Te allen tijde sehijnt er een zeer verward begrip bestaan te hebben omtrent de gepaste eerlijnheid bij het leenen van boeken. Zeer oude boeken toch vinden we voorzien van zoogenaamde naamplaatjes of eiiquetten , waaruit de twijfel van deu eigenaar aan de eerlijkheid zijner medemenschen duidelijk spreekt. Onder een ruwe penteekening, een galg voorstellend die eenmaal het naamplaatje van een overoud boekwerk versierde, vinden wij de volgende dichterlijke bedreiging geplaatst: Let wel: mijns eig’naars naam staat daar En wie mij steelt, komt in gevaar Dat men hem voor deez’ snoode daad Met zijnen nek .... betalen laat. Hoe hierbij wordt te werk gegaan, Toont onderstaande galg u aan ; Neem bijtijds u dus in acht Voor ’tlot, ’t welk aan deez’ galg u wacht. Op een ander oud naamplaatje vinden we hetzelfde denkbeeld, alleen in wat meer bekr.opten vorm uitgedrukt: Steel niet dit boek, want ’t hoort aan mij En ’k draag een fermen dolk op zij. Met den loop der tijden schijnen ook de bloeddorstige begrippen der boekeneigenaars tegenover de zich aan hun eigendom vergrepen hebbende onverlaten, een wijziging te hebben ondergaan, ten minste op een der latere naamplaatjes vinden wij den naam van den eigenaar John. James Jones vermeld, met de eenvoudige, afdoen de bepaling er aan toegevoegd: «Hij leent zijn boeken niet uit.” John. James Jones, welk een verstandig mensch zijt gij geweest! Door duur gekochte ondervinding wijs geworden waarschijnlijk, hebt arii door dit kloeke besluit maar ineens
ien knoop doorgehakt' Diep treurend over iet lot van -een mijner lievelingsboeken, hetwelk ik aan een goeden kennis heb uitgeleend m dat mij dus volgens een nauwkeurige kansberekening nooit of te nimmer meer in handen zal komen, gevoel ik grooten lust uw voetstappen in deze te drukken! Bij het leenen van boeken schijnen we een geheel andere wijze van eerlijkheid er op na te houden, dan bij alle mogelijke andere geleende zaken. Als iemand, door een regenbui overvallen, een parapluie van ons geleend heeft, geeft hij die spoedig en zonder feil terug; leenen we iemand, die in oogenblikkelijke geldverlegenheid verkeert, die bijv. zijn beurs vergeten heeft bij zich té steken, eenig geld dan krijgen wij het — meestentijds — terug; maar geeft iemand, die een boek van ons geleend heeft, ons dit behoorlijk op tijd terug, dan moet hem zulks als een zeer deugdzame en loffelijke daad aangerekend worden. Boeken, zegt Ian Maclaren, schijnen niet als eigendom aangemerkt te worden ; tenzij ze toevallig door u gekocht en betaald zijn of nog bij den boekhandelaar voor de ramen liggen. Behooren ze aan uw buurman , dan verkrijgen ze langs den een of anderen geheimzinnigen weg het brevet van gemeenschappelijk goed, en mochten ze in uw handen geraken, zoo schijnt er geen de minste noodzakelijkheid te bestaan ze weer aan den rechtmatigen eigenaar te bezorgen. De aanblik van een andermans jas, visitekaartenboekje, portefeuille, portemonnaie— door den eigenaar per abuis achtergelaten ■— agiteert en hindert u en ge weet niet hoe gauw ge een gelegenheid zult te baat nemen om het verdwaalde voorwerp weer ter plaatse waar het behoort, terug te doen bezorgen. Maar, zoodra het een boek geldt, springen we op de meest eigendunkelijke, op de minst plichtmatige wijze met de eigendommen onzer medemenschen om. We verwaarloozen ze^ we vernielen ze, we geven ze weg, we verliezen ze uit het oog, kortom, we doen er alles mede, behalve hetgeen er mee gedaan moet worden : ze op tijd en onbeschadigd weer aan den rechtmatigen eigenaar ter hand te stellen. De naamplaatjes, waarvan hierboven gewaagd is, dateeren uit een tijd , toen de boeken nog waarde hadden, zóóveel waarde, dat men het wenschelijk achtte ze aan tafel of den lessenaar , waarop zij geplaatst waren, vast te ketenen. Als een overblijfsel van deze voorzichtige gewoonte vindt men nog heden ten dage in de «librije” van de Groote of St. Walpurgiskerk in Zutphen 333 boeken — meest uit de 15e en 16e eeuw — alsmede eenige handschriften, die, op 18 middeleeuwsche lectrijnen geplaatst aan ijzeren ketenen vastgeklonken zijn welke ketenen verbonden zijn door een ijzeren staaf die met een slot aan den lessenaar vastzit. Men zou uit dezen maatregel mogen afleiden
dat het ter boekerij opgaand publiek in die dagen geen onbepaald vertrouwen genoot ! Andere tijden , andere zeden. Wij stellen vertrouwen in de eerlijkheid onzer medemenschen en ... . schieten er onze boeken bij in. Zullen we, aldus geschokt in ons vertrouwen, weer tot het aan ketenen leggen onzer boeken moeten overgaan, of ze weder van dreigende naamplaatjes voorzien ? Of ons scharen aan de zijde van John James Jones, «die zijn boeken niet uitleende” ? Of staat er een humaner, een waardiger weg voor ons open om onszelven en anderen te overtuigen van de waarheid, dat het niet teruggeven van een geleend boek gelijkstaat met het wederrechtelijk in bezit houden van elk ander ons niet behoorend eigendom ?
"Het leenen van boeken.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325028:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/12/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325028:mpeg21:p00001
De telegrafisten, die in het geheele lijk staken, zijn zoo goed geslaagd, dat in de laatste dagen van de vorige week nog slechts eenige telegrammen met veel vertraging het buitenland bereikten, dat sinds Zaterdagavond geen enkel bericht verzonden werd. Het is een ernstig ding voor de centrale regeering, dat zij geen voeling kan houden met de gouverneurs en plaatselijke commandanten. Dat zij niet fn staat is zelfs maar één lijn te doen bedienen door militairen is een bewijs van hare absolute onmacht. Een onmacht, die geboren is uit den voortdurenden strijd tusschen de aanhangers van de bureaucratie en de voorstanders van het liberalisme. Graaf Witte vecht voor liberale verlichting, terwijl minister Durnovo de oude taktiek van Plehwe volgt. De autocratie redt zich om beurten door onderdrukking en toegevendheid. Graaf Witte zegt den Joden, dat de vervolgingen hem verschrikkelijk aan het hart gaan, terwijl de heer Durnovo den beruchten prefect van Odessa. Neidhart, bevorderd. Graaf Witte heft den staat van beleg over Polen op en de gouverneur van Warschau laat de jongens gevangen nemen, die de bulletins verkoopen. Den eenen dag hooren wij dat priester Gapon een manifest heeft verspreid, waarin hij den werklieden aanraadt niet te hopen op den droom van de sociaal-democraten. den achturigen werkdag. Vier en-twintig uur later komt het bericht dat hij uit vrees om gevangen genomen te worden, uit Petersburg gevlucht is. Verleden zomer trachten de Zemstvoliberalen de boeren te overtuigen van de noodzakelijkheid van een democratisch programma. Gene. raai Trepof zette deze liberalen den voet d wars. Thans moorden en branden de boeren. Nog geen veertien dagen geleden spraken de Zemstvo-leden er over of zij graaf Witte tot zekere grens zouden steunen. Thans heiaft de premier al hunne eischen verworpen, en wil hij zijn kieswetten invoeren met de hulp van de conservatieve minderheid. Wanneer een revolutie onvermijdelijk wordt is het, omdat de raadslieden van den Tsaar zich verzetten tegen alle wenschen van hen, die een vreedzame oplossing willen. Tot deze slotsom komt de zoo gematigde, liberale Manchester Guardian: Het is onmogelijk dat graat Witte na zijn optreden tegen de Polen en Joden-vervolgingen het vertrouwen herwint van het Russische volk.
Doch zou een verandering baten? Nemen h wij voor een oogenblik aan dat de heeren ii Witte en Durnovo aftreden in verband met fc de telegrafisten- staking, waarop dr. Dillon o van de Daily Telegraph zinspeelde. o Dan zou de Tsaar de regeering in banden o geven van de liberalen, die het vertrouwen e hebben van het volk, prins F.ugen Troebetzkoi f bijvoorbeeld. Doch zou deze machtig genoeg g zijn om het werk te niet te doen van de rJ reactonaire autoriteiten, die steeds, nog het \ oor hebben van den Tsaar? r Zou de politie plotseling ophouden met het J verwekken van opstanden en moorden? Zou- 1 den de provinciale gouverneurs niet elk liberalisme negeeren, waar generaal Trepof en de hof camarilla nog machtig zijn ? t Het is zeer twijfelachtig of de eerlijkste ’ liberaal zal slagen. Dan blijft alleen over een militaire dicta- 1 tuur. En deze zou de laatste hartstochten wakker roepen van leger en werklieden en boeren. f Thans is het tijdstip gekomen dat kracht c geen zege meer kan brengen .... 1 Leroux zendt een lang en indrukwekkend telegram aan den Matin over den toestand te Petersburg Door de stille straten loopen pa- trouilles; alle luiken zijn met planken toegespijkerd; de stilte werkt suggestief en doet | gissen naar verborgen plaatsen, waar de alge- i meene revolutie voorbereid wordt, die ieder ] verwacht. Leroux zegt, dat op den dag van het bijeenkomen der nationale vergadering i de eigenlijke revolutie eerst recht zal beginnen. Dan zal de toestand gecompliceerd zijn door het te gelijk optreden van den „tiers etat” en van het proletariaat. De advocaat Kroustalof, de leider van het arbeiderscomité, gedraagt zich steeds als regeerder.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325028:mpeg21:p00001
In België heerscht op net oogenoiiK groote ontsteltenis in uitgebreide kringen wegens het groote aantal valsclie bankbiljetten van 100 frs. dat in omloop is, en welk aantal op 40 000, ter waarde van 4 millioen francs wordt geschat. Vooral de kleinhandel lijdt daaronder zeer, want er is bijna niemand die meer dergelijke biljetten durft aannemen, daar de echte zoo moeilijk van de valsche zijn te onderscheiden. Zelfs de kassiers der groote banken loopen er in, en zeker is men eerst als men een biljet aan de Brusselsche bank heeft laten onderzoeken. De leden van het syndicaat van Brusselsche handelaars hebben besloten geen biljetten van 100 frs. aan te nemen, zoolang de onzekere toestand duurt. Zij verlangen dat de Bank alle briefjes van deze waarde zal intrekken en door nieuwe vervangen, die lastiger zijn na te maken. Volgens een nader bericht van de Bank moet men hierop reeds zijn ingegaan. Volgens den correspondent van de Daily Chronicle te Konstantinopel heeft tle Belg Joris, die beschuldigd was van den aanslag op den Sultan, bij het verhoor ontkend aan de uitvoering daarvan te hebben deelgenomen, maar toegegeven dat hij de voorbeiding er van heeft gekend, goedgekeurd en bevorderd, daar hij aan de beraadslagingen der Armeniërs had deelgenomen en een groote hoeveelheid meliniet voor hen heeft bewaard. Hij zeide dat het
ezen van omcieeie simmen over ue mooruen n Armenië onder het besiuur van den Sultan gegaan, hem tot woede gebracht had en de ivertuiging had gegeven dat men, hoe dan jok, het tegenwoordige bewind veranderen noest, zelfs al was men, zooals hij, in principe >en tegenstander van propaganda met de daad. Bij voegde er bij, dat het hem gemakkelijk geweest zou zijn na het plegen van den aanslag rurkije te verlaten, maar dat hij gebleven was om te toonen, dat hij geen gewoon misdadiger was , maar een man, die gehandeld bad naar zijn overtuiging en naar zijn beste inzichten. De Fransche Senaat heeft de artikelen 25 lot 36 van het wetsontwerp op de scheiding van berk en staat aangenomen. Eiken dag kan men nu de eindstemming over het heele ontwerp verwachten. Bannerman heeft koning Eduard kennis gegeven, dat hij niet in staat is voor Maandag de lijst der nieuwe ministers aan te bieden. De Weensche bladen maken bekend, dat verscheidene regimenten van de garnizoenen Weenen, Linz, Wels, Krabau en Olinutz order hebben gekregen zich gereed te houden onmiddeliijk en op het eerste bevel naar Bokernen te vertrekken. De gisting in de gemoederen in zekere gedeelten van Bohemen zou dezen maatregel noodzakeiijk hebben gemaakt. De berichten over pogingen om in Hongarije tot een beteren toestand te komen worden bevestigd. Het Hongaarsche correspondentie-bureau meldt, dat op den grondslag: intrekking van den eisch betreffende de legertaal en indiening van een ontwerp tot invoering van algemeen kiesrecht, getracht wordt een ministerie te vormen uit gematigde leden der coalitie. Maar het bureau meldt tevens, dat men die poging nog niet te optimistisch moet beoordeelen. Het officieele blad Nemzet verklaart: Vele leden der coalitie zijn tot de overtuiging gekomen, dat de groote massa van het volk niet veel voelt voor een voortzetting van den strijd om de legertaal. Slechts in een aantal comilaats-vergaderingen wordt die strijd nog voortgezet. Maar het volk staat, onverschillig daarbij, en houdt zelfs betoogingen tegen de coalitie en voor het algemeen kiesrecht; het weet, dat juist de coalitie de invoering van het kiesrecht-plan tegenhoudt, »De gematigde elementen in de coalitie zijn het over deze dingen volslagen eens, en wenschen hartelijk, dat een einde komt aan het gekibbel. Maar zij staan onder de heerschappij van het terrorisme, dat iedere toenadering, iedere verzoening wil tegengaan, zelfs al zou het land daarbij in ’t verderf storten.” Gok de Weener Neue Freie Presse meldt, dat ten gevolge van een gewijzigde meening van een deel der coalitie, een verandering in de Hongaarsche crisis aanstaande is. Als de komende man wordt algemeen Koloman Szell genoemd, die een kabinet van afgescheiden leden der coalitie zal vormen, met een kiesrecht-program. Wellicht dat hierdoor de strijd verplaatst zal worden; miar opgegeven wordt hij niet. Uitstel is geen afstel, denkt Kossuth ook!
Te Boedapest hebben in een groote drukkerij, waar verscheidene oppositiebladen worden gedrukt, de zetters een politieke staking begonnen, daar deze bladen zich tegen algemeen kiesrecht hadden verklaard. De zetters hebben medegedeeld niet aan het werk te willen gaan, zoolang hun wordt opgedragen artikelen en berichten tegen de sociaaldemocratie en het algemeen kiesrecht te zetten. Een zestal bladen kon daardoor gisteren niet verschijnen. Het Oberlandesgericht te Jena heeft, inzake het incidenteele beroep van prinses Eiouise van Cobnrg tegen de competentie van het Landgericht te Gotha, uitgemaakt, dat het hof te Gotha bevoegd is. De zaak zal nu 15 Januari a.s. opnieuw te Gotha dienen. De prinses zal dan de voorgestelde daging, die zooals men weet zeer gunstig voor haar is, zeer waarschijnlijk aanvaarden. Gisterennacht heeft baron Calice te Konstantinopei, een mededceling van de Porie jntvangen, dat zij de financieele regeling aanreemt, maar met talrijke wijzigingen in het ■eglement. Volgens berichten uit Tokio heeft de Jalansche regeering- de Russische uitgeloodigd de diplomatieke betrekkingen tusschen ieide landen te herstellen.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325028:mpeg21:p00001
JJUUix J. HAWTHORNE. 22 Voor den ingang hoorden de twee detectivcn die zich achter een planken schutting verborgen hielden, een der mannen zeggen: «Daar is geen gevaar voor, alvorens ze je daar vinden, zijn zij al lang verrot!” Zij konden niet verstaan; wat Mr. Smith antwoordde; de eerste spreker lachte, en een ander riep er tusschen door: «Zooals je wil! als ik in jou plaats was, deed ik het zeker niet.” Daarna gingen zij de straat door, en sloegen de richting naar de rivier in; de deteotiven volgden hen op de hielen. Aan het einde van een der havenhoofden stond een wagen met een gebroken wiel, naast ledige vaten en andere rommel. In de duisternis verdwenen de mannen achter den wagen, daarna ontstond er eeD gedruisch van voetstappen, en opgelegde riemen, en onmiddellijk daarna schoot er een boot langs de kade, en gleed zachtjes stroomafwaarts. Den detectiven bleef nu niets anders over dan toe te kijken, — juist op dit oogenblik, waarop de zaak eenig succes begon te beloven. Het wild wat zij het spoor waren gekomen, was ontsnapt; en wilden zij hun tocht niet geheel en al onvruchtbaar laten, dan waren zij genoodzaakt de boeven langs den oever te volgen, zoogoed en zoo kwaad als het ging; misschien zagen zij de boot tenminste weder aan land komen. Toen zij echter over de ledige vaten op het havenhoofd wilde klauteren, zagen zij van verre
een hooge gestalte op hen toekomen, in wie zij tot hun groote verbazing Mr. Smith in hoogst eigen persoon herkenden. Hij schrok bij hun aanblik, en bleef wijfelend staan; daarna vervolgde hij zijn weg dwars over het hoofd, in noordelijke richting Op dit oogenblik weerklonk het bellen van een tram , die naar de stad reed. De detectiven haastten zich om van deze gelegenheid gebruik te maken ; buitenop staande, zagen zij, dat bij een der eerstvolgende straathoeken ook Mr. Smith instapte, en zeer bedaard een plaatstje zocht in den tramwagen. Op den hoek van de Vijfde Avenue en de 59n straat stapte bij uit, en sioeg de straat waar hij woonde in ; daar verdween hij weldra in zijn huis en vertoonde zich dien avond niet meer. Hoe zonderling dit avontuur ook was, toch kon men er geen verband uit alleiden tusschen den heer Smith en den Bank-diefstal. Misdadigers van zulk laag allooi, als die met wie hij in de beruchte herberg aan den oever der rivier een samenkomst had gehad, konden onmogelijk deel genomen hebben aan de inbraak. Hiertoe behoorde inderdaad veel mechanische behendigheid en ongewone scherpzinnigheid. Het was mogelijk, dat Mr. Smith zelf de technische leider der onderneming was geweest, enj de anderen slechts zijn helpers Maar met welk doel kon een schatrijk man zich aan zulk een gevaar blootstellen ? — Niet ter wille van geld, dat viel niet te betwijfelen! — Moeilijk ook uit bereidwilligheid jegens die bandieten! Dat hij echter omgang had met die boeven, was nu boven alle twijfel verheven! Hoe moest deze omstandigheid verklaard worden P Was de geheime samenkomst in dat beruchte hol geen duidelijk bewijs van zijn schuld ? De bewaking van den verdachte werd nu nog wel geruimen tijd voortgezet, maar leverde helaas niet het minste succes op. Zijn leven verliep zonder eenig bijzonder voorval. Des avonds kwam
hij zelden later dan elf uren tehuis, en des morgens ging hij niet voor ditzelfde uur uit. Ook van zijn, uitsluitend vrouwelijk, dienstpersoneel was niets te weten te komen. De drie dienstmeisjes toonden zich weliswaar niet afkeerig , iets mede te deelen, maar zij wisten omtrent haar meester niets te zeggen, wat zonderling of verdacht scheen. Haar loon werd zeer stipt uitbetaald, zij hadden verlof om op bepaalde avonden uit te gaan, of haar kennissen in de spreekkamer te ont- i vangen. Mr. Smith zag maar zeer zelden iemand bij zich, en dan nog slechts -voor korte bezoeken , welke op zaken betrekking hadden. Voor een vrijgezel leidde hij een zeer geregeld leven; het ontbijt en het diner gebruikte hij steeds te huis ; des avonds ging hij gewoonlijk: uit. Zelden bleef hij meerdere weken op reis, en meestal duurde zijn afwezigheid slechts één dag, de zorg voor het huis bleef in dergelijke gevallen aan de dienstboden overgelaten. Tehuis rookte hij veel, las couranten en schreef eveneens zeer veel; of het brieven waren of iets anders, was niet te ontdekken. Zoover waren de detectiven in hun nasporingen gevorderd, toen Mr. Smith op zekeren schoonen dag een plaatskaartje naar Cbicago nam, en nog denzelfden namiddag met den sneltrein vertrok Dit voorval scheen van des te hooger beteekenis, nu de politie te New—Yotk twee dagen te voren langs telegrafischen weg bericht gekregen had, dat er zich in Cbicago een beruchte, en der politie wel bekende dief getoond had, die verdacht werd, medeplichtig te zijn aan den diefstal der ManhattanBank. Dat Mr. Smith precies terzelfder tijd op den inval kwam, die stad te bezoeken, schreef men volstrekt niet aan een louter toeval toe, en men zorgde er voor dat al zijn schreden daar uiterst zorgvuldig bewaakt werden. Na zijn aankomst te Cbicago reed Mr. Smith
naar het hotel Palmer, sehreet zijn waren naam in het vraemdelingenboek, nam een bad en verwisselde van kleederen. Tegen f,den avond ging hij in een der voornaamste straten slenteren, waar hij op den voet gevolgd werd door eenige detectives. In de nabijheid van het Postkantoor ontmoette hij den bewusten boef en begaf zich met hem naar het eerste het beste oesterhuis. In een afgelegen hoekje namen zij plaats aan een tafeltje, en aanstonds bestelde Mr. _Smith oesters en een flesch champagne. Onmiddelijk daarop trad een der detectives eveneens het lokaal binnen, bleef eenige oogenblikken staan talmen als om een geschikt piaatsje te zoeken , en begaf zich toen naar een tafeltje, dat in een anderen hoek niet ver van het eerste verwijderd was; daar wias hij slechts door een houten beschot van de laatst aangekomenen gescheiden. Overigens bleef zijn aanwezigheid volkomen onopee merkt. De ikeïiuer bracht den heeren, wat zij' besteld hadden, en onder h.ua smulpartij waren zii weldra in een druk maar zacht duisterend gesprek gewikkeld, waarvan de detective nu en dan de woorden : bank , gewelf, staatspapieren en derge1 ijken verstond; hij spitste daarom zoo scherp mogelijk zijn ooren, . , , De detective stond op, schijnbaar met het plan van een der naburige tafeltjes een mosterdpotje te halen, en bemerkte, dat Mr. Smith van den boef een toegevouwen papier in ontvangst nam, dat sprek end op .een pandbrief der VereemgJe Staten gele ek. Mc. Srnitli stak de obligatie in zijn zak, haalde zijn notitieboekje voor deu dag, opende het en ke ek de lijsten der daarin opgeteekende getallen na, welke de detective, na weder op zijn plaats terug'gekeerd te zijn voor een lijst van Staatspapieicn en andere Schuldbrieven hield. Onouiddell ijk daarop verklaarde Mr. Smith. «Ik kan het nummer niet vinden. «Het moet er toch zijn!” — antwoordde de
andere — »waarschijnlijk hebt ge u vergist bij het overschrijven!” s> Dat kan ik moeilijk gelooven — hernam Mr. Smith — ik heb het met de grootste nauwgezetheid gedaan!” »Dan zullen wij dat zaakje maar eens aanstonds nit,pluizen” — vervolgde zijn kameraad, dje een handvol brieven en aanteekeningen uit zijn zak haalde: »als ik mij niet vergis moe t ik de gedrukte lijst bij mij hebben — juist, ja, daar is zij!” — riep hij uit terwijl bij Mr, Smith eep papier overreikte. Deze wierp er een vluehtigcn blik op. »Je hebt toch gelijk zeide hij al spoedig — . ofschoon ’t mij toch erg verwondert, dat ik mij juist bij dat nummer vergist heb. Nu goed, ik zal je ,er de nominale waarde door betalen.” »Man, man, hoe kun je daaraan denken!” — hernam de andere — tonder duizend dollars krijg je het ding niet 1” «Duizend dollars! Onzin! Geen mensch onder de zon zal je er vijfhonderd dollars op geven , als ik het niet doe!” rZooals je wilt; geef me dan het ding maar weer terug. Ik ben niet hier gekomen om te sehaggeren, dat ligt niet in mijn aard-” En middelerwijl riep hij den kellner, en bestelde hem een half dozijn sigaren, van de beste soort. &Wil je |'t mij laten voor zevenhonderd en vijftig?” »Niet onder de duizend; da U mijn laatste woord !” »Nu voor mijn part!.’ antwoord Ie Mr. Smith, maar ’t is niets meer of rnindar dan zuivere oplichterij 1” (Wordt vervolgd).
"De Groote Bankdiefstal.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325028:mpeg21:p00001
Zij ilie zich voor het volgende kwartaal op
deze Courant abonneeren, ontvangen de in deze maand verschijnende nummers GRATIS.
Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tjdig op te gever aan ons bureau, Groote Mark 33.
Veranderingen in dvertentiën gelieve .1 /f rlnti lilt.
men sieeus op uen uag uur uu* gave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325028:mpeg21:p00001