Ileclamcs betreffende de bezorging dezer C ouranl,
gelieve men Ijdig op te geven aan ons bureau, Groote üiarld 33.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326013:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/01/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326013:mpeg21:p00001
Slot. o lk heb in deze eolonie, die onder de moei- ^ lijkste omstandigheden werd opgericht, niet ^ anders dan welstand en vroolijke zorgenlooze | menschen gevonden, die zich het leven veraangenamen door onderling visites te maken en g te brengen, waarbij de door hun gewaardeerde e danspret nooit ontbreekt z Tijdens mijn verblijf verzamelde een geestelijke L collectant gelden voor 2 nieuwe kerken in c »M. H.” en zooals deze mij persoonlijk verklaarde | gaf geen van deze vroeger zoo arme menschen e minder dan f 120 voor dit doel. Na verloop van een maand nam ik afscheid j van deze eolonie en aanvaardde een betrekking ( op een larm van Mr. S., een Engelschmnn, , die voor circa 10 jaren met een kapitaaltje , f 2400 naar Canada was gekomen, en wiens s farm thans een oppervlakte beslaat van 512 , hectaren. Hij bezit c.r. 100 paarden, 110*stuks ] hoornvee, benevens eene kudde uit Engeland ] ingevoerde rasvarkens, Tamworths genaamd, ( die een gemiddeld gewicht verkrijgen 700 pond. Al het vee blijft, zooals meestal in Canada ook , gidurende den winter dag en nacht buiten. , De Engelsche farmer kenmerkt zich over ’t algemeen, zoover ik gelegenheid had zulks te kunnen opmerken, als sheereboeiv’ Hij houdt van een comfortabel huis, met diening j een smokingroom, drijft veelsoortige sport en is niet karig als het er op aankomt eens een pleizierigen dag te maken. Niet zelden gaat de geheele familie uitgerust met tenten enz. gedurende den zomer eenige weken aan de boschrijke oevers van de rivieren in ’t vrije kampeeren, teneinde te jagen en te visschen, waarbij ook de dames flink meedoen. Na bij Mr. S. 1 maand te hebben gewerkt nam ik ook van deze familie, waar ik veel interessants had gazien en een uiterst prettige conversatie had gevondan, hartelijk afscheid en aanvaardde opnieuw een betrekking bij Mr. M. C., een Schotlander die mij om mijn assistentie persoonlijk kwam verzoeken.
Reeds sedert 28 jaren was M. C. in Canada en ook hij wees mij de nog heden in eere gehouden hut, in welke hij als doodarme landverhuizer aankomende, genoodzaakt was onderdak te zoeken. Thans noemt hij 704 hectaren beste gronden zijn eigendom en men schat algemeen zijn in die jaren uitsluitend door landbouwbedrijf verworven vermogen op pl. m. f 300.000. Na ook hier slechts 1 maand te hebben gewerkt ben ik nog op verschillende farms in MiddenCanada geweest, waar ik meestal werkte aan de stoomdorschmachine. Alle farmers, met wie ik gedurende mijn verblijf ben samengekomen, hebben zonder uitzondeiing de gunstigste beoordeeling uitgesproken over hun bedrijven in ’t bijzonder en in ’t algemeen en de onophoudelijke voorzorg door de regeering voor den bloei van den landbouw genomen. Noch bij den kleinen, noch bij den grooten farmer vindt men dat zwoegen en zich-plagen onzer inheemsche boeren die onder den drukkeuden last van hypotheken of hooge pachten, bij al dat, niet zelden maar een kwijnend bestaan hebben. Men heeft in Canada farmers, die uitsluitend graan (tarwe, haver, spelt, gerst, enz.) bouwen en de diverse monsters, die ik heb medegebracht zullen ieder deskundige moeten overtuigen, dat de kwaliteit prima is. Overigens groeit er ook hop, vlas, kool, tabak, mais, erwten, boonen, aardapplen enz. iiï groote hoeveelheid en beste kwaliteit. De tarwe is en blijft echter voor de meeste farmers de hoofdzaak. Men zaait het graan, ook de tarwe, over ’t algemeen in de lente, waarmede voor pl. m. 3l/} maand het grootste werk afgedaan is. Het vee eischt, doordat het steeds buiten is, weinig oppassing, temeer ook omdat men zich over ’t algemeen weinig op de bereiding van zuivelproducten toelegt. In den herfst komt dan de oogst met den dorschtijd en is dan de opbrengst goed en vel verzilverd, wat in ’t geheel geen moeilijkheden oplevert, dein komt de winter met zijn pl. m, 4 maanden durende vacantie voor den farmer. In November valt gewoonlijk de eerste, maar tevens ook de laatste sneeuw, aangezien deze bij aanhoudend vriesweer in het grootste gedeelte van Canada tot medio of einde Maart blijft liggen en aanleiding is voor a'lerlei soort sport. Regen ot dooi weer is gedurende den winter in Midden Canada onbekend en zoodoende vervangt de slede den wagen, schaatsen en sneeuwschoenen worden dagelijks gebruikt. In de westelijkste deelen van Canada, waar men de zoogenaamde Rancho’s vindt met kudden van duizenden stuks vee, paarden en schapen, is het klimaat warmer, In ieder geval is Canada een uiterst gezond land en ik leerde 2 dokters kennen, die hun practijk er aan hadden gegeven en spoadig farmer waren geworden, omdat er te weinig zieken waren — zij hebben nooit spijt er van gehad 1 Menigeen zal vragen hoe het mogelijk is,
dat een man alleen en zonder hulp in 6 jaren een farm van 64 hectaren geheel kan exploiteeren en ik moet daarop antwoorden, dat zulks door de uiterst practisch geconstrueerde Amerikaansche machines mogelijk is. De armste, een homestead aanvaardende man, heelt overal zooveel crediet dat hij deze en de noodige paarden met tuigen kan koopen. Een ploeg is van dien aard, dat hij ook zonder hem vast te houden in den grond blijft. Men loopt dan ook niet achter den ploeg, maar zit er gemoedelijk bovenop. Over een egge behoef ik wel niets te zeggen. De zaaimachine zaait niet alleen, maar effent tegelijkertijd het land weer. De graanmaaimachine maait niet alleen, maar bindt tevens de garven tot stevige bossen en draagt deze te hoop. Het hooi, aan hoop of opper staande, wordt door een soort elevator op den wagen gebracht. De dorschmachine, uitsluitend door ’n locomobile gedreven, dorscht niet alleen, maar brengt tevens het schoongemaakte koren tot in de graanschuur of op den graanzolder en het stroo automatisch aan mijten. De locomobile wordt met stroo gestookt, aangezien het stroo voor den farmer geen waarde heeft. In ’t algemeen oogst men gemiddeld per hectare 55—70 bushels tarwe a 60 pond en 75—100 bushels haver h 30 pond enz. De prijs van een bushel tarwe varieert tusschen f 1,40 a f 2,60. lk heb weliswaar ook vernomen, dat men voor immigratie naar Canada heeft gewaarschuwd — mijn persoonlijk opge lane ondervindingen doen me vergeefs naar ook maar één reden daarvoor zoeken. Op het immigratiebureau in Winnipeg waar ik menschen van alle mogelijke nationaliteiten zag, van wie er meer dan één «een groot vraagteeken op zijn voorhoofd vertoonde», was ik echter ook oorgetuige ervan, wat sommigen in Canada komen zoeken en denken te vinden. 2 Hollanders — waarom ’t nu juist Hollanders moesten zijn weet ik niet — kwamen van Nijmegen en vroegen om een positie. Of zij op ’n farm wilden werken met een loon van f 60—f 70 per maand en vrije kost en inwoning ? Och neen I daar zit je bij die boeren op zoo’n negerij. Of ze dan aan de spoorlijn wilden werken met f 3,60—f 4,25 per dag ? Och neen, daar ben je ook zoo ver van alle pret verstoken en je kunt er nog niet eens een borrel krijgen ! Wat zij dan wenschten ? Nou, een positie hier in de stad. Daaraan kon hun dit instituut echter niet helpen, en — zij dropen af. Zulke voorbeelden zijn er legio en in Winnipeg wemelt het van «baarbroeders». In een hotel te WinDipeg vernam ik dat daar een jonge man van 18 jaren, die gedurende 7 maanden als bereden veeherder f840 had verdiend, in één avond f 480 verbraste — ook zulke voorbeelden zijn er genoeg. De loonstandaard is er verbazend hoog, veel geld wordt er betrek-
kelijk gemakkelijk in alle standen verdiend, maar het ontglipt nog gemakkelijker aan diegenen die de weelde niet kunnen verdiagen en voor de verleidingen vatbaar zijn. Ook vrouwen of miesjes verdienen er veel geld en men betaalt op de farms zulke die flink in de huishouding zijn met f 30—f 35 per maand, plus kost en inwoning, terwijl aan flinke verkoopsters in de winkels veelal een salaris van f 48—f 55 wordt gegeven, eveneens met inbegrip van kost en inwoning. Deze laatsten moeten echter met de Engelsche taal op de hoogte zijn, wat van den farmer niet wordt vereischt. De kost op de tarms is uitstekend : ossen-, schapen-, varkensvleesch en wild wordt er in overvloed gegeten. De jacht is overal rijk aan alle soorten van wild. Ik resumeer met te zeggen, dat iedere soliede mau die, vooral vrij van sterken drank is, werklust en werkvermogen bezit en in staat is de reiskosten ten bedragen van pl.m. f 100 tot f 120 te betalen, in Canada aankomende in ieder geval verzekerd kan zijn daar steeds veel geld te kunnen verdienen en in staat te zijn, een homestead opnemende, spoedig tot welvaart te zullen geraken. Ik ben gaarne bereid zoolang mijn tijdelijk verblijf hier in Holland mij zulks nog veroorlooft, aan ieder, die nadere 1 ijzonderheden omtrent het bovenstaande door mij wenscht te vernemen, des verkiezende persoonlijk met raad te dienen. Mijn adres is : W. Verhoeven, p.a. den heer E. Verhoeven, M. A. de Ruijterstraat 9bis, Utrecht.
"Zes maanden als landbouwer in Canada.". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326013:mpeg21:p00001
Tot nog toe werd het manifest van den Tsaar van 30 October door Rusland en door het buitenland beschouwd, zooal niet als een grondwet, dan toch als een belofte daarvan. Het was derhalve van het hoogste belang eens te weten wat graaf Witte, die dan toch de vader van het manifest is, daarvan denkt. Tot nog toe zette hij zijn meeningen uiteen door bemiddeling van dr. Dillon, den correspondent van de Daily Telegraph : maar sedert de toestand eenigszins gewijzigd is, schijnt hij de Nowoja Wremja als orgaan te gebruiken. In korten tijd bevatte dit blad nu een tweetal artikelen, waarin de meeningen van graaf Witte worden weergegeven. Het tweede blad is merkwaardig, wijl het duidelijk als graaf Witte’s meening uitspreekt dat een constitueerende vergadering onnoodig is, omdat er in Rusland niets te constitueeren valt. In Rusland is niets veranderd, alles is bij het oude gebleven. De Tsaar heeft zijn manifest van 30 October vrijwillig gegeven, als een geschenk aan de natie, doch hij heeft daardoor in geen enkel opzicht van zijn alleenheerschappij afstand gedaan; zijn macht is door niets beperkt en hij is zelfs in staat, om ieder oogenblik nieuwe oekases uit te vaardigen, waardoor de beloofde rechten worden verminderd, gewijzigd of opgeheven. Deze uiting wekt — en terecht — een zekere verbazing, temeer daar graaf Witte verklaart: Iedere poging otn in het manifest een soort
lonstitutie te zien is volkomen overbodig. loo de Doema ook maar een vingerbreed van len tekst der Oekase zou willen afwijken of >p eenigerlei wijze zou willen tornen aan den 'rondslag van het Rijk, dan zou zg geen Joema meer zijn, doch een revolutionaire vergadering , die onmiddellijk zou worden uitïengejaagd. Het is werkelijk te betreuren, dat de Russische regeering dit niet onmiddellijk na het uitvaardigen van het manifest heeft medegeieeld; dan zou zij veel dwaze verwachtingen aan het volk hebben bespaard. Voorzichtigheidshalve heeft Witte met de mededeeling van deze opvatting gewacht totdat de opstand in Moskou onderdrukt was. Thans kan hij zeggen: » Wat er gebeurd is en gebeurt zijn tragische momenten in de geschiedenis: maar daardoor wordt het feit niet ongedaan gemaakt, dat in Rusland de Tsaar en zijn ministers regeeren, (hij had er de bureaucratie nog bij kunnen noemen) en dat de autocratie volkomen onaangetast is.” Onder die omstandigheden is het besluit, om de bijeenroeping van de Doema nog niet te doen plaats hebben, volstrekt niet verwonderlijk. Naar toch mag de vraag gesteld worden, of een volk op die wijze met zich laat spelen ?
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326013:mpeg21:p00001
De FraUsche staatsman die morgen te Versailles in een vereenigde vergadering van Kamer en Senaat tot voowallter der Wansche Republiek zal worden gekozen, zal zijn hoog ambt niet aanstonds aanvaarden. Immers het 7-jarig tijdperk voor den duur van het presidentschap in de Grondwet bepaald, zal voor den heer Loubet eerst op 18 Februari zijn geëindigd. Na de verkiezing van aanst. Woensdag zal de gekozene dus niet, als hoofd van den staat, met groote praal naar het presidentspaleis (het Elysée) worden geleid, gelijk in 1899 met den heer Loubet het geval is geweest, omdat zijn voorganger Félix Faure plotseling was overleden. Het is thans de eerste keer, dat een president zijn vollen tijd volbrengt en dan aftreedt. Thiers, Mac Mahon en Casimir Férier legden tusschentijds hun ambt neder. Carnot werd vermoord, en Jules Grévy, de eenige die voor de tweede maal gekozen werd, moest wegens de knoeierijen van zijn schoonzoon (Wilson) vóór ’t eind der tweede periode heengaan. Al die vorige keeren aanvaardde dus de nieuwe president terstond na de benoeming zijn waardigheid en werd hij met eenige plechtigheid naar zijn paleis geleid. De uitvoering van de scheiding van kerk en ctaat In Ifranbrljk zal aanvangen met de inventarisatie van de kerkelijke goederen door de ambtenaren van de domeinen. Vreedzame bezigheid, inventariseeren, zal men zeggen, maar hier doet zich toch al dadelijk een moeilijkheid voor. Het schijnt dat de ambtenaren der domeinen de opdracht hebben ontvangen, bij de inventarisatie zich het sacramentskastje, waarin de monstrans en de heilige hostie wordt bewaard, te laten openen. Als dat zoo is, en als de ambtenaren, bij weigering, dat kastje door een slotenmaker mogen laten openbreken — dan heeft de regeeriDg een onverklaarbare onhandigheid begaan. Voor de katholieken is dat kastje
een heiligdom. Dat dit heiligdom zou worden geopend om een taxateur in de gelegenheid te stellen daar eens in te neuzen en de waarde van de heilige voorwerpen te taxeeren, dat is een grievende gedachte voor een katholiek. De hooge katholieke geestelijken haasten zich dan ook, naar de pastoors te schrijven, dat zij geen gehoor mogen geven aan eenig verzoek van de taxateurs, het sacramentskastje open te maken. Als het voorkomt, schrijft de aartsbisschop van Parijs aan de pastoors van zijn aartsbisdom, kunt u zelf aan den ambtenaar mededeelen, welke vazen er in het sacramentskastje staan en hoeveel die vazen waard zijn; nooit moogt gij er in toestemmen dat het kastje geopend worde. In dien geest schrijven ook de andere aartsbisschoppen en bisschoppen. In de Lanterne trekt een stuk van Briand de aandacht. Waar het de uitvoering van de wet op de scheiding betreft, is Briand een man van gezag. Men zouhem den vader van de scheidingswet kunnennoemen. Briand kan haast niet gelooven, dat werkelijk het voorschrift gegeven zou zijn opening der sacramentskasijes te vragen. Maar als het waar is, schrijft Briand, dan aarzel ik niet te zeggen, dat het bestuur der domeinen blijk heeft gegeven van een onb.schaamdheid, die even nutteloos als onhandig is. Deze overbodige instructie komt juist bijtijds om de clericale reactionairen gelegenheid te geven zich tegen de wet te verzetten. De wet zelf bood hun geen voorwendsel om lawaai te maken, maar nu krijgen zij een geschikt wapen. Aldus Briand. Gelukkig maar, zegt hij, dat het hier niet anders geldt dan een instructie, waarvoor niemand verantwoordelijk is dan die haar heeft gegeven. Die persoon zal in de gelegenheid gesteld worden uitleg te geven van zijn woedenden ijver. Abbé Gayraud zal Vrijdag a. s. de regeering in de Kamer interpelleeren ovei deze kwestie, De Heraldo van Madrid schrijft, dat de eenige goede oplossing van de Marokkaansche kwestie zou zijn dat de conferentie van Algeclras aan Spanje de taak zou opdragen , met bijstand van de andere mogendheden, de financiën en het bestuur van Marokko te regelen. Dat zou een zware opdracht zijn, meent de Heraldo, die misschien boven onze krachten zou gaan, en ons zou blootstellen aan groote gevaren, maar ondanks dat alles zou het een opdracht zijn, die zich niet laat afwijzen. Te Rome loopt het gerucht, dat keizer Wilhelm onmiddellijk na afloop van de conferentie te Algeciras den koning van Italië en den Paus een officieel bezoek zal brengen. In het proces tot echtscheiding tusschen den prins en de prinses van Cobtirg is gisteren uitspraak gedaan. Het huwelijk is ontbonden verklaard, de kosten van het geding komen ten laste van prinses Louise. Door geen van beide partijen was aangedrongen op het bewijs inzake de schuldquaestie. Door gevolmachtigden van partijen werd afgezien van eenig verzet tegen de uitspraak. Noorwegen heeft thans een eigen koning en die koning heeft zijn, trouwens op zeer bescheiden voet ingerichte, hofhouding ie Chrlstianla. De Noren zijn echter van meening, dat aan een heuschen koning ook een zomerverblijf, een lustslot toekomt. De groote vraag is echter, waar dat zal komen. Minister Michelsen, die van Bergen is, en gaarne zou zien, dat koning flaakon, dien hij eigenlijk tot koning heeft gemaakt, elk jaar een paar maanden in de plaats zou doorbrengen, heeft 10,000 kr. beschikbaar gesteld om de oude Haakonshalle in Bergen weer op te knappen en de commandantswoning van de vesting Bergenshus in een vorstelijk verblijf te herscheppen. Maar ook andere plaatsen in het land laten hunne aanspraken gelden om den koning ’s zomers in hare nabijheid te zien en bijna alle kunnen zich beroepen op verkregen rechten, want er is bijna geen plaatsje zoo klein of het heeft in lang vervlogen tijd een koning Haakon of Olat voor korter of langer tijd geherbergd. Ten einde nu al die aanspraken te niet te doen en mogelijken naijver tusschen verschillende plaatsen te voorkomen, is het invloedrijke blad Verdens Gang met een belangwekkend voorstel voor den dag gekomen. Het stelt nl. voor den koning een zomerresidentie te schenken zoo eigenaardig als geen zijner vorstelijke collega’s er een heeft nl. in het land der middernachtszon. Dit zeer aardige plan zou bij uitvoering ook nog het practische nut hebben dat de Noren daar in het hooge Noorden van het land zich vaster aan de natie verbonden zouden gaan gevoelen. Hoe de koninklijke familie over, het plan denkt is niet bekend, daarnaar heeft men haar eenvoudig niet gevraagd. Wel weet men, dat koning Haakon meer haakt naar een eigen schip dan naar een zomerresidentie. Als het geluk hem nu maar dient, krijgt hij misschien beide tegelijk. De Hongnanclie vorst-kardlnaal Vaszari heeft met nieuwjaar een brief van gelukwensching gericht tot den Keizer van Oostenrijk, en daarin den wensch geuit, dat de Keizer zou medewerken om aan het land de rust te hergeven, in zooverre n.1. hem ter oplossing der crisis voorstellen worden gedaan, die noch aan het gezag der Kroon te kort doen, noch de wettelijk geldende koningsrechten raken. De kardinaal wijst ter ondersteuning van zijn verzoek op de voortdurende schade, die het geheele publieke en economische lijven lijdt en op het dreigende gevaar, dat de loyale gevoelens der Hongaren op een al te zware proef gesteld zouden worden. In zijn antwoord verklaarde de Keizer, dat het welzijn van Hongarije hem zeer ter harte gaat en dat hij met vreugde het oogenblik zal begroeten, waarin het hem gegeven zal zijn, in den geest van den kardinaal, op grond van een voorstel dat hem gedaan zal worden, den vi ede te verzekeren. Uit Rome sehrijft men aan ’t N. v. d D. .De Italiaansche en vooral de Romeinsche prelaten zijn meest ontevreden over I'ius X, die hun te eenvoudig en te streng is, en die vooral op administratief gebied verbeteringen
i wil invoeren, waarbij de hoogere Italiainsche ■ 1 geestelijkheid geen zijde spinnen zal. 3 Ontevreden zijn de nuntiussen met hem, wijl 1 3 hij zijn kardinalen niet, zooals Leo XIII, onder • hen kiest. De Italiaansche bisschoppen zijn 1 ontevreden, omdat de paus het getal seminaries t wil beperken, omdat de 277 bisschoppen ■ ieder zijn eigen seminarie hebben, wat uit 3 den aard der zaak niet kan, en die meest f niet deugen. Vele kardinalen zijn niet ingenomen met J de bezuinigingen, waardoor hun vele sinecures 1 (bezoldigingen voor schijnbetrekkingen) zijn 1 ontnomen. En vele kloosters klagen omdat de H. Vader orde en tucht gehandhaafd wil zien en de misbruiken uit de kloosters en kerken tracht te bannen. Zoo heeft Pius X nu verboden, 1 dat in nonnenkloosters pensionnaires gehouden 1 worden, wat den laatsten tijd op groote 1 schaal geschiedde. En ten slotte zijn de winkeliers te Rome 1 ontevreden, wijl hun klandizie lang zoo groot niet is als onder Leo XIII. Paus Pius X is veel eenvoudiger en schijnt geen voorstander r te zijn van al de verschillende madonna’s en J heiligen, die elke stad, dorp en vlek in Italië [ er op nahouden. Ook spreekt men van een verandering in a het godsdienstonderricht en het biechtwezen, j die de H. vader wenscht. f Van Pius X zegt men dat hij even streng en > eenvoudig is, als de Hollandsche paus Adriaan t VI, die toenmaals ook tal van hervormingen ingevoerd heeft, zegt de correspondent. J » Een telegram uit Caracas van 12 dezer, 3 via Port of Spain, meldt: Daar de regeering 2 van Venezuela nog altoos zich onthoudt van r pogingen om de betrekkingen te hernieuwen met den heer Taigny (zaakgelastigde van r Frankrijk te Caracas) heeft gisteren de gezant der Vereenigde Staten, W. W. Russell, namens Frankrijk een nota aan de Venezolaansclie , regeerinjr overhandigd, waarin het afbreken 1 5 der diplomatieke betrekkingen wordt aange, kondigd. De Fransche archieven en de zorg voor de Fransche belangen zijn voorloopig \ toevertrouwd aan den heer Russell. Taigny j is teruggeroepen. De verbinding via den Franschen kabel is verboden, zoodat tele[ grammen verzonden moeten worden via Trii nidad. -
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326013:mpeg21:p00001
DOOR J. N. POTAFENKO. 17 Mijne gramschap was tot eene ongelooflijke hoogte gestegen. Ik wilde weenen, het tafelgoed stuk slaan, schreeuwen, maar deed niets van dit alles, eenvoudig omdat ik daartoe te welopgevoed was. Voor mij stond een bord en daar naast lagen vork en mes. Het viel mij in het oog dat het mes pas geslepen was en dus zeer scherp moest zijn, Ik weet niet langs welken gedachten gang ik kwam tot mijn woest besluit, want op dat oogenblik kookte ik van toorn. Ik greep het mes en bracht mij daarmede uit woede een snede toe in den middelsten vinger van de linkerhand. Een wilde kreet klonk door de eetzaal. Ondraaglijke pijn deed mij luidkeels schreeuwen. Het bloed vloeide uit de wond op het bord, op het tafellaken, op mijn kleeren en ik schreeuwde maar vooit; alles kwam naar'de eetkamer gevlogen, zelfs grootmama op hare zwakke, bevende beenen. jWat is er gebeurd? Wat heb je gedaan? Groote hemel! Spoedig water... compressen.. Engelsche pleister... dokter Andreïtsch ! zoo riepen allen door elkander. Ik beefde geweldig en was bleek. Ik schrikte er van, toen ik zag boe diep die wond was en hoeveel bloed er uit vloeide. Natuurlijk werd mijne hand terstond verbonden ; de dokter kwam en ik werd zorgvuldig verpleegd. Ik verklaarde dat ik mij bij ongeluk gesneden had. Men bracht mij te bed en — ik triumfeerde. »Zie zoo,” zei ik tot mijzelve, »nu heb ik u toch gedwongen u met mij te bemoeien.
Zucht nu maar... weest nu maar ongerust. ..” De wond was binnen een week genezen en niemand dacht er meer aan. Thans nog is het litteeken aan mijn vinger zichtbaar, en nu ik er naar zie, komt mij dit alles weder met wonderbare duidelijkheid voor den geest. Nog slechts een paar weken scheidden ons van de huwelijksplechtigheid, die na Kerstmis zou plaats hebben. En bij ? Hij was nog altijd mijn onbereikbaar ideaal en mijn doodvijand tevens Geene gelegenheid liet ik voorbijgaan om hem raadselachtig of uitvorschend aan te zien of hem een of ander duister gezegde toe te fluisteren, dat hem in verwarring n oest brengen. Maar hij scheen onkwetsbaar en glimlachte mij toe met neerbuigende vriendelijkheid, zooals bij een lief maar nukkig kind zou gedaan hebben. Hij was minzaam en beleefd, als altijd, en daarbij bleef bet. Met Kerstmis zou bij den rijken handelaar Gratian een bal gegeven worden. Wij behoorden natuurlijk tot de genoodigden. Ons baltoilet werd gereed gemaakt, voor mij rosé, blauw voor Lida. Rosé stond mij goéd, maar blauw stond Lida verrukkend. De toiletten waren rijk en tchique”. Toen ik haar, den vooravond van het bal, haar kleed zag aanpassen, begreep ik terstond dat aller blikken zich niet op mij maar op Lida zouden vestigen, In de laatste weken was Lida, onder den invloed van haar gelnk, als het ware opgebloeid en sehooner, vroolijker, spraakzamer geworden. En morgen zou zij op het bal verschijnen met den vorst; men zou er nog later van gewagen dat daarop tegenwoordig waren geweest vorst Pochodtsew en zijne bruid, — kortom zij zou mij in elk opzicht in de schaduw stellen ; dit denkbeeld deed mijn haat aangroeien en wekte in mij den wensch baar eene onaangenaamheid te berokkenen, baar smait te veroorzaken. Op den dag van het bal lagen de toiletten op onze ledikanten. Twee uur voor wij zouden vertrekken, sloop ik in onze slaapkamer, vatte een
schaar, ging naar Lida’s balkleed en sneed in het voorpand een groot gat. Plotseling was dit geschied, ondor den drang van het booze gevoel, dat mij beheerschte. Maar toen ik zag wat ik gedaan had, was ik te moede of ik een moord had begaan. Ik herinner mij duidelijk boe ik op dit oogenblik eene gewaarwording had alsof de schaar bloedde en ik niet in het kleed maar in het hart van mijne arme Lida gesneden had. Ik liet de schaar op den grond vallen ; mijne handen beefden; mijn barte bonsde hevig; ik stik bijna, wierp mij op den grond en verborg het gelaat in de handen. Eenige oogenblikken later was bet huis in rep en roer. Lida weende als een kind. Voor iedereen »as het een raadsel boe die ramp kon geschied zijn en wie baar kon hebben aangericht. Ik had mijne zelfbeheersching teruggekregen, stelde mij verwonderd aan en verdiepte mij, even als de anderen, in gissingen. Het raadsel bleef onopgelost en Lida hield niet op met weenen en voelde zich rampzalig. Zij had zoo gedweept met dit bal, waarop zij, misschien voor de laatste maal, in zulk een groot gezelschap met den vorst zou verschijnen, als zijne bruid. Voor de laatste maal. Welke vteeselijke woorden ! Arme Lida, hoe hebt gij toen geweend om een klein onheil ! Maar gij wist niet dat er op de wereld oneindig grootere smarten zijn, smarten waarom men niet weent omdat tranen nutteloos en machteloos zijn ! Ik heb bet mij nooit kunnen vergeven, dat ik u toen dat leed heb veroorzaakt De gemoedstoestand, waarin ik mij bevond, was vreemd, ik triumfeerde en tegelijkertijd voelde ik mij diep rampzalig. Lida had mij noovt eenig le* d gedaan ; mijne boosheid was ongemotiveerd en hac haar oorsprong uitsluitend in mijne afscbuwelijkf eigenliefde. Ik behoef dus nauwelijks te zeggei dat ik verheugd was toen de alwetende en alvermogende grootmama, na lang en oplettend de wonc in het kleed te hebben bezien, plotseling raac
wist te schaffen. In allerijl werd de modiste ge- i haald en binnen een half uur had deze twee won- i den geheeld : die in Lida’s balkleed en die in haar i hart. De kleine vertraging was oorzaak dat wij aankwamen toen het bal reeds begonnen was. De vorst had zich reeds ongerust gemaakt. Mama kon niet nalaten zoowel Lida als mij hare vrees te kennen te geven, dat de geschiedenis met het balkleed een slecht voorteeken was. Lida was betooverend en straalde van geluk. Hare oogen hadden door het weenen eene uitdruk- ; king verkregen, die aa,n haar gelaat eene ongekende bekoorlijkheid gaf. ïGeloof mij het voorspelt niets goeds,” fluisterde mama mij nogmaals in bet oor, en den geheelen avond stond haar gezicht bedrukt. En inderdaad, er was een groot onheil in aantocht. Ach, mijne arme Lida.” XII. De deur piepte en Chivria kwam de schoolkamer binnen. Marie keek op en eerst toen bemerkte zij dat de korte winterdag ten einde liep. Haar hart sloeg fel en zij moest zich geweld aandoen otn zich te bezinnen dat er iemand was, die Chivria heette en d *t deze voor haar stond. »Juffrouw, daar zijn ze weer,” zei de oude bedeesd. » » Wie?” ” »Kilina met hare dochter Maar maak er haar geen verwijt van, want het is mijne schuld. Ik ben naar Kilina gegaan en heb haar gezegd : » »de ■ juffrouw is zachtzinniger geworden”” en ik heb l er zelfs spottend bijgevoegd: j »dat moet uw gel bakje gedaan hebben.” ” De arme vrouw verkeert
n groote moeielijkheid. Een brave jongen wil hare ioehter tot vrouw hebben, maar deze moet dan jok afzien van dien schelm van een Tswirkoen en nag hem zelfs niet meer spreken. Dus, juffrouw, rraat u nu eens met het meisje.” » »Maar het zal niet baten, Chivria, Ik vrees.. »Ja wel, juffrouw ; geloof me; u zult zien dat iet helpt.” » iNu, roep haar dan maar eens binnen.” ” Chivria spoedde zich de schoolkamer uit. Marie wist werkelijk niet wat zij dat verdoolde meisje sou zeggen en met welke argumenten zij invloed i ip haar uitoefenen zou. Maar zij wilde de proef ' wagen, al ware het slechts om de oude huishoudster, lie zoo goedhartig en haar zoo belangeloos gelegen was, genoegen te doen. Een paar minuten later ging de deur opnieuw ipen en de dikke, gezonde boerendeerne, die zij reeds vroeger gezien had, kwam eenigszins schuchter de kamer inschommelen. Zij bleef bij den drempel staan en keek naar den grond. iKom eens hier,” zei Marie tot haar en kon een I glimlach niet weerhouden bij de gedachte dat dit log 1 en onopgevoed wezen een roman kon doorleven. Met een paar groote stappen, waarbij hare laarzen ; op den vloer stampten, kwam het meisje naar de tafel, waaraan Marie zat en bleef vóór haar staan. iGa zitten, alsjeblieft.” Marie wees haar de naast- 1 bijstaande bank. Het meisje gehoorzaamde. Haar 1 gelaat was vuurrood van verlegenheid; zij wist niet waarheen zij de oogen zou slaan. »Wat zal ik haar zeggen?” dacht Marie. Daar zij toch iets zeggen moest, begon zij, hoewel met 1 onvaste stem 1 »Je moeder is zeer ontevreden over je, omdat je omgang hebt met dien... Tswirkoen heet hij, niet waar? Daar moeten wij eens over praten. (Wordt vervolgd.)
"Een Generaalsdochter". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326013:mpeg21:p00001