zich schuldig aan zeer ernstige met zijn contract strijdige handelingen, welke van bestuurszijde tal van schriftelijke en mondelinge vertoogen en terechtwijzingen tengevolge hadden. Toen dit alles niet hielp, richtte baron van Hoëvell zelfs een «laatste waarschuwing” tot den vorst, met de mededeeling, dat wanneer hij geen gehoor gaf aan deze vermaningen, den gouverneur-generaal zou worden gerapporteerd dat Boni het gouvernement de gehoorzaamheid had opgezegd. In het geheim schrijven van 23 Maart 1903 gaf de aftredende gouverneur hier-
CD wiw v^iiiuui uiui van kennis aan de regeering. Hij adviseerde tevens tot krachtig optreden tegen den vorst, die slechts op eigen grootheid en rijkdom bedacht was en zijn volk blootstelde aan eindeloos vexatiën, waardoor het verliep ; die zijn rijksraad zoogoed als geheel op zijde had gezet; die, door geldzucht gedreven, overal zijne trawanten heen zond met gewapend geleide om in de andere zelfbesturende staten gevestigde Bonieren af te zetten ; die zich dit zelfs op ’s gouvernements rechtstreeksch gebied veroorloofde, zoodat dergelijke gezanten in 1901 van Saleier moesten worden weggejaagd; die ten slotte, profiteerende van de zwakheid van andere landschappen, als b. v. Loewoe en Laiwoei, die niet tegen hem opgewassen waren daalden baas speelde en de bewoners had gebrandschat en beboet. Naar aanleiding van dit schrijven werd de nieuwe gouverneur, Kroesen, uitge- j noodigd om te dienen van advies ter ( zake van de tegenover Boni te volgen j politiek, daarbij rekening houdend met , den wensch der regeering, dat een ge- i wapend optreden tegen Boni zoo moae-
.. lijk moest worden vermeden, indien dit niet bepaald geëischt werd door ’s lands belang of waardigheid. De gouverneur Kroesen trad den 29sten Juni 1903 op, in zijn den Oden Juli d. a. v. ingediend verslag over de maand Juni wordt vermeld, dat van dekennisgave der overneming van het bestuur was gebruik gemaakt om den vorst van Boni te kennen te geven, dat de gouverneur met leedwezen had vernomen, dat diens handelwijze in den laatsten tijd in strijd was met het contract en
dat hij wel eens uit het oog verloor de eerbied en gehoorzaamheid aan den vertegenwoordiger van het Nederlandsch Indische gouvernement verschuldigd, terwijl de hoop werd uitgesproken, dat de vorst tot betere gedachten zou komen, berouw zou toonen over zijne misstappen, en verder van hem werd geëischt in vredelievende verhouding tot het gouvernement te blijven voortleven en zijn volk met rechtvaardigheid te besturen. Om te kunnen voldoen aan de hiervoren vermelde opdracht om te dienen van advies omtrent de Bonische zaken, begaf gouverneur Kroesen zich op een daartoe ontvangen uitnoodiging van den vorst, overgebracht door het Bonische gezantschap, dat den 9den November 1903 te Makasser zijne opwachting maakte den 1lden Januari 1904 naar Boni en verbleef daar 3 dagen. Gedurende dit bezoek werden den radja zijn vele tekortkomingen voorgehouden, zonder resultaat echter. Gespecificeerd zijn de grieven tegen het zelfbestuur van Boni de volgende: I. Een opvolgende reeks van daden van eigen richting, van rooftochten en van uitingen van tegenwerking van het gouvernement, als daar zijn:
a. In 1897 werd door Boni daadwerkelijk deelgenomen aan den strijd tusschen Loewoe en Enrekang; door den gouverneur werd den radja van Boni het verkeerde zijner handelwijze onder het oog gebracht. a ln het jaar 1899 werd door een der Wakjoesche vorsten eene Bonische grenskampong in brand gestoken, en toen de daarvoor volgens de landsgebruiken verschuldigde boete niet werd voldaan, zond de radja van Boni eigenmachtig zijn zoon met een legermacht om wraak te nemen. Nadat door dezen de hoofdplaats van den vijand bezet was geworden, werd van den gouverneur de last ontvangen terug te keeren, maar terwijl de Poenggawa bezig was aanstalten te maken om daaraan te voldoen, werd door de Wajoërs andermaal een kampong van Boni verbrand, hetgeen den strijd op nieuw deed uitbarsten, waarvan eene volslagen overwinning der Bonieren en het verbranden der Wadjosche hoofdkampong het einde was. Ook dit incide nt werd gevolgd door eene persoonlijk gegeven vermaning van den gouverneur wegens zijn eigenmachtig optreden. c. Ook na het sub b. vermeldde is de vorst van Boni voortgegaan zich daadnvl/ül n lz nn rf ovirn rv nn /-I amL n w d f „ 3 ^ I
werKenjK uii gewapeimernana in ae Wadjosche zaken te mengen, hetgeen eene nieuwe terechtwijzing van de zijde van den gouverneur uitlokte. d. In het laatst van 1901 zond de vorst gewapende lieden naar Saleier om belasting in geld te innen van de aldaar wonende Bonieren. Hierover ter verantwoording geroepen kon slechts eene zeer onbevredigende verklaring van dat optreden gegeven worden. e. In 1902 werden door den radja
gewapende lieden naar Paloppo , Loewoe, gezonden ter inning van eene opgelegde brandschatting van 18000 rijksdaalders. f. Niettegenstaande het recht tot het verleenen van vergunningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen bij het gouvernement berustte en het bekend was , dat zoowel hoofden als bevolking niets daartegen hadden, maakte de vorst steeds bezwaren tegen het toestaan van desbetreffende aanvragen. g. Ook werden door den vorst bezwaren ingebracht tegen het doen van opnamen in het vaarwater der golf van Boni. h. In 1903 werd door het bestuur vernomen , dat door den vorst twintig prauwen met gewapenden naar Bengkoka, Loewoe, waren gezonden, die daar danig huis hadden gehouden en zich gedragen hadden als heeren en meesters van het land belastingen innende, brandschattingen opleggende, reeds berechte zaken op nieuw in behandeling nemende, enz. i. Door den resident van Timor werd bij zijne missive van 28 Maart 1903 No. 761/6 , den gouverneur bericht, dat in Februari 1903 eenige Bonische hoofden met een honderdtal gewapende volgelingen over zes prauwen verdeeld, in de afdeeling Larantoeka waren gekomen om zich meester te maken van de nalatenschap van een aldaar op last van den
| radja vermoorden Boeginees, hetgeen hun, dank zij de medegevoerde groote macht, ook gelukt was, waarbij zij de Boegineesche kampong ook in opschudding hadden gebracht door de uitstaande schulden van den vermoorde door gewapende lieden te laten innen. II. Een tweede categorie van grieven tegen den radja spruit voort uit de wijze waarop dooi’ hem het bestuur wordt gevoerd over zijne onderdanen. Daarbij laat hij zich geheel leiden door zijne schraapzucht, vordert zulke hooge belastingen, doet zulke willekeurig heffingen, dat vele menschen om aan zijne vexatiën te ontkomen, in arren moede het land verlaten. III. Eindelijk is erin onze verhouding nog een derde, eveneens zeer ernstige moeielijkheid gerezen en wel de volgende : Naar aanleiding der uit Indië ontvangen voorstellen tot opheffing van het vrijhavenstelsel in het oostelijk gedeelte van den archipel, werd de wet van 30 December 1899 afgekondigd. Indisch Staatsblad 1900, no. 8, den gouverneur generaal bevoegd verklarende om ook in die gedeelten van Nederlandsch Indië, waar zulks tot dusverre niet geschiedde, in- en uitvoerrechten vanwege het Nederlandsch-Indische gouvernement te doen heffen. Bij het doen dier voorstellen aan het opperbestuur was tegelijkertijd eene aanschrijving gezonden aan den gouverneur van Celebes en onderhoorigheden om met de besturen der leenroerige en bondgenootschappelijke landen in zijn gewest, die voor eigen rekening in- en uitvoerrechten hieven,
in overleg te treden over de overneming door het gouvernement van dat middel van inkomsten, met opdracht voorts naar gelang de onderhandelingen zouden vorderen, der regeering mededeeling van den uitslag te doen, vergezeld van eene opgaaf van de bedragen der schadeloosstellingen, welke eventueel zouden moeten worden uitgekeerd. In 1899 rapporteerde de toenmalige gouverneur, dat verschillende staatjes, reeds bereid bevonden waren hunne rechten tegen schadeloosstellingaftestaan, en in andere onderhandelingen nog voortduurden, doch in zijne geheime missive van 26, Maart 1900, no. 27o i/z, moest hij er melding van maken, bij de bespreking der quaestie met den leenvorst van Boni tegen verwachting op bezwaren te zijn gestuit. Op alle tot hem gerichte vertoogen in de eerste plaats gegrond op het door hem in 1896 met het gouvernement gesloten contract, had de radja maar steeds geantwoord met het verzoek in de landsgebruiken geene verandering te willen brengen en alles bij het oude te laten. Te Makassar teruggekomen, had de gouverneur daarover nog een brief geschreven, doch van den radja ten antwoord ontvangen, dat het hem te zwaar was om te dragen; dat toen hij het contract van 1896 sloot, hij in de meening verkeerd had dat alles zou blijven evenals vroeger. Tijdens zijn verblijf in Boni, waarvan hierboven reeds melding werd gemaakt, bracht gouverneur Kroesen de zaak opnieuw ter sprake, hij hield den radja zijne contractueel op zich genomen verplichtingen voor, zoomede de ernstige gevolgen, welke uit eene voortgezette weigering om aan het verlangen van het gouvernement tot overdracht van het recht tot heffing van tolrechten tegen behoorlijke schadeloosstelling te volJ I ** 1 i i
doen, voor hem en zijn land zouden kunnen voortvloeien, doch ook daarna gaf de radja beslist te kennen, zoo lang hem het bestuur over Boni gelaten wast de heffing der in- en uitvoerrechten niet aan het gouvernement te kunnen afstaan. Dat inderdaad van Boni niets anders geëischt is, dan waartoe het volgens het vigeerend contract verplicht is, blijkt hieruit dat bij artikel 1 van dit contract de tegenwoordige bestuurder en de landsgrooten van Boni, evenals hunne voorgangers gedaan hadden, o. m. verklaarden dat dit landschap, met zijne onderhoorigheid Lamoeroe, uit kracht van overwinning behoort, tot het grondgebied van Nederlandsch-Indië, aan gouvernement en de vertegenwoordigers daarvan zij trouw, gehoorzaamheid en onderwerping beloofden. Op dien grond werd bij art. 3 het landschap ook slechts als leen afgestaan aan Lapawawooi, Kraëng Segeri, onder uitdrukkelijke voorwaarde van stipte en trouwe nakoming der in het contract omschreven verplichtingen. Aan het slot van artikel 21 nu van dat contract, behoudt het gouvernement zich het recht voor, de in het landschap bestaande belastingen en daartoe behoorende in- en uitvoerrechten ten allen tijde tegen schadevergoeding over te nemen, terwijl het voorlaatste lid van artikel 22 luidt als volgt: «De bestuur«der en de landsgrooten van Boni ver«klaren in het bijzonder zich te onder»werpen aan alle regelingen, welke het «gouvernement van Nederlandsch-Indië «nader mocht goedvinden vast te stellen, «omtrent de exploitatie van pachten en «omtrent het heffen van rechten van de «vaartuigen, welke de havens van Boni «aandoen, zoomede van de aldaar in-en «uitgevoerd wordende goederen”. De halsstarrige, door niets gemotiveerde weigering van den leenvorst om aan een zijner contractueele verplichtingen te voldoen; zette de kroon op zijne tekortkomingen. Waren de tekortkomingen van Boni’s bestuurder steeds met een voorbeeldelooze lankmoedigheid behandeld, thans kon met deze houding geen genoegen meer genomen worden. Noch vermaningen, noch waarschuwingen, noch dreigementen vermochten verandering in dezen toestand te brengen. De gevoelige les den Bonieren in 1860 toegediend, schijnt geheel door hen vergeten. Yan een bondgenoodschappelijken staat werd Boni teruggebracht tot een leenrijk, welks vorst het landschap in leen ontving onder de nadrukkelijke voorwaarde van stipte en trouwe nakoming der in het contract omschreven verplichten. En niet alleen de vorst, ook de rijksgrooten van Boni verklaarden in art. 1 van het vigeerend contract, dat dit landschap, met zijn onderhoorigheid Lamoeroe, uit kracht van overwinning behoort tot het grondgebied van Nederlandsch-Indië, welks gouvernement en de vertegenwoordigers daarvan zij, trouw, gehoorzaamheid en onderwerping beloofden. Die trouw, die gehoorzaamheid, die onderwerping spreken echter zeker niet uit hunne daden na het optreden van den thans het bestuur voerende leenman, wiens eigen zoon als poenggawwa of legeraanvoerder steeds bereid is om voor hem op strooptocht te gaan, terwijl die bestuurder ook niet geschroomd heeft om zich gewapenderhand te mengen in de aangelegenheden van naburige staten, dan wel elders gevestigde Bonieren, ja
zelfs hen, die op ons rechtstreeks gebied gevestigd zijn, te gaan plunderen en brandschatten. Jarenlang trad Boni’s vorst het contract met voeten, thans verzet hij zich hardnekkig tegen het nemen van maatregelen, welke getroffen moet worden zoowel in het belang van het algemeen als in dat van Boni in het bijzonder; maatregelen die trouwens ook persoonlijke belangen niet kunnen schaden, daar aan het slot van artikel 21 van het contract is bepaald, dat het gouvernement fich het recht voorbehoudt om «de bestaande belastingen — en daartoe beïooren de in- en uitvoerrechten te allen ij de tegen schadevergoeding over te 1 d m ro rv 5 7 an rla i n iiltrrinVif onVin/Jn
IILUIUU ? AyJLJ UU 111 UIL4llsJ.il/ gCOlClUC öbliaUC" vergoeding zóó ruim werd genomen, dat ’s vorsten inkomsten door het afstaan der in- en uitvoerrechten eer zouden vermeerderen dan verminderen, toch bleef hij tegenstand bieden niet alleen in den vorm van lijdelijk verzet aanvankelijk en pertinente weigering ten slotte, maar hij verstoutte zichzelfs om zich openlijk tegen het gouvernement te wapenen, door ruimen invoer van vuurwapens en munitie, eene daad waardoor het contract op nieuw werd gevioleerd. Door het ongestraft plegen door Boni der hiervoren omschreven herhaalde contractbreuken zijn ook andere landschappen in gisting gekomen en zoo ontstond, zooals een van ’s regeerings adviseurs het noemde, een politieke ziektetoestand in Celebes, die slechts door krachtig ingrijpen, door het nadrukkelijk doen gelden van onzen wil kan genezen ; slechts door het volledig toegeven aan onze eischen door Boni en zoo niet dan door dwangmaatregelen kan op genoemd eiland het overwicht van het gouvernement weder volkomen worden hersteld en daarmede de mogelijkheid geopend om maatregelen te nemen, die noodig zijn voor de bevordering der welvaart van de bevolking in deze streken, en die tevens in het belang zijn van het gouvernement.
"OORLOG MET BONI.". "Bredasche courant". Breda, 1905/07/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324108:mpeg21:p00001