AttentieS
In het nummer der Bredasche Courant, dat Zaterdag 30 December 1905 zal verschijnen, wordt weder de gelegenheid opengesteld tot het plaatsen van N ieuwj aars-Ad v erten tien, tegen den prijs van 30 CENTS, mits de 6 regels niet te boven gaande — voor eiken regel meer wordt 5 CENTS berekend. Ieder, die eene dergeltjke Advertentie plaatst, ontvangt een nummer der Courant GKATIS. Voor eece spoedige toezending houden zich aanbevolen, De Uitgevers, Naaml. Yenn. Bred. Boeklr. en Uitg.-Mij. vh. BROESE & Coï, te Breda.
Zij die zicli voor het volgende kwartaal op
deze Courant abonneeren, ontvangen de in deze maand verschijnende nummers GRATIS.
Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tjdig op te geve» aan ons bureau, (iroole Markt 35.
Veranderingen m advertentiën gelieve
men steeus op oen uag uer uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325039:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1905/12/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325039:mpeg21:p00001
(aangeboden.) (Slot) Tot hiertoe werd de buitengewoon hooge Suiker-Accijns alleen in beschouwing genomen met het oog op de volksgezondheid, doch ook de schadelijke invloed, welke deze belasting op de volkswelvaart uitoefent, dient in het licht gesteld te worden Op het 56e Nederlandseh Landhuishoudkunde Congres, gehouden te Assen op 28 Juli—1 Juli 1904, werd door Mr. H. F. Hesselink van Suchtelen, destijds Voorzitter, thans EereVoorzitter van de Anti-Suiker Accijns-
Bond, de volgende vraag ingeleid: «Waarom en in welke mate is het voor den tuinbouw wenschelijk den Accijns op Suiker aanmerkelijk te verlagen, zooals dit in de meeste Europeesche Staten reeds is geschied ten gevolge van de Brusselscne SuikerConventie ? Van het op bovenbedoeld Congres verhandelde is melding gemaakt in een voor rekening van den AnfiSuiker Accijns-Bond uitgegeven geschrift, getiteld: »De Tuinbouw en de Suiker-Accijns« en als bijvoegsel gevoegd bij het Nederlandsche Tuinbouwblad Sempervirens No. 6 1905. Als gevolg van de kundige en zaakrijke behandeling van het onderwerp werd met algemeene stemming de conclusie van den inleider aangenomen luidende : Het 56e Nederlandseh Landhuishoudkundig Congres acht de afschaffing van den Accijns op de Suiker ten behoeve der Jam-Industiie gebezigd, wenschelijk. In een voorwoord, door het Bestuur van den Anti-Suiker Accijns-Bond bij bovenbedoeld geschrift gevoegd, werd de wensch uitgedrukt dat het aanleiding zou geven aan de vakverenigingen der tuinbouwers om in adressen van de Regeering of Volks-Vertegenwoordiging op vrijstelling der Jams van den Suiker-Accijns aan te dringen. Vreemd mag het heeten dat, voor zoover bekend, nog nimmer een der Jamfabrikanten pogingen in die richting heeft aangewend. Zoowel uit een oogpunt van volksgezondheid als van volkswelvaart is dus een aanmerkelijke vermindering, zoo mogelijk geheele afschaffing van den Suiker-Accijns dringend noodzakelijk De Vereeniging «Anti-Suiker AccijnsBond« besloot daarom zich tot de Regeering te wenden met een tweeledig verzoek, en wel: lo. tot verkrijging van wettelijke bepalingen, regelende het gebruik en den verkoop der Saccharine, 2o, tot verkrijging van eene aanzienlijke verlaging van den SuikerAccijns. Tegen het wettelijk regelen van den verkoop van Saccharine zal moeilijk eenig bezwaar kunnen gemaakt worden, daar de Saccharinewet niet anders dan den fiscus ten goede zal kunnen
komen. Immers, wanneer aan net gebruik der Saccharine, niet anders dan op geneeskundig recht, paal en perk gesteld wordt, zal, in stede daarvan Suiker worden gebruikt; we zagen reeds dat.de invoer van Saccharine in Nederland bedroeg 20990 KG. in zoetend vermogen gelijk staande met tf/j millioen K.G. Suiker. Wordt echter het gebruik van de als voedsel waardelooze en op den duur voor de gezondheid schadelijke Saccharine den onvermogenden ontzegd, dan dient hem de gelegenheid te worden gegeven om tegen matigen prijs suiker te verkrijgen, hetwelk bij do tegenwoordige Accijnsheffing onmogelijk is. De vraag of aanzienlijke vermindering van Suiker-Accijns met het oog op den toestand van ’s lands iinantiën uitvoerbaar is, valt niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. De opbrengst van den Accijns is voor ’t komend jaar geraamd op 20 millioen gulden, een bedrag grooter veel grooter dan (in 1902 f 2 645548 meer) dan die van de vermogens- en bedrijfsbelasting samen; de belasting op Suiker is, op die op het gedistilleerd na, de hoogste van alle. Het laat zich dus hooren, dat reeds dadelijk gedacht zal worden aan een equivalent voor eene eventueele aanzienlijke vermindering. Toch is het nog zoo dadelijk niet noodig om naar een equivalent om te zien. De ondervinding heeft geleerd, dat overal waar de Accijns verminderd is, de consumptie van Suiker enorm is toegenomen. In het jaar 1903—1904 bedroeg deze verbruikstoename voor Frankrijk 41.3°/0, voor Duitschland 25.88/0 en voor Oostenrijk-Hongarije 17.9°/0. De meerdere of mindere consumptie van Suiker houdt nader verband met de daling of stijging der prijzen. Eene vermindering van Accijns, zoodanig dat deze ongeveer overeenkomt met die van de aangrenzende landen zou eensklaps een einde maken aan den smokkelhandel in suiker op onze grenzen, waardoor duizenden K.G. Suiker minder aan den fiscus zouden worden onttrokken en op het heirleger van commiezen aan de grens aanmerkelijk zou kunnen worden bezuinigd,
Het enorm vermeerderde verbruik ran Suiker, als gevolg eener Saccha■inewet, werd hierboven reeds aan;etoond. Misschien, ja zeer waarschijnlijk zal ;en aanzienlijke verlaging van SuikerAccijns in de eerste jaren nadeel ipleveren voor de schatkist, doch vrij spoedig zal dit nadeel door het meeriere verbruik gecompenseerd worden. De opbrengst van den Suiker-Accijns s van jaar tot jaar gestegen, zonder lat de heffing zwaarder is geworden. Hoezeer die toeneemt blijk uit de volgende opgave van het Departement van Financiën van de opbrengst der Suiker-Belasting over de laatste 12 jaren: 1894 f 9.031.208.89 1895 » 9.245.825.07 1896 » 9.668.202.155 1897 « 10.716 341.53 1898 » 12.655.04392 1899 » 13.314.362.17 1900 » 14.156.908.89= 1901 « 15 543.499.88 1902 » 16 705.250.29= 1903 « 17.572.266 16 1904 «20.000.000 1905 geraamd op » 20.000 000 In de laatste 12 jaren alzoo een toename van bijna elf millioen gulden Is het dus gewaagd om te beweren, dat zonder gevaar voor de toekomst tot eene aanmerkelijke vermindering, b.v. tot op f 9 per 100 K.G., 1 /3 van de tegenwoordige Accijnsheffing kan worden overgegaan ? Wordt echter de toestand van ’s lands fmantiën bepaald lichter, dat naar een equivalent wordt gezocht, welnu, dan zou dit kunnen en moeten gevonden worden door verplaatsing van belasting op de schouders der meer-gegoeden, die daardoor niet veel meer zouden worden belast, aangezien vooral voor hen in mindering komt de prijsverlaging van het artikel Suiker, dat tot dusverre tegen luxeprijzen werd geconsumeerd. Nederland behoort het voorbeeld van het meerendeel der overige Europeesche Staten te volgen en zijn schreeuwende hooge Suiker-Belasting aanmerkelijk te verminderen. Niet alleen in het belang van de arbeidende klasse, maar in dat der geheele Maatschappij. Hetgeen den welstand der arbeidende
klasse vermeerdert is vermeerdering der welvaart van het geheel. In deze mogen ook de wetten der volks-huishouding evenmin als in andere aangelegenheden voorbij gezien worden.
"De Belasting op de Suiker.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325039:mpeg21:p00001
De ernst van de nieuwe gisting, die op het oogenblik onder het Russische volk begonnen is, blijkt wel het best uit de onbeschroomde wijze, waarop de bladen zich over den toestand uitspreken. De Roess. roept alle klassen der bevolking op om zich te vereenigen tegen de regeering. Heftiger nog is de Beurscourant, die gisteren voor het eerst onder den titel van Svobodny Narod. Het Vrije Volk, verschenen is, en waarin de bekende plubicist en jurist Plessen schrijft: «Wij hebben het ineenstorten van het stelsel Plehwe beleefd, en thans beleven we het ineenstorten van het systeem Witte. Beide stelsels hebben der revolutie goede diensten bewezen, en de ure der onvermijdelijke afrekening nader gebracht. Door zijn laatste tijdelijke hervormingen heeft Witte bewezen volstrekt niet van de toestanden op de hoogte te zijn. De historische rol van het ministeiie van 30 Octcber is afgespeeld. Het heelt zijn zending vervuld en de autocratie een geweldigen stoot gegeveD. Het heeft de onbestaanbaarheid van een bnreaucrat sche uitwerking van de constitutioneele hervormingen bewezen. Rusland heelt andere mannen noodig. Rusland zal door andere krachten gered worden. «Der Mohr hat seine Arbeit gethan, der Mohr kann gehpn”. De Petersbui'gsche correspondent van het Berliner Tageblatt zegt dat hij den sleutel tot deze woorden in handen meent te hebben. «Hoewel Witte Woensdag nog *bij den Tsaar gedineerd heeft schijnt deze toch reeds naar een plaatsvervanger voor hem om te zien. Ik heb grond om aan te nemen dat deze man Goetzkof is, het bekende lid van de Zemstwo van Moskou. «Goetzkof is zonder medeweten van Witte in Tsarskoje Selo geweest, waar hij door middel van zijn vriend den holschilder Sjoekofski een audiëntie bij den Tsaar verkreeg. De Tsaar heeft bijna twee uur met hem gesproken. Het resultaat dier bespreking is natuuilijk een groot geheim, doch ik hoor van goed ingelicbte zijde- dat het premierschap en de vorming van een nieuw ministerie tusschen den Tsaar en Goetzkof is besproken. Een Reuter bericht meldt, dat besloten is de politie te Petersburg met duizend man te versteiken; deze mannen zullen als troepen bewapend en gebruikt worden. Men achtte deze versterking noodig met het oog op de verwachte troebelen op 22 Januari. Uit den Kaukasus worden ten slotte nieuwe troebelen gemeld. Tartaren en Armeniërs zijn op verschillende plaatsen weder handgemeen geworden. Men heeft te Konstantinopel het Russische gezantschap verzocht den Tsaar op den ernstigen toestand in Tiflis te wijzen. Als men de Daily Mail zou mogen gelooven — wat eclrter niet het geval is — zou Linjewitsj het volgende telegram hebben gezonden : Ik kart de toenemende revolutionaire propaganda niet tegengaan; de helft van het effectief is reeds muitende; de reservisten
vragen om hun onmiddellijken terugkeer naar Rusland en weigeren papiergeld. Sein dringend noodzakelijke instructies. Een telegram van antwoord is hierop verzonden, zegt het sensatie blad, doch de inhoud daarvan is onbekend.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325039:mpeg21:p00001
JÜUUJI J. HAWTHORNE. 32 Dit oponthoud veroorzaakte haar groot misnoegen hij verlengt er zijn leven maar door, dacht zij. Toen steeg het bloed haar plotseling naar het hoofd. Als hun gekeuvel en minnespel onderbroken, als zij gestoord werden, was alles verloren. Was hij den volgenden morgen nog in leven en gaf zij geen gevolg aan de afspraa^ , om hem dan op de landingsplaats bij de stoomboot te ontmoeten, dan zou het tusschen hen tot een openlijke breuk komen en zou hij aan de geheele wereld ontsluieren, wat de duisternis der nacht voor eeuwig begraven moest. «Geef mij het mes maar eens,” — zeide zij ongeduldig en vol opgewondenheid — «ik weet wel hoe dat gedaan moet worden 1” Zij greep het mes bij het lemmet en sloeg met het heft op den hals van de flesch totdat bij den derden slag het bovenste gedeelte met de kurk er afsprong en eenige druppels van de vloeistof over den grond stortten. Zij keek in de rondte alsof zij een wijnglas zocht. Zooiets heb ik niet in huis,” zeide Grady. — «Maak ’t je maar niet lastig! —we zullen z66 maar uit de flesch drinken !” «God beware me, dank je! dat gaat niet! — neen, wij moeten iets hebben , waar wij uit kunnen drinken !” «Wil ik dan ginder in de herberg even een paar glazen gaan leenen? Ik ben weer aanstonds terug I”
Zij gevoelde wel lust hiermede in te stemmen. maar het gevaar was te groot. «Heb je dan zelfs geen waterglas in huis ?” vroeg zij eenigszins bedrukt. Grady ging in het zijkamertje snuffelen en bracht eindelijk een onzindelijk glas met gebroken randen te voorschijn. «Dit kunnen wij tenminste gebruiken ! — als ik er nu nog maar één kon vinden ! ’ «Wij kunnen immers wel na elkander drinken ?” sloeg Grady voor, terwijl hij een glas wijn inschonk. Het toeval scheen haar plannen te zullen verijdelen. Hoe zou zij den inhoud van het fleschje in bet glas. kunnen uitstortten, terwijl hij haar gadesloeg ? Plotseling viel haar oog op een oud tinnen bekertje , dat op een plank naast den gootsteen stond. Zoo was de moeilijkheid opgelost! Terwijl zij het glas in de eene hand hield, ontkurkte zij met de andere het fleschje in haar zak. Zij bracht den wijn aan haar lippen endionkhem uit, Terwijl zij het glas weder nederzette, riep zij uit. «Kijk eens aan, daar ginder staat nog een bekertje!” «Waarachtig! — zeide Grady, terwijl hij opstond — dat had ik vergeten ! — een vrouw heeft haar oogen toch overal.” Hij ging op de plank toe en op hetzelfde oogenblik trok zij haar hand uit haar zak, en ging er mede over het ledige glas. Grady plaatste het tinnen bekertje op de tafel , en vulde het met wijn. «Schenk dit ook nog eens in,” — zeide zij, hem het glas voorhoudend. De goudgele wijn stroomde nogmaals uit den gebroken hals van de flesch; al werd het mengsel min of meer troebel, dan bemerkte men er, in dit onzindelijke glas toch niets vau, «Nu, op onze toekomst 1” — onder dezen
aitroep bracht hij het tinnen bekertje aan zijn mond. Haastig strekte zij haar hand uit en hield zijn urm vast. Nu haar plan dreigde te mislukken, ant.viel haar beur tegenwoordigheid van geest,— sij werd plotseling doodsb eek. «Wat is er nu weer f” — vroeg Grady met wantrouweude blikken. terwijl hij het bekertje neder zette. «Drink liever uit het glas!” — kwam bet niet zonder moeite van haar lippen. « Waarom ? — uit het tin smaakt het mij evengoed , kom, klink maar eens — op je welzijn!” ■lik drink niet meer” — zeide zij , zich krampachtig aan de leuning van den stoel vastklemmend. «Doe, wat ik je zeg, als je mij bemint!” «Wat heeft dat eigenlijk met onze liefde te maken?” — hernam Grady, terwijl hij haar met doorborende blikken aankeek. «Hapert er misschien iete aan den wijn ?” — vroeg hij plotseling met ruwe stem. Een doodelijke bleekheid overtoog haar gelaat tot aan haar slapen, maar door een wanhopige inspanning hernam zij haar bezinning weder; «Ik begrijp je niet” — zeide zij met een gedwongen lachje — «ik had gedacht datje er een bijzonder genoegen in zou vinden, om op dezelfde plaatste drinken, die mijn lippen aangeraakt hebben — meer niets!” Grady nam langzaam het glas ter hand, zonder zijn oogen van haar af te wenden. Hij bracht het ten halve aan zijn lippen, en wachtte nogmaals eenige oogenblikken. Zij kon die overspanning ten slotte niet langer verdragen; een verstikte kreet ontsnapte aan haar borst en zij drukte haar handen voor haar oogen. Op hetzelfde oogenblik slingerde Grady het glas tegen den grond, zoodat de scherven overal rond vlogen.
«Was je van plan een moord te begaan P bromde hij, op de tanden knarsend. «Je zal je zin hebben, maar ik zal dat plan wel ten uitvoer brengen !” — — Met een plotselinge beweging greep hij haar arm en hield haar onbeweeglijk vast. Een onvermijdelijke dood grijnsde haar uit zijn verwilderde blikken tegen. Zij stiet een kreet uit, kronkelde zich als een slang en rukte zich los terwijl een stuk van een harer mouwen in de hand van haar doodsvijand achterbleef. In razenden angst was zij achter de tafel gevlucht; maar Grady had post gevat tusschen haar en de deur, zoodat er aan ontkomen niet te denken viel. Met zijn krachtige armen tilde hij de tafel op en slingerde haar ter zijde zoodat zij op den grond in stukken viel. Zij vloog naar den uitersten hoek van de kamer — zij was geheel in zijn macht, reddeloos verloren; zonder eenig wapen ! en slechts een vrouw! — wat kon zij uitrichten, tegenover zijn reuzenkracht!” Maar waarom raakte hij haar niet aan ? Hij stond recht tegenover haar, maar liet zijn armen slap langs het lijf hangen. Draalde bij slechts, om haar doodsangst le vermeerderen ? Hoe verschrikkelijk was de aanblik dien hij bood ! Zijn gelaat was vuurrood en vertrokken, de aderen aan zijn hals en slapen dik opgezwollen, en zijnstrakke met bloed doortrokken oogen schenen buiten hun kassen te puilen. Hij waggelde als een dronkaard. Maar eensklaps viel hij, al zijn krachten verzamelend, op haar aan, en strekte zijn armen uit om haar te grijpen. Hem nu nogmaals ontsnappen scheen een onmogelijkheid — en toch, alvorens zijn hand haar nog aangeraakt had, bukte zij plotseling tegen den grond, gleed onder zijn armen door en sprong, achter zijn rug om naar de deur. In haar haast om dezen te bereiken struikelde zij echter over eer
stuk van ae gebroken latei verloor haar evenwicht en zonk op den grond neder. Reeds geloofde zij, dat haar laatste oogenblik was aangebroken. Toen richtte zij zich — met een gevoel van hevige pijn in de leden— weder op , alvorens Grady zich hersteld had van zijn verijdelden aanval en opnieuw op haar afkwam — maar hoe langzaam en loom was hij in zijn bewegingen ! Terwijl zij opstond, had zij iustinktmatig een der tafelpooten gegrepen, en gaf er hem een slag mede in het gelaat, zoodat het bout haar uit de hand vloog, en zij teiugieinsde en met haar schouder de deur aanraakte. Oumiddellijk legde zij haar hand op de klink, de deur ging open en terwijl zij haar achter zich toewierp, vluchtte zij ijlings weg. Nog v(5<5r zij de huisdeur bereikt had, weergalmden Grady’s zware voetstappen in de duisternis achter haar. Stak de sleutel op de deur, dan was alles gedaan 1 — — Maar het geluk begunstigde haar. Zij kou het slot openen — zij was in vrijheid 1 zelfs al zou Grady haar achtervolgd hebben, was zij op de publieke straat toch beveiligd voor gewelddadigheid. Maar alles bleef stil achter haar. In de eerstvolgende zijstraat schepte zij adem en keek in de rondte. Een jongetje kwam fluitende de Avenue uit, een tramwagen reed onder luidruchtig gebel en geratel op haar toe naar de stad. Van haar grirnmigen vijand was echter geen spoor te ontdekken. Zij had lijf en leven gered uit het dr igende, dringende gevaar, maar of zij ook haar ziel gered had . . , wie zou daarover kunnen beslissen 1 [Wordt vervolgd.)
"De Groote Bankdietstal.". "Bredasche courant". Breda, 1905/12/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000325039:mpeg21:p00001