Zij, die zich met 1 September I ■ . 1 ="■
op dit blad abonneeren, ontvangen de tot 1 October verschijnende nummers GRATIS.
Zij, die zich met 1 September I ■ . 1 ="■
op dit blad abonneeren, ontvangen de tot 1 October verschijnende nummers GRATIS.
EERSTE BLAD.
Veranderingen in id ver ten tien gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan. DE DIT GEVERS.
BEKENDMAKING. LICHTSTERKTE VAN HET GAS. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat, blijkens het rapport van den heer dr. Reinders, in de maand Juli 1905 de lichtsterkte van het gas, berekend in Engelsche standaardkaarsen, bij een verbruik van 141,6 L. gas per uur. was: het hoogst 2 Juli — 15,1 en het laagst 17 » — 14,5 terwijl de gemiddelde lichtsterkte was 14,8. Zwavel in mG. per M3. gemiddeld 390. Ammoniak » » » » » 1,2. Koolzuur in volume-procenten i 1,83. Breda, 14 Augustus 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester. A R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. INSCHRIJVING VOOR DE NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda, herinneren bij deze aan ouders en voogden, die mochten verzuimd hebben hun zoons of pupillen,
geboren in den jare 1886, voor de nationale militie te doen inschrijven, dat daartoe — behoudens de bepalingen der Militie-wet — alsnog deze maand gelegenheid bestaat om aan de inschrijving te voldoen. Het register van inschrijving wordt den 31sten Augustus aanstaande gesloten. Breda, 1 Aug. 1905. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. WERKLIEDEN VOOR DUITSOHLAND. DE BDRGEMEESTER der gemeente Breda brengt, namens den Minister van Buitenlandscke Zaken, ter kennis van belanghebbenden, dat het herhaaldelijk voorkomt, dat Nederlandsche werklieden door berichten in de nieuwsbladen of door daartoe uitgezonden ageuten, soms met verstrekking van reisgeld voor de heenreis, naar Duitschland ten behoeve van industriëele ondernemingen worden gelokt, terwijl bij hunne aankomst ter plaatse blijkt, dat zij daar niet gebruikt kunnen worden Het is daarom geraden, dat die werklieden, alvorens op zulke berichten en voorspiegelingen der agenten af te gaan, bf zelf, öf door tussekenkomst van den burgemeester hunner woonplaats, ziek tot den Nederlandseken consul in de streek, waar de ondernemingen zich bevinden, om inlichtingen wenden omtrent de vooruitzichten in bet bekomen van werk, de loonen en de huurprijzen der woningen aldaar. De aandacht van belanghebbenden wordt voorts gevestigd op eene ambtelijke mededeeling van den Nederlandsehen consul te Ruhrort, waaruit blijkt, dat werklieden, die naar het koninkrijk Pruisen arbeid gaan zoeken, zich vóór hun vertrek daarheen behooren te voorzien van een nationaliteitsbewijs, hetwelk aan onvermogenden gratis jpordt afgegeven, en tevens van het noodige reisgeld voor de heen- en terugreis, om reden door de Nederlandsche consulaten niet anders dan in zeer bijzondere gevallen geld voor de terugreis gegeven wordt.
In de fabrieken, mijnen, enz. te Ruhrort en in den omtrek daarvan worden slechts gezonde werkieden in den ouderdom van 16—40 jaren aangenomen en betaalt men aldaar aan gewone dagwerkers M. 2,80 tot M. 4 per werkdag, naar gelang van bekwaamheid. In de kosthuizen van fabrieken is de prijs voor kost en inwoning M. 0,85 tot 1 M. en in particuliere huizen M. 1,20 tot M. 1.60 per dag. Breda, 29 April 1905. De burgemeester voornoemd, Ed. GULJÉ.
Gisteren zijn weder niet minder dan drit moordaanslagen in Polen te vermelden. D< 1 politieprefect van Radom is door een bom gekv«éi,si? een (abrieksopzichter te Warschau is door revolverschoten gewond, terwijl men te Koningsbergen uit Revai verneemt, dat generaal Tenitslaf daar op straat neergeschoten is dooi twee leden van een revolutionair comité, die zich als boeren vermomd hadden. De generaal had bij de jongste onlusten hevel gegeven, om op de menigte te schieten. Welk een invloed deze onafgebroken reeks moorden heelt op het moreel der politie, kan blijken uit de volgende uit Warschau komende verhalen. Door de moorden en vooral ook dcor het uit angst wegloopen van politieagenten is het korps tot op de helft verminderd terwijl nog steeds agenten om hun ontslag vragen uit vrees door de revolutionairen met revolvers, dolken of bommen uit den weg te worden geruimd. Het is bijna onmogelijk om nieuwe personen in dienst te krijgen, niettegenstaande elke politieagent tegenwoordig een geleide van minstens twee soldaten meekrijgt. De levensverzekeringsmaatschappijen weigeren verzekeringen op politie- en gendarmerie-officieren
I af te sluiten en volgens een verhaal is de vrees bij de bevolking zoo sterk, dat wanneer b.v. een politieambtenaar op een tram stapt, verlaten alle passagiers in allerijl de wagen, uit vrees door een bom of een missenden revolverkogel getroffen te worden. Particuliere correspondenten berichten dat sedert drie dagen te Kertsj volksoploopen plaats hebben en ai tisemietische geweldenarijen. Winkels en huizen van vele Joden worden geplunderd. Toen uit een huis, waarin een joodsche club zich bevond, op soldaten geschoten werd, waardoor een soldaat gewond werd, schoten de soldaten eveneens, waardoor een jood gedood en één gewond werd. Vele Israëlietische familiën verlieten de stad. In het bij Lodz gelegen Dloetowowoud hielden Zaterdag ongeveer 2000 arbeiders een vergadering die door de politie omsingeld werd. Van de 1 deelnemers werden er twee neergeschoten, 20 gewond en meer dan 400 gevangen gezet. De Neue Freie Presse verneemt uit Odessa, dat bij de vele executies, die daar den laatsten tijd hebben plaats gehad, ook twee kinderen van 13 en 15 jaar zijn terdoodgebraeht. Zij werden aan een paal gebonden en door de kozakken neergeschoten. Zij hadden bekend, dat zij, toen soldaten in het huis hunner ouders bini.endrongen, van af het balcon op hen schoten hadden gelost. De krijgsraad te Sebastopol heeft uitspraak gedaan in zake de muiterij aan boord van de PotemTcin en de PoUédonèstzeff. Vijftien opstandelingen werden vrijgesproken, vier ter dood veroordeeld en dertig tot levenslangen dwangarbeid, terwijl den overigen gevangenisstraffen van verschillenden duur werden opgelegd. De krijgsraad heeft echter tegelijkertijd aan den Tsaar verzocht de vier doodvonnissen te veranderen in veroordeeling tot dwangarbeid,
twee voor den tijd van tien jaar en twee vooi levenslang. De Schlesische Volksztg. maakt melding var de inhechtenisneming van den schoenmaker Johann Wycisk, uit Zabrze, in Duitsch Polen wegens Qroot-Poolsche aspiraties. De schoenmaker moet met vele aanhangers geheime vergaderingen gehouden hebben met het doel eer nieuw onafhankelijk Polen te stichten, en daartoe ook verbindingen met het buitenland hebben onderhouden.
mar liet JJmtscn van IDA BOY-ED DOOR ED. YAN DEN GHEYN. 4 Dat jonge wicht had voor haar iets raadselachtigs. Misschien , dat uit de soort harer vrienden enj van haar omgeving een weinig licht kon vallen op haar persoon. Derhalve had zij zich voorgenomen ieder der aanwezigen scherp op te nemen en na te gaan. Dat het louter lieden waren van een geheel eigenaardig cachet, zag ze terstond. Nadat meneer Lindenberg haar allen had voorgesteld , knoopte ze met ieder hunner op haar levendige en tegemoet komende wijze een kort gesprek aan, om het vooreerst spoedig weer af te breken. Met de behendigheid der dame van de groote wereld en de opgewektheid eener levenslustige vrouw, speelde ze het wezenlijk klaar, om binnen een half uur tijds mevrouw Weber van Pallau, Ursula Weber , de barones van Ilammers en de predikantsvrouw Ludeking als het ware te betooveren. Op deze laatste was de volkomen overwinning slechts door een blik en glimlach behaald, want de arme domineesvrouw was nagenoeg volslagen doof. Met angstig waakzaam oog hing ze aan de lippen der spreekster; ze was ermee verlegen, aanhoudend haar gehoorbuis te bezigen, die ze in handen hield en veel weghad van een trompet. De glacé handschoenen der predikantsvrouw waren te groot en gaven met hun plooitjes, aan de hand iets oudachtigstgerimpelds. Dit paste wel bij het gezichtje, dat iemand onwillekeurig denken deed aan een gebraden appel, zoozeer was het verschrompeld. De staatsiehoed dezer
[ dame was bepaald afkomstig van de dorpsmodiste, die misschien ook jaren geleden het zwart zijden kleed had gemaakt, waarvan de garneering bestond in een paar epauletten van passementerie. Leonore vond het oude vrouwtje in haar bedeesde waardigheid bijna aandoénlijk. Ze had nu eenmaal een kijk op de menschen, zooals ze zichzelf graag beschouwde, en zoo zag ze dan ook terstond, dat Barones van Hammers uit een geheel anderen levenskring kwam. De twee broers leefden op hun vaderlijk erfgoed nagenoeg als ballingen uit de maatschappij. Hun bestaan was om zoo te zeggen op half rantsoen gezet Jarenlang hadden ze het drie- en vierdubbele genoten. Nu moesten ze financiëel en lichamelijk wat rust nemen. Wat betrof de barones, de echtgenoote van Frederik, den ouderen broeder, ze had iets gemeen met »Das Madchen aus der Fremde,” men wist niet vanwaar ze kwam. Ze moest een Oostenrijksche zijn uit de Kroonlanden. Ze sprak evenwel een Duitsch, dat door dialectkundigen op tBerlin N.” werd geschat. Op haar visite-kaartjes stond niettemin: Nadine Freifrau von Hammers- geboren von Brankayi. Mogelijk is het, dat ze het kind j was van weleer voorname, vervolgens aan lagerwal j gekomen Hongaren, die door het noodlot naar BerI lijn waren verzeild geraakt. Want hierin waren allen j het eens : Van Hammers kon het ten slotte toch niet dulden dat zijn echtgenoote zich op haar visitekaartjes en liandteekening een adel aanmatigde die haar niet toekwam. Het heraldiek bureau te Berlijn hield daarop een al te scherp toezicht. Schoonheid echter kon men Nadine Hammers niet ontzeggen : bleek was ze van gelaatstint, met vurige oogen en ravengit haar. Elegant was ze eveneens. Regina evenwel hield het voor uitgemaakt, dat deze dame eeu robe droeg van het vorig jaar, waaraan veel kantwerk, tierlantijn en borduursel zat, meer voor een bal dan een landelijke bruiloft. En de houding dezer barones was zoo buitengewoon voorzichtig , als van iemand die zich niet op vasten grond
waant en daarom voet voor voet het terrein polst, waar men gaat of staat. Met losser, vrijmoedige ongedwongenheid gaven zich de Webers van Pallau — de sdrukke familie.” Het waren dus deze twee prachtexemplaren geweest, die zich naast de kamer der zuster zoo onbehoorlijk luidruchtig aanstelden ! De oude heer, wiens rok hem ietwat te nauw was, liep eenigszins verstrooid op den achtergrond van het vertrek op en neer en woelde in zijn geelblonden neerhangenden baard, Hij moest hier terstond zijn waardigheid ophouden. Dat ging vrij wat moeilijker dan in zijn dorp, in het ambtsvertrek. Het groote boek lag reeds gereed, het Register van den Bnrgelijken Stand, waarin Graaf Leopold Eberhard en Auna Lindenberg als echtelieden zich zouden inschrijven. Eenige toepasselijke woorden dienden tevoren nog te worden gesproken. Dat ging heel gemakkelijk, als het te doen was, om Klaas Voldert eraan te herinneren dat hij zijn Grietje Eggers goed had te behandelen en vooral het szuipenï diende te laten. Maar haal nu eens de passende woorden erbij, als een Leopold graaf Eberhard verklaart, de schoone, jonge Anna van Lindenberg te nemen tot gemalin 1 Hij, Eberhard , de voornaamste woordvoerder zijner partij in den Rijksdag, een groot grondeigenaar die hem, den ouden Wolf Weber van Pallau , wel driemaal in den zak kon steken 1 Spreek zoo’n man nu eens toe op vermanenden toon,... ’t is een toestand om totaal fiasco te maken!. . . . De jonge Wolf Weber geleek zijn vader als twee droppels water. Even groot en breed, dezelfde zachte blonde baard, doch wat beter gesoigneerd, zooals het een jonkman betaamt. Dezelfde kaarsrechte neus en groote blauwe oogen, waaruit temperament en vroolijkheid flikkerden. Een sneeuwblank voorhoofd: dat door het hoofddeksel tegen invloeden van wind en zonnegloed beschermd bleef, terwijl het overige gedeelte van het gelaat bruinachtig was getint.
Leonore en Regina hadden, dezen jonkman gewaarwordend, eenzelfde gedachte: was deze niet als voorbeschikt voor Anna P Waarom hadden die twee elkaar niet ontmoet ? Zou men kunnen aannemen dat dit jongmensch, tegenover eene verschijning als Anna Lindenberg, onverschillig ware gebleven? En bovendien nog de nabuurschap , fiier buiten op het land , waar de gelegenheid en gebrek aan keus een roman der jeugd tusschen hen beiden had op het getouw moeten zetten en tot rijpheid laten komen P Waren er geheimzinnige beletselen, die hem en haar verhinderen elkaar te naderen ? Had hij Anna liefgehad ? Of zij hem ? Aldus mijmerden en phantaseerden de twee bejaarde zusters. Maar toen Leonore het mannelijk schoon van den jongen Weber langer gadesloeg, kwam ze tot een geruststellende gevolgtrekking. Hij zag er niet uit, alsof een ongelukkige liefda hem verteerde, er was niets raadselachtigs aan hem, nog minder geleek hij op den held eener tragedie. Hij had even iets doorzichtigs aan zich als zijn vader. Men zou eerder van hem onderstellen, dat hij met lachend geweld een bruid zon schaken, dan lijdelijk en zwijgend toe te zien, dat een ander ze hem voor den neus wegkaapte. Goddank ! dacht gravin Leonore. Deze Pallaus hadden iets degelijks over zich ; bij moeder en dochter blonken goedheid, oprechtheid en fatsoen uit hun eerlijke oogen. Beide vrouwen waren wel wat stuursch in hun optreden, dat moest gezegd. De moeder droeg een rijke japon van dikke rood en zwart gevlamde zijden stof. Maar er sat geen sleep nog kantsieraad aan, de snede was ris van een huisgewaad. Broche en horlogeketen , oeide voorwerpen tamelijk in het oog vallend, sierlen genoegzaam hun taille. Juffrouw Ursula was n frambozen rood gekleed, wat bij haar vnurroode vangen een misselijk figuur maakte. (Wordt vervolgd.)