Zij die zich mei 1 April jp deze Courant abon-
neeren, ontvangen de nog verschijnende nummers GRATIS.
Reclames betreffende de ïezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote Markt 33.
I Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326062:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326062:mpeg21:p00001
Het nieuw Franaehe ministerie is aldus samengesteld: Sarrien, president en justitie; Bourgeois, buitenlandsche zaken; Clemenceau, binnenlandsche zaken; Briand, onderwijs en eeredienst; Etienne, oorlog; Thomson, marine; Ruau, landbouw; Leygues, openbare werken; Raymond Pointaré, financiën; Barthou, handel; Doumergue, koloniën. In de Fran8che Hamer las Doumer gisteren een verklaring voor betreffende de mijnramp van Courrières; daarin werd aan de gezinnen der slachtoffers de smartelijke sympathie van het Fransche volk uitgedrukt. De Kamer besloot dit bewijs van rouwbeklag te verzenden en keurde met algemeene stemmen goed, dat 500.000 francs voor de gezinnen der slachtoffers worden bestemd. De Engelsche minister-president Campbell Bannerman zeide in antwoord op een vraag over de voorgestelde uitbreiding der Duitsche zeemacht en de wenschelijkheid van een internationale vermindering der weermacht: »Ik heb in het publiek mijn meening ten gunste van een vermindering der oorlogstoerustingen geuit. Ik kan het Huis verzekeren, dat geen gunstige gelegenheid om dit resultaat te bereiken ongebruikt zal worden gelaten”. De heer Herbert Gladstone kondigde een aantal wijzigingen aan in de toepassing van de vreemdelingenwet, teneinde hardheden tegenover landverhuizers te vermijden en het gevaar te voorkomen, dat politieke vluchtelingen uit in opstand verkeerende deelen van het vasteland zouden worden uitgesloten. De heeren Balfour en Chamberlain, beiden hersteld van hun laatste ziekte, waren aanwezig om deel te nemen aan het fiscale debat, dat twee dagen zal duren. Het schijnt dat de conferentie ie Algecira» nu eenmaal niet kan eindigen, zonder tot het laatste oogenblik reden tot bezorgdheid
gegeven te hebben. Na de jongste concessies van DuiGchland in de bankquaestie en in de politie-regeling — Von Radowitz nam het geheele Oostenrijksche voorstel over en verzocht de commissie van redactie dit met het Fransche voorstel te vereenigen — zou men gemeend hebben, dat de moeilijkheden uit den weg waren geruimd. Zelfs het Journal des Débats, dat in den laatsten tijd [zeer tegen Duitschland te velde trok, moest erkennen, dat de toestand aanmerkelijk verbeterd was. Wel had dit blad nog eenige bezwaren: «Het kon zich moeilijk de positie voorstellen van den Nederlandschen of Zwitserschen hooflinspecteur, evenmin als de uitzondering die voor de haven van Casablanca werd gemaakt. Maar als Oostenrijk een controle op het nieuwe politie-reglement wilde invoeren, zou Frankrijk aan dien wensch gaarne tegemoet komen. Er zyn echter nog wel andere middelen om zulk een toezicht te verkrijgen. «De hoofdzaak echter is: dat Duitschland zich niet meer verzet tegen het beginsel, dat de Sultan zijn politie zal regelen met behulp van Fransche en Spaansche officieren, en dat Frankrijk zich niet meer verzet tegen den Duitschen wensch, dat die politie onder een nader overeen te komen contröle zal komen te staan. «Het voorstel is, voor zoover het Casablanca betreft, te ingewikkeld, maar dit punt kan gewijzigd worden. Met een beetje goeden wil kan men aannemen, dat de eerste stap tot een verzoening is gedaan.” Er is echter een punt in het bemiddelingsvoorstel, dat voor alle betrokken partijen iets vaags heeft; namelijk de verdeeling van de havens onder de beide landen, die met de regeling zullen belast worden. Die verdeeling is, naar het Journal des Débats uiteenzet, van dien aard, dat de Spaansche politie-officieren juist geplaatst zullen worden in havens, waar Spanje de minste belangen heelt. Met Frankrijk is dit natuurlijk eveneens het geval. Daarom zou herziening van de aanwijzing der havens voor die mogendheden voor alles noodig zijn. Eergister avond laat hebben de leden der commissie van redactie nog over dit punt gesproken. Maar bij die besprekingen is gebleken, dat daarover volstrekt geen eenstemmigheid te verkrijgen was. Duitschland en Oostenrijk schijnen dus beslist te blijven staan op hun voorstel. De moeilijkheid was zoo groot, dat de gedelegeerden van de niet daarbij betrokken staten besloten, de zitting der commissie te verdagen en te trachten alweer tot een bemiddelingsvoorstel te komen, om voor de wenschen van Frankrijk en Duitschland een oplossing te vinden. Het gevolg van die bespreking is, naar een telegram uit Algeciras meldt, dat de verwachting op een spoedige en afdoende regeling van de moeilijkheden alweer gedaald is, dat het optimisme van de laatste dagen weer plaats gemaakt heeft voor een neerslachtige stemming. De vice-president van de katholieke volkspartij In Hongarije, tevens vicepresident in het onlangs ontbonden Huis van afgevaardigden, Stefan Rakowsky, heeft thans ook een open brief geschreven. Hij deelt hierin mede, dat hij bij de beraadslagingen der verbonden oppositie steeds er op had aan
gedrongen, de militaire quaestie te laten rusten, hij had zich echter bij het tegenovergestelde gevoelen van de meerderheid neergelegd. Thans echter moest de crisis worden opgelost en de voornaamste taak was nu het herstel van de constitutie. Betoogingen der menigte en het binnendringen van de gewapende ; macht in het parlement, zooals onlangs was voorgekomen, moesten in de toekomst onmogelijk zijn. Er moest gestreefd worden naar een beperking van het recht der kroon ten aanzien van de ontbinding en de verdaging van het parlement; de autonomie van de comitaten diende bevestigd en de wet op de verantwoordelijkheid der ministers worden verscherpt, opdat deze zoo noodig ook werkelijk konden worden vervolgd. Rakowsky verlangt de bestraffing der koninklijke commissarissen, omdat deze een onwettige positie innemen, en hij drukt — wijzende op de noodzakelijkheid van de samenwerking der verbonden oppositie-partijen —de overtuiging uit, dat de oplossing der crisis slechts kan geschieden op de grondslag van het Vergelijk van 1867. Generaal Botha heeft aan, een deputatie van de Vrouwenfederatie gezegd, dat het Volk waarschijnlijk het vrouwenkiesrecht zou bepleiten. Men begrijpt, waarom de Boeren plotseling zoo vooruitstrevend op dit stuk zijn geworden. De vrouwen zijn onder de Boerenbevolking heel wat talrijker dan onder de Engelsche. Het zou voor de Boerenzaak hierom ook een goed ding zijn, als de vrouwen in en sedert den oorlog zich in sommige opzichten betere Afrikaanders getoond hebben dan de mannen.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326062:mpeg21:p00001
Uit Batavia schrijft men aan De Locomotief: «Van Bouwmeesters gfezelschap gesproken, na de veine der eerste weken begint een beetje déveine te komen, niet onwaarschijnlijk ook al ten gevolge van den onnatuurlijken westmoeson. «Na het vochtige weder van een paar weken geleden, heeft de warmte der laatste dagen hier ter plaatse veel koorts medegebracht, en de leden van het gezelschap hebben een behoorlijk contingent geleverd aan de ziekte. «Daarbij komt, zij het ook in veel mindere mate dan bij Brondgeest, het idee, dat bij de menschen voorzit dat Indië eenvoudig hetzelfde is als Holland in den zomer. En, niet waar, wat is nu bijv. een paar uur per dag in den trein zitten in Holland ? «Maar even zoo goed als hunne voorgangers, vergeten deze nieuwelingen, dat het niet de middag-temperatuur is, die aangeeft de nadeelige gevolgen van dit klimaat op menschen die er niet aan gewend zijn, maar dat het is de voortdurende warmte, het ontbreken van eene rustpooze, de doorloopende spanning op de zenuwen. «Zij hebben er dus maar op los gereisd overdag, ’s avonds gespeeld, den volgenden dag weer op reis, ’s avonds weer spelen, en het gevolg is, gelijk ik zeide, een niet onaanzienlijk percentage zieken.»
"Wetenschappen en Kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326062:mpeg21:p00001
Watersnood. Naar aanleiding van de overstroomingen in Brabant schrijft De Maasbode:
Voor de tweede maal in dit jaar werkt thans de Beersche Maas en daarmee is een breede landstrook in Noordoostelijk NoordBrabant herschapen in poelen en plassen. De nieuwe Maasmond, die de afstrooming van het Maaswater bevorderen zou en voorgoed de Beersche overlaat buiten werking stellen, heeft daarmee bewezen, niet te beantwoorden aan de hooggespannen verwachtingen. Nog altijd, juist als vóór de afdamming van de verbinding met de Lek, hebben de Brabantsche oeverbewoners zich met elk komend voorjaar voor te bereiden op de enorme schade; waarmede door gedwongen inundatie hunner landen de Maas hen bedreigt. En feitelijk zijn ze er nog op achteruitgegaan. Want in de kosten van aanleg en onderhoud dezer geen nut slichtende stroomverlegging dragen zij voordurend bij, door aanzienlijk verhoogde polderlasten. Ten gevolge van de voorgespiegeide verbetering der gronden moeten hoogere pachten worden opgebracht. Altemaal uitgaven, die zij danken aan den nieuwen Maasmond, welke hun niets daarvoor in de plaats brengt I Welke hun zelfs nog schade betrokkent? Want nu ze — vertrouwend op het ordeugdelijk gebleken correctie middel, dat hun landerijen vrij houden zou van wateroverlast — hun wintergraan zijn gaan bouwen, komt de overstrooming de vruchten van hun arbeid vernietigen. Hier is spoedige, aldoende hulp noodig. De Beersche overlaat, ’t ondeugdelijk, ouderwetsche lapmiddel moet gedicht! Maar op wat wijze zal men ’t zoover brengen? Verplichte ziekte-verzekering. Naar wij vernemen is thans aan het hoofdbestuur der Mij. tot Bevordering der Geneeskunst gebleken : 1o. Dat het ontwerp van minister Veegens inzake Je verplichte ziekte-verzekering op denzelfden leest zal geschoeid zijn als het ontwerp-Kuyper. Voorgesteld zal worden verplichte verzekering door middel van particuliere instellingen, waaraan uit den aard der zaak staatsinstellingen moeten worden toegevoegd, als de verzekeringsplichtigen geen particuliere kas vinden, waar zij dien plicht kunnen vervullen; 2o, dat de indiening van een nieuw ontwerp ziekte-verzekering spoedig te wachten is. Naar aanleiding hiervan heeft het hoofdbestuur der Maatschappij een audiëntie gehad bij den minister, bij welke gelegenheid Z Exc. heeft medegedeeld, dat hij, hoewel kennis dragende van het destijds door het hoofdbestuur aan zijn ambtsvoorganger uitgebracht geheim praeadvies, alsnog gaarne de meeningen en wenschen der afdeelingen van de Maatschappij betreffende de wettelijke regeling der ziekte-verzekering zou vernemen, mits deze hem vóór 1 April bereikten. In verband hiermede heeft het hoofdbestuur aan de afdeelingen een aantal vragen gesteld en hierbij praeadviezen gegeven. Thans is deze aangelegenheid zoover gevorderd, dat het eindrapport, samengesteld uil de rapporten der afdeelingen, gereed is en aan den minister is opgezonden. Frans Rosier. Het Weekblad van het Recht schrijft: De naam van den Haarlemschen Frans was sinds eenige weken op veler lippen. Door eene weloverwogen en met groote virtuositeit uitgevoerde vlucht uit het rijkskrankzinnigengesticht te Medemblik had ihij zich gesteld in het genot der lang ontbeerde vrijheid. Sinds dien werd hij overal gezocht, op vele plaatsen, naar men meende, gezien, doch gedurende enkele weken nergens gevonden. Eindelijk werd hij herkend op het midden van den dag, in het hart van het land, in Utrecht en, ironie van het lot, geairesteerd in het Christelijk volkslogement Azariël, door de Utrechtsche afdeeling van het Genootschap tot zedelijke verbetering vaak gebruikt voor de tijdelijke verpleging van ontslagen gevangenen. De romantische zwerftocht is wederom ten einde; de enkele weken van vrijheid zijn vermoedelijk besteed aan het plegen van meerdere misdrijven, misschien zelfs, naar vermoed wordt, aan eene misdaad van ernstigen aard. En thans ? Een andere zwerftocht vangt weder aan, Rosier zal worden teruggebracht naar de gevangenis te Leeuwarden of naai het gesticht te Medemblik. In de eerste zal hij den wanhopigen strijd voorlzetten tegen het gevangenisregime, waaraan hij zich nooit heeft willen onderwerpen, en als straks het personeel moede zal zijn geplaagd, zal opnieuw aan eene opneming in het krankzinnigengesticht worden gedacht. Gaat hij onmiddellijk naar het gesticht terug, dan zal hij wel weer beproeven geneesheeren en verplegers te verschalken. Lukt hem een nieuwe ontvluchting niet, Rosier zal na korteren of langeren tijd als voldoende hersteld, misschien als niet krankzinnig ontslagen, naar de gevangenis terug keeren. De medische wetenschap staat aarzelend tegenover dezen ernstigen beroepsmisdadiger. Voor den eenen psychiater, misdadiger zonder meer, voor den tweeden, minderwaardigheidstype doch zonder het etiquet van een erkenden vorm van psychische stoornis, voor een derden, een pathologische figuur, staande op de grens tusschen toerekenbaar en ontoerekenbaar, misschien even over de grens heen. Een moeilijk probleem voor de psychiatrie, een niet minder moeilijk geval voor het gevangenisbestuur. Die eene man staat eene gansche rij van wetenschappelijke mannen, staat het geheele personeel der gevangenis-administratie tevens. Er ligt in dien strijd van één tegen velen iets tragisch, dat onwillekeurig treft. Zeker, de aanhouding en de wederopberging van Rosier is eene geruststelling voor de geheele burgerij; het is niet aangenaam te weten, dat een wild dier is losgebroken, gereed zijn prooi te slaan, waar hij het kan vinden. Toch kan men een gevoel van medelijden niet onderdrukken voor dezen jeugdigen misdadiger, thans wie weet voor hoe langen tijd, wederom gedoemd tot zijn droevige worsteling tegen gevangenis en gesticht. Dat het gevangenisregime met zijne afzondering gedurende vijfjaren voor dezen man niet geschikt is, wie zal het ontkennen ; dat een verplegingsgesticht voor krankzinnigen niet de plaats is, waar hij behoort, wie het kunnen betwijfelen ? Een individu als Rosier moet worden onschadelijk gemaakt, kan het met de voor hem zelf geringst mogelijke kwelling. Men schelde dit laatste vrij ziekeljjke sentimentaliteit; ons schijnt deze eisch eene uiting van rechtvaardigheid en humaniteit. Persoonlijkheden als Haarlemsche Frans zijn in de strafrechtspleging gelukkig zeldzaam; komen zij voor, dan brengen zij den criminalist in pijnlijke verlegenheid. Wij missen den moed ons van
het probleem, dat zij stellen, af te maken en ons tevreden te stellen met de gedachte, dat a een gevaarlijk individu weer voor een ge- s ruimen tijd onschadelijk is gemaakt. Doch r tevens moeten wij bekennen, de oplossing t niet te kunnen vinden voor den ernstigen i twijfel, dien de persoon van Frans Roskr, s zijne geschiedenis en zijn toestand, bij ons, e en naar wij onderstellen ook bij vele anderen, s hebben doen rijzen. Jonge liberalen. Onder dit hoofd schrijft de heer C. A. | Schotman in het weekblad De Amsterdammer ! een artikel, waarvan de slotzin luidt: Ik wilde dat er geene Jonge Liberalen waren in den zin als nu; ik wilde dat men zich bepaalde tot het elkander onderrichten in de politiek, zoo veelzijdig mogelijk en zoo onpartijdig mogel'ijk. En, dat men de verkiezingen aan de kiezers overliet I Verkiezingen lijken mij gewichtige zaken. Opjagen van kiezers is onzer onwaardig. Laat alleen hen stemmen, welke uit eigen wil gaan. Zij zyn de mannen met plichtsgevoel, bij wier keuze ge u gerust kunt neerleggen. Maar die anderen, welke ge uit hun huis moet sleepen , hen liet ik liever waar ze waren 1 En omdat de Jonge Liberalen anders doen, omdat, naar ik meen aangetoond te hebben, het meerendeel van hen geen gezond en klaar oordeel over het liberalisme hebben en zij niettemin in de toekomst een te grooten invloed op de verkiezingen zullen oefenen , daarom keur ik hun streven af. Maar, hoor ik mij tegenwerpen , ook andere partijen doen als wij, en het nalaten van de tot heden gevolgde gedragslijn zal misschien voor onze partij een grooter tegenslag ten gevolge hebben. Dat zij dan zoo, maar gij blijft eerlijk en ’tzal u aansporen, eenmaal zelf kiesgerechtigd geworden, ais staatsburger een beter voorbeeld aan de jongeren te geven, dan gij op het moment van de ouderen te zien krijgt. De redactie van het Weekblad teekent hierbij aan : .
De grief is niet zonder grond en de wensch verklaarbaar. Dat er demoraliseerend element in het verkiezingswerk steekt, zal wel niemand ontkennen en evenmin, dat het vuil, wat aan dit werk kleeft, allicht ook de jongelingen-helpers verontreinigen zal, die de kiezers voor een candidaat van deze of gene kleur moeten fleuren. Eenig tegenwicht daarbij, bestaande in een door onderzoek verkregen overtuiging, zoodat hun politiek nog betere aanbevelingsbrieven heeft dan dat zij is de politiek van Pa en Ma of van Oom en Tante, is zekervoor de jongeren niet overbodig. Trouwens men mag aannemen, dat dit bij een deel van hen ook wel aanwezig zal zijn. Toch zou het winst verdienen te heeten, indien de partijen, reciits en links, zoo weinig mogelijk van minderjarigen bij de verkiezingen gebruik maakten. En ware er een verbod tegen het zich organiseeren van onmondigen om als verkiezingsagenten op te treden, het algemeen belang, d.i. het belang van alle partijen, zou daarmede gebaat zijn, en dat der jongelingschap zelve in de eerste plaats. Gelet echter op de richting, waarin de politieke verkiezings-actie zich in alle »beschaafde” landen der wereld ontwikkelt, bestaat er voor eenige beperking van het verkiezingsagentschap in dezen geest niet het geringste vooruitzicht.
Nieuwe manie. Te Amsterdam schijnt een persoon te wonen, die de lafheid heeft om dames, welke in een keurig toilet des avonds uit den schouwburg komen, ongemerkt rnet inkt te gooien en aldus het kleed te bederven. Het Hbl. deelde in de afgeloopen week eenige gevallen van dien aard mede en heden ontving het blad weder een schrijven van een zijner lezers, die meldde, dat ongeveer een half jaar geleden een zijner dochters, des avonds uit het Concertgebouw komend, haar manteltje geheel bedorven kreeg door opgeworpen inkt met olie vermengd. In December werd, weder uit het Concertgebouw komend, haar witte toilet geheel door inkt bedorven ongeveer een maand later trof hetzelfde lot een andere dochter, wier toiletje geheel is bedorven. Kort daarop kwam een jonge dame, uit Den Haag te Amsterdam gelogeerd, op Zondagmiddag uit het Concertgebouw. In de Van Baerlestraat bemerkt zij dat haar toiletje geheel met inkt was begooid en eveneens onherroepelijk bedorven. «Het schijnt, aldus de zegsman, dat de een of andere maniac of bij het Concertgebouw wonend individu, er zijn werk van maakt in de Van Baelerstraat met inkt te gooien. De feiten gebeurden op Donderdagavond te elf uur. Woensdagavond elf uur en Zondagmiddag. Jeugdige zelfmoordenaar. Een jongen van 12 jaar te Enschedé wierp zich gisteravond voor den trein van Gronau naar Enschedé. De machinist stopte, tengevolge waarvan de overryding werd voorkomen. „Tsjoenderij”. Men schrijft uit Achtkarspelen aan de Leeuw. Ct.: In zake de «tsjoenderij” te Twijzelerheide, waarvan onlangs melding werd gemaakt, schijnen de gemoederen langzamerhand wat tot bedaren te komen. De bekoring van het nieuwe is er dan ook al weer af. Interessant is evenwel, wat de volksmond wist te vertellen omtrent de zienersgaven van den duivelbanner. Men verhaalde n.1. dat deze den bode, die hem over het geval kwam raadplegen, had toegevoegd: «Wanneer gij straks thuis komt, zal er spoedig iemand komen, die naar den toestand van den patiënt informeert en hem een paar mooie appels meebrengt — en dat is de schuldige.” En werkelijk — nog pas had de bode de terugreis afgelegd, of die zeker iemand kwam en de appels ontbraken niet. -Dat de ontvangst niet erg vriendelijk was, ilaat zich denken.
Erkent dient echter, dat ook in [de meest •fgelegene streken het geloof aan heksen en poken langzaam maar zeker wordt ondernijnd. Wie een vijf en twintigtal jaren erugdenkt, zal dit moeten erkennen. Laatst morden we iemand zeggen: «Waar het morren der spoortreinen en het tuffen der luto’s wordt gehoord, vluchten heksen en ipoken.” Had hij ongelijk ? Eigenaardige toepassing der drankwet. Voor het kantongerecht te Leiden stond gistereD terecht de heer C. Roozenburg, winkelier en handelaar in comestibles, die tevens vergunning heeft voor den verkoop van sterken drank in het klein, omdat hij een kind beneden 16 jaar in zijne lokaliteit had toegelaten. Een inspecteur der drankwet toch had gezien dat een 12jarig meisje den winkel was ingegaan en daar... bruine boonen en petroleum had gehaald. Eisch van het O. M. f 1 subs. 1 dag hechtenis. De verdediger mr. J. H. Goudsmit noemde dit een bespottelijke toepassing van de drankwet die op zich zelf reeds een carricatuur van wetgeving is. Op deze wijze kan men dagelijks te Leiden honderden winkeliers verbaliseeren; hoeveel kinderen en dagmeisjes komen niet in zulke winkels kruidenierswaren halen. Zeker heeft het dochtertje van den ambtenaar, als zij eens wat cakes om te spelen kocht, wel eens aanleiding tot zulk een overtreding gegeven. Het zou belachelijk zijn indien het niet zoo diep treurig was voor de neringdoenden die er de dupe van worden. Hij vroeg dan ook met vrijmoedigheid vrijspraak. Overstroomingen te Rotterdam, Dordt en Tlissingen. Rotterdam is gisteren in den laten namiddag weer geteisterd door een hoogen vloed. Den geheelen dag had het trouwens reeds had gewaaid en toen het tegen twee uur nog begon te sneeuwen en deze buien zich telkens zwaarder en zwaarder herhaalden, toen was werkelijk in verband met de windrichting wel het ergste te vreezen, temeer omdat ook van den Hoek van Holland, belangrijke stijgende waterstand werd gemeld. Daar kwam het water om de vijf minuten met een decimeter tegelijk op. Toch zijn waarschijnlijk nog velen door den vloed verrast, want eerst om vijf uur begonnen in de stad de riolen over te loopen, maar waar de hoogste stand tegen kwart voor zes kon worden verwacht dacht men wellicht dat het zulk een vaart niet meer zou loopen. Dat is anders uitgekomen. Op hetzelfde uur begon het weer hevig te waaien en te sneeuwen zoodat men ziender oog het water zag wassen. In een oogwenk stonden dan ook alle havens blank en werden de lager gelegen straten weer ernstig geteisterd. Natuurlijk dat zich bij al die ellenden vermakelijke tooneeltjes afspeelden, waartoe de velen die van de kantoren komende hun huizen nog wilden bereiken de stof leverden. Wij zagen zelfs een gemeenteraadslid dat met zijn echtgenoot per handkar het huis werd binnengereden, waar hij aan den maaltijd werd verwacht. Sleeperswagens maakten goede zaken en toen het water maar steeds wassen bleef werd er met roeibooten gegondeld. Eerst te ongeveer kwart voor zeven had het water den hoogsten stand 3.62 M. boven Rottepeil bereikt, waar de hoogst bekende vloed 3.75 M. is geweest in 1894, in welk jaar dan ook werd overgegaan tot verhooging van den zeedijk. Van dien tijd dateert de bolrondte op Hoogstraat, Oostzeedijk, Schiedamsche Dijk, enz. Daar blijkt wel dat dit getijde in de geschiedenis der hooge vloeden zal kunnen meespreken. Nadat uur viel even een plotselinge val te constateeren. Vermoedelijk is veel schade veroorzaakt. In de straten waar het meer heeft gestaan, zijn groote gaten geslagen, hetgeen vooral op de Blaak merkbaar is o. a. voorde gebouwen van het Rotterd. Nieuwsblad en voor het in aanbouw zijnde pand der firma R. Mees en Zonen. Hetzelfde nam men waar in verschillende kleine binnenstraten. De winkels aan de Blaak, vooral de nog laag gelegene, zijn zwaar geteisterd en ook verschillende pakhuizen aan de havens voor zoover die te voren niet waren geruimd. Het groote café «Suisse« aan het Beursplein stond o. m. een tijdlang blank ook de Dam die in den steiger werd gelegd om den overgang der tram voor de Hoogstraat had het ernstig te verantwoorden. Het verkeer per electrische tram was twee uur lang gestremd. Men meldt uit Dordrecht: Opgezweept door den N. W. storm bereikte het water hier gisteravond een ongekende hoogte. Menschen, wier heugenis zich uitstrekt over zestig jaar, herinneren zich zoo’n waterstand niet. Niet alleen, dat de straten benoorden de Voorstraat blank stonden, ook de Voorstraal zelve leek op sommige plaatsten een zee. Hel water stroomde met geweld de Voorstraal over en de benedenstad in. Wat nooit voorkwam, geschiedde gistera\ ond; de winkels aan de landzijde der Voorstraat liepen onder; vooral by de neringdoenden is de schade groot Aan het werk van den heer Schotel aan d( aan de Dokhaven brak door het gewicht var het water de dam door, waardoor de aannemei onberekenbare schade lijdt. Tegen acht uui begon het water te vallen. Men meldt uit Vlissingen: Gisternamiddag was er buitengewoon hoog< vloed ; het water stroomde over de vloedplan ken en zette straten en kelders onder water Het tramverkeer is gestremd. De schade is groot De ramp blijkt hier zeer groot te zijn. Eei deel van het centrum der stad is overstroomd de schade aan koopmansgoederen en provisie in kelders geborgen, is enorm. Men vreest da hedennacht de vloed nog hooger zal stygen Alle voorzorgsmaatregelen, om woningen t beveiligen, worden genomen. Door de over strooming op Beveland is de treinenloop op d Zeeuwsche lijn gestoord ; gisteravond werdei hier geen treinen uit Holland of Duitsclilan verwacht. Uit Rilland Bath (Zuid-Beveland) seinde mei gisteravond:;! sib 1o.t?, osillow afc wvó bn De Rijgersbergsche en Engelsche polder zijn overstroomd. Klokgelui roept de bewoner ter hulp. Ook hier is de ramp groot.
Dienstbode verbrand. , Ten huize van den heer S., in de St. Lam- e bertuslaan, te Maastricht, had een diep treurig ongeval plaats. \ Het dienstmeisje, C. H. Bucx, oud 16 ja- J ren en sinds 9 maanden bij dien heer in r betrekking, was ’s morgens in de keuken £ bezig met het smelten van was voor het vervaardigen van boensel. Onder het bij voegen ] van terpentijn sloeg eensklaps de vlam in de pan; de vlammen deelden zich aan de kleeren ; der dienstbode mede; zij stormde naar builen ( en weer naar binnen, onder het uitroepen , van hartverscheurende kreten. Binnengekomen ^ liep ze weer naar buiten, steeds roepende: , «Ik ben verbrand, hulp, hulp!” Middelerwijl was het echtpaar S., dat zich ] nog te bed bevond, naar beneden gekomen en vond de dienstbode in de keuken op den , vloer liggen. | De vlammen werden door den heer S. ge- i doofd; bij liep daarbij zelf brandwonden op I aan hand en armen. Een drietal doctoren was spoedig aanwezig, om geneeskundige hulp te verleenen. Vreeselijk verbrand aan hals, armen, aangezicht en ook aan de onderste ledematen, werd de dienstbode onmiddellijk naar Calvariënberg overgebracht. ' Oogenblikkelijk werd haar vader, een weduwnaar, van het gebeurde verwittigd. j Vreeselijke pijnen heeft het arme meisje moeten lijden. Het was bijna onherkenbaar 1 zulke verwoestingen hadden de vlammen op haar lichaam aangericht; ’t geheele lichaam ' geleek één harde korst. Tot halftitn in den avond is zij vrijwel bij kennis geweest, zoodat ze een vrij omstandig | verhaal van het voorgevallene kon doen. ’s Nachts is zij, na een zeer smartelijk lijden, te halftwee overleden. Van Kol. Het Volk meldt: Men vraagt ons, wat er waar is van het Telegraaf-nieuwtje, dat Van Kol zich blijvend in het buitenland zou vestigen. Geen jota. Brand in „De Gekroonde Valk”. Over den grooten brand die gisteren in Amsterdam gewoed heeft wordt nader gemeld: Zondagnacht heeft te Amsterdam een brand gewoed, gelijk er in de laatste jaren niet vele zijn voorgekomen. Ongeveer kwart vóór vieren werd ontdekt, dat in een gedeelte van de uitgebreide Bierbrouwerij «De Gekroonde Valk,« aan de Hoogte Kadijk, brand was ontstaan, en wel in dat gedeelte van het groote complex van gebouwen, waarin de Mouterij is gevestigd. In dat steenen gebouw — het staat tusschen het kantoor en de eigenlijke brouwerij — vertoeven des nachts twee werklieden; de overige arbeiders behoeven eerst aanwezig te zijn des morgens bij den aanvang der werkzaamheden. Op het genoemde uur ontdekte een van dè beide bedoelde werklieden, dat op de bovenste verdieping èen der eersten, d. z. droogovens voor het grstaïi was warmgeloopen, en dat daardoor een begin van brand was ontstaan, Hij waarschuwde zijn makker en beproeld werd met de aanwezige brandslang het vuur te dooven, maar dat mocht niet gelukken In minder dan 10 minuten stond, over de geheele lengte van de Mouterij deze zolder in brand, daar de licht brandbare mout een ge reed voedsel voor de vlammen was. Niet lang duurde ’t of het dak brandde, terwijl ook, na het doorbranden van de vloeren, de lager gelpgen zolders er aan gelooven moesten. Weldra woedde in het kolossale gebouw — ’tis ongeveer 60 M. lang en 50 M. breed —één vlammenzee, Een geweldige vonkenregen steeg uit het daklooze vierkant van muren, dat inwendig niet anders dan vuur scheen te bevatten, naar omhoog. De felle Zuidwestenwind wakkerde de vlammen steeds aan en vóór de brand een kwartier aan den gang was, kon men overal in de s ad den hemel in Oostelijke richting hel-rood gekleurd zien. Natuurlijk was onmiddellijk de brandweer gewaarschuwd, en deze was, ouder gewoonte, op de snelst mogelijke manier ter plaatse en aan het blusschen getogen. Stoomspuiten werk ten aan de voorzijde, op de Kadijk ; de «Jan van der Heijden” lag aan den achterkant, in de Nieuwe Vaart, terwyl nog terzijde, op het Kadijksplein, naast het Zeemanshuis, stoomspuiten geplaatst waren, welke ook nog trachtten het vuur te bestrijken. Natuurlijk lagen ook over de daken van de belendende perceelen brandslangen en op die wijze werd van alle mogelijke kanten een zoo groot mogelijke hoeveelheid water in den vuurpoel geworpen. Aanvankelijk schenen de woedende vlammen zich daaraan niet veel te storen, maar op den langen duur werd toch de kamp tusschen water en vuur ten gunste van het eerste beslist. Allengs werd de hevigheid van de vlammen - minder, en omstreeks 6 uur kon de brandweer ! met genoegzame zekerheid voorspellen, dat de - brand tot de Mouterij beperkt zou blijven, ’t Had groote inspanning gekost om dat re1 sultaat te bereiken, want gedurende een tijd heeft de aangrenzende brouwerij gevaar geloopen óók te worden aangetast. Gelukkig was ! de windrichting hier in het voordeel; de von1 ken vlogen in schuine richting langs de Brou' werij en de overige gebouwen over de Nieuwe ' Vaart en spaarden dus hetgeen onmiddellijk aangrensde. Dat had echter tot gevolg, dat nu de huizen op de Eilanden bedreigd werden ; i doch gelukkig is ’t bij een bedreiging gebleven. Wel heeft door aanraking met overgewaaide • vonken het dak van de Oosterkerk een oogen■ blik gebrand, maar de brandweer was er spoei dig genoeg bij om dit begin van brand inde ; geboorte te smoren. i Alles heeft zich dus bepaald tot het moutt gebouw, dat echter geheel is uitgebrand. ' ’t Had weinig gescheeld of er wareD persoon5 lijke ongelukken bij dezen brand te betreuren " geweest. Zooals wij zeiden, lag de «Jan van 3 der Heijden« in de Nieuwe Vaart, tegen den ) daar uitkomenden achtergevel van het bran' dende gebouw. Twee van de drie topgevels van dezen achtermuur zijn ingestort en bij de 3 eerste instorting was het puin b'yna op de bemanning van de «Jan van der Heijden« terecht s gekomen. Door snel achteruitstoomen wist mén s nog tijdig aan dit gevaar te ontkomen. Het bedrijf van «De Gekroonde Valk* zal
van den brand geen belemmering ondervinden, alles kan zijn normalen gang gaan. Alleen zal men zoo spoedig mogelijk den verbranden voorraad graan moeten aanvullen. Juist was dezer dagen de geheele zomervoorraad, ongeveer 1000 last, opgedaan welke thans geheel verbrand is. De brouwerij «De Gekroonde Valk* is op Beurspolis verzekerd. Het blusschingswerk geschiedde, by afwezigheid van den commandant onder leiding van den hoofdbrandmeester, J. A. Nieuwenhuis, tot wien de directie van de Brouwerij een betuiging van tevredenheid richtte over de wijze, waarop de brand gebluscht was. ’t Spreekt vanzelf, dat ondanks het nachtelijk uur vrij wat nieuwsgierigen op de been waren, wier aantal met het aanbreken van den dag natuurlijk nog toenam. De welbekende hoofdinspecteur Hazenberg zorgde er voor, dat de brandweer, niettegenstaande die groote belangstelling, binnen een behoorlijk afgezet terrein werken kon.
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326062:mpeg21:p00001
SPORTROMAN nooB W. MEIJER—FÖRSTER 23 Ze wist slechts dat door het verlies van dezen wedren in de eerste jaren geen sprake van een huwelijk kon zijn; dat voor Joseph heel iets anders op het spel stond en verloren was gegaan, daarvan had ze niet het minste vermoeden. De paarden, die in galop ver voorbij de eindpaal vliegen eer de ruiters in staat zijn ze langzaam en voorzichtig in den draf te doen overgaan, keerde nu , terug en gingen stapvoets langs de tribnnen. Op het oogenblik waarop Albrecht von Heidenstamm op Madagasdar de zadel plaats inreed, speelde de muziek het volkslied en op hetzelfde moment barstte de stormachtige toejuichingen los, waarmede het publiek den overwinnaar ontving. Het ia waar, er was veel geld verloren, maar men had dan ook een ren gezien, een wedstrijd zooals zelden op de groene vlakte van de renbaan te aanschouwen is. Twee broeders, die van de negentien officieren onmiddellijk achter elkaar de eindpaal bereikten ! De beste ruiter van vroeger jaren en de beste ruiter van den tegenwoordigen tijd in heftigen, groolschen strijd elkaar de zegepraal betwistend. Van beiden kan natuurlijk altijd maar een de overwinnaar zijn, dat spreekt van zelf, maar de roem van den dag behoort in gelijke mate aan de beide Heidenstamms. Toen Joseph naderde en langzaam de zadelplaats inreed, ontvingen de dicht opeengepakte menschen hem met nog grooter enthousiasme dan zijn broer.
Hij had gestreden als een leeuw en het publiek wilde zijn lieveling voor de bittere teleurstelling troosten. «Bravo, Heidenstamm I” «Bravo, Joseph I” Een zoo geestdriftig en eindeloos gejubel omringde hem, dat hij naar alle zijden groetend zijn dank moest betuigen. Duidelijk en helder stond hem voor oogen : dat is de laatste maal. Nooit meer zal je over deze renbaan rijden, nooit meer zullen deze menschen je zien. Hij reed den hoek om en bij het naderen van het weegvertrek verdrongen z'ch de menschen om hem heen in zulk een mate, bereikte het bravogeroep den hem omringende officieren en hun dames en van de menigte zulk een hoogte, dat over zijn bleeke, magere trekken een zachte gloed zich spreidde en de gelukkige, haast kinderlijke glimlach om zijn lippen speelde, waarmede hij bij zijn ontelbare zegepralen gewoon was te danken. Plotseling trof hem de gedachte: «Het is toch de moeite waard zulk een leven 1” Nog een keer. een allerlaatsten keer bruiste een storm van toejuichingen om hem heen, toen hij naast Albrecht de trap van het keizerlijk paviljoen afdaalde, beiden met hun zilveren prijs in de handen, die zijn Koninklijke Hoogheid met woorden van groote waardeering hen had aangeboden. Eindelijk was hij alleen. Hij ontkleedde zich en trok de elegante uniform weer aan. Stuk voor stuk ontdeed hij zich van de lichte kleediDgstukken van zijn wedren-pakje en legde ze naast zich op een stoel; het laatst verrnilde hij de petten. Voor hij de deur uitging nam hij nog eenmaal de oude, versleten rijzweep in de handen. Met deze zweep, die hij als kleine jongen ten geschenke had ontvangen, waren alle groote overwinningen bevochten: de Badensehe
steeple-ehase ; de Badensehe «Armee” ; de «Armee” te Charlottenburg en honderd anderen. Ze in beide handen nemend brak hij ze stuk over zijn knie. Het was vijf uur ’s middags, er volgden nog drie rennen. Joseph ging de trappen der tribune op naar de loge der Dewitzen. Marie reikte hem de hand met vragenden, angstigen blik; de anderen waren verlegen en wisten niet recht wat ze zonden zeggen en of ze hem moesten troosten. Buitengewoon kalm en rustig beantwoordde hij de vragen van den generaal naar den verloop van den wedren. ,Ja, Frangipani was vermoeid,” — «ja, de voorsprong kwam van mijn zijde te vroeg, ik had nog moeten wachten dan ware wellicht de zaak anders geloopen — «of de hengst goed en gezond uit den strijd te voorschijn is gekomen f O, zeker vermoeid natuurlijk, maar anders — ja, Marie, wat ik wou zeggen, je moet me excuseeren. Ik heb mijn vriend Rochus ontmoet die vanavond weer met den trein van acht naar Oost-Pruisen vertrekt. Ik wilde zoo graag nog een paar nnr met hem samen zijn. Vindt je het goed?” Ze haalde diep adem. Hij scheen zoo heel bedaard , misschien was de zaak op verre na ni«t zoo erg als zij zich had voorgesteld. «Adieu, Marie!” «Adien, Joseph." Hij reikte den generaal en de jonge dames, die haar teleurstelling te boven waren gekomen en weer vroolijk lachten, de hand en schreed met vasten, veerkrachtigen tred door den smallen gang tusschen de loges. Aan het einde van den gang bleef hij staan en keerde zich om. Zij konden hem niet zien, de borstwering van de tweede reeks loges onttrok hem aan baar blik.
Marie zat voorovergebogen en keek naar beneden, blijkbaar met de bedoeling Joseph bij het voorbijgaan nog eens toe te knikken. De andere meisjes zaten druk te praten, zeker behandelden ze een onderwerp dat allen belang inboezemde. Eenzaam alsof ze er niet bijboorde, zat ze te midden harer nichtjes. En nog eenzamer zou ze worden. Met strakke, brandende oogen zag Joseph op haar neer: arme, bedrogen Marie. Weg haar geluk, weg haar jeugd. Bedrogen door een speler. Een sluier kwam voor zijn oogen, maar met een machtige inspanning bedwong hij zijn ontroering ; nog eenige seconden rustte zijn blik op haar gelaat toen wendde hij zich af en ging. * * • Hij ging door het dicht opeengepakte publiek langs de tribune, toen voorbij de tweede tribune waar dank zij den joekey-ren, welke zoo aanstonds zou beginnen, zich weinig menschen ophielden, dan tusschen de renpaarden door die gedeeltelijk met dekens gedekt in breeden kring werden rondgeleid. Door de groote uitgangspoort, waar de beambten met de controle belast hem eerbiedig groetten, verliet hij het terrein, en den straatweg volgend liep hij langs een eindelooze rij rijtuigen, waarvan de koetsiers in hun hemdsmouwen in het gras zaten en kaart speelden. Hij was het laatste rijtuig gepasseerd, het rumoer van de renbaan klonk als een zwak geruisck hem in de ooren en verstomde eindelijk beelemaal. Den straatweg verlatend , liep hij het bosehpad in zich ergerend over de wolken stof die opdwarrelend op zijn pad zijn verlakt-leeren laarzen met een fijne, grijze poeder bedekten. Op hetzelfde oogenblik verbaasde hij zich over zichzelf, dat zalk
een onverschillig en banaal ding als bestoven laarzen nog indruk op hem kon maken. Het dennenbosch was maar smal, niet veel meer dan een strook welke de omheinde renbaan van den straatweg scheidde. Een dof getrappel van paardenhoeven deed hem even stilstaan. Op eenige meters afstand van hem stoimden acht paarden voorbij met jockey’s in het zadel, wier zijden buizen door den wind opbolden. In een ommezien waren ze voorbij en door de stof aan het oog onttrokken. Nu was hij alleen. Weer stond hij even stil en de linkerhand tegen de linkerslaap drukkend, trachtte hij na te denken. Hoe was hij hier gekomen P Hij wist het zelf niet recht, als in een bynotischen slaap had hij den weg ingeslagen. Toen knikte hij, zacht prevelend : «Heel goed zoo , ja, heel goed I” Hij wilde zijn pad vervolgen toen het naast hem in de drooge dennennaalden kraakte en knetterende. Ontsteld, met een zenuwachtige beweging keerde hij zich om toen een breede hand op zijn schouder werd gelegd. «Is dat loopen, beste Joseph! Het is geen gekheid om je in te halen als men honderd vijfennegentig pond moet meeslepen.” «Rocbns !” «Als je van plan bent den weg naar Berlijn te voet af te leggen, dan ga ik met je mee, ofschoon ik moet zeggen dat het geen kleine wandeling is. Je hebt er zeker geen bezwaar tegen P” Ik wou liever alleen gaan.” «Neen,” «Doe me het genoegen en laat me alleen.” «Neen, mijn jongen.” (Wordt vervolgd).
"HORDENREN". "Bredasche courant". Breda, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326062:mpeg21:p00001