Zij, die zich met I Oct. a. s. op deze
(j O U 11 A l\ T abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis Op herhaald verzoek hebben wij ook de gelegenheid geopend tot nemen van week-abonnementen legen 10 cent per week (bij vooruitbetaling).
HYGIËNISCHE STOFZ UIGERIJ. \ ~ (
BEDDEK. STOFFEERDE!! IJ. Geb. VERHOEVEN, Veemarkt 82. BREDA. Tel. 212. DE VLINDER lieubileeringen. lYiegen. Luiermanden. BEUlNGERIJ. MEUBELFABRIEK.
HYGIËNISCHE STOFZTIGERIJ-
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/09/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324153:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/09/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324153:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD.
Er is geen ziekte die in ons land zooveel en zoo regelmatig slachtoffers eischt als de tuberculose of longtering. Sinds eenigen tijd wordt deze vijandin van het menschelijk geslacht meer systematisch
bestreden en de strijdmiddelen moeten herhaaldelijk en duidelijk worden aanaangewezen. Aan de hand van een artikel dat professor Brouardel onlangs in de Revue Scientifique schreef willen we hier er nog eens op wijzen wat men in den kamp tegen de tering te doen heeft. Er is een terrein, waar het toezicht der autoriteiten niet kan doordringen: het gebied van ’t gezin. Daar is maar één gezag: de werkelijke autoriteit daar is de huisvrouw. En zij heeft niet alleen te zorgen voor het huishouden en de penningen; zij heeft ook te waken voor een ander kapitaal van haar gezin: de gezondheid van haar man, van liaarzelve en van haar kinderen. De eerste eisch van verstand in dezen is: Breng de zon in uw woning. Geef uw kamer of kamers veel zonlicht en veel, zooveel mogelijk, versche lucht. Waarom ? Op wetenschappelijken grondslag kunnen wij die vraag tegenwoordig beantwoorden. Waar doet men de tering op? Lijders aan die ziekte werpen, telkens als zij spuwen, op straat, in ’t stof, millioenen tuberkel-bacillen uit. Wanneer al die bacillen hun werking deden, zou één hoestbui van een teringlijder genoeg zijn om een gansche stad te dooden. Welnu, dat uitgespuwde droogt op, en als de wind het stof op voert, dringt het in onze keel en onze longen. In een straat, waar de zonnestralen en ’t licht in ruime mate toegang hebben, verdwijnt de besmettende kracht der bacillen in twee of drie dagen. Maar op een vochtige, donkere plaats behoudt de bacil haar verderfelijke kracht drie, vier weken. Maak de toepassing op uw woning en
gij ziet de gevolgtrekking: ook daar blijven de bacillen, naarmate lucht en licht er meer of minder ruim toetreden, korter of langer een dreigend gevaar voor de gezondheid van uw gezin. Zoo heeft men dan ook te Londen — onder de zeer strenge Engelsche gezondheidswetten — door verbetering van de woningtoestanden in 35 jaren de sterfte aan tuberculose op de helft beperkt. Maar in Londen wordt dan ook een huis afgebroken, omdat het ’t licht aan een ander beneemt. Het is echter niet voldoende, dat de zon op een woning valt, — men moet ook de vensters er voor openen en flink luchten. Aan het droge vegen en stofafnemen hebben de geneeskundigen al sinds lang den oorlog verklaard. Kijk eens naar een zonnestraal, die door een nauwe opening binnenvalt. Gij ziet een ontelbaar aantal stofjes er in dansen. Daar ziet ge ze. Maar ze zijn overal in onze kamers. Doch naast die stofjes, die we kunnen zien, zijner nog een'ontelbaar aantal kleinere, zóó klein dat ons oog ze niet zien kan, maar die duizendmaal gevaarlijker zijn en in onze longen en andere lichaamsdeelen dringen. Het is dus noodzakelijk, zooveel mogelijk het opjagen van al dat stof te voorkomen. Veegt dus nooit droog; neemt nooit droog stof af; dit moet geschieden met vochtige doeken , en ’t aanvegen van den vloer na te hebben gesproeid (of althans, zooals in ons land nog veel gebruikelijk is, na vochtige theebladen te hebben gestrooid). En wasch uw stofdoeken uit; sla ze niet uit buiten ’t raam , want dan komen de kiemen terug — wat even erg is — op voorbijgangers neer. Wanneer ge met een drogen stofdoek
uw meubelen schoonmaakt, doet ge doorgaans niet veel anders dan het stof van den eenen hoek opjagen in de kamer, tot ’t zich na eenigen tijd weer in een anderen hoek neerzet. Het tweede hoofdpunt is de reinheid der bewoners. Dat weet iedereen! zult ge zeggen. Maar hoe algemeen bekend ’t&ook zij, het is een hoofdzaak niettemin, zei Brouardel. Iedereen meent zindelijk te zijn. Maar hij is ’t daarom nog niet. De gezondheid hangt af van een goede werking der huid. Eiken dag verliest een mensch door zijn huid meer dan een liter vocht, — niet door zweetdroppeltjes, maar buitendien, door de schijnbaar droge huid. Evenveel raken wij kwijt door de nieren, en nog eens bijna zooveel door uitademen. Dat is geen zuiver water, maar vocht waarin verschillende stoffen zijn opgelost, die schadelijk zijn voor het lichaam en verwijderd moeten worden. Indien nu de huid niet zindelijk is, verhindert de verdamping van dat vocht aanmerkelijk, en longen en nieren moeten meer werk doen, wat schadelijk voor ze is. Dat meerdere werk is een gevaar voor den mensch, want het veroorzaakt bloedaandrang (congestie) en verstoort het wicht in de organen des lichaams. Een der eerste gevolgen hiervan is, dat de longen — en het lichaam in het algemeen — vatbaarder worden voor de tering. En bovendien wordt de huid, dieniet goed rein wordt gehouden, overdekt met een vettige laag, waarin zich weer een aantal bacillen nestelen en ontwikkelen, die, wanneer een kleine verwonding ontstaat , roos en andere ontstekingen veroorzaken.
Wilt ge een bewijs, hoe noodzakelijk een goede huidwerking is? Wanneer men het vierde deel der huid van een hond met een laag vernis bedekt, dan sterft het dier binnen 48 uren. Zijn lichaamstemperatuur daalt oogenblikkelijk 4 a 5 graden. Het huis moet dus zindelijk zijn. Maar niet alleen schijnbaar, ’t Is niet voldoende, gezicht en handen met een natten handdoek af te nemen; het geheele lichaam moet, dagelijks, en geregeld met zeep, worden gereinigd. Minstens moet men nu en dan een bad nemen; liefst een stortbad (douche) met daaropvolgend afwrijven — zoo niet eiken dag, wat wenschelijk zou zijn, dan toch zeker eens per week. Baden zijn goed; zij houden de huid rein. Maar stortbaden zijn beter; want zij dwingen de huid tot «gymnastiek”; de poriën worden er door gedwongen tot uitzetten en inkrimpen en de huid behoudt haar volle werking. Zindelijkheid is gezondheid. Zindelijk ook op de kleederen. Wat voor het lichaam geldt, is ook waar voor de kleederen. Ook deze moeten zindelijk zijn, niet alleen vrij van vlekken en stof, maar goed gereinigd. Prof. Brouardel gaf, om dit aan te toonen, de geschiedenis van een typhusepidemie in een deel van Frankrijk, die zich uit Bretagne verspreidde tot Parijs en Rijssel, langs de wegen, die de landloopers volgden. De eenige plaats, die van de besmetting vrij bleef, ofschoon er dagelijks 60 a 70 van die overbrengers der smetstof door kwamen, was JNantes, omdat... de directeur der gevangenis daar een gewezen ambtenaar van den Parijschen ontsmettingsdienst was, die de lieden reinigde en hun kleeren deed desinfecteer en. Wat voor de typhus waar is, is ’t ook voor de tuberculose: men moet de kleeren rein houden en bovenal het linnengoed. De taak van de vrouw is in dezen strijd 1 zeer belangrijk. Men zegt: »Ce que femme veu, Dieu [ le veut”, d.w.z. wat de vrouw wil, wil God. De beste uitkomsten zullen ver- 1 kregen worden als men de propaganda j voor de middelen tegen de tuberculose 1 aan haar toevertrouwt. 1 Maar ook hier moet men de leus toe- ( passen: toont u solidair. r Geen huis is veilig voor de besmetting, j Let dus op uw dienstboden, op uw t leveranciers, op uw buren. Zeg: als mijn j buren niet evenzoo handelen als ik, dan [ staan mijn kinderen evenzeer als de t hunne aan de besmetting bloot. Het [ gevaar voor de kinderen is overal. Want t overal is samenleving: in de school, in E het leger, in de bureaux, in de werk- ° plaatsen, overal. z Er is geen geesel zoo groot als die der tuberculose: zij is de pest van onzen tijd. a Wanneer men verneemt, dat door een cholera-epidemie in een jaar tijds 60,000 e menschen zijn gedood, dan meent men \ dat dit vreeselijk is. Welnu in Frankrijk d alléén sterven er jaarlijks 150.000 aan ^ tuberculose, terwijl de hevigste cholera- w epidemie er niet meer dan 80,000 wegnam. ^ Maar wij zijn er zoo aan gewoon, de ;; verwoestingen van de tuberculose te zien, p dat deze geen indruk meer op ons maken. Voor de volkeren is het nochtans het E vraagstuk; dat alle andere overheerscht. “ En om dat op te lossen is de hulp der tc vrouw noodig, omdat anders alle pogingen df der regeeringen schipbreuk zullen lijden n< De geneesheer alléén is machteloos. Hij be kan alleen raad geven, als hij geroepen dt wordt. En het juiste oogenblik om op te ™ treden is daar vóór de aangetaste ziek w; is geworden. re Iedereen moet zijn krachten inspannen fa£ tegen de kwaal, niet voor een deel der bevolking, maar voor allen. Het is noodig, dat gij propaganda mi maakt — dat gij, vrouwen bovenal, vr. leert begrijpen wat gevaarlijk is en wat da ermeden moet worden. be
Met vertrouwen zij de uitslag van dezen strijd in uwe handen gelegd, want wij zijn zeker, dat, als gij wilt, aan u de overwinning zal zijn!
"Strijd tegen de tuberculose.". "Bredasche courant". Breda, 1905/09/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324153:mpeg21:p00001
Naar liet Duitsch van IDA BOY-ED BOOR ED. YAN DEN GHEYN. 24 Eerstens kunnen de meeste menschen geen dwarsboomen verdragen hunner plannen en zijn ze gemakkelijker tot bondgenooten te verkrijgen, als ze in ’t geheel nog geen eigen plannen hebben, en tweedens zei bet gezonde menschenverstand , dat ze met llrsula een rationeeler huwelijk bedoelden ... als er bij dergelijke vraagstukken al van gezond menschenverstand sprake is . . . En ter wille van Ursula vond hij het een vreeselijke toeleg ! Als men de goede meid iets in het hoofd praatte 1 De beste brave jonkvrouw zou haar gemoedsrust verliezen. Van haar dwepen voor hem was hem niets gebleken. Zijn geheele wezen was te zeer vervuld van zijn eenig beminde. Alleen de in het oog vallende schoonheid van Anna, gravin Eberhard destijds nog Anna van Lindenberg, had hem eenigszins aangetrokkén. Van Drsula ontving hij in die dagen den indruk, dat ze een bizonder flinke meid was — meer ook niet. Maar in ieder geval was ze te goed, om op een dwaalspoor te worden gebracht. Hij nam zich voor, baar terstond aan tafel, in behoorlijken vorm — zoo in den loop van het gesprek — te kennen te geven dat bij zijn woord reeds had «gepasseerd”. «Hoe is’t?” vraagde Greta Wenderoth ongeduldig «krijg ik geen antwoord van je ?’• «Natuurlijk zal ik mejuffrouw Weber naar tafel geleiden, zei bij kortaf.
Zijn toon maakte zeer het misnoegen gaande der barones. Op dit oogenblik verscheen Anna, van-uit het trappenhuis in de hal. Gelijktijdig met haar kwamen Wolf Weber en Karei Lindenberg. — — Stephan gevoelde dat hij van verrassing verbleekte. Hij bemerkte niet, dat de blik van freule Leonore met deernis en onderzoek op zijn gelaat was gevestigd. Hij verloor bijna zijn tegenwoordigheid van geest en deed het mogelijke om zijn koelbloedigheid te bewaren. Want naast Anna stond zijn geliefde . . . zij, aan wie hij zooeven den langen brief, vol toewijding en verlangen, had geschreven, den brief, dien hij nog bij zich droeg. Dat Sophie Schüler hier nu en dan vriendschappelijk werd ontvangen, was hem bekend. Hij had haar hier, juist in deze hal, voor het eerst ontmoet en leeren kennen. Maar dat de jonge gravin zoo spoedig reeds na haar aankomst in het Slot tijd en lust zou vinden , om zich het lot aan te trekken van de dochter van den ongelnkkigen geneesheer, had hij niet kunnen vermoeden Zijn hart zwelgde in een hooggetij van de heerlijkste verwachtingen. Welk een warme belangstelling moest graaf Eberhard wel koesteren voor het beminde meisje, dat hij reeds in de eerste dagen van zijn aanwezigheid op Sommerhagen zijn gemalin op de hoogte had gebracht van het bestaan , dat Sophie leidde en haar warme deelneming voor haar wist op pe wekken. Dat evenwel — juist andersom — graaf Eberhard zich verrast gevoelde, van Anna eenvoudig te hooren : «ik heb mejuffrouw Schüler ten eten «laten” noodigen” — zoo iets kwam bij Stephan niet op Graaf Eberhard zag in deze handeling een bewijs van goedhartigheid zijner Anna, en daarom deed het hem genoegen. Maar freule Leonore schrikte. Daar had Anna onwetend zich vergaloppeerd. Hoe kwam ze op zulk
idee? Zulk een impulsieve goedhartige aandrift was men van haar niet gewoon. En goedig als Leonore was, ging ze terstond op de binnenkomende af. Stephan volgde haar en kuste eerbiedig de hand der Burehtgravin. «Mejuffrouw Schüler, met wie we reeds een kwartiertje boven in mijn zitkamer hebben verpraat, behoef ik wel niemand meer voor te stellen. U hebt zeker ook wel het genoegen gehad; waarde heer Normann?” Hij boog toestemmend. Bij Leonore kreeg de natuurlijke goedhartigheid de overhand. Het slanke meisje zag er in haar eenvoudig wit cachemiren japon aandoénlijk lief uit. Zoo’n paar lieve, weemoedige, groot,e oogen. En dat prachtig haar. Dat wonderlijk mooi kopje! «Zoo, Stephan, ken je juffrouw Schüler al!” zei ze. «Dag lief kind, hoe gaat het met je papa? Nogal ?” «In het voorjaar is bet altijd wat erger met hem,” zei Sophie Schüler zachtjes. «Mijn waarde Normann,” begon Anna op haar koele eenigszins gebiedende wijs, «u zult mejuffrouw Sebüler wel den arm presenteeren naar tafel.” «Maar Anna — pardon, lieve juffronw — we hadden Normann al voor Ursula —” Het woord bestierf freule Leonore op de lippen Een vlammende en loeh ijskoude blik trof haar uit de oogen der schoon ■ zuster-ehatelaine. Ze voelde een pijnlijke trek om het hart. Iets vijandigs in dien blik van Anna jegens haar, die zich door baar schoonzuster bemind waande Maar als vrouw van de wereld en geest, glimlachte ze en zei : «Onze lieve meesteres des huizes heeft te bevelen.” Vermits Leonore van natuur en opzettelijk alles steeds ten beste uitlegde, was ze spoedig over dit luttel incident heen. Ze herinnerde zich, hoe Anna omtrent haar persoonlijke deelneming in deze affaire
zich had uitgelaten. Zij berustte erin en vond het nog een voornamen trek in haar sehoonzuster’s karakter. In Stephans gemoed was het een en al jubelgetij. Ja zeker, de aanminnige betoovering van het beminde meisje moest alle harten voor haar innemen. En onderwijl Sophie aan j zijnen arm vol angst beefde, zag hij haren en zijn triomf in rooskleurig verschiet’. Ursula evenwel stond verstijfd en stom van teleurstelling. Hoe afschuwelijk van Anna! Weliswaar had ze, op een afstand staande, niet kunnen hooren, dat Anna uitdrukkelijk deze regeling aan tafel aldus had aangelegd. Maar het lag° toch eenvoudig in Anna’s macht, om (te bepalen dat Stephan haar zou geleiden. En dat haar vriendin hierin niet volgens haar — Ursula’s — inzicht had gehandeld, seneen haar een verraad aan hun vriendschap gepleegd. Ze kon Stephan zelfs niet zien. Ze zaten op dezelfde rij. Akeliger kon het al niet. Anna echter zat, in haar zegevierende schoonheid, met waarlijk vorstelijke houding aan tafel. Het warme, schemerend licht der bougies bescheen de gelaatstrekken der dischgenooten. Naar de rij af keek Anna hen allen aan. Ze was in een verrukkelijke stemming. Het wilde haar voorkomen, dat ze heerseheres was over alle aanwezigen. Over de lieftallige verschijning der jeugdige Sophie Schüler gleed haar blik slechts vluchtig heen. In een opwelling van medelijden, waarbij echter een groote nieuwsgierigheid gepaard ging, had ze het jonge meisje laten uitnoodigen. Anna was altijd brandend van belangstelling tegenover menschen, die een «levenslot” hadden. Als aankomend meisje reeds zag ze altijd onderzoekend en doordringend de lieden aan, die door een treffend sterfgeval in hun familie of door een ander ongeluk rampspoedig waren geworden. (Wordt vervolgd.)
"Anna’s Huwelijk.". "Bredasche courant". Breda, 1905/09/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324153:mpeg21:p00001