EERSTE BLAD.
Reeds jaren en dagen is er gewezen op de schromelijke onbillijkheid, dat
landerijen en stukken grond, in de onmiddellijke nabijheid van de grootere gemeenten gelegen, in waarde stijgen, zonder dat de gemeenschap, aan wie toch feitelijk die waardevermeerdering te danken is, eenig voordeel er van geniet. Slapende worden de eigenaars rijk. Nu de groote gemeenten in ons vaderland hoe langer hoe meer in financieele zorg geraken komt begrijpelijkerwijze deze vraag wederom op den voorgrond. De heer J. H. Faber, mede-redacteur van Gemeentebelangen, het nieuwe tijdschrift voor gemeentebesturen en gemeenteraadsleden , heeft aan dit vraagpunt een eerste artikel gewijd. De kwestie wordt door hem in verband gebracht met het woningvraagstuk, terwijl hij bij de behandeling meer bijzonder het oog heeft gericht op Pruisen, waar de gemeenten, in tegenstelling met ons vaderland, een groote mate van vrijheid bezitten op belastinggebied en alle belastingen kunnen heffen, die niet uitdrukkelijk door de wet zijn verboden. Op een tweetal dier belastingen vestigt de heer F. de aandacht In Pruisen wordt, meer nog dan elders, verband gezocht en aangetoond tusschen gebreken in de wetgeving op het grondgebied en de daarmede samenhangende grondspeculatie eenerzijds en misstanden op woninggebied anderzijds. Tal van maatregelen ter verbetering van woningtoestanden genomen komen in de eerste plaats aan de grondspeculanten ten goede; bestrijding van die speculatie is wel het eerst noodige, waar verandering van de wetgeving op het grondbezit niet dadelijk bereikbaar is te achten en wordt in dat licht als ’t ware een plicht van de gemeenschap. Een belasting, die geld in de gemeentekassen kan brengen en daarnaast kan bijdragen tot de oplossing van
het woningvraagstuk, moet populair zijn in wijden kring en zal wel alleen bezwaar ontmoeten bij hen, die door de belasting worden getroffen. De beide bedoelde belastingen nu bewegen zich in deze richting. Dè oudste betreft net belasten van den bodem naar de reëele waarde, niet naar de opbrengst dus. Zij maakt een einde aan de onbillijkheid, dat stukken gronds, in de onmiddellijke nabijheid van steden of in die steden zelf gelegen, niet of in elk geval niet in verhouding tot hun werkelijke waarde worden aangeslagen in de belasting. Grondspeculanten, die hun terreinen aanhouden in de verwachting, dat de prijzen nog wel verder zullen oploopen , kunnen dat gemakkelijk doen, omdat ze zijn vrijgesteld van een belasting, die hun buren op bebouwde grondstukken treft. Door een belasting op de werkelijke waarde, de verkoopswaarde, zullen deze terreinen aanzienlijk kunnen bijdragen tot de gemeentelijke inkomsten en zal daarnevens, naar men rekent, jjergikt worden , dat de geneigdheid van de eigenaren om de gronden aan de markt te brengen, zal toenemen. Nadat door de wet van 14 Juli 1893, in Pruisen het heffen van een grondbelasting aan de gemeenten was overgelaten, werd deze aanvankelijk overal berekend op de van ouds gebruikelijke wijze, welke weinig verschilde van die welke thans nog in Nederland (hier zuiver rijksbelasting) van kracht is. Het was 3en heffing naar de getaxeerde opbrengst, anafhankelijk dus van de eigenlijke waarde, zooals die uit een schatting of bij verkoop zou kunnen blijken. Keulen was een der eerste gemeenten, die met de belasting op de grondstukken naar de verkoopwaarde een proef nam. De raad bedoelde daarmede minder een vermeerdering der inkomsten, dan wel
een billijker verdeeling der lasten. Op 1 April 1896 werd de nieuwe heffing naar de waarde ingevoerd en als gevolg daarvan kon reeds dadelijk de grondbelasting in de dicht bevolkte arbeidersbuurten met 40 pet. worden verminderd. Niet tevreden met dien eersten stap, werd verder, en thans met de uitgesproken bedoeling de volkshuisvesting te bevoordeelen, bij raadsbesluit van 9 Maart 1900 bepaald, dat van gebouwen, dienende om arbeiders of maatschappelijk daarmede gelijkgestelden gezonde, doelmatige en goedkoope woningen te verschaffen, en van grondstukken, toebehoorende aan vereenigingen , die uitsluitend de verbetering der volkshuisvesting bedoelen, de belasting slechts voor de helft zal worden geheven. Het is evenwel niet op deze belasting, dat de heer Faber wil wijzen, het zijn de verdere stappen in dezelfde richting, thans in Keulen gedaan, die hij wil beschrijven. De belasting op grondstukken naar de werkelijke waarde was in Keulen reeds eenige jaren met succes in werking, toen het gemeentebestuur besloot bij den raad een ontwerp aanhangig te maken, dat ook de waardevermeerdering van bebouwde en onbebouwde grondstukken, zooals die bij verkoop of in’t algemeen bij overdracht aan anderen zou blijken, door een speciale belasting zou treffen. Het gemeentebestuur had reeds geruimen tijd met leede oogen aangezien, dat de groote waardevermeerdering van onroerende goederen, die een gevolg mocht heeten van den vooruitgang van de gegemeente, van het werken en streven van de geheele gemeenschap , uitsluitend ten goede kwam aan de be zitters van die onroerende goederen en dat ook niet zelden de uitvoering van openbare werken
als gevolg had een aanzienlijke stijging van grondwaarden geheel ten voordeele van enkele gelukkige particulieren. Het bestuur meende, dat de winnende hand royaal kon zijn en dat de billijkheid medebrengt een deel dier winst in elk geval voor de gemeenschap op te eischen. Het had daarbij reeds een voorbeeld in een nieuwe belasting, in 1904 te Frankfort a'M. ingevoerd, waarbij een waardevermeerdering tot 30 pet. buiten beschouwing blijft, maar waarbij overigens 5, 10 of 20 pet. geheven wordt van de waardevermeerdering, al naar gelang die van 30 tot 49, van 50 tot 74, of 75 pet. en meer bedraagt. Er werd nu een regeling voorgesteld, waarbij bij verkoop of overdracht van een bebouwd of onbebouwd grondstuk, binnen het gemeentelijk gebied gelegen, na aftrek van enkele bedragen, zou worden geheven 15 pet. bij een waardevermeerdering tot 30 pet., 16 pet. bij vermeerdering der waarde van 30—35 pet., 17 pet. bij waardevermeerdering van 35—40 pet. en zoo vervolgens tot 20 pet. bij een waardevermeerdering tot 50 a 55 pet. en voorts 1 pet. meer voor elk verdere 5 pet. waardevermeerdering tot een maximum evenwel van 35 pet. Er werden nog eenige bepalingen aan verbonden tot beperking van de te straffen werking en andere bijzondere omstandigheden, terwijl bij de toelichting speciaal de aandacht wordt gevestigd op de sociale beteekenis van de belasting, die ook moet dienen om de groridspeculatie, zoo schadelijk voor het algemeen belang, te beperken. Tegen deze voorstellen kwam heftige oppositie onder de speculanten en vooral de Vereeniging van grond- en tuinbezitters weerde zich geweldig. Zij slaagde er dan ook in eenige beperkingen doorgevoerd te krijgen, maar de verordening werd toch ten slotte vastgesteld met op éen na algemeene stemmen. Een volgende maal zal de heer F. nagaan wat de verordening, na het compromis, nog voor navolgingswaarde behelst.
"BELASTING OP DE „Waardevermeerdering."". "Bredasche courant". Breda, 1905/10/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324190:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/10/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324190:mpeg21:p00001
Is aar het Duitsch van IDA BOY-ED DOOR ED. VAN DEN GHEYN. 59 Den rijzigen man met den blonden baard ziende , dacht hij verbaasd en verschrikt: Een van bet slot! Hij wist wel niet, wie Wolf was, maar toch had hij hem met graaf Eberhard wel paard zien rijden. Zijne dochter had hem ook van alle logeergasten verteld. De namen echter was hij weer vergeten. Die afgelegen, vroolijke wereld boezemde hem m;nder belang in. >Graaf Eberhard laat u verzoeken, terstond ten zijnent te komen , de gravin is ziek ,” zei Wolf haastig en gejaagd, tnier is een brief. Daarin staat, wat haar scheelt.” De gravin is ziek P En hij moest helpen P Men vertrouwde hem dusP En dan welk een patiënte! Als hij [maar helpen kon! Opwinding maakte zich van hem meester.... Met bevende handen neemt hij den brief aan. .Wilt u niet binnenkomen?” iDank u,” zegt Wolf, ïik zal hier wachten. Haast u, asjeblieft, dokter! ’ »Ja, ja....” Dokter Schuier was weer in zijn kamer, en met de vlugheid, zooals hij in de praktijk gewoon was, had hij zich gekleed... .Dat had hij niet verleerd.... Maar nu Jde brief van den graaf. Waarschijnlijk voorzichtigheidshalve geschreven, opdat de dokter terstond uit zijn huisapotheek het noodige zou kunnen meebrengen.... Als het maar voorhanden was Daar hij niet meer j
praktizeerde, had hij nog maar dit en dat in voorraad. ... Hij verbleekte en keek strak op het papier.... hij had den inhoud gelezen. Vervolgde bem dan een vloek P Moest hij dan in zijn verderf loopen altijd door dit eene....dat verschrikkelijk vergif?!.... Deze jonge, schoone, levenslustige vrouw, ‘die op het toppunt van geluk scheen , had bij hem een fleschje opium weggenomen?! Dat moest destijds gebeurd zijn , toen ze haren arm door hem liet onderzoeken.... Was ze zoo ongelukkig? Naast een man als Eberhard? Ondenkbaar... .of is ze soms hysterisch? Mijn God....wat beduidde dit alles toch!.... Maar men heeft zich tot den rechten man gewend in dezen nood! Ja, hij bezat het middel, dat baar redden kon, moest redden — als men bem maar bijtijds heeft geroepen.... Als een roes beving hem deze toestand Welk een aaneenschakeling van het noodlot! Hij meende een diepzinnigen, veel beteekenenden samenhang te bespeuren... .Hem was het beschoren, een menschenleven te redden En juist uit de klauwen van denzelfden vijand, dien hij eenmaal achteloos — naar het heette — een ander lesen had prijs gegeven! Welk een verwisseling van rol, van lotsbeschikking ! Neen — het was geen nieuwe vloek, die hem had getroffen... . Uit dit ongeluk zou wellicht voor hém een nieuwe toekomst worden geboren. Als bij de vrouw redde van dezen edelen man. .. .welk een namelooze vreugde! Hij zou weer moed scheppen, zelfvertrouwen herwinnen, om aan het ziekbed van patiënten te verschijnen. Dit schokte hem zoodanig, dat tranen langs zijn wangen biggelden. — Ja zeker, hij zou haar redden! Daar in zijn afzonderlijk kastje stond het onfeilbare tegengif... .Gauw, gauw maar....ach! dat hij geen vleugels had! Toch had bij in zijn ontzettende ontroering een paar minuten langer laten verloopen, dan de wachtende man daarbuiten noodig oorueelde. ïDokter!” riep Wolf met manende stem. »Ja, ik kom....hier ben ik!” Hij trok de deur achter zich dicht. En snel, zwijgend , zwaar ademhalend, liepen de twee mannen voort in den nacht. Wolf deed geen enkele vraag. En de oude man deed er het zwijgen toe, geen zucht zelfs ontsnapte hem. Hun kiesjhheidsgevoel dekte het geheim , dat graaf Eberhard met zijn brief hun beiden had toevertrouwd. De jongeman was geheel bevangen door de gedachte, die zich vroeger bij hem had opgedrongen — teleurgestelde verwachting — en hij zou het onbescheiden, onkiesch, hebben gevonden een woord over zoo iets te reppen. Dokter Schuier nam vanzelf aan, dat graaf Eberhard het geheim zijner vrouw wenschte te bewaren ....de openbaring, de wetenschap ervan zou voor het publiek de deur hebben open gezet van allerlei gissingen en ruim spel hebben gegeven aan de verbeeldingskracht van het onvermijdelijk monster, dat »men” heet, en zoo gretig zich met vuigen laster voedt. Ik zal haar redden ! dacht de dokter met innige piëteit. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Sopkie Schiller schrikte op, sedert een half uur sluimerde ze in diepe rust. In de kleine dokterswoning ging men vroeg slapen, want om zes uur was het er reeds dag. Sopkie was
dan ’s avonds zeer vermoeid , meer van het uitgestane leed dan van den arbeid, die iedere dag ruimschoots voor haar aanbracht. Daarbij kampend met alle emoties eener hopelooze liefde, had zij al hare zorg en kracht bovendien te wijden aan de gewichtige taak, haren armen ouden vader voortdurend levensmoed in te spreken. Troost te verleenen is een heilige plicht. Moed aanwakkeren een verheven taak. Maar jaar-in jaar-uit, dag-aan-dag altijd troost te vinden voor eenzelfde kwaal, altijd het bemoedigend woord voor denzelfden twijfel — het was een reuzen gewicht, dat het levenslot op do schouders van het arme meisje had geladen. Menigmaal dacht ze: Hoe vind ik nog woorden? Hoe nog redenen? Doch medelijden en kinderlijke liefde maakten haar welbespraaktheid schier onuitputtelijk. Altijd weer vond ze een opbeurend goed woord. Altijd hief de man weer het hoofd op bij haar toespraak, want het treurig voorval niet zoo zeer , als wel het gemis zijner praktijk, drukte hem terneer. De middelen ontbraken hem voor vergetelheid van het gebeurde, de gelegenheid tot goedmaken eveneens. Na bet jammerlijk ongeluk liet zelfs het taai weerstandsvermogen, dat ander tegen fatale stroomingen van het levenslot bestand is, hem in den steek. Hij, die in zijne ziel overtuigd was van zijn onschuld, miste het voorkomen, de houding van den man zonder blaam of smet, van den man zonder vrees, die moedig het gezwets der menigte trotseert, totdat dit gebazel eindelijk verstomt, zoodra een enkele koene daad wordt verricht. Dat was het verkeerde in zijn verderen levensloop. ... Dikwerf dacht Sophie : Het geheele geheim van welslagen is den strijd om het bestaan is wellicht alleen gekregen in het geloof aan zichzelf. Mijn vader bezit geen zelfvertrouwen — dat is zijn ongeluk. (Wordt vervolgd.)
"Anna’s Huwelijk.". "Bredasche courant". Breda, 1905/10/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324190:mpeg21:p00001
lïeclames betreffende de bezorffiner dezer Courant..
«P «P - ' gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, (iroote jffarkt 33.
» Veranderingen in advertentiën {jelieve
men steeds op den dajj der uitjjave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE UITGEVERS.
BEDDEN. STOFFtERDEHIJ. Geb verhoeven, Veemarkt 32. BREDA. Tel. 212. DE VLINDER. Me u bil eer in gen. Vliegen. Luiermanden. BKH NGERIJ. MEUBELFABRI K.
•riaamaziois anasijnaioah
•fiagoïazjoxs aHasmaiaiH
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/10/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000324190:mpeg21:p00001