J. N. POTAPENKO. 20 Dergelijke gedachten kwamen echter destijds slechts als terloops en verward bij mij op. Maar nu herinner ik ze mij met groote helderheid. Hoe zal ik beschrijven wat er gedurende die verschrikkelijke dagen in mij omging P Maar dit is niet noodig. Laat mij enkel mededeelen dat het mij soms eene onwederstaanbare behoefte was naar Lida’s kamer te gaan en bij haar te blijven om haar op te passen. Maar men kwam er tegen op. «De hemel beware u... de ziekte is besmettelijk... één ongeluk is voldoende!” zoo sprak men, en ik werd niet bii Lida toegelateu. Zij was geïsoleerd en werd verpleegd door eene liefdezuster. Slechts van tijd tot tijd, en dan nog wel met de grootst mogelijke voorzorgen, mochten wij een oogenblik in hare kamer gaan. Mij schokte dit tot in het diepste mijner ziel en het meest ergerde mij de onophoudelijke aanmaning van dokter Andreïtsch om toch vooral voorzichtig te zijn. De arme Lida kon de ziekte niet doorstaan en stierf na een lijden van tien dagen. Toen men mij kwam zeggen «dat het afgeloopen was,” wierp ik mij van wanhoop op den grond en schreide bittere tranen. Ik was ontroostbaar. En wie ook zou mij troosten, daar wij allen door de smart als vernietigd waren. De begrafenis had plaats met al de pracht, die onze ruimere middelen toelieten. Alle vreugde was nu vau mij geweken; de blos van mgue wangen verdween j ik werd stil en afge.
trokken en langzaam in mijne bewegingen. Soms zat ik uren lang in gepeins verzonken. Het denkbeeld dat ik schuldig was aan Lida’s dood verliet mij niet en belette mij den slaap. Allen waren oprecht bed, oefd, maar mij had het onheil zdö aaugegrepen, dat men zich ernstig bezorgd maakte over mijne gezondheid, zoodat er reeds sprake was van een buitenlandsoh reisje, uitsluitend ten doel hebbende mij eenige afleiding te verschaffen. Ik ga nu over tot het belangrijkste en afschuwelijkste gedeelte van mijn verhaal, Maar door alles wat ik sedert beb doorleefd, is mijn hart voldoende gestaald en mijn verstand groot genoeg geworden, om na alles rustig te kunnen vertellen, als ware het eene geschiedenis die niet mij maar een ander betrof. Dat zij, die mij het naast stonden, de hoofdpersonen in deze geschiedenis zijn, zou mij misschien kunnen verhinderen onpartijdig te wezen; maar voor deze personen is mijn hart reeds lang gesloten, en op andere wezens, wier bestaan ik destijds zelfs niet vermoedde, heb ik mijne genegenheid overgedragen. Niets belet mij dus volkomen onpartijdig te zijn, wanneer ik nu ga spreken van de grootste smart, die ik in mijn Lven ondervonden heb ” De nachtwaker kondigde twaalf uur aan en Marie vond het goed wat te gaan slapen want den volgenden morgen moest zij om zeven uur op, daar om acht uur de school begon. Het was wel onaangenaam, maar: plicht bovenal 1 Morgeu zou zij hoofdpijn hebben als zij te lang wakker bleef En toch, met iedere bladzijde van deze zielkundige schets groeide hare belangstelling aan. Al geleek ook de geschiedenis, door Claudia Antonowna verteld, in niets op de hare, toch was het haar of zij de geschiedenis las van haar eigen hart — niet van haren levensloop, die geheel anders was — maar van haar hart, dat hier een ander hart had gevonden, aan het hare verwant. Marie kon den wensch niet weerstaan verder te lezen, op gevaar
af morgen met hoofdpijn te zijn gekweld. Eigen lijk had zij ook nog geen slaap. De indruk van ; het gelezeue, het beeld van de ongelukkige Lida, 1 die van de wereld afsebei ( moest nemen op het- i zelfde oogenblik waarop zij haar geluk zou bereiken, 1 het bleeke gelaat van de bedrukte en aan ge- 1 wetenswroeging overgegevene Claudia, de goede < grootmoeder, met de roode, ronde brilleglazen op i den neus het Evangelie lezende, de vorst met zijne i conventioneele droefheid, al deze personen verdrongen elk ander in hare verbeelding, beletten haren geest tot rust te komen en verdreven den slaap uit hare oogen. En dan — waarin mocht i wel die smart bestaan hebben, de grootste, die Claudia in haar leven ondervonden had P En wie van hare naaste betrekkingen hadden haar die beiokkend ? Op deze brandende vragen wenschte zij terstond het antwoord te vernemen. Zij las i dus voort : »W ij namen, natuurlijk, allen den zwaren rouw i aan Grootmama bemoeide zich, ondanks hare ! smart, ijverig met de confectie der toiletten en zei dat zwart, vooral een sluier van krip, bijzonder i goed bij mijn gelaat zou passen. Maar ik stelde : in dit vraagstuk geen belang. Zes weken waren sedert ons smartelijk verlies voorbijgegaan. Wij waren naar de kerk geweest, waar een zielmis voor Lida gelezen werd Dien dag waren wij nog bedroefder dan anders, eu na terugkomst uit de kerk vertoefde ik geruimen tijd in mijne kamer, om aan mijne tranen den vrijen loop te lafen. De vorst ontbeet bij ons en het kwam mij voor dat hij met bijzondere opmerkzaamheid naar mij keek. Mijn gelaat droeg nog de sporen van mijne tranen en ik dacht dat dit zijne aandacht trok Dit hinderde mij, want ik heb niet gaarne dat men het bemerkt, als ik geweend heb. Gedurende het gesprek deelde hij, als terloop mede dat hij, naar alle waarschijnlijkheid, een nieuwe bestemming zou krijgen, die hem naar S
Petersburg terug riep. Papa en mama slaakten bijna gelijktijdig een zucht en de vorst keek mij weder lang en opmerkzaam aan. Na het ontbijt ging hij met papa in diens kamer. Zij bleven daar vrij ang en toen papa in het salon, waar wij zaten, lerugkeerde, zag hij er eenigszins opgewonden uit, ioch eer van vreugde dan van smart. Hij verzocht mama in zijne kamer te komen en beide verdwenen. «Weet je waarover zij spreken?” vroeg grootmama. 9 «Hoe zou ik dat weten?”” zei ik; » )bet interesseert mij ook niet.” ” »En vermoedt je niets?” « «Volstrekt niets,” ” «O, jij, naif kind !” Meer zeide grootmama niet, waarschijnlijk omdat ik mij niet nieuwsgierig toonde. De vorst vertrok spoedig na hartelijk van ons afscheid te hebben genomen; papa geleidde hem tot in de vestibule en glimlachte al dien tijd. Ik begreep niet hoe men op dien dag, aan de nagedachtenis van Lida gewijd, kon glimlachen en over zaken spreken. Op dat oogenblik voelde ik in mijn gemoed een soort van wrevel tegen mijne ouders. Toen de vorst vertrokken was, kwam papa bij mij zitten, sloeg den arm om mijn middel en verzocht mij de zaal met hem op en neer te wandelen. «Mijn lieve, kleine Clawa,” zei hij, toen wij door de zaal gingen, «ik moet je iets zeer belangrijks mededeelen, waarin wij, natuurlijk, de beslissing aan n overlaten. Je kent de grondbeginselen van mij en mama en weet dus dat we je nooit onzen wil zullen opdringen. Intussehen heb ik een vast vertrouwen op je verstand. Laat mij je nu de zaak blootleggen, lieve Clawa. Je weet dat de vorst . . . zoo te zeggen tot onze familie behoort en ons allen hartelijk genegen is. Het zal
hem moeilijk vallen van ons te scheiden. God heeft hem en ons zwaar beproefd en wij moeten ons aan Hem onderwerpen, De Torst heeft mij en mama reeds zijne voornemens medegedeeld en wenscht heden avond met u te spreken, Hij wil je ten huwelijk vragen.” Ik ben niet in staat den indruk te beschrijven, dien deze woorden op mij maakten. Verwondering, schrik, verachting, verontwaardiging bestormden mijn hart en ik was met in staat een woord uit te brengen. Ik bleef stilstaan en moet mijn vader zeker vreemd hebben aangekeken, want hij achtte het noodig de hand geruststellend op mijn schouder te leggen. Hij scheen in mijn gemoedsgesteldheid niets anders te zien dan de natuurlijke verwarring van een meisje, wie men van een huwelijksvoorstel spreekt. «Je begrijpt, kindlief,” vervolgde hij, dat het huwelijk eerst een jaar na Lida’s dood kan plaats hebben; dit zijn wij aan hare nagedachtenis verschuld gd. De vorst is een zeer goede partij voor mijne dochter. Hij heeft uitmuntende relatiën te St. Petersburg en schitterende vooruitzichten. Vermogen bezit hij wel niet, maar dat is niets. Je weet dat wij Lida omstreeks tweehonderdduizend roebels wilden medegeven en voor u hebben we onze bezitting bij Rjazan, die evenveel waard is, bestemd. Je bent nu onze eenige erfgename en das goed bezorgd voor de toekom t Denk over dit alles eens na, mijn kind.” Papa kuste mij op het voorhoofd en liet mij alleen. Zwijgend ging ik naar mijne kamer en vermeed daarbij met opzet het salon, opdat mama noch grootmama mij zou ten zien. Ik weende niet brak niets aan stukken, wierp mij niet op mijn bed noch verscheurde mijn kussen. Al deze middelen waren te nietig om uit te drukken wat ik gevoelde. (Wordt vervolgd.)
"Een Generaalsdochter". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326016:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/01/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326016:mpeg21:p00001
ileclamcs betreffende de bezorging dezer ( ouranl,
gelieve men t jdig op te geven aan ons bureau, Groote $larkt 35.
Veranderingen in ïdvertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326016:mpeg21:p00001
Dinsdag nactu is ue geneeie laau vau uc arbeiders-vertegenwoordiging te Petersburg, bestaande uit 22 man, gevangen genomen. Documenten en brieven werden in beslag genomen. Vastgesteld is dat de raad bestond uit revolutionairen die niet behoorden tot den arbeidersstand. Hij hield zich bezig — volgens de officieele mededeeling — met het terroriseeren van werklieden, voor een doel, dat niets uitstaande heeft met de werklieden-zaak. In officieele kringen wordt gemeend dat de uitbreiding van de revolutionaire organisaties, na het gevangen nemen van den raad en het beslag op de stukken, zeer bemoeilijkt is. De regeering, steeds uit op bet nemen van represaille-maatregelen, gaat voort met het doen van arrestaties. De Novosti deelt mede, dat te Petersburg twee studenten zeven matrozen en een leerling van de militaire school zijn gevangen genomen. Ten huize der studenten hadden dikwijls vergaderingen plaats van soldaten, welke zelfs we! eens door officieren werden bijgewoond. Vele artisten en werklieden werden gevangen genomen na huiszoeking. Dit zelfde blad vertelt dat een bataljon matrozen, naar het eiland Oesel gezonden om den opstand te bedwingen, geland is op Abo, waar het omsingeld werd door een bende revolutionairen. De matrozen hebben gebrek aan levensmiddelen en verkeeren in hachelijken toestand. Het garnizoen van het eilandje is eveneens in gevaar, omdat het te zwak is een aanval af te slaan. Over de stemming op het platte land schrijft een grondbezitter je Nisjegorod een belangrijken brief in de Nasja Sjin, waaraan het volgende ontleend is. De schrijver is een aanhanger van de constitutoneel-democratische partij. »Dezer dagen hebben wij in ons stadje een vergadering belegd. Vertegenwoordigers van zestien dorpen en enkele mtellectueelen verschenen. Eerst ging het moeilijk Het weuerzijdsche vertrouwen was nog te klem. Doch later werden de debatten levendiger. De vertegenwoordigers der dorpen , bewerkt door de socialistische propaganda, betoogden steeds dat het land den landeigenaars atgenomen moest worden, zonder schadevergoeding. Zij gedroegen zich echter volkomen onverschillig tegenover het denkbeeld van een republiek. wenschten veeleer een monarchie met een ryksdoema. In den laatsten tijd heb ik zeer
vele boeren gesproken en kan met zekerheid zeggen, dat de republikeinen onder hen ten hoogste één procent sterk zijn. Merkwaardig is het, dat de weinige republikeinen, die ik gezien heb, bijna allen soldaten waren, uit Mandsjoerije teruggekeerd. De landquaestie neemt de geheele aandacht van de boeren in beslag en de Doema, als zoodanig, interesseert hen maar weinig. De boeren willen land hebben. De hoop was gevestigd op de overheid. Deputaties werden gezonden, doch mets hielp. Thans heeft men gepoogd door eigenmachtig optreden, land te krijgen doch ook dat hielp niet. Thans wenden de blikken zich onwillekeurig naar de Doema; zij zal bijeenkomen en het land verdeden. Zoolang men met de boeren over het land spreekt, voelt men dat zij gelijk hebben en dat de autoriteiten hun onrecht deden. Werd er echter over andere onderwerpen beraadslaagd, dan wisten zij van toeten noch blazen.” Het aantal arrestatiën — het gaat nog steeds crescendo — is in Petersburg zoo groot, dat in de gevangenissen geen plaats meer is. iets dat met het oog op de localiteit — men denke aan Sleutelburg, Petrus en Paulus enz. — wel wat wil zeggen. Men is er nu reeds toe overgegaan verschillende gebouwen, aan de Kroon toebehoorende, tot gevangenissen in te richten.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326016:mpeg21:p00001
De Engelsche pers verwelkomt Fallières hartelijk als een waardig opvolger van Loubet, die zonder Caesaristisehe, Napoleontische of zelfs Rooseveltsche ambitie zal helpen bestendigen het glansrijke streven naar inwendige rust, en vrede naar alle zijden, waardoor de positie dezer natie te midden der wereidmogendheden gedurende de laatste jaren zoo zeer versterkt is. De bladen bevelen overigens in Fallières bijzondere aandicht en welwillendheid de sentente cordiale” aan van welker invloed zij een demonstratie beloven gedurendejde Marrokkaansche conferentie te Algeciras. De Fratikf Ztg. acht het in de tegenwoordige omstandigheden in het bijzonder belangrijk, dat een oprecht vriend van den vrede tot President is verkozen. De Italiaansche Tnbuna noemt de verkiezing eveneens een waarborg voor den vrede op dit gewichtige oogenblik nu de diplomaten te Algeciras een ktesche en netelige quaestie bespreken. In gelijken zin spreken ook de Ametikaansche bladen. De Spaansche Imparcial zegt: »Wij hopen, dat het den nieuwen President gelukt, de internationale moeilijkheden te bezweren, zoodat de heer Fallières aan het eii d van zijn mandaat zeggen kan, dat geen druppel bloed gevloeid, en de arbeid, die Frankrijk rijk en geacht maakt, ongestoord gebleven is.” De Republiek is — zegt de Malin met een zucht — de Republiek is oud geworden en schuwt, als alle oude meuschen, verandering. Haar, achtste President moest dus zooveel mogelijk op haar zevenden President gelijken, die een goed republikein en een braaf man was; die het presidentschap beschouwt als de bekroning van zijn loopbaan, die bovenal rust en vrede wil bewaren.
«Wat de kracht van den heer Fallières uitmaakt”, zoo schreef Clemenceau dezer dagen in l'Aurare, sis zijn republikeinsch gezond verstand, waardoor hij vanzelf het vertrouwen zijner geheele partij verwierf. Hij is niet de verpersoonlijking eener kliek, die tegen eiken prijs aan ’t gezag wil komen.” In een tweede artikel schrijft hg dat de uitslag zijn verwachtingen overtreft en besluit met de opmerking: sik twijfel niet of de vertegenwoordigers der beschaafde wereld, die op de diplomatentribune tegenwoordig waren, zullen een gunstigen indruk gekregen hebben van deze treffende les: de regeering van het volk door het volk in orde en vrede. In den avond waren zij in staat dit geruststellende telegram te sturen naar de vier windstreken: «La Rèpubhque continue”.” De Times acht het den hoogsten lof dien men Fallières geven kan, dat hij een waardig opvolger van Loubet belooft te worden. Dit is een reden waarom men in Frankrijk evenals onder Frankrijks vrienden in heel Europa Fallières hartelijk welkom zal heeten. De Daily Mail oordeelt, dat bovenal een waarlijk conservatieve geest de keus van het congres heeft voorgeschreven. De Daily Chronicle is eveneens zeer tevreden. De Tnbuna merkt op, dat de Fransctie politiek der laatste jaren het element van verrassing verloren heeft. Er gebeuren geen onverwachte dingen meer. Geen enkel land schijnt zich zoodanig gevrijwaard te hebben tegen paniek en zenuwachtigheid. De nieuw gekozen President is het achtste hoold van de derde Fransche Republiek. Zijn voorgangers waren: Thiers, Mac Mahon, Grévy, Carnot, Casimir Périer, Félix Faure en de thans aftredende Emile Loubet. Behalve Jules Grévy (bij zijn eersten termijn van ambtsvervulling) is ^ie Heer Loubet de eenige, die de volle zeven jaren van het Presidentschap heeft uitgediend. Sadi Carnot werd vermoord en Félix Faure overleed plotseling vóór den afloop van zijn tijd. Thiers, Mac Mahon, Casimir Périer en Crévy (bij zijn tweede septennaat) namen allen om verschillende redenen tusschentijds hun ontslag. De binnenkort aftredende president der Fransche republiek, de lieer lioubet, verklaarde in een onderhoud met een berichtgever van de Echo de Paris dat hij zich gelukkig acht, nu dat de tijd van zijne regeering ten einde loopt. Hij beklaagde zich ten zeerste over den laster en de verdachtmaking waaraan hij zoo dikwerf had blootgestaan zonder de gelegenheid te hebben zich te kunnen verdedigen. Hij koestert jegens niemand wrok, maar hij moet erkennen, dat men het hem in de afgeloopen 7 jaren dikwijls zeer lastig heeft gemaakt. Alleen zijn vaste wil om Frankrijks naam in het buitenland hoog le houden heelt hem staande doen blijven. En zijn pogen is met gunstigen uitslag bekroond. De betrekkingen van Frankiijl; met buitenlandsche mogendheden zijn aanzienlijk verbeterd gedurende de jaren van zijn bewind. De algemeene vergaderingen in comité van de conferentie van Algeciras hebben, evenals die welke de conferentie in den namiddag zal houden, ten doel, overeenstem' ming te bewerken. Het verslag van deze
vergaderingen zal niet in het protocol der confeientie worden opgenomen; de gedachtenwisselingen hebben officieus plaats. Officieel bfijft van de woorden der gedelegeerden niets over; dit, maakt het mogelijk, practischer tot een overeenstemming te komen in de officieele zittingen. De quaestie van den smokkelhandel in wapenen werd gisteren door Frankrijk ter sprake gebracht. De gouverneurs van Algiers deden de noodzakelijkheid uitkomen van het onderdrukken van dien smokkelhandel in Marokko. De in comité vereenigde zitting der conferentie nam het tegengaan van den smokkelhandel in wapenen ter har.d. Zij onderzocht de quaestie van het verbod en de stiaflen tegen overtreders, alsmede het toezicht op contrabande in de havens. Vijf rapporteurs zijn belast met het uitwerken van een ontwerp-artikel, waarop de conferentie in haar eerstvolgende officieele, algemeene zitting een besluit zal nemen. Rapporteurs zijn Sidi en Mokri, Perez Caballero, Tattenbach, Malmussi en Regnault. De markies Costa de Beauregard, lid van de Academie Franyaise, heeft een ontwerp uitgewerkt, dat ten doel heeft aan de katholieke geestelijkheid in Frankrijk geldmiddelen te verschaffen ter vervanging van de met 1 Januari j.l, ingetrokken staatsuitkeering. Hij wilde daartoe geraken door vrijwillige betaling van een «centime du elergé». Elk kind zal daarvoor iedere maand, ieder onvermogende elke week, ieder meergegoede eiken dag één centime bijdragen — en ook grootere zullen welkom zijD. Het geld wordt door plaatselijke commissies onder geestelijke leiding geïnd, maar zal afgescheiden blijven van de eigenlijke kerkelijke vereenigingen, die volgens de genoemde wet moeten worden gevormd om de kerkgebouwen enz. over te nemen en dus buiten de bepalingen dezer wet vallen. De gelden worden in een bank te Parijs bewaard en niet belegd. Zij dienen als kas waaruit de bisschoppen jaarlijks naar gelang van de behoefte in hun gemeenten, volgens een reglement, zullen kunnen putten en, zoo het kan, arme gemeenten helpen. De ontwerper gelooft, dat zoodoende wel jaarlijks de ongeveer 36 millioen, die vroeger uit de staatskas aan de katholieke kerk werden toegelegd, zullen inkomen en acht dit middel geschikt on de pastoors niet afhankelijk te maken van enkele gegoeden in de kleine gemeenten en den band tusschen de katholieken en hun herders te versterken. De aartsbisschop van Parijs, kardinaal Ricbard, heeft aan het plan zijn goedkeuring gehecht, dat eerlang aan een vergadering van bisschoppen zal worden voorgelegd. Met eiken dag neemt »le overwinning der liberale partij over geheel Engeland toe in omvang. Het beeld van de sliberal tide that flows” wordt zoo geleidelijk tot een gemeenplaats voor alle bladen. En het blijkt steeds meer, dat deze liberale triomf niet bevochten is in parlementair debat, maar in stilte voorbereid in de harten Tan hetmeerendeel der Engelsche kiezers. Dat is zoo j,;ist gezegd in het maandoverzicht van William M. Stead in de «Review of Reviews:” «Al de redevoerderij van de laatste dagen 1—J l/nnnon Ki ïi imn uionnoor Hit
in een verkiezingscampagne niet wat wonderlijk had gestaan. Want de natie had reeds lang haar besluit genomen. Wanneer op den dag zelf, dat mr. Balfour zijn ontslag nam, de stemming had plaats gevonden, zoo ware de uitslag niet anders geweest. Een millioen speeches kunnen niets af of toedoen tot datgeene, waar het om gaat. De groote quaesti is niet voor of tegen Home Rule, voor of tegen protectie. Wat er gebeurd is het veile* van een vonnis — schuldig of onschuldig — over de Unionistische party en haar leiders, naar aanleiding van hun bestuur of wanbestuur van het Rijk gedurende de laatste tien jaren. Vele quaesties zijn ohgetwijfeld aanhangig — van politieken, socialen en religieusen aard. Maar die allen zijn ondergeschikt ten opzichte van die opperste vastberadenheid eener ontzaglijke meerderheid van kiezers — Engelschen Schotten, Ieren en Welshmen — om op de duidelijkste wijze verachting en de verontwaardiging, welke zy gevoelen tegenover een partij, die met zulk een ongeëvenaarde gelegenheid om goed te doen, óf heelemaal Diets deed, öf kwaad deed op reusachtige schaal.” Naar aanleiding van vergaderingen, Woensdag bij wijze van protest te Hamburg, tegen de verandering van het kiesrecht door de socialisten georganiseerd, en die door ongeveer 17,000 personen werden bezocht, hadden ’s nachts ongeregeldheden plaats, waarbij verscheiden pol.lie agenten zwaar werden gekwetst, een aantal ruiten verbrijzeld en verschillende winkels geplunderd Er hadden talrijke arrestaties plaats. Een uur voor het begin van de vergadering der «Bürgerschaft» waren het Raadhuisplein en alle toegangen afgezet. Op het plein stonden bereden troepen, daarbuiten een joelende opdringende menigte. Dadelijk na het begin der parlementsvergadering trachtte de menigte het kordon te verbreken en kwam het tot bloedvergieten. Het hagelde flesschen en steenen op de beambten en de bereden politie was wei genoodzaakt op de menigte in te ryden. Er werd inmiddels overal heftig gevochten, de politie werkte met de blanke sabel en aan beide zijden zijn veel gewonden gevallen. De orde was gisteravond nog niet hersteld, doch de politie bleef meester van het terrein. Men achtte het daarom niet noodig de troepen te hulp te brengeD. Mogen deze ongeregelheden geeD voorspel zijn van hetgeen Zondag te Berlijn en elders te wachten is. De gemeenteraad van Toolonie is door de Fransche regeering ontbonden verklaard, omdat na de jongste verkiezingen een aantal leden hun ontslag l ebben genomen ten gevolge van oneenigheden, zoodat er geen dagelijksch bestuur kon worden gekozen. Er is nu, volgens de bepalingen der gemeentewet voor dergelijk geval, een commissie van vijf ingezetenen benoemd, die de gemeente zal besturen totdat, binnen ten hoogste twee maanden, de nieuwe verkiezingen zullen zijn gehouden. De Temps meldt: Wegens de beleedlgtug door VenezaeU Taigny (den Fraaschen zaakgelastigden) aangedaan heeft Rouvier onmiddellijk aan den zaakgelastigde van Venezuela zijn paspoort gegeven e* hena uitgenoodigd, nog heden Frankrijk te jjverlaten. De beleedigirig bestond hierin dat toen het stoomschip Martinique, op reis van La Guaira naar Colon de havei. van Puerto Cabello wilde
aandoen, ter ontscheping van Taigny, dezen de landing verboden werd. Hij reisde toen door naar Willemstad, waar hij de komst van een Franschen kruiser afwacht om zich naar Fort de France te begeven. De Venezolaansche overheid verwijt Taigny, dat hij te La Guaira geen verlof gevraagd heeft om aan boord van het stoomschip te gaan, gelijk het havenreglement voorschrijft. Graaf v. Götzen, gouverneur van Duitach Oost-Afrika, seint uit Dar es-Sataam: >Majoor v. Schleinitz versloeg op 31 Dec. bij Mgoda ten Z. W. van Morogoro 400 met geweren gewapende opstandelingen. De vijand vluchtte naar de Linuije-bergen, waar hij door de Duitsche troepen vervolgd werd. Het is niet waarschijnlijk, dat in deze streken weer spoedig groote benden zullen optreden. De bevolking toont zich geneigd tot onderwerping, maar de hoofden blijven volharden in hun verzet. Volgens een part telegram aan het Berl. Tagebl. hebben honderden boeren in Transvaal, nu de overwinning der liberalen in Engeland zekerheid is geworden, hun oorspronkelijk plan om het land te verlaten, opgegeven. Transvaal rekent er op binnen eenige maanden een eigen verantwoordelijke regeering te bekomen. Een uit Rome ontvangen telegram meldt, dat de paus een schrijven heeft ontvangen van prinses Ena van Rodenberg', naar men meent de aanstaande koningin van Spanje met de mededeeling dat haar plan is tot het katholieke geloof over te gaan.
"Akemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/01/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326016:mpeg21:p00001