ue noogieeraar in ue sciiemuuuc uauu, van de Hoogeschool te Chicago, beweert een element te hebben gevonden, van dezelfde kracht als het stadium.” Van een Reger concert te Berlijn lezen w'tj, dat het een halve nederlaag voor den componist was. Geen sterveling die iets van zijn „Symfonietta” kon vatten, en na dit hopeloos overiaden werk, maakte Schuman’s ,,Genoveva” ouverture een weldadigen indiuk. Massenet’s opera „Cherubin” heeft bij de eerste opvoering te Brussel beslist succes behaald. Uit de mail: We lezen in het Bat. Nbl.: „Multatuh’s „Vorstenschool” ging gisteravond voor de tweede maal, voor een bijkans lo/)tgo unol; «vol oolmnoli-I Aworoomolamminij is met de kunstlievendheid van ons kunstminnend publiek. Van welke kunstlievendheid weder bleek, toen herhaaldelijk gelachen werd—en niet van het schellinkje alleen ! — bij passages, waarin met den besten wil niets lachwekkends te vinden is.” — Zou Multatuli „uit de mode” raken in Insulinde, öf zou het succes van Brondgeest aan ’t tanen zijn ?
Bredasche courant
- 20-12-1905
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 20-12-1905
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 196
- Jaargang
- 114
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Wetenschappen en 14 Kunst.
Tweede Kamer.
De behandeling der begrooting voor Landbouw, Nijverheid en Handel werd voortgezet, waarbij de MINISTER ernstige overweging toegezegde van het denkbeeld van den heer Van Doorn om de tuinbouwschool te Boskoop uit te breiden met een proeftuin. Den heer Keijne antwoordde de Minister dat van Rijkssubsidie worden uitgesloten die boerenleen ■ banken, welke om godsdienstige redenen bepaalde groepen van de bevolking, van deel neming uitsluiten. Een wijziging in de voorwaarden van subsidieering der leenbanken kon de Minister niet beslist toezeggen. Hij beloofde echter overweging, gelijk van eenige denkbeelden van d nister zich aan, onder opmerking, dat de entstoffen geheel kosteloos worden verstrekt; een mededeeling, die de Min. zoo ruim mogelijk verspreid wilde zien, opdat de inrichting nog meer tot haar recht zal komen. De heer BECKERS bepleitte breedvoerig meer afdoende maatregelen voor de bestrijding van tuberculose onder het vee en een meer afdoende regeling van de schadeloosstelling, bij welk betoog de heer Roessingh zich aansluit. Ook de heer SCHAPER drong op krachtige bestrijding aan van de veeziekte en vooral op maatregelen tegen personen, die vaak op laaghartige wijze ziek vee onder de menschen brengen. De MINISTER wees er op, dat de bestrijding der tuberculose onder het vee een betrekkelijk nieuwe zaak is en dat dus de genomen maatregelen niet dadelijk afdoende kunnen zijn. De Reg. schenkt haar volle aandacht aan de zaak. Den heer Zijlma antwoordde de Minister dat het subsidie voor de internationale tentoonstelling in 1907 niet aan een Maatschappij, maar aan alle deelnemende landbouwvereenigingen zal ten goede komen. De Regeering zal tegen eenzijdigheid waken en voorkomen, dat eenige Mij als bijlooper zou kunnen worden beschouwd. De afdeeling Landbouw werd aangenomen. Bij de afdeeling (Handel en Nijverheid) besprak de heer Schaper in het belang van de veiligheid de wenschelijkheid van een facultatief examen voor de machinisten bij het stoomwezen ; een denkbeeld dat de Minister beloofde te zullen overwegen, hoewel een voorloopige studie hem reeds had geleerd dat de bezwaren daartegen niet geheel ongegrond zijn. De heer NOLENS drong op spoedige totstandkoming aan van den bestuursmaatregel i>-.t .,,1-l.-iii'jl.- .1.' vt.ilmlipi i! on-don arbeid inde mijnen; op betere opleiding van tte-oyrictrrcnrvoor de mijnen en op geleidelijke invoering van den 8-urigen arbeidsduur, met gelijktijdige beperking van het overwerk, dat anders een korten arbeidsdag illusoir zou maken. Not besprak de heer Nolens de veelvuldig voorkomende ongevallen, waarmede het de spuigaten uitloopt en de wenschelijkheid van een goed fonds voor de arbeiders, opdat de Hollandsche werklieden niet naar Duitschland trekken, waar de ziekenfondsen zooveel beter mgericht zijn, Want nu is het gevolg, dat er hier vreemde werkkrachten in de mijnen werken, die de bevolking ongaarne ziet komen. Absoluut noodzakelijk achtte spreker ook ter bevordering van den maatschappelijk en vrede in de mijnen de instelling van arbeidsraden en medewerking van de arbeiders zelf bij het toezicht in de mijnen. De MINISTER beloofde spoedige uitvaardiging van den bestuursmaatregel, ook ter be vordering van een spoedige inwerkingstreding van de Mijnwet. De opleiding van opzichters maakt bij den directeur-generaal van het Mijnwezen een punt van overweging uit. De Minister is in beginsel voor een achturigen arbeidsdag in de mijnen , met beperking tevens van het overwerk* Het Staatstoezicht doet zijn plicht en draagt geen schuld aan de ongeval'en. Het neemt de noodige veiligheidsmaatregelen. Een gezamenlijke regeling van de ziekenfondsen voor particuliere mijnen en voor de staatsmijnen, acht de Minister niet onmogelijk. Wenken van den heer De Klerk , betreffende hooger uitkeering van ziekengeld, beloofde de Minister te zullen overwegen, maar hij wees er wel op, dat de mijnarbeiders een ruim genoeg bestaan hebben, om iets voor een eventueele ziekte te kunnen houden. Den heer Van Wassenaer antwoordde de Minister, dat voor de Limburgsche kolen, die goede qualiteiten bezit, gemakkelijk een afzetgebied zal zijn te vinden, wanneer men verzekerd is van matige, rechtstreeksche tarieven in verband waarmede de Minister in het openbaar een beroep om steun wilde doen op de Nederl. Spoorwegmaatschappijen. ’s Ministers indruk is — dit in antwoord aan den heer Tak — dat de mijnwormziekte afneemt. Met medewerking van de bevolking zal de ziekte te bedwingen zijn. In antwoord aan den heer Schaper deelde DE MINISTER mede dat een onderzoek aanhangig is naar de bezwaren die de sehipperswet oplevert voor de kleine schepen. Bij het bestaan van die bezwaren zal de minister een wijziging der schipperswet voorstellen. De heeren VAN ASCH VAN WIJCK en DE WAAL MALEFIJT vroegen terugneming van de post voor den wederopbouw van het paviljoen voor magnetische opnemingen te De Bilt, omdat zij anders vreesden dat de zoo hoog noodige electrische tram verbinding tusschen De Bilt en Utrecht niet tot stand zou komen. Maar DE MINISTER verklaarde in dien wensch niet te kunnen treden. De tram kan er komen zonder bezwaar voor juiste waarnemingen in het paviljoen, als men slechts het dubbeltrolleij-systeem kiest, dat misschien 6 a 8 J° meer aan aanlegkosten zal vereischen maar zuiniger en duurzamer in de exploitatie zal zijn. Liever zou de regeerirg in de meerdere aanlegkosten iets bijdragen dan het Paviljoen naar elders verplaatsen, hetgeen onoverkomelijke, ook financieele, bezwaren zou opleveren. De heer VAN ASCH VAN WIJCK was niet overtuigd. Hij was niet tegen het paviljoen, maar tegen de keuze van plaatsing te de Bildt. Hij wilde het Paviljoen op de Soesterheide gebouwd zien. Hij stelde een amendement voor om de post voor den wederopbouw te schrappen. Het amendement werd aangenomen met 75 tegen 14 stemmen. Bij de afdeeling Arbeid besprak de heer Z. V. D. BERGH de werkeloosheid, veroorzaakt door malaise in landbouw, industrie, door internationale verhoudingen enz. Is dus de werkeloosheid niet het gevolg van plaatselijke omstandigheden maar van maatschappelijke misstanden , dan volgt daaruit, naar spreker betoogde, dat niet de gemeente, maar de Staat zal moeten wijzigen. De werkgever behoort aansprakelijk te worden gesteld voor de werkeloosheid in zijn vak. Een bureau van waaruit de arbeidsmarkt wofdt overzien moet gevestigd worden. Het spreekt van zelf dat dit enkel door den Staat te verwezelijken valt. Het stelsel der arbeidsbeurzen, dat wij in Duitschland, Zwitserland en zulis in KusTahct vinden , verdient aanbeveling. Het voorbeeld van de Heidemaatschappij bewijst dat de hoeveelheid arbeid die gedaan moet worden niet door de behoefte is begrensd, maar toeneemt naarmate de gelegenheid tot arbeiden groeit. In beginsel dient werkeloosheids verzekering van den staat uit te gaan, maar dit instituut heeft zich historisch zoodanig ontwikkeld, dat een gemeentelijke regeling of wel eene staatsregeling met ruime decentralisatie de voorkeur verdient. Ook de provincie dient in de organisatie betrokken. De heer SCHAPER constateert verschil tusschen natuurlijke werkeloosheid z. a. seizoenarbeid en de onnatuurlijke, die wij thans in vele bedrijven waarnemen. Is de regeling der werkverschaffing in dit kapitalistisch tijdperk niet altijd gebrekkig, ook waar zij op organisatie berust? In het socialistisch stelsel bestaat meer orde en daarom vindt dit vraagstuk daarin hare oplossing. Spr. zal de daden van dezen Minister afwachten. Verbod van nachtarbeid dient niet alleen voor bakkersknechts maar ook voor bakkerspatroons ingevoerd. Zitplaatsen voor winkelpersoneel is noodig en vroegtijdige winkelsluiting. Men vergete de categoriën die wel niet tot de loonarbeiders behooren maar toch dezelfde belangen hebben z. a. geëmployeerden, niet. De positie van kelners en koetsiers eischt dringend verbetering. Intrekking van de speelwet, stelle deze Minister voor. Men regele den arbeidsduur in de bestekken van alle departementen. De heer OKMA bepleit het stelsel van den bond voor staatspensioneering n.1. algemeene verplichte pensioenverzekering, waarbij alleen in geval van gebleken behoefte van den gepensioneerde cene rente wordt uitgekeerd. Ieder is verplicht tot premiebetaling gedurende een zeker aantal jaren, voor mannen van 16 tot 30 jaar, voor vrouwen van 16 tot 35 jaar. De heer DE KLERK beroept zich op de ervaring te Rotterdam om te bewijzen dat de arbeidersbeurzen geen werkdadige middelen tegen werkeloosheid vormen. Voorts acht hij in tegenstelling met den Minister de pensioenverzekering urgenter dan de ziekteverzekering. MINISTER VEEG.ENS zegt, dat de Ziekteverzekering zoo noodzakelijk is, omdat zij de Ongevallenwet moet aanvullen en dus de concrete toestand der wetgeving den voorrang van ziekteverzekering noodig maakt. Over den inhoud van het in te dienen ouderdomsen invaliditeits-verzekerings-ontwerp wenscht de Minister niet te debatteeren. Spr. zal ernstig met de denkbeelden van den heer Okma rekening honden. Vervroegde winkelsluiting en de bescherming van geëmployeerden e. a. de toestand van kellners en koetsiers zullen punten van overweging uitmaken. De Minister wenscht de verdwijning van de in de speetwet bedoelden nachtarbeid. Verschijnselen daarvan doen zich trouwens voor. Omtrent den arbeidsduur in de bestekken der departementen kan de minister geen toezegging doen. Het departement kan geen voogdij oefenen over andere departementen. Ten opzichte der werkloosheid merkt spreker op, dat een der oorzaken daarvan is de trek der arbeiders naar de steden, en dat door goede agrarische wetgeving deze bestreden kan worden; andere economische oorzaken zijn niet uit te roeien; maar het kwaad kan gelenigd worden. Tegen het denkbeeld om de staats-organisatie tegen werkloosheid in ’t leven te roepen bestaan tal van bezwaren. De organisatie moet van de belanghebbenden zelf uitgaan. De vakvereeniging verzekere zich van den steun van werkgevers en gemeentebesturen; slechts zij kan controle tegen simulatie en andere misbruiken uitoefenen. Eerst zoo die geschied is, kan de staat steun verleenen, op welke wijze kan spreker thans nog niet bepalen. De belangrijke opmerkingen van den heer van den Bergh (Helder) zullen daarbij groot gewicht in de schaal leggen. Avondvergadering. Bij de afdeeling 5 (Ongevallenwet 1901) dringt de heer SCHAPER erop aan dat de Minister het ontwerp Ziekteverzekering van Minister Kuyper nog eens naziet om na te gaan of op den arbeider niet te zware lasten zijn gelegd onder de leus van decentralisatie. In de Ongevallenwet zijn voorts nog vele hinderlijke leemten. De Minister trede in overleg met zijn ambtgenoot van Justitie, opdat- straks niet weer bij de administratieve rechtspraak de leekenrechtspraak verdwijne en de beroepsrechtspraak weer wordt ingevoerd. In elk geval dient de verkiezing voor de Raden van Beroep anders geregeld en de arbeider niet slechts voor een maand verkozen te worden. De heer DE KLERK geeft eveneens eenige staaltjes van zonderlinge werking der Ongevallenwet. Spr. hoopt dat de Minister bij de volgende begrooting in deze zaken verbetering zal brengen. De heer VAN WIJNBERGEN acht het met den heer Schaper wenschelijk dat ten spoedigste eenige wijzigingen in de Ongevallenwet worden aangebracht. Het spijt spr. dat zulks niet kan geschieden voor de invoering der ziekte-verzekering. De MINISTER gelooft, dat men wijs doet, als de categorieën van de landarbeiders en de zeevisschers in de Ongevallenwet zijn opgenomen, voorloopig niet verder te gaan. OmtreDt de ziekteverzekering ware het voorbarig reeds thans in beschouwingen te treden. Wel zou de Minister gaarne de leemte aanvullen dat de bouwarbeiders in dienst van eigen-bouwers van de wet zijn uitgesloten, bij de technische herziening der Ongevallenwet ter gelegenheid van de ziekteverzekering. Maar verder wil de Minister niet gaan. Na repliek van den heer SCHAPER die tegenover het »standje”, hem sgeschopt” door den heer Van Wijnbergen, als zou hij anders geen eerbied hebben voor juristen, opmerkt niet voor niemand, maar alleen voor iets eerbied te hebben en voorts zegt, dat al is de heer Fokker een respectabel man, zijn 4 medeleden toch wel kunnen slapen, — worden de algemeene beraadslagingen gesloten. Bij art. 126 (bezoldigingen van de ambtenaren der Rijksverzekeringsbank) betoogt de heer HUGENHOLTZ de noodzakelijkheid van traktementsverbetering van de bedoelde ambtenaren, welke op het oogenblik niet wenschelijk wordt geacht door de regeering. De heer TREUB kan zeer kort zijn daar hij zich kan aansluiten bij het gesprokene door den heer Plugenholtz onder één voorbehoud. Spr. meent dat het wel altijd zoo zal zijn dat bij salarisverhooging de hoogst gesalarieerden ook de hoogste verhooging krijgen, Maar spr. wenscht met den vorigen spr. te vragen of de Minister de salarieering, die verscheidene willekeurigheden bevat, niet kan herzien voor de eerstvolgende periodieke verhooging. De heer ROODHU1JZEN steunt ten sterkste het verzoek om billijker regeling der salarissen. Hem is ook ter oore gekomen dat verschillende agenten der Bank aanzienlijke emolumenten genieten. Is dit juist? Zoo ja, waarom mogen die agenten die emolumenten dan wel genieten, waar dit aan de andere ambtenaren der Bank is verboden ? De heer SMEENGE sluit zich bij het verzoek om salarisverbetering aan. Hij dringt voorts aan op opneming der schippers in de Ongevallenwet. De VOORZITTER merkt op dat dit laatste punt niet meer aan de orde is. De heer KOLKMAN ondersteunt eveneens het verzoek om salarisverbetering en dringt aan op verbetering der positie van de tijdelijk aangestelde schrijvers. Deze dienden bij de salarisregeling der vaste ambtenaren een vaste aanstelling te krijgen. ’ De MINISTER zegt dat de begrooting voor het personeel der Bank door hem is ingediend zooals zij door dr. Kuyper was ontworpen. De Minister heeft bezwaar gemaakt tegen een nieuwe salarisregeling wegens den tijd van overweging dien zulks zou vorderen en anderzijds met het oog op ’s lands financiën. Bij de volgende begrooting zal de Minister echter een voorstel doen tot periodieke traktementsverhooging. Na repliek van den heer HUGENHOLTZ en dupliek van den MINISTER wordt het artikel goedgekeurd. Bij artikel 139 (arbeidsverhoudingen in het havenbedrijf) juicht de heer TREUB toe het uittrekken van gelden voor een controleur in het havenbedrijf te Rotterdam, een maatregel genomen op initiatief van den burgemeester en den Kamer van Koophandel te Rotterdam. De maatregel is zeer gelukkig. Ook voor andere havens zou hij aanbeveling verdienen. De heer SCHAPER sluit zich aan bij het verzoek van den heer Treub tot erkenning van de organisatie der havenarbeiders bij deze zaak. De MINISTER constateert, dat men eenstemmig is in den lof over de instelling van een controleur van den havenarbeid te Rotterdam, door dr. Kuyper. De Minister zal het onderzoek van den havenarbeid ook tot Amsterdam uitbreiden en zal overwegen of de instelling van zulk een controleur ook voor andere havens gewenscht is. De begrooting wordt goedgekeuad. Begrooting van Oorlog. Aan de orde is Hoofdstuk VIII der Staatsbegroting voor 1906. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer MARCHANT zegt, dat tot de hoofdzaken die den verkiezingsstrijd hebben beheerscht behoorde het vraagstuk der detensiebelangen. Twee hoofdpunten werden ter sprake gebracht: hervorming van de weermiddelen in de richting van een volksleger en inperking van het budget van Oorlog. Spr. wenscht intusschen twee punten vooraf te bespreken : de vrije uiting van de gedachte en de beoordeelingslijslen. Wat het eerste betreft, de Minister verklaart de vrije gedachtenuiting niet te zullen onderdrukken, mits die nieuwe begrippen goed zijn. Wie stelt zich als censor van den aard van die begrippen? (een stem:het departement van Oorlog). Mocht dit het geval zijn, dan zijn we nog geen stap vooruit. Spr. zal ’s Ministers antwoord aanvaarden, doch is alles behalve gerust. Wat de beoordeelingslijsten betreft, is zijn indruk deze, dat de invulling der beoordeelingslijsten een bron is van tal van onrechtvaardigheden. De Minister zegt de geschiktheid zijner officieren voor bevordering anders niet te kunnen beoordeelen. Spr. vraagt of het daarvoor noodig is, dat het de geheele levensloop van den officier jaar op jaar naar het departement van Oorlog gaat. De beoordeelingslijsten dienen afgeschaft. Spreker komt thans tot de hoofdpunten: lo, het zoogenaamde volksleger. De richting die de Minister in legerzaken wil inslaan is spreker met de Nieuwe Rotterdamsche Courant niet duidelijk. Maar waar de Minister geen twee richtingen in het leger ziet, vraagt spreker of hij niet ziet de twee stroomingen belichaamd in de Militaire Gids en de Militaire Spectator ? De Minister is in Zwitserland geweest. Spreker is er ook geweest (gelach). Hij heeft zich voor de zaak van het volksleger bijzonder geïnteresseerd en heeft zijn oogen goed opengedaan. Ging men op de mededeelingen van den Minister af dan zou men verwachten dat daar de Miliciens athleten waren van den eersten rang 1 Maar het zijn boerenlummels, net zoo goed als hier. (Gelach.) En nu gaat de Minister wel af op de mededeelingen van den ritmeester, die in Zwitserland de cavalerie heelt bestudeerd, doch in de cavalerie dienen de hoogste standen, die lichamelijk ’t best ontwikkelden. Wat verwacht de Minister van de vooroefeningen op zichzelf? MeD moet daarmede gepaard doen gaan algemeenen oefenplicht en verkorting van den eersten oefeningstijd. De loting dient afgeschaft. Algemeene weerplicht dient ingevoerd, Het contingent dient beperkt door de eischen van den oefeningstijd te verscherpen. Dg Minister uro«?t dus up dit gebied tegelijk de eerste stappen doen. Van den landstorm, in uitzicht gesteld bij de wet Eiand-Kool, bij handhaving der loting zal niet veel komen. Wat van de beperking, zoo mogelijk af schalfmg, van het blijvend gedeelte zal bomen, zal spreker afwachten. Wat verstaat de Minister nu onder den korten oefeningstijd ot verkorten diensttijd, welken hij afwijst ? Het komt bij spreker niet op om dien tijd reeds nu te brengen op de 45 dagen voor de Zwitsersche Infanterie. Wij zijn voorloopig tevreden van 8'/a maand op 6l|j maand te komen. Spr. komt thans tot de inperking van ons legerbudget, om na te gaan waarom dit een hoofdpunt was op het gemeenschappelijk strijd program van den verkiezingsstrijd. Sprekers vertrouwen in de militaire deskundigen is verzwakt. Men beschouwde den Minister van Oorlog te veel als den arts die zeide dat dit of dat middel noodig was omdat er anders levensgevaar bestond Onoordeelkundig heeft men maar stelselloos de aangevraagde gelden gevoteerd. Men vertrouwde dat de Stelling van Amsterdam nuttig was. Maar allengs is bij steeds meerderen geschokt het vertrouwen in de rechtmatigheid van deze en dergelijke uitgaven. Met een of meer redevoerigen kan de Minister het gemis van vertrouwen niet bezweren. Wij hebben meer knappe, welsprekende Ministers van Oorlog gehad. De uitgaven stijgen steeds. Waar wij heengaan, weten wij niet. In dit verband bespreekt spr. de bezuinigingscommissies. Spr. komt, zijn indruk samenvattende, tot een voor de Regeering ongunstige conclusie. Wij hadden gehoopt, waar deze Regeering staat op den grondslag van het program van 21 Januari, dezen Minister te kucnen steunen. Wij staan thans voor de treurige taak dezen Minister, in een bevriend Kabinet, te moeten bestrijden. Men trachtte niet de beteekenis hiervan te verkleinen. De zaak zal op den ouden voet worden voortgezet. Tot ons leedwezen zullen we dezen Minister niet kunnen steunen. De heer DUYMAER VAN TWIST constateert dat deze liberale Minister leert, dat het niet mogelijk is, in de praktijk te bezuinigen op de militaire uitgaven. Spr. ontwikkelt alsnu ten aanzien van ons defensiewezen een drietal punten: lo. het beginsel; 2o. de techniek: 3o. de financieele quaestie. Vooraf enkele punten, de algemeene politiek betreffend. In de verkiezingsdagen heeft de leuze: bezuiniging op de militaire uitgaven luid geklonken. Maar wat zien we nu? De propagandist van de verkiezingen heeft de portefeuille van Oorlog opgedragen aan een militaire deskundige. En wanneer nu straks op de reeds zoo hooge militaire begrooting nog de gelden zullen komen voor de vooroefeningen, waar blijft dan de bezuinigingsgeest die over de Regeering zou vaardig worden? Spr. komt nu tot ons defensiewezen. Wat het volksleger betreft vereenigt spr. zich met ’s Minister opmerking dat de Zwitser is van militair ras. Dit bevestigt ook het rapport van ritmeester Benteyn, van November. Een volksleger is in den vollen zin voor ons land nog een open vraag. Het is maar de quaestie hoe ons defensiewezen te sturen in de richting van een volksleger. Maar dit is geen gemakkelijke taak. Met den Minister is spr. het eens dat wij moeten strijden met God voor Koningin en vaderland. Hoe staat het echter, als men de vooroefeningen wil invoeren, met die leuze op de openbare school ? Zoolang daar niet andere begrippen omtrent God, Koningin en vaderland worden gehuldigd, zullen die vooroefeningen ijdel zijn. We moeten, meent spr., voortbouwen op de grondslagen der Militiewetten en Landweerwet 1901. Doch de Militiewet dient gewijzigd. Het instituut der viermaanders moet ten goede komen aan de voorgeoefenden. 2o. De techniek. Spr. betoogt het groot belang van voldoende kadervorming en somt de oorzaken op van het incompleet aan officieren en onderofficieren. Met belangstelling zal spr. de daden van den Minister tot verheffing van het reservekader afwachten. 3o. De kosten, aan het defensiewezen verbonden. Spreker zal ook te dien aanzien een afwachtende houding innemen, al heeft hem teleurgesteld het niet instellen van een Bezuinigingscommissie, een Staatscommissie. Voorts hoopt spreker dat de Minister krachtig naar bezuiniging zal streven, en bespreekt hij de godsdienstige en zedelijke belangen van het personeel. Wat de bekende circulaire van den Minister betreft inzake de verhouding tusschen meerderen en minderen, heeft de Minister zijn aandacht niet gewijd aan het grievende van het vloeken ? De Minister vaardigde hieromtrent een tweede circulaire uit. Te tien minuten vóór een wordt de vergadering verdaagd tot hedenochtend 10 uur.
RUSLAND.
La réaction est er marche, rien ne 1’arretera. Dat is de indruk, gewekt door de te'egrammen, sedert Zaterdagavond uit Rusland ontvangen. De meest optimistische, Russisch-gezinde correspondenten begrijpen de houding niet, welke de minister-president Witte thans aanneemt. Zelfs dr. Dillon van de sDaily Te!egraph«, die steeds conservatiever en meer regeeringsgezind wordt, vraagt zich at hoe Witte, de liberaal, zijn goedkeuring kon hechten aan, althans de verantwoordelijkheid wil dragen voor de reactionaire maatregelen, thans getroffen De partij van gematigden, waarop Witte zijn hoop gevestigd had, laat niets van z ch hooren terwijl de regeering de leiders der arbeiders beweging doet gevangennemen en de organisatie der spoorwegambtenaren tracht te breken. Met zware straffen worden be dreigt zij die trachten hunne mede-arbeiders tot "slaken over te halen of zelf den arbeid npprlpvtfen Waarschuwingen zijn uitgeepro
en tegen de uitgevers van alle dagbladen, ie het revolutionaire manifest afdrukten, vaarin gezegd wordt, dat malleen na den al van de autocratie een constitutioneele ergadering den financieelen ondergang kan leletlen.” De telegrammen, gisteren ontvangen, spreien van wrok en hardheid, niet van verlening. De liberale en gematigde mManchester Guardian« schrijft: ^Donderdag sprak de rsaar deze gedenkwaardige woorden: »Het s mijn onveranderiijke wil, dat zoo spoedig nogelijk de hervormingen ingevoerd worden, welke ik toestond«. Zaterdag gebeurde iets, lat alleen omschreven kan worden als een ■eactionaire coup d’état. Eenige weken geleien werd voorspeld, dat het oude regeerings stelsel weer ingevoerd zou worden, krachtiger dan vroeger, onder leiding van graal [gnatief of generaal Trepol. Deze profeten vergisten zich in den le;der. Graaf Witte heeft het dictatorschap aanvaard, geen militair dictatorschap, daar hij een burger is. Graaf Witte zal in de geschiedenis ondergaan als een man, die vrede bracht toen het onmogelijk scheen, die een constitutie gaf, toen dit hopeloos scheen, en de tirannie herstelde, toen voor zoo iets de dagen voorbij waren. En dit alles binnen vijf maanden tüds.
Algemeen Overzicht.
JLt!Ll CUIimt; Vil 11 UUUC \ i mmiLu lelg Joris belegt tegen Woensdagavond en openbare meeting, waar sprekers uit alle at tijen het woord zullen' voeren om de uitkering te vragen en behandeling voor het Selgisch gerecht. De Kamerleden Georges Loand en Terwagne, van Dooselaere, de presilent van den liberalen Vlaamschen bond, Contant Stoffel, een liberaal advocaat pastoor '’onteyne, het kath. raadslid van Kerckhove», lonnez en anderen voeren het woord. Geachte ngezetenen als dr. Max Rooses geven schrifelijk hun sympathie met het streven van het ;omité te kennen. Jansen en Vandervelde, insgelijks Clemenceau, Descaves, Guillard eo de 5ressensé (Ligue des droits de 1 homme) steulen de Belgische regeering bij de Fransche ■egeering. Burgemeester van Rijswijck is bij len minister geweest. Prof. Nijs heeft een gunstig advies gegeven over de juridische iwestie. Onze reneering zal optreden, mits de pualieke opinie met haar zij. De Belgische regeering gaat Het trouwenkiesrecht voorstellen. Het gerucht loopt weder, dat het tweede revisieproces van HSxeyfnH in Januari in behandeling zal komen. In den ministerraad werd nog door Rouvier medegedeeld, dat het geschil tusschm «franks-ijjs Venezuela was bijgelegd, geheel in den geest zooals het door Frankrijk was gewenscht. Naar het Berliner Tagebla.it verneemt zouden koning Eduard en keizer Wilhelm in den laalsten tijd wederkeerig den wensch hebben uitgedrukt oin de tusschen B»nitscklan«l en Engeland bestaande ontstemming te
oen verdwijnen. Waarschijnlijk zal het Enelsche ka inet zelf het initiatief nemen tot iet verkrijgen van een diplomatieke uitspraak ver de bestaande wrijving ten einde vriendchappelijker betrekkingen te scheppen. Bülow zou Bannermann en Grey bij hunne lenoeming tot minister nhartelijk” geluk ;ewenscht en ^buitengewoon vriéndelijke” elegrammen om te bedanken terug ontvangen lebben. Aldus het Tageblatt dat ter wille van de roede zaak misschien wel een beetje overdrijft. Het l'oorweegiche Slorlhiug b wiligde 69,000 kronen voor werkverschaffing spoorweg arbeid) aan de werkloozen, en de gemeenteraad van Christiania 28,000 kronen [grondwerken voor nieuwe scholen). In de gisteren gehouden Hongsarsche Kamerzitting waren de ministers afwezig. De president las een eigenhandigen brief van den Koning voor, waarin de zitting wordt verdaagd tot 1 Maart 1906. Apponyi verklaart, dat de voortdurende verdagingen van de Kamer ongrondwettig zijn. De Kamer is bereid het geschil tu schen de Kroon en dc Natie uit den weg te ruimen, maar men hoopt tevergeefs. De Kamer moest j weigeren kennis te nemen van het schrijven van den Koning, maar geen enkel beletsel n den weg leggen tot bereiking van een compromis. De Kamer besloot met algemeene stemmen van het schrijven kennis te nemen. De correspondent van de National Ztg. te Boedapest seint aan dit blad: mNaar ik uit authentieke bron verneem, bestaat er vooralsnog geen reden om te gelooven, dat de vrede ia Hongarije hersteld zou worden. Ook de pogingen door den vroegeren minister van financiën Lukacz m hei vTerk gesteld om ® toenadering tusschen de Kroon en de coalitie te bevorderen zijn vruchteloos gebleven en het verschil over de legerquaestie is nog evenmin opgeiost als vroeger.” Nader wordt nog gemeld, dat Kossuth in een zitting van het uitvoerend comité der coalitie mededeelde, dat de onderhandelingen met oud-minister Lukacz geen resultaat hebben opgeleverd. In een onder presidium van Loubet gehouden ministerraad, werd door den ministerpresident Rouvier medegedeeld, dat de Porie de voorstellen der Mogendheden definitief had aangenomen. In de stad Tetowo in Oud Servië heerscht op het oogenbiik een hachlijke toestand Van de drie 'E'iirksche batailloos die uit Ueskjoeb daarheen werden gezonden, werd er een door de Albaneezen teruggesiagen, waarbij het 80 man verloor. Intusschen werden in de stad de Kaimakam (districtshoofd) en mufti vermoord. Eerst toen de twee andere bataillons met artillerie waren aangekomen, kon de stad na een hevigen strijd worden genomen. Nu is echter de Albaneesche stam der Ljuma’s opgestaan om het bloedbad in Tetowo te wieken. Te Prizren. Gostiwar Kitsjewo maken ook de Mohamedanen toebe- reidselen om zich gewapenderhand te verzetten leger, het innen der vlootbelasting.
In Bolietnen zijn in de laatste dagen tal lan leiders der Tsjechnisch-nationale sociaallemocraten gevangen genomen. Er zal een ïerechtelijk onderzoek worden ingesteld tegen een groot aantal leiders, wegens ophitsing tot Rassenhaat en vergrijpen tegen de openbare Heiligheid. Naar verluidt, is de regeering een sociaallemocratische agitatie in het leger op het spoor. De gevangen genomen partijman Cisarowsky moet soldaten hebben overgehaald te weigeren het geweer te dragen, daar dit onvereenigbaar zou zijn met hunne socialistische opvattingen. Er wordt gemeld, dat Lucclienl de moordenaar van keizerin Elisabeth van Oostenrijk, die te Genève gevangen zit, krankzinnig is geworden.
De Groote Bankdietstal.
DOOR J. HAWTHORNE. 34 Sedert het eerste onderhoud op den dag van den Bankdiefstal had Inspecteur Byrnes een waakzaam oog gehouden op Patrick Shevelin, Wel bestonden er aanvankelijk geen zware verdenkingen tegen hem, maar dat hij volkomen onschuldig zou zijn, was hoogst onwaarschijnlijk. Men begon zijn verleden te onderzoeken en ontdekte er velerlei ongunstige schaduwzijden in, zoodal het wantrouwen jegens hem al meer en meer veld won, lerwijl de achterdocht tegen de overige ambtenaren en bedienden verminderde en voor de meesten de bewaking der geheime politie werd ingetrokken. Shevelin werd echter zeer scherp nagegaan en al zijn daden en woorden gadegeslagen en overwogen. De hulpbeambte was intusschen niet gemakkelijk te vangen. Zwakheid van karakter gaat gewoonlijk gepaard met groote listigheid en sluwheid. Gedurende de eerste weken na den diefstal der Bank was Shevelin steeds op zijn hoede, vol wantrouwen beschouwde hij iedereen, dien hij ontmoette, ieder vreemd gezicht, ieder nog zoo vriéndelijk en onschuldig gelaat; hij vermeed iedere verdachte omgang en leidde een hoogst fatsoenlijk, regelmatig leven. De behendigheid in het speuren der politie, die reeds dikwijls de sluipwegen van veel slimmer lieden ontdekt had , was geruimen tijd niet in staat iets tegen Shevelin uit te richten; hij vertrouwde
absoluut niemand en liet zien in sumueiu mei overtreffen. Maar of de weken zich al tot maanden aaneenschakelden, Inspecteur Byrnes verloor er zijn geduld niet bij en meer en meer versterkte zieb in hem de overtuiging, dat Patrick Shevelin het geheele geheim van den grooten bankdiefstal in zijn hart verborgen hield en dat deze nietswaardige, verachtelijke man de eenige was, die hem van dienst kon zijn bij de oplossing van het raadsel. Langzamerhand begon de volharding van den Inspecteur van politie vruchten te dragen. Men kwam tot de ontdekking, dat Shevelin meer geld uitgaf, dan hij ooit te voren bezeten had, dat bij zijn gewone omzichtigheid vergat en een verwilderd uiterlijk van uitspattingen aannam. Hij bezocht afgelegen brandewijn-kroegen, en verloor in zijn roes dikwijls de noodige terughouding. _ In vele zijner woorden zinspeelde hij op eene geheime zaak, (en gaf te verstaan, dat hij groote redenen tot ontevredenheid had. Wat hij zeide wasechter veel te weinig samenhangend, en te onbepaald, dan dat men er op voort had kunnen bouwen. Op zekeren dag echter bracht een der detectives nauwkeuriger berichten mede. Als voerman verkleed, was hij Shevelin naar een beruchte herberg aan de Nort Rivier gevolgd, had daar in een hoekje plaats genomen en terwijl hij schijnbaar zijn roes nitsliep , gadegeslagen, hoe de bewaker zich door den kastelein een pakje , in bruin papier gewikkeld, liet bezorgen, en het opende. Het bevatte banknoten, waarvan Shevelin er een handvol bij zich stak; het overige pakte hij weder in, en overhandigde het den kastelein, met het verzoek het te bewaren tot een volgenden keer. Hoe was Shevelin in het bezit van dat geld gekomen , dat minstens eenige honderden dollars moesl bedragen?-Op eerlijke .wijze zeker niet! Op zijr geringe verdiensten kon hij het niet bespaard hebben. Dit overwegende, besloot de Inspecteur een nieuwen stap te doen. Reeds sedert eenigen tijd waren de Directeuren ! der Bank in kennis gesteld met het ware karakter van han hulpbewaker en de verdenkingen die op hem rustten, en hadden natuurlijk den wensch 1 te kennen gegeven hem onmiddellijk te ontslaan. Deze maatregel werd echter uitgesteld om zijn achterdocht niet op te wekken, totdat zijn ontslag hem medegedeeld kon worden om redenen, die in geen enkele betrekking stonden tot den bankdiefstal. Onder onophoudelijke surveillance had men Shevelin in zijn betrekking gelaten , maar nu achtte de Inspecteur het oogenbiik gekomen, om hem van zijn post te verwijderen. Op zekeren dag werd hem zijn loon uitbetaald en hem te kennen gegeven, dat men zijn diensten voortaan niet meer noodig bad, daar de Bank andere maatregelen getroffen had. Wat de chef der politie voorzien bad, geschiedde: Shevelin, die na zooveel tijd niet meer vreesde ontdekt te worden , geraakte door zijn ontslag in toorn en woede, en gaf zich geheel en al aan den drank over, om zijn gemoed te koelen. Daar de bewaking der politie tot dusverre vruchteloos was geweest, nam men zijn toevlucht tot een geheel nieuwe list. Wie zon wel een spion der politie vermoed hebben in dien kleinen knaap, die al fluitende over straat zwerft, met centen en knikkers speelt, overal zijn neus in steekt, zich met alles moeit wat hem niet aangaat, en overal en toch nergens te vinden is Zulk een nietig menschenkind koos de wet zich tot werktuig, deed hem goed begrijpen, dat hij den hulpbewaker niet uit het oog moest verliezen en beval hem, haar mede te deelen, met wie bij omging, waarheen hij zich begaf, wat hij deed en wat hij zeide De knaap nam deze taak met zeer veel bereidwilligheid op zich , en kweet er zich met het volste sueces van.
Het vertrouwen in de argeloosheid van een kind, i ;aat ook bij den meest beruchten booswicht zelden i ;eheel verloren. Wanneer hij juist door middel i ian deze eenige goede neiging in den val gelokt 1 vordt, is dit wel eenigszins in strijd met ons men- i icbelijk gevoel; maar de geheime politie kan geen i •ekening houden met deze gevoeligheid. De knaap deelde dagelijks zijne bijzonderheden nede, en dagelijks werd het net nauwer om den niets iwaads vermoedenden hulpbewaker samengetrokken. Hij had zich de gevaarlijke gewoonte eigen gemaakt, in zijn roes hardop te prevelen en zelfs te spreken. Er was hem onrecht geschied, zeide hij — men had hem te kort gedaan! Zij hadden zich hoogst hebzuchtig gedragen jegens hem, dm zooveel voor hen gedaan had! Hij was niet zoo n geldzuchtige, als zij dachten, —- hij zou zijn recht wel laten gelden — en dergelijke uitingen meer. Het oogenbiik scheen gekomen, om tot zijn arrestatie over te gaan. Shevelin moest echter niet alleen om zijn eigen misdaden aangehouden worden, hoofdzakelijk moest dit geschieden om door hem de namen der medeplichtigen te ontdekken- De Inspecteur was overtuigd, dat hij noch zelf de inbraak gepleegd had, übeh in het bezit van een belangrijk gedeelte van den buit was. Slechts dan, wanneer hij er in slaagde hem er toe te brengen, om tegen zijn makkers te getuigen en de ware daders te noemen, was zijn gevangenneming van eenig practisch nat. Inspecteur Byrnes kende zijn man en rekende er op zijn doel te bereiken. De aanhouding had plaats op het einde van Februari, laat in den avond en in alle stilte, zonder dat er, behalve den gevangene zelf en de politieagenten, iemand iets van wist. Shevelin had zich ten slotte zoo geheel en al veilig gewaand, dat hij, bij den aanblik der handboeien , zijn oogen nauwelijks vertrouwde en zijn
onschuld even ernstig betuigde, alsof hij er zelt nan geloofde. Het geheimzinnige bij de aanhouding was volstrekt noodzakelijk, want wanneer er hetzij door de dagbladen, hetzij op andere wijze, iets bij het publiek uitlekte, zou de achterdocht der dieven natuurlijk opgewekt worden; zij zouden zich dan uit de voeten maken en aan de politie ontsnappen. De zaak moest dus geheim gehouden worden , totdat Shevelin bekend had. Nu beveelt de wet echter, dat geen gevangene langer dan vierentwintig uren zonder verhoor in hechtenis mag gehouden worden. Hoe zou men Shevelin dau voor het gerecht voeren, zonder dat de dagblad-reporters de zaak uitbrachten ! Na eenige oogenblikken beraadslaagd te hebben, begaf Inspecteur Byrnes zich naar het Jeffersonplein, en overlegde daar met den politie-reehter Morgan, hoe- de zaak aangevat moest worden. Den volgenden dag werd Shevelin, als strafschuldig dronkaard voor den rechter gevoerd, en door dezen, na een ernstige vermaning weggezonden. Op deze wijze werd aan de letter der wet niet te kort gedaan; dezelfde handelwijze kon voortgezet worden, zoolang zulks noodig zou blijken, zonder dat iemand vermoedde, dat die misdadiger die voor zulk een geririg misdrijf aangehouden werd, den sleutel bezat tot het geheim wat men reeds sedert zoolang te vergeefs trachtte te ontsluieren. Meermalen reeds was Shevelin van het hoofdbureau naar de rechtbank gevoerd , en weder terug getransporteerd. (Wordt vervolgd.)
Advertentie
Attentie!
In het nummer der Bredasche Courant, dat v Zaterdag 30 December 1905 z.il verschijnen, ^ wordt weder de gelegenheid opengesteld tot j. het plaatsen van Nieuwjaars-Ad verten tien, \ tegen den prijs van 30 CENTS, mits de G regels niet te boven gaande — voor eiken r regel meer wordt 5 CENTS berekend. j Ieder, die eene dergelijke Advertentie plaatst, t ontvangt een nummer der Courant GRATIS. * Voor eene spoedige toezending hou- ( den zich aanbevolen, De Uitgevers, f Niiaml. Yenn. Bred. Boekli. en Uitg.-Mij. , vli. BROESE & Co., te Breda.
Zij die zien voor nei voltrende kwartaal op
deze Courant abonneeren, ontvangen de in deze snaand verschijnende nummers GRATIS.
Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men t jdig op te geven aan ons bureau, Crooie ftiarkt 55.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op üen dag uer ongave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.