Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tjdig op te geven aan ons bureau, Groote ïfarkt 55. ___
■ Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001
L)e Petersburgsche correspondent van de Vossische Zeitung schrijft de volgende bijzonderheden over de voorgeschiedenis van den moord op staatsraad Filonof en Poltawa gepleegd en over de vervolging tegen den klein-Russischen dichter Korolenko te dezer zake ingesteld. In het dorp Sorotsjinetz van het gouvernement Poltawa had een botsing plaats gehad tusschen boeren en een sotnie kozakken, waarbij de onderdistrictschef Barabasj met nog twiDtig anderen werden gedood. Door den gouverneur prins Oeroessof werd tot bestraffing van deze zaak staatsraad Filonof naar Sorotsjinetz gezonden. Het gedrag van dezen gezaghebber schilderde Korolenko in een open brief, afgedrukt in de Poltawsjtsjina en in de Ktjewski Otkliki als volgt: »In het vlek Sorotsjimetz waren reeds lang geen teekenen meer die wezen op verzet. De inwoners waren door het ongeluk terneergedrukt; ze begrepen dat het recht zijn loop moest hebben, en een rechter van instructie die volgens de wet te werk ging zou volstrekt geen tegenwerking hebben ontmoet. Zelfs wanneer hg met Kozakken gekomen was zou men geweten hebben dat deze tot bescherming moesten dienen van hemzelf en zijn wettige handelingen, en niet tot bestraffing van mensehen die nog niet gerechtelijk vervolgd waren, niet tot daden van geweld, die door de wet worden gestraft. «Doch naar Sorotsjinetz werd geen rechter van instructie gezonden, maar gij, heer Staatsraad Filonof (eerste raad van het gouvernementsbestuur), u treft de verantwoordelijkheid daarvoor, dat de tot uw beschikking gestelde troepen, inplaats van voor de wet te waken, werden tot wetsovertreders, vervolgers en gewelddaders ... »Gij zijt van den aanvang af in Sorotsjinets opgetreden als in een veroverd land. Gij hebt bevel gegeven een vergadering bijeen te brengen en verklaard dit, wanneer die niet bijeenkwam, ge in het dorp geen steen op den anderen zoudt laten. Het is niet te verwonderen, dat de kozakken na dit bevel de inwoners op hun eigen manier begonnen bijeen te brengen. Is het te verwonderen, dat men thans onder vermelding van een geheele reeks van afpersingen en gewelddadigheden vertelt, dat ze gepleegd zijn door soldaten die onder uw bevel stonden ? »Waarvoor was die bijeenkomst der gemeente noodig en welke wettelijke instructies
zijt gij in haar tegenwoordigheid begonnen ? ïAllereerst hebt gij de bijeengekomenen bevel gegeven op de knieën te vallen, omsingeldet ze met soldaten, met de blanke wapenen, en liet twee stukken geschut komen. Allen gehoorzaamden en knielden met ontbloot hoofd in de sneeuw ... Eerst na twee uur bemerktet gij, dat onder de knielende memgte twee ridders van St. George waren. Deze werden vrijgelaten. Daarop liet ge ook de voor de militie aangewezenen en de minderjarigen gaan. De overigen hieldt gij vier en een half uur onder bedreiging met den dood in de door u geeischte positie Ge dacht er intusschen niet aan dal onder deze tegen alle wetsvoorschriften in door u gefolterde menigte mensehen konden zijn die hunne onschuldig vermoorde broeders, vaders, en dochters nog niet hadden begraven, mensehen voor wie anderen op de knieën hadden moeten liggen om vergeving te vragen voor hun moorddaden...” Daarna werden verschillende personen bij Filonof ontboden, doch niet om verhoord te worden. ïZoodra een der ondervraagden zijn mond maar open deed om zich te rechtvaardigen, om het bewijs te geven van zijn onschuld, hebt gij hem eigenhandig met de vuist in het gezicht geslagen en hem overgegeven aan de kozakken, die op hunne wijze de mishandelingen voortzetten.” Ten slotte somt Korolenko een aantal namen op van mensehen, die, hoewel geheel onschuldig aan het voorgevallene, halfdood of dood-geslagen werden. In een antwoord, gepubliceerd in de Kijefjalin weersprak Filonof deze beschuldigingen niet, doch wees hij er op dat de verbittering van hem en van de Kozakken verklaard werd uit het gedrag van de bevolking tegen het lijk van Barabasj. dat zonder priesterlijken bijstand geheven en in den stal op den grond geworpen was.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001
De HelgUche Hamer heeft in tweede lezing met 65 tegen 5 stemmen en 42 onthoudingen (de liberalen en de socialisten) het wetsontwerp aangenomen op de belasting van buitenlandsche naamlooze vennootschappen. De voornaamste bepalingen van het ontwerp zijn : de buitenlandsche maatschappijen, die inrichtingen in België hebben, betalen van haar winst bedrijfsbelasting, evenals de Belgische maatschappijen, nl. 2 pet. Belgische maatschappijen, die uitsluitend in ’t buitenland werken, betalen de helft van deze belasting. Buitenlandsche maatschappijen moeten een officieelen vertegenwoordiger, in België woonachtig, opgeven, die vermogend genoeg is, om persoonlijk verantwoordelijk te worden gesteld voor de betaling der bedrijfsbelasting (met inbegrip van opcenten voor provincie en gemeente), üp overtredingen der wet is 50 tot 5000 Irank boete gesteld. Bedrog in de winstopgave wordt gestraft met de verplichting tot betaling van het dubbele bedrag. De wet zal 30 Juni a s. in werking treden, d. w. z. zij zal gelden voor alle balansen, afgesloten na 30 Juni 1906. De regeering beeft beloofd, Dinsdag a, s. in de Kamer Vandervelde gelegenheid te zullen geven tot interpellatie over de be trekkingen tusschen België en den Kongostaat. Ten einde voor de vrouwen het aktief en passief kiesrecht in de Kamers van Arbeid
(Werkrechtersraden) in België te verkrijgen, hebben drie vrouwenvereenigiiisen, la ligue du Droit des Femmes, la Ligue des Femmes chrétiennes en 1’Union des Femmes gezamenlijk een blaadje uitgegeven onder den titel «Een te herstellen Onrecht,” waarin de schrijfster Mme Gilain, duidelijk uiteenzet welk belang de vrouwen hebben bij den werkkring dezer lichamen. Men heeft er lijsten bijgevoegd ter verzameling van handteekeningen op een adres aan de regeering. Het Jaarcongres der vakvereenigingen, te Brussel gehouden op 24 December, heeft met algemeene stemmen voor het kiesrecht der vrouwen voor den Werkrechtersraad verklaard. Tot dit besluit heeft de warme verdediging va. het voorstel door den bekenden socialist-feminist Karei Beerblock veel bijgedragen. Waarschijnlijk onder den indruk van de verregaande deelneming van de katholieke geestelijkheid aan de politieke beweging waaraan ook de Frelburgiche geestelijken bij herhaling hebben medegedaan — schrijft de Köln. Zeit.— heeft de budgetcommissie uit de Tweede Kamer in Baden een besluit genomen, dat een zeer ruime strekking zou kunnen hebben. Ze schrapte de gewone bijdrage van 30.000 mark tot bestrijding van de kosten voor de theologische school en het priesterseminarium te Freiburg, en evenzoo een bedrag van 20.000 mark als buitengewone uitgaaf tot delging van de schuld van die scholen en van het seminariumfonds. Deze uitgaven, zoo was het argument, berusten niet op een rechtsplicht van den Staat. Aansluitend aan deze rechtsopvatting werd ook geschrapt de gewone bijdrage van 6000 mark tot bevordering van de studie der evangelische theologie door beurzen. Waarschijnlijk zal dit besluit in de volledige Kamerzitting aanleiding geven tot heftige debatten tusschen het sbloc” cn het centium. Voor het oogenblik zijn de berichten uit Algeclras weder zeer geruststellend. Tus schen de vertegenwoordigers van Duitschland en Frankrijk, zoo meldt de Aorddeutsche Allgemeine Zeitung, zijn de onderhandelingen over de politie-regeling weder opgenomen. En het blad — dat een scherpe philippica — hoopt, dat die besprekingen niet weder door onnoodige dagbladpolemieken zullen verstoord worden. Algemeen verwacht men, zegt de Standard, dat Amerika als bemiddelaar zal optreden. White, de gedelegeerden der Vereenigde Staten, verklaart, dat hij vol vertrouwen het resultaat der conferentie tegemoet ziet; maar daartoe behoort geduld, niet alleen bij de regeeringen en haar gedelegeerden, maar ook bij de pers en vooral geen berichten, die onjuist of halfjuist zijn en daardoor tot verwarring aanleiding geven. White verklaarde: niet te willen ingrijpen voordat hij volkomen zeker is, dat de belangen der beide landen te vereenigen zijn. Reeds nu worden bemiddelingsvoorstellen gedaan, volgens het Berl. Tageblatt. Frankrijk eisclit niet meer de geheele politie-regeling voor zich alleen, maar wil Spanje doen opdragen de pohtie-organisatie in enkele gedeelten, Duitschland in Magador, de haven aan den Atlantischen Oceaan ; in andere havenplaatsen en aan de Algerijnsche grens zou de politie dan onder Fransch beheer komen. De Duitsche regeering zou zich met dit denkbeeld kunnen vereenigen, en Engeland zou er zijn toestemming
aan gegeven hebben. Duitschland zou ook het recht krijgen in Magador een kolenstation aan te leggen, wat door geen der andere mogendheden als een bedreiging hunner belangen zou worden opgevat. Wellicht zou dit voorstel in dezen vorm de goedkeuring van Frankrijk kunnen verwerven; — het bevat slechts iets meer dan gisteren in het Havasbericht gemeld werd, maar dat weinige is voor Duitschland van het hoogste belang, want het geeft dit land een haven en een kolenstation aan den Atlantischen Oceaan ... De Johannesburgsche Times-correspondent wijdt een uitvoerig telegram aan de Statalsche naturellen-onluaien. Hij beweert, dat de naturellen reeds lang een zekere tuchteloosheid hadden getoond en dat zij tegenover de regeering en de blanken een houding hebben aangematigd, welke in verband met het noodzakelijke Britsche prestige niet kan worden geduld. Het gebeurde is n.l. slechts een voorbode van wat zich elders in Natal zou kunnen herhalen. ïVan alle kanten* — zoo vervolgt de correspondent — «ontvangen wij van goedgezinde naturellen waarschuwingen, dat er iets broeit; ofschoon men het er algemeen over eens is, dat de Kaffers niet met de blanken in conflict wenschen te komen vóór April of Mei, d. w. z., na het binnenhalen van den oogst. Ik beschouw een Kaffer opstand niet met overdreven angst; maar, hoe plaatselijk de beweging ook zij, zij brengt altijd twee dingen mee: in den beginne een vermoording van blanken en een slachting van naturellen tot besluit. Ik heb reden om aan te nemen, dat lord Selborne een voorstander is van een krachtige politiek, welke steun zou vinden bij de groote meerderheid der Natalsche bevolking.” Het bovenstaande werd door den correspondent geseind, nog voor bekend was geworden, dat de Natalsche commissaris voor de naturellen een conferentie had gehouden met de drie Kafferhoofden te Midilovo, van welke ontmoeting een verbetering in de toestanden wordt verwacht.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001
De inhoud van sChantecler”, het stuk waaraan Rostand reeds zoo lang werkt, schijnt de volgende te zijn: Een zeer trotsche haan, die meent dat de zon niet kan opgaan als hij met gekraaid heeft, wordt verliefd op een parelhoen. Verliefde hanen nu kunnen, naar het schijnt, niet kraaien. En zoo gaat de zon op een mooien dag toch op zonder dat de haan gekraaid heeft: vrouwenlist heeft de onmacht den ijdelen praalhans aan het licht gebracht. Dat het stuk nog steeds niet wordt gespeeld, schijnt o. a. te liggen aan de mooilijkheid, mensehen te laten optreden in de gedaante van volgens: Coquelin als een haan, een actrice als een kippetje — de proefneming is gevaarlijk! Maar men denkt, dat het er het volgend seizoen toch van komen zal. Dezer dagen heeft zich een Bilderdijkcommissie gevormd; zij bestaat thans uit 42 leden, doch is nog niet voltallig en wacht dus met het publiceeren der namen. Secretaris is de heer A. T. A. Heyting te Naarden, die in een rondschrijven opwekt tot deelneming.
De Fransche teekenaar Grand Cartaret had onder den titel »L«t7” een album met spotprenten op den Duitschen Keizer gepubliceerd. Deze uitgave was in Duitschland verboden; tal van exemplaren waren dan ook door de politie in beslag genomen. Op persoonlijken last van den Keizer, is de order tot confiscatie van Lui! ingetrokken. Het mag nu vrij circuleeren in Duitschland.
"Wetenschappen en Kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001
VU'b ytiöbOl Gït) J, De MINISTER VAN WATERSTAAT weerspreekt de meemng, dat de toestand bij posterijen en telegrafie zóó slecht zou zijn als wel zou kunnen worden afgeleid u’t de talrijke grieven en wenschen, hier in de Kamergeuit. Bij bestaande vacatures zijn er dan ook steeds zeer talrijke candidaten. In de positie van ambtenaren en beambten is dan ook in de laatste jaren aanmerkelijke verbetering gebracht. De Minister somde de aangebrachte verbeteringen op, ten betooge dat voor verlichting van dienst voor betere promotie en opleiding voor meerdere bezoldiging reeds veel is gedaan. Wat door den tegenwoordigen directeurgeneraal is gedaan, verdient dan ook meer waardeering dan waarvan gisteren in de Kamer is gebleken. De uitgaven, voor de lagere beambten vooral, zijn belangrijk gestegen. Maar moet met de salarisverhooging voor ’t lagere personeel nu aanstonds gepaard gaan verhooging van tractement voor de hoogere beambten ? Die vraag beantwoordt de Minister vooralsnog ontkennend. Een andere classificatie voor de kantoren is in bewerking, waardoor een betere regeling zal worden getroffen ten aanzien van het aan het hoofd plaatsen van kantoren, van klerken en commiezen. Een aantal openvallende kantoren zullen voor de klerken — die door het Kon. besluit van 1894 werden getroffen — daardoor beschikbaar komen, zonder dat de belangen van de commiezen worden geschaad. De Minister stelt prijs op de voorlichting van de vakvereenigingen, welke voorlichting hij acht in ’t belang van het personeel en den dienst. Maar waar niet allen in de vakvereenigmg verbonden zijn, wordt reeds geruimen tijd een groepsvertegenwoordiging voorbereid. Een commissie van onderzoek naar straffen is nimmer geweigerd. De telegrambestelling door jongens voldoet goed. Die jongens kunnen op 21-jarigen leeftijd voor plaatsing als besteller in aanmerking komen. Of dan opnieuw herkeuring noodig is, zal de Minister nog eens overwegen. De aanstelling van de jongens geschiedde om bij de telegrafie te bezuinigen. Samenstelling van het korps klerken en commiezen is aan groote bezwaren onderhevig. Het zijn groepen, geheel verschillend opgeleid. Traktementsverhcoging voor instrumentmakers zou wanverhoudingen scheppen ten aanzien van andere categorieën van personeel. De grieven inzake het gebrek aan stabiliteit bij de oproeping voor de examens en de examen-ei chen onderschrijft de Minister. Inderdaad waren er plannen tot stichting van een tweede postgehouw te Amsterdam op het Oude Beursterrein, De Minister deinsde
voor de aanzienlijke kosten terug en heeft nu een commissie benoemd met het Kamerlid Hubrecht als voorzitter, welke in geheel algemeenen zin zal onderzoeken hoe in de naaste toekomst in post- en lelegraafverkeer te Amsterdam is te voorzien. Maatregelen zijn genomen om af te schaffen de bepaling voor het lagere personeel, dat de ziektetyd niet meetelt voor verhooging en pensioen. De commiezen van de telegrafie zijn volstrekt niet achtergesteld bij hun collega's van de post. De bezwaren tegen het in dienst houden van gehuwde vrouwen zijn zoo overwegend, dat de Minister nog geen vrijheid heeft gevonden het desbetreffend Kon. besluit in te trekken. In studie is hoe de vrouwelijke arbeid in het buitenland is geregeld. Blijkt de werktijd voor de telefonisten te lang, dan zal de Minister daarin verandering brengen, zoomede in den werktijd van de directeuren der kleine kantoren, waarnaar een onderzoek aan den dir.-gen. zal worden opgedragen. Trouwens zij krijgen reeds dikwijls hulp. Conducteurs-plaatsvervangers zullen eenige vergoeding krijgen. Stappen in die richting worden voorbereid. Bij extra-dienst op Nieuwjaar en St.-Nic. krijgt het personeel gratis voedsel en dranken. Overwogen kan worden of daarvoor eenige vergoeding in de plaats is gesteld. Achterstelling van de adsistenten bij de nieuwe tractementsregeling heeft niet plaats gehad. Inschuiving van buitenstanders in hooge betrekkingen keurt de Minister ook in het algemeen af. Maar voor enkele gevallen moet de gelegenheid openblijven. Op de positie van de postboden ten plattenlande zal worden gelet. Het verstrekken van Rijkswoningen — op een duizendtal plaatsen — levert onoverkomelijke bezwaren op. Het hoofdbestuur streeft reeds en gaat voort op dien weg, om een betere werkverdeeling te scheppen voor klerken en commiezen , waarbij aan laatstgenoemden, in verband met hun betere bezoldiging, de belangrijkste diensten worden opgedragen. Het aanwezig zijn van overcompleet-personeel op de groote kantoren heeft bezwaren. Het zou veel geld vorderen en de ruimte is niet overal aanwezig. Andere ter sprake gebrachte grieven en wer.sehen zullen worden onderzocht. Nadat verschillende replieken waren gehouden, betoogde de heer LOHMAN nog, dat het hem genoegen deed dat de Minister zich bij het nemen van maatregelen in de eerste plaats zal laten leiden door de belangen van den dienst. Evenzeer deed het hem genoegen dat de Minister een groepsvertegenwoordiging voorbereidt. Immers, een vakvereemging in
VUUI UCI CIUI. 1U1UJCIO) CGU vanvti^ingiug, ii_i het stelsel der ambtenaarswereld acht spr. een dwaasheid. De vakvereenigingen onder de arbeiders zijn tot stand gekomen om bijzondere belangen voor te staan, belangen tegenovergesteld aan die van de patroons. Zulk een verhouding bestaat en mag in de ambtenaarswereld met bestaan. De ambtenaren staan niet tegenover den Staat, als de arbeiders tegenover de patroons. De bekende circulaire over het vakverenigingsleven was dan ook volstrekt niet slecht De persoonlijke vrijheid van de ambtenaren worden door den dir.-gen. volkomen geeerbiedigd. De heer KETELAAR bestreed het betoog van den heer Lohman. De vak- of ambtenaarsvereenigingen ondermijnen het gezag niet. De belangen van het personeel voorstaande, behartigen de vereenigingen ook het staatsen dienstbelang. De belangen loopen samen. De vereenigingen geven onpartijdige voorlichting van waarde voor de chefs en den Minister, en blijven dus noodig, ook bij de instelling van de groepsvertegenwoordiging, die van boven af is ontstaan. In de vakvereenigingen kunnen alle ambte naren vereenigd zijn en wanneer dit niet ’t geval is, dan ligt daarvan de schuld bij Patrimonium en den R. K. Volksbond. Zich in hoofdzaak bij dit betoog aansluitende noemde de heer TAK de groepsverlegenwoordigingen niets anders dan min of meer vrij gelaten instrumenten van degenen, die boven de ambtenaren zijn geplaatst. De ambtenaren zijn in vereenigingen verbonden sterk in overleg en voorbereiding. Daarom zullen de vereenigingen noodig blijven om tegen den verkeerden invloed der groepsvertegenwoordiging te waken. De heer TALMA betoogde, dat de vakvereeniging niets anders is dan een strijdvereeniging als zoodanig onbestaanbaar in de ambtenaarswereld, omdat hier van onderhandelingen met den Staat geen sprake kan zijn. De ambtenaren moeten in staat gesteld worden inlichtingen te verstrekken over arbeids voorwaarden en over de belangen van den dienst. Daarvoor is de groepsvertegenwoordiging, het aangewezen lichaam. Tot die groepsvertegenwoordiging, tot het kiezen van een
kern, werken allen mede. Ook daarom stelt spr. een groepsvertegenwoordiging boven, een vakvereeniging. In dit betoog van den heer Talma zag de heer TROELSTRA een voortzetting van de reactie tegen de vakvereenigingen door de vorige Regeering op touw gezet. Hij waarschuwde daarvoor de Regeering. De MINISTER zette nog eens uiteen dat bij opgelegde straffen nooit een Commissie van ondprzoek is geweigerd. Waar het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie zich bereid heeft verklaard te besturen van de vakvereenigingen te ontvangen, daar zal de DirecteurGeneraal zich er niet aan kunnen onttrekken. Opnieuw verzekerde de Minister, dat hij in in ’t algemeen is tegen het tusschenschuiven van militairen in hoogere rangen. Het postdebat is daarna gesloten. Aan de orde was daarna het wetsontwerp betrekkelijk de Velserpont, waarbij de heer PASSTOORS beaamde, dat de opruiming van de brug over het Noordzee kanaal noodzakelijk is, maar betoogde dat die opruiming alleen dan mag plaats hebben, wanneer er een behoorlijke verbinding tusschen de oevers is tot
stand gebracht. Dat de stoompont te Velsen die behoorlijke verbinding is of zou kunnen worden, betwistte spreker met een beroep op de lijdensgeschiedenis en sukkelpartij met de pont. Daaraan moet een einde komen. De Minister kome nog dit jaar met een plan voor een deugdelijk verkeersmiddel vooral voor het landverkeer. De heer VAN FOREEST constateerde, dat de Minister erkent, dat de pont niet deugt. De brug werkt belemmerend voor het scheepvaart verkeer en moet dus ook weg. Daarom voldoe de Minister aan het verzoek van den heer Passtoors om spoedig met een afdoend plan te komen. Tot zoolang kan de pont dan nog dienst doen. De heer ELAND geelt het denkbeeld van hangponten in overweging, waarbij aanvaringen uitgesloten zijn en dat ook met het oog op de defensiebelangen aanbeveling verdient. De heer PLATE komt op tegen de mislukte pogingen in de M. v. A. om de schuld van al het gehaspel van de schouders der ambtenaren, op die der bouwmeesters af te wentelen. De heer LIEFTINCK wil, noch kan het blijven van de tegenwoordige brug verdedigen, die thans reeds zoozeer beschadigd is. Wie moet trouwens die schade van 15000 gulden betalen ? De vrije vaart moet in ’t belang van Amsterdam onbelemmerd zijn, maar NoordHolland mag evenmin een overpontsch eiland worden. Laat de minister de brug afbreken en de ponten zoo spoedig mogelijk opruimen om een zoo hooge brug te bouwen, dat alle wenschen bevredigd kunnen worden. De heer LELY verdedigde den weg door den minister aangegeven en de brug weg te breken en dan een tweede pont in dienst te stellen. De heer SCHAPER, hoewel vroeger voor het behoud van de brug, verklaarde na de openhartige verklaring van den minister in de stukken thans te zullen stemmen voor de brugopruiming. Heden voortzetting.
"Tweede Kamer.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001
SPORTROMAN DOOB W. MEIJER—FÖRSTER 5 Trouwens ze was ook niet meer de «kleine” Marie. Ze was een groot meisje van zeven jaar dat school ging, vriendinnetjes had, zelfs al leerde breien en wier eenige speelgenoot hij dus niet meer was. Zoo werden ze van elkaar gescheiden. ....Of hij zich dien dag nog herinnerde! Zelfs nu nog, nu dat die vreeselijke tijd ver achter hem lag, gebeurde het dat hij’s nachts uit een angstigen droom wakker schrikte. In zijn slaap kwamen die ellendige herinneringen telkens en telkens weer. De groote, donkere slaapzaal , het kleine arrestlokaal, waarin hij keer op keer werd opgesloten, de brutale kracht der oudere kameraden die hem neersloegen, mishandelden, vervolgden, valsch betichtten ! Dan het kerstfeest toen alle tweehonderd cadetten verlof kregen, alleen hij niet! Hoe hij over de muur klauterde, van twintig voet hoog naar beneden sprong en wegstormde naar de Rijnvlakte , voortgedreven door een enkele gedachte: «Naar huis.” Natuurlijk hadden ze hem achterhaald, den volgende morgen al, natuurlijk ! natuurlijk! Ze achterhaalden hem altijd weer. Hij was als een wild dier dat met gloeiend ijzer gebrand moet worden voor het tot rust komt. Zijn broer had het goed voorspeld; hij was onder tucht gekomen. Hij werd «model” precies als de anderen.
Het beste, de energie, hadden ze voor drie vierde in hem gedood. Van dat oogenblik kreeg hij verlof evenals de anderen. In de vacantie vertelde hij aan niemand zelfs niet aan Marie iets van zijn lijden, die nu ook grootendeels had opgehouden Of hij zich dien dag nog herinnerde! * » * «Waar denk je aan, Joseph?” «Nergens aan.” Maar snel streek hij met zijn hand over zijn voorhoofd; het was toch al te onzinnig nog steeds aan dien lang vervlogen tijd te denken Te meer daar alles wat hij had gewenscht, wat hij als jongen had gedroomd hem ten deel was gevallen. Hij droeg den officierssabel, de kleine Marie was zijn mooi, aangebeden meisje, zou weldra zijn bruid zijn. Ook de profetie van zijn vroegere vrienden — die nu bejaard, ritmeester of stafofficier waren en zich zijner nauwelijks meer zouden herinneren — was bewaarheid : de beste ruiter van het leger, ten minste een der besten. Beroemd door het geheele land, meer dan alle oversten en generaals te samen bekend bij alle mensehen. Het loonde werkelijk de moeite niet om zich na nog te ergeren over die zes sombere jaren op de cadettenschool. »Willen we omkeeren , Joseph P” )>Wel neen. We gaan naar Herrenhansen, ten minste als je lust hebt en den weg niet te bezwaarlijk vindt.” «Spreek toch niet zoo deftig.” Ze lachte hem in zijn gezicht uit en hij stemde met haar lach in. »Als wij na onze slede hadden I” Zoo stonden ze voor het uitgestrekte park van Herrenhausen met zijn grasvlakten, fonteinen,
boomgroepen en glad geschoren hagen. Het was geheel wit besneeuwd en alleen in de onmiddellijke nabijheid van het slot hadden de tuiniersjongens het pad schoongemaakt. Marie schudde de sneeuw van haar kleeren en zette den eenen voet na den anderen op het zandsteenen voetstuk eener Juno, om met haar zakdoek de sneeuw van haar kousen te slaan. Toen ze er mee gereed was en haar hand reeds op Josephs arm legde, om langs het slot naar het dorp te wandelen en vandaar met de tram naar de stad terug te gaan, overviel haar eensklaps bij den aanblik van het ruime, donzige sneeuwveld een onbedwingbaar verlangen. «Pak me, Joseph!” En met een sprong was ze van den straatweg weer midden in de sneeuw, die bij haar snelle beweging aan alle kanten om haar heen stoof. «Maar Marie!” Hij aarzelde eenige oogenblikken. «Pak me!” Ze liep al over het glooiende grasveld en was in een oogwenk achter de eerste haag verdwenen. Ze vloog alsof ze achtervolgd werd en Joseph had moeite haar niet uit het oog te verliezen. In haar loop boog ze telkens om een andere haag en plotseling zag .hij haar heelemaal niet meer. Ze had zich verscholen achter een statue van Antonius, die naakt als alle góden en godinnen in de rondte met weemoedigen blik den Noordschen winter bekeek, Haar voetstappen wezen hem den weg, zoodat hij weinig moeite had haar van achter het beeld te voorschijn te trekken. Ze was zoo buiten adem dat ze zijn twee eerste kussen zwijgend zich liet welgevallen, maar tegen de andere verweerde zij zich heftig. «Ik stik , ik stik 1”
«Dat hindert niet. Ik doe nu met jou als jij van morgen met mij deedt. Ze had zoo hevige hartklopping dat Joseph verschrok, het ging echter spoedig over en toen was ze weer uitgelaten vroolijk. «Nu stellen we ons voor: jij bent de koning en ik de koningin. Wij gaan heel alleen wandelen in ons eigen park en niemand mag mee. De hofdames staan buiten aan het hek en vergaan van nieuwsgierigheid. Och, of ze toeh zien konden hoe de koning en de koningin elkaar kussen in hun park. Geef me een kus, koning!” In het amphitheater waar honderd jaar geleden het Hannoversche hof met den prins von Wales eu alle Engelsehe neven de vroolijke zomerfeesten had gevierd , waar de dames in hoepelrokken naast de gepoederde heeren op de steenen trappen hadden plaatsgenomen om het schouwspel op het er tegenover liggende tooneel te bewonderen, zette Marie zich op een der besneeuwde banken. «Je weet wat de dokter zegt,” protesteerde Joseph. «Je moet je in acht nemen.” »Het is niet koud.” Ze schudde lachend het hoofd «Sneeuw verwarmt. Ik zal geen kou vatten werkelijk niet.” Hij dwong haar echter om op te staan en nu vleide zij zich dicht tegen hem aan. «Het overkomt ons zelden, Joseph, dat we zoo vroolijk als vandaag zijn. Eu dat alleen omdat Abu Becker in de gevangen:s zit en je daarom je schulden niet hoeft te betalen. — Eigenlijk geen mooie gedachte ” «Maar een aangename,” schertste hij, pogend te voorkomen dat haar vroolijke stemming zou veranderen, «Neen," ze schudde beslist het hoofd. «Ik kan me niets vreeselijkers voorstellen dan een gevangenis. Ik zou liever sterven als er ooit in gebracht te worden. Zich niet kunnen bewegen , niets meer zien, zelfs niet de zon!”
Joseph trok een verdrietig gezicht: hij wist dat, welde eenmaal een dergelijke gedachte bij Marie op, ze die vasthield en grondig vau alle kanten bekeek. Terwijl ze verder sprak maakte hij sneeuwballen en wierp ze naar het tooneel. Dit bleek een gelukkigen inval want toen hij, dank zij zijn geoefendheid, den bronzen kampvechter aan de rechtereoulisse tweemaal een bal vlak in het gezicht had geworpen, begon Marie opmerkzaam te worden en vergat het lot van Becker nog verder uit te spinnen. «Laat me ook eens gooien.” Joseph maakte een mooien, grooten ronden bal maar hoe ver ze ook naar achteren boog en met hoeveel kracht ze ook wierp , haar projectiel bereikte niet eeus den rand van het tooneel. «Nogeens !” — hetzelfde resultaat. «Nogeens!” — alweer mis. Intussehen slingerde Joseph bal op bal; allen troffen de wangen van den kampvechter en wel met een kracht als wilde hij het bronzen beeld den kop van den romp doen vliegen. Marie volgde eiken worp met zekere opgewondenheid. Ze sloeg Joseph gade hoe hij achterwaarts boog, mikte en met een eigenaardige, bliksemsnelle armbeweging den bal wierp. Elke spier in hem was gespannen en niets was meer te bespeuren van zijn gewone, achtelooze houding. «Halt, Joseph !” «Wat ?” «Als je nn twaalfmaal treft, Joseph, twaalfmaal achter elkaar, dan — dan —” «Wat dan?” «Dan is dat voor ons een profetie, een teeken dat alles wat we wenschen verkregen zal worden, dat we samen gelukkig zullen zijn.” ( Wordt vervolgd.)
"HORDENREN". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326041:mpeg21:p00001