Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote ftlarkt 33.
Veranderingen in idvertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326044:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326044:mpeg21:p00001
ie retersourg loopen, volgens aen correspondent van de Times aldaar, verschillende geruchten omtrent oneenigheden in de hoogste bureaucratische kringen. Een hooggeplaatst ambtenaar verklaart in te staan voor de volkomen waarheid van het volgende verhaal : Graaf Witte had vernomen, dat de geheime politie een aantal proclamaties had laten drukken, gesteld door de generaals Bogdanowitsj en Trepof, waarin het volk wordt aangespoord de liberalen en de Joden te vermoorden. Daarop begaf zich graaf Witte met den heer Filosotof en prins Oeroesof naar de bureaux van de geheime politie, waar ze de overtuiging verkregen, dat het vernomene volkomen in overeenstemming met de waarheid was. Er volgde een stormachtig tooneel tusschen graaf Witte en minister Doernowo. De eerste begaf zich daarop naar Tsarskoje Selo, maar vond daar niet den gewenschten steun. Naar verteld wordt, zullen prins Oeroesof en andere hooggeplaatste ambtenaren van het departement van binnenlandsche zaken dientengevolge hun ontslag indienen. De Miinch, med. Wooh. bericht, dat de verdienstelijke anthropoloog, de privaat-docent Worobjef te Moskau den 30sten December in zijn woning is doodgeschoten door een politiebeambte, omdat hij hulp had verleend aan een gewonde. Van andere zijde lezen wij, dat de vervolging tegen den politiebeambte, die zich aan dezen moord heeft schuldig gemaakt op last van den minister van justitie Akimof is gestaakt. Ook de vervolging van Neidhart, den beruchten prefect van Odessa, die op last van den regeeringscommissaris Koeminski werd vervolgd wegens zijn lijdelijk toelaten van jodenvervolgingen, zal op last van den minister geen verdere gevolgen hebben.
"RUSLAND.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326044:mpeg21:p00001
Op «te conferentie te Algeciraa stelde de heer Révoil aan den heer Radowitz een memorie ter hand in antwoord op de Dinsdag ingediende nota. Deze wisseling van documenten wordt beschouwd als een ernstige stap in de richting der verzoening. In de ochtendzitting van Zaterdag besloot de conferentie een aanvulling te maken op art. 2 van het reglement op de douane, waarin de schepen worden genoemd die vrijgesteld zijn van een verklaring, door daaraan toe te
voegen de logement- en opleidingsschepen voor den handel. De conferentie keurde goed de nieuwe redactie van art. 21 van het reglement op de invoerrechten, waarbij de Marokkaansche douane-autoriteiten verantwoordelijk worden gesteld voor beschadiging der goederen opgeslagen bij de douane, zoodra ze de vereischte opslagplaatsen zullen bezitten. De particuliere correspondent van den Matin te Algeciras, die reeds vroeger had medegedeeld, dal de heer Radowitz bij zijn bezoek aan den heer Révoil had aangedrongen op handhaving van de vroeger aangenomen beginselen der conferentie, nl. de integriteit van Marokko en souvereiniteit van den Sultan en de politie-quaestie, bericht thans nader, dat de heer Radowitz heeft gezegd, dat volgens de opvatting van zijn regeering het gewenscht zou zijn den Sultan met de politie te belasten en hem de keus der officieren over te laten. In de havens van Caracas worden oorlogsvoorbereidingen getroffen. Groote hoeveelheden munitie zijn ontvangen. De consuls en andere buitenlandsche officieele personen mogen in de Venezolaansche havens zich niet aan boord van schepen begeven, zonder officieele vergunning te hebben ontvangen. In een Kocycliek gericht aan het Fransche volk en de Fransche geestelijkheid geeft de Paus uiting aan zijn bezorgdheid omtrent de scheiding, die een betreurenswaardige positie schept voor de kerk, een positie, die de Fransche kerkelijke politiek in de laatste jaren achtereenvolgens heeft voorbereid. De Heilige Stoel heeft geen moeite ontzien om deze ramp te voorkomen, maar alle in het werk gestelde pogingen zijn vruchteloos gebleven. De stelling, die de noodzakelijkheid der scheiding uitspreekt, is beleedigend jegens God, die de kerk vestigde als steun in de menschelijke samenleving en die daaraan het recht ontleent een algemeene maatschappelijke vereering te eischen. Op den Staat rust de plicht mede te werken tot verovering van het hoogste bovenaardsehe goed, de burgerlijke maatschappij kan niet tot bloei geraken zonder godsdienst. De Paus be treurt vooral te z’en, dat Frankrijk, welks glorie altijd nauw verbonden was met de beoefening der Christelijke deugden, den weg der scheiding is opgegaan. Het concordaat was als alle verdragen een wederzijdsch, het legde eenerzijds den Paus verplichtingen op, aan het hoofd van het Fransche volk anderzijdsch. De Heilige Stoel is altijd getrouw zijn verplichtingen nagekomen en heeft van den Staat dezelfde trouw geëischt. Nu de Staat de plechtige overeenkomst verbreekt schendt hij de bezworen trouw en ontziet hij zich niet aan den Heiligen Stoel deze beleediging aan te doen. De beleediging wordt nog erger gemaakt door den aan de breuk gegeven vorm, daar geen enkele klacht over het verdrag, op de gebruikelijke wijze ter kennis gebracht, werd geuit. De encycliek wijst er vervolgens op, dat de instelling der godsdienstige vereeringen in strijd is met het grondbegrip der kerk, daar de machalleen mag berusten bij het hierarchische korps der geestelijke herders. Er bestaat niets, dat strijdiger is met de vrijheid der kerk, dan deze wet, die de kerkelijke vereenigingen onderwerpt aan voorschriften, die hare vorming bemoeielijken, de uitoefening van den eeredienst beperken en de kerk berooven van het inwendig toezicht op de kerkgebouwen.
De wet op de scheiding verkracht het eigendomsrecht van de kerk, doordien ze haar berooft van haar heilig erfdeel, door de gebouwen van den eeredienst tot Staatseigendom te verklaren. De Paus voegt daaraan toe: De wet, die de begrooting van eeredienst afschaft, is een zware krenking van het recht, omdat het salaris dac werd uitgekeerd aan de geestelijken, een gedeeltelijke vergoeding was voor de goederen, die de Staat zich heeft toegeëigend tijdens de eerste omwenteling. De nieuwe wet zal de eendracht onder de menschen verstoren, die de Heilige Stoel steeds heeft trachten te bewaren. Daarom veroordeelt de Paus de wet op de seheiding. De Paus protesteert tegen de voorstelling en de aanneming dezer wet, die voor eeuwig da rechten der kerk zal verzwakken. De Paus zal practische instructies uitvaardigen om te dienen als gedragslijn. Dit laatste is echter juist datgene, waarnaar onder de verdeelde katholieken het vurigst werd verlangd. Het plan tot ontbinding van den Honsaaracben Rijksdag schijnt vast te staan. Uit Boedapest wordt gemeld, dat generaal Nyiry benoemd is tot koninklijk commissaris met last om het koninklijk besluit tot ontbinding bekend te maken, en voor de uitvoeervan zorg te dragen. De generaal is daarvoor in Boedapest aangekomen. De leiders van alle partijen, onder hen ook graaf Stephan Tisza, hielden gisteren' een bijeenkomst ter bespreking Jvan de houding, die zij tegenover het bevel tot ontbinding zullen aannemen. Een besluit namen zij niet; dat zal heden in de vergaderingen van de partijgroepen genomen worden. Wanneer de regeering geen pogingen doet om de protesten tegen de ontbinding van het Huis te beletten is er alle kans dat alles kalm afloopt, zegt de Köln Ztg. Maar i.i den tijd na de ontbinding zal er, vooral door de oppositie krachtig worden gewerkt, om de verkiezingen ten haren gunste te doen uitvallen. Onder de punten op het programma der oppositie staat ook een krachtig verzet tegen de voortzetting van het Drievoudig Verbond. Want in Hongaarsche kringen meent men, dat de koning veeleer tot toegeven in de legerquaesties zou te bewegen zijn, indien hij niet terugdeinsde voor de wensehen van zijn bondgenoot. Men herinnert zich de ontbinding van den rebelschen Landdag van SchwarzburgRudolstadt, wegens zijn weigering om de civiele lijst van den Vorst te verhoogen. Eergisteren is de nieuwe verkiezing gehouden. De uitkomst was dat acht burgerlijken en zeven sociaal-democratcn werden gekozen. Er moet nog een herstemming tusschen een burgerlijk candidaat en een socialist zijn, waarbij de eerste echter de beste kans schijnt te hebben. De vorige Landdag bestond uit acht burgerlijken en acht sociaal democraten, zoodat deze laatsten in geval de herstemming in hun nadeel uitvalt een zetel en twee stemmen verliezen en de burgerlijken de meerderheid krijgen. Maar daarmee is nog niet gezegd dat de Vorst zijn zin zal krijgen, aangezien eenige burgerlijke leden de vorige maal niet voor de verhooging van de civiele lijst hebben willen stemmen. i Uit Pretoria wordt aan de Tribune geseind dat de Boerenleiders een belangrijke vergadering hebben gehouden, waarvan de uitslag in De Volksstem, is gepubliceerd. In dit blad wordt dan in het licht gesteld, dat volgens de kiezerslijst er 90 000 kiezers zijn in Transvaal , van welke 47,000 in de Randdistricten. Daar de Kamer 60 leden zal tellen, zullen de Ramlbewoners dus 31 leden afvaardigen tegen 29, die het overige deel van Transvaal zullen vertegenwoordigen. Het mijndistrict zou dus de volstrekte meerderheid hebben en dus naar goeddunken over de Chineezenquaestie kunnen beslissen, en dat terwijl de blanke bevolking van den Rand 120,000 personen bedraagt en die van het overige Transvaal 170,000. Indien de verkiezingen toch op deze wijze mochten plaatshebben, dan wordt voorgesteld de Kamer in de Chineezenquaestie niet bevoegd te verklaren , maar deze te onderwerpen aan een referendum van geheel Afrika of ze door de regeering zelve te laten oplossen. Volgens een nader telegram uit Guajaquil heeft de aardbeviag', die een deel van Zuid-Amerika heeft geteisterd, een week lang geduurd. De eerste stoot werd waargenomen in de provincie Esmeraldas op 30 Januari ’s voormiddags te 10 uur. De inwoners verlieten, door schrik verbijsterd , hun woningen. In de stad Esmeraldas stortten een kerk, een tot kazerne ingericht huis en een jongensschool in. De voornaamste straten werden overstroomd door een vloedgolf. Alle steden in de provinciën Esmeraldas en Menabi zijn voor een deel verwoest. In de Columbiaansche steden Mosquera, San Juan, Domingo en Ortir zijn meer dan 300 personen om het leven gekomen.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326044:mpeg21:p00001
F.en oproep om geld te zenden voor een Heine standbeeld aan de Deutsche Bank, Maurerstrasse, Berlijn, verschijnt in de Duitsche bladen, onderteekend door Max Klinger, Ernst Haeckel. Gerhart Hauptmann , Richard Dehmel, Max Liebermann, Oskar Bie, Hugo von Hofmannsthal, Engelbert Humperdinck en Alfred Kerr. Sarah Bernhardt heeft het op haar tournee door Canada en de Vereenigde Staten weer eens met het publiek aan den stok gehad. Te Youngs-lown in Ohio speelde de groote actrice Camille. Toen door het publiek bij een liefde-scèr.e stormachtig werd geapplaudiseerd, maakte Sarah Bernhardt zich boos, trad voor het voetlicht en verweet den aanwezigen, dat zij dom waren en geen behoorlijk appreciatievermogen voor kunst bezaten. Omtrent den nieuw ontdekten Rembrandt schrijft De Standaard: De schilderij stelt voor, volgens het gevoelen van dr. Bredius, Sakia van Ulenburgh, des meesters huisvrouw, mogelijk als Dido, en dagteekent waarschijnlijk van omstreeks 1634, toen Rembrandt in Friesland vertoefde. De figuur vertoont bovendien, ook in de kleeding, veel gelijkenis met Rembrandt’s Sophonisbe van 1634 in het Prado te Madrid. DekamaHuis te Jelsura, waar de schilderij werd «ontdekt”, een van de weinige nog overgebleven oud adelijke Friesche sloten. Het slot is bekend door zijn mooie verzameling familieportretten van oude en nieuwe meesters, waaronder van Wybrand de Gheest,
Caspar, Netscher, Hendrik Willemz. van Vliet, Van der Kooi en anderen. De N. R. Ct. schrijft over Frits Bouwmeester: Bouwmeester is zestig jaar geworden en heeft een halve eeuw zich op de planken bewogen, want reeds toen hij tien jaar oud was, speelde hij kinderrolletjes bij Peters in den Rotterdamschen Schouwburg. Rosenveldt, de regisseur, bracht er hem en leerde hem. Wat dit onderwijs geweest is, heeft men jaren later nog kunnen ervaren, toen Frits Bouwmeester er prat op ging in de twee oud-Hollandsche stukken van Langendijk Krelis Louwen en Sancho Pansa geheel naar Rosenveldt’s traditie te spelen en hij inderdaad iets uitmuntends gaf. Schoolonderwijs heeft hem zijn leven lang ontbroken, ook de tucht der school was hem onbekend gebleven, zijn kunst miste beschaving en hij was de type van den ouderwetschen tooneelbohème. Maar dat hij uit een tooneel«school” van kleur en temperament kwam, toonde hij toch meestentijds. Door den genialen wiekslag van zijn broer is hij overvleugeld en heeft hij zich overvleugeld gevoeld: dat prachtige, dat buitengewone, waartegenover men gaarne alle bezwaren en grieven vergeet, neen, dat had hij niet. Maar van genialen bloede was hij; het bewustzijn hiervan moge hem dikwijls tot nadeel zijn geweest, hij deed er even vaak dingen door, welke, ver boven alle métier-gedoe, den tooneelspeler-van-ras met een schok van verheugenis deden bewonderen. Men schrijft uit Londen aan de O. H. C. De bibliograaf verheugt zich vaak over ’t vinden en ’t bezit van enkele bladzijde meer dan wanneer ’t een reeks van kostbare werken betreft Des te meer is dit het geval, wanneer het onzen hoofddichter Vondel geldt. Er is namelijk in het Britsch Museum die schat kamer ook van Nederlandsche literatuur, een geschriftje, van vier bladzijden, dat de vakman aldus zou beschrijven: »Triomf over Fünen, Fulmina Belli (VignetL Tot Koppe nhage 1660. «Aan het einde vindt men de onderteekening J. V. Vondel. «De tekst van ’t gedicht komt geheel overeen met dien welken men in de nieuwe Vondeluitgave van wijlen den heer Unger vindt, die in zijn bekende bibliographie over Vondel deze editie niet noemt (zie No. 587). Enkele drukfouten bewijzen, dat het gedicht inderdaad te Kopenhagen gedrukt is, waaruit dus volgt, dat men destijds in Dennemarken, waartoe ook Noorwegen behoorde, genceg Nederlandsch verstond om een uitgaven zij zij het ook van weinig bladzijden gewenschi en mogelijk te maken. «Wijlen de heer Nijhoff heeft indertijd in de Bibliographische Adversaria een lijst gegeven van Nederlandsche boeken in het buitenland, gedrukt (met een supplement). • Noch dit geschrift, noch eenig ander . te Kopenhagen gedrukt, wordt echter door hem vermeld. Ik vind ook nergens er van gewag gemaakt. Het zou, wat ik echter met geloof, in de Vondel-verzameling door den heer Hartkamp bijeengebracht, kunnen voorkomen., waarvan ik den catalogus niet bezit. «Omtrent Vondel, evenals andere zeventiende eeuwers, is hier trouwens nog wel meer merkwaardigs op te delven”.
Wij hebben in het Vondelmuseum gevraagd en vernomen, dat het blijkbaar zeer zeldzame Deensche uitgaafje daar inderdaad niet aanwezig is. . ■ ■
"Weienschappen en kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326044:mpeg21:p00001
SPORTROMAN DOOR W. MEIJER—FöRSTEE 7 Voor de rijschool en haar ouden zaakvriend Abu was het een zeer benauwde «drijfjacht,” voor de niet-belanghebbenden een zeer amusante en alles bij elkaar genomen een sensatiegeval van den eersten raDg. Abu’s proces was, wat grootte en beteekenis betreft, niet te vergelijken met het beruchte sspelersproces” dat eenige jaren later de rijschool, Hannover, heel Duitschland, zelfs de naburige staten in spanning hielt, maar het was een klein voorspel , «kenschetsend”, zooals de couranten schreven, «de verhoudingen, levenswijzen, gewoonten, beschouwingen enz. van zekere kringen.” Op de eerste uitbarsting van vreugde na Abu’s gevangenneming was voor de rijschool al heel spoedig een ontnuchtering gevolgd. Ken wreede ontnuchtering 1 Den 23en Januari schreef de «Kölnische Zeitung « Binnenkort zal er te Hannover een proces wegens woeker aanhangig worden gemaakt. Een zeker John Becker enz, — reeds in hechtenis genomen — officieren bij betrokken — groote sommen enorme procenten —” en het artikel eindigde met de milde woorden: «Laat ons hopen dat het gelukt een der vele kankergezwellen bloot te leggen waaronder jonge , onervaren, vertrouwensgezinde officieren zoo zwaar te lijden hebben.” De rijschool leest over het algemeen geen cou ranten, behalve het «Militair-Weekblad” en het
een of ander Berlijnsch blaadje, maar dit nummer van de «Kölnischen” ging van hand tot hand, werd bij Kasten herhaaldelijk voorgelezen en vond over het algemeen instemming. Men lachte met zoetzuren lach over het nvertrouwensgezinde” en noemde dat «onervaren” een wel wat te sterke uitdrukking, maar de auteur werd grootmoedig vergiffenis geschonken terwille van de goede gezindheid waarvan het artikel getuigde. Den 26en Januari echter, dus maar drie dagen later, sloeg de rijschool de schrik om het hart door het hoofdartikel eener courant wier «hoofddoel is al het goede dat bestaat en alles wat tot de welvarende, bezittende en adellijke klasse behoort door het slijk te sleuren’.’ De naam dier courant en de inhoud van dat hoofdartikel zullen hier niet bekend gemaakt worden, alleen zij medegedeeld , dat volgens bovengenoemd artikel Abu Becker, bij zijn schuldenaren vergeleken, een heilige was. Wel werd zijn schandelijke wijze van doen als zoodanig gebrandmerkt, maar al zijn handelingen waren kinderspel als men de frivoliteit der jeugdige officieren er tegenover stelde. Allerlei epithela werden de rijschool naar het hoofd geworpen, uitdrukkingen zoo sterk, boosaardig en uitgezócht brutaal dat de welvoegelijkheid verbiedt ze hier over te nemen. Ook dit artikel werd bij Kasten voorgelezen nadat de kellners weggezonden en de deuten gesloten waren. Met gedempte stem werd het voorgelezen. De sigaren gingen uit en de pommery werd warm. En in het artikel stonden namen! Namen ! «Sporleder — Krosseck — Zerbst — Graf Rohrbeck —” Bleek en ontsteld drongen ze om den kleinen Zertow die het art'kel voorlas. «Ben ik ook genoemd F”
«En ik F” «Ik F” «Neen! Neen! Jij niet! En jij niet! En Heidenstamm ook niet, Neen, kalmeer toch een beetje !” Sporleder zat als een wassen beeld en de altijd opgewekte Rochus Rohrbeck wist geen enkel grapje meer. «Ik ben bij deze geschiedenis het meest betrokken, natuurlijk als altijd. Een onaangenaam geval — het kost me nog een nieraandoening.” De eenige troost was dat: «dit smerige blad door geen enkelen minister, commandant- of generaal gelezen zou worden. Niemand zou dit artikel onder de oogen krijgen en als niemand er iets van wist of hoorde, bestond er geen grond voor zooveel opgewondenheid.” Een meening waarmede allen zich eens verklaarden.” Arme, argelooze rijschool! Den volgenden dag stond het artikel in alle couranten 1 Afgedrukt, nagedrukt, een beetje ver- 1 zacht of veranderd maar overigens liet het aan duidelijkheid niets te wensehen ever. Toen begon de rijschool zenuwachtig te worden. Eiken dag braoht de een of andere courant nieuwe bizonderheden. Eiken dag. Uit zelfbehoud was men genoodzaakt alle cou- 1 ranten die men in handen kon krijgen, door te vliegen. Het hoofdartikel, het politieke deel, gemengd nieuws, in de verborgenste hoeken dier bladen vond men berichten, en zwart op wit stonden zulke zware aanklachten, dat menigeen aan zichzelf begon te twijfelen. Tot in de kleinste provincie blaadjes werden ze overgenomen en vaders moeders, ooms en verdere familieleden raakten met i de zaak bekend. Vaders en voogden kwamen zelfs van Lithauwen
naar Hannover om persoonlijk een onderzoek in te stellen en ervoeren tot hun groote geruststelling dat maar een heel klein deel van de rijschool vastzat in de klauwen van Abu Becker. Eveneens bleek het dat als bij alle sensatie-berichten de geruchten op ongehoorde wijze waren overdreven. «Den 3en Mei,” zoo berichtte de «Hannoversche courier,” «zal het proces van John Becker voor het gerechtshof hier ter stede in openbare behandeling komen.” Openbare behandeling ! Den derden Lei. Over drie weken. Openbare behandeling 1 Roehus Rohrbeck dronk geen pommery meer en liet zijn sigaren staan. Hij kwam ook niet meer bij Kasten en verkeerde veel met juristen waarvan hij er eenige uit zijn Heidelbergschen tijd kende. «Aardige menschen,” zeide hij tot Joseph, «en vervloekt slim en geslepen. Was ik destijds maar in Heidelberg gebleven en jurist geworden ! Het was mijn plan, waarachtig het was mijn plan. Dan had ik veel geleerd, vervloekt veel en zou nooit in de klauwen van dien schavuit zijn gevallen. Jij moet ook voorkomen, Joseph, als getuige. We komen allen voor. Ieder die iets met Abu te maken gehad heeft. Hoe zou men daar moeten verschijnen P Wat denk je ï In groot tenue F Of hoe anders F” «Ik weet het niet.” «Ik zal er naar informeereu en het je zeggen. Kom van avond eens bij Michaelis , daar zijn we te vinden. Een paar advocaten , assessoren , enz. Goede menschen, waarachtig, en ze weten wat, meer dan wij. Niet een onzer heeft iets geleerd daar zit de fout. Wie heden ten dage niet het geheele wetboek van buiten kent, is een verloren man. Adieu, beste Joseph. Hoe gaat het met de paarden P Van den zomer weer op de renbaan F
Natuurlijk, hé ! Eerste nummer. Hoe maakt je broer het F Adieu, ik moet voor kaarten zorgen.” «Welke kaarten?” «Toegangskaarten voor de gerechtszitting. Alle dames plagen me om kaarten : ik moet dertig stuks bezorgen, verbeeld je zoo iets. Alsof ik de president ben. Zij wenden zich allen tot mij, omdat ze vernomen hebben dat ik de hoofdgetuige ben. Nu, dat klopt, maar nog nooit heb ik gehoord dat men als hoofdgetuige over dertig kaarten kan beschikken. Overigens, ironie der feiten. Kaarten hebben het mij gedaan bij Abu en nu moet ik — ja, wat moet ik F — Wat was het grappige er van F Dat ontgaat me altijd! Kaarten zoo—en kaarten zus — enfin, het komt op hetzelfde neer. Adieu Joseph, laat je eens zien. Al gauw neem ik afscheid. Ik word heerenboer, agrariër.” «Afscheid F «Als ik het neem dan wordt het mij gegeven, dat staat vast. De een zal meer krijgen dan de ander — neen, ik wil geen namen noemen.” Joseph schrok en de forsche Pruis dit ziende, klopte hem troostend op zijn schouder. «Jij niet , Joseph, jij niet! Jij staat niet diep genoeg in het krijt bij Abu. En buitendien, de groote Joseph Heidenstamm, Zulke beroemdheden laat men niet loopen, Drink een cognacje mijn jongen. Adieu. Maak je maar niet ongerust. Alles k omt terecht. Au revoir.” * * * Paaschmaandag werd te Charlottenburg de renbaan geopend. Joseph ging er heen en won d vier wedrennen waarvoor hij zich had laten in * schrijven. ( Wordt vervolgd.)
"HORDENREN". "Bredasche courant". Breda, 1906/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326044:mpeg21:p00001