Ilceiamcs lielri Rende d bezorpinj* dezer ( ourant
gelieve men i juijj ie geven aan ons bureau, Groote Viarkl 53.
Veranderingen in advertentiën trelicve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan nrAfilon inirosiann
BRDDF.N. STOFFFKIlllF.it IJ. Geb. VERHOEVEN, Veemarkt 32. BREDA. Tel. 212. DE VLINDER. Ifeubileeringen. \\? iegen. Luiermanden. 111,11 NliF.RIJ. MEIBELFABRI K.
HYGIÉNISCHE STOFZCI6EBIJ.
HYGIËNISCHE STOFZU1GERIJ’
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/05/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326127:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1906/05/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326127:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD.
»De Middenstander” orgaan van de; Handelsvereeniging «Rotterdam” onder redactie van Frans Netscher had dezer dagen een artikel over de door l)r. Kuyper ingestelde Staatscommissie voor den Middenstand. Tot lid en voorzitter werd benoemd de heer R. P. J. Tatein Nolthenius, te Amsterdam en tot leden en ondervoorzitters,de heeren: M. Noordtzij, lid van den gemeenteraad en van de Provinciale Staten, te Kampen ; J. S. Meuwsen, voorzitter van den; Nederlandsclien Bond van Vereenigingen van den handeldrijvenden middenstand en voorzitter der Algemeene Winkeliersvereeniging te Amsterdam. «Wanneer de Middenstand zich ooit aan een illusie vergaapt heeft, — zoo schrijft do heer Netscher — dan is ’t
zeker wel aan deze, dat hij iets te wacli- j ten heeft van de Staatscommissie voor den Middenstand”. Wat kan de bedoeling van den Minis- ( ter geweest zijn met de instelling? »In de eerste plaats kan hij zich hebben laten leiden door het werkelijk 1 ernstig voornemen om iets voor den 1 betrokken stand te doen; en in de l tweede plaats kan hij het plan hebben \ opgevat om — we veroorlooven ons hier t een tneer huiselijk dan parlementaire \ uitdrukking — om «van ’t gezanik af te c wezen.” De Minister kon dan, wanneer 1 men uit de middenstandskringen weer met verzoeken bij hem aankwam, zeggen : ik heb jullie nu een eigen staatscommissie gegeven; met die heb ik alleen officieel te maken ; aan haar voor- e lichting houd ik mij, en als jullie nu iets hebben, vecht ’t dan maar eerst >: met haar uit. De Minister kon die c commissie alles op den hals schuiven, zich achter haarj verschuilen en zich dan t verder van alles afmaken. 1 Mocht dit zijn stille bedoeling zijn r geweest., dan heeft de Minister zijn doel \ volkomen bereikt, want tusschen de \ regeering en den middenstand staat nu y de Staatscommissie; zij vormt den } buffer, die de stooten van beneden af \ teeen de reseerino- rlnnff doodt. [ Ja, dóódt 1 r Want de heele actie van den midden- e stand ten behoeve van staatstusschen- 1 komst voor zijn belangen wordt thans t door die commissie heengeleid, en op ' haar weg daar doorheen gesmoord en £ verstikt door de inertie van dat lichaam. I Absolute inertie , totale stilstand ! { Want als men eens vragen wilde wat deze Staatscommissie gedurende < haar nu tweejarig bestaan gedaan heeft 1 dan zou het antwoord alleen het met 1 reuzenletters geschreven woord «niets” 1 kunnen vormen. En wanneer men mocht denken, dat i we overdrijven, dat zegge men zelf, 1 of ’t zich laten fotografeeren, ’t maken ! van een kostenberekening voor eigen < uitgaven en ’t een paar maal heel deftig 1 bijeenkomen zonder iets uit te richten j als eenig resultaat van twee j aar levens 1 op den naam van «werken” aanspraak i mag maken ? Verder heeft zij niets, i absoluut niets gedaan! 1 Waar zijn de rapporten en memories ’ over belangrijke middenstandsvraag- i
stukken, aan de regeering uitgebracht ? Ze zijn er niet! Waar zijn de adviezen om reeds voor de hand liggende maatregelen te treffen ? Ze zijn er niet! Waar zijn de ontwerpen om de oneerlijke concurrentie tegen te gaan, het handelsvakonderwijs te bevorderen, haar opinie in zake de wijziging der wet op de Personeele Belasting — we noemen slechts een paar zaken, waarvoor de bouwstoffen gereed liggen en die na twee jaar dus lang verwerkt hadden kunnen wezen ? Ze zijn er niet! Er is niets ! De Middenstand is gedupeerd. En de Staatscommissie is tot nu toe een faillure geweest.” De schuld van dit alles is — volgens «de Middenstander”—debenoeming van den heer Nolthenius tot voorzitter. We willen — aldus het. middenstandsblad — op de kundigheden en bekwaamheden van den heer Tutein Nolthenius niets afdingen, evenmin op zijn goede bedoelingen — ofschoon daarmede ook wel eens de weg naar een oord geplaveid wordt, waar de vijanden van den Middenstand hem heen wenschen, — we geven ook toe, dat hij een zeer «..r V- -o, M,t;r goéd op zijn' plaats als vertegenwoordiger der regeering op officieele congressen, en wé erkennen ook gaarne, dat hij een gewaardeerd penvoerder is over de theoretische zijden van het Middenstandsvraagstuk — maar wat de practische actie voor de middenstandsbelangen betreft, daarin moet hij niet zijn meegevallen.” De «Nieuwe Arnh. Ct.” (een blad dat eveneens warm voor de middenstandsbelangen pleegt op te komen),dit artikel besprekende, zegt dat er voor dit tegenvallen geen grond bestaat. Niemand, ook de heer Nolthenius niet, kan meer geven dan waarover hij beschikt, en hoe zou de voorzitter der Staatscommissie nu practisch kunnen optreden voor belangen, welker practische kennis hem totaal ontbreekt ? De heer Nolthenius is wellicht een bekwaam ingenieur ; buiten allen twijfel is hij een hoogst verdienstelijk schrijver, aan kennis uit boeken geput ontbreekt het hem zeker niet; maar wat weet hij bij ervaring van de belangen en behoeften, van den dikwerf harden
strijd om te bestaan van onze kooplieden, winkeliers, neringdoenden ? Hoe kan er kracht, bezieling, overtuiging uitgaan van iemand, die dat alles alleen bij hooren zeggen kent. En wat van hem geldt, past evenzeer voor den eersten ondervoorzitter professor Noordtzij, en voor andere leden der Staatscommissie. De Middenstand plukt thans de vruchten van het opdragen van zijn belangen aan nietmiddenstanders. waartegen wij van den aanvang der beweging af hebben gewaarschuwd Voor de heeren professoren, rechtsgeleerden enz., die op de congressen het hooge woord voerden, was deze beweging een middel. Nu het beoogde doel niet is bereikt, heeft ook de beweging hare beteekenis verloren. Ten slotte zegt de »N. Arnh. Ct.” : Laat de handeldrijvende en industrieeele Middenstand zich bewust worden van zijn kracht, van zijn groote beteekenis, en dan de bevordering en verdediging van zijn belangen in eigen hand nemen. Dat is de weg om te slagen.
"De gefopte middenstand.". "Bredasche courant". Breda, 1906/05/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326127:mpeg21:p00001
\r au vuzvu curTtspumitm.) Sureewald — „lagunen en bossclicn”, Berlijn, tiememarisuag, si mei xvuu. Onder de aan natuurschoonheden van bosch en hei en heuvels en rivieren, stroompjes, grootere en kleinere meeren zoo rijke omstreken van Berlijn neemt het uitgestrekte Spreewald, op een afstand van ruim l1/* uur sporens oostelijk aan de lijn naar Görlitz gelegen, een zeer bijzondere plaats in. Met zijn tallooze stille, voor het meerendeel onder het hooge loofhout kronkelende Spreearmen, zijn enorme bosseben bijna zonder rij- of voetwegen, uren ver zich uitstrekkende, zijn schilderaehtige grootendeels in de bosseben verscholen dorpen met houten huisjes en zijn kernachtige wendische bevolking, zou het wel op 3 «kruisjes” in Badeker of in de speciale, aardige Kusslingsche reisgidjes van Berlijn en om streken mogen aanspraak maken. Toch wordt het naar rato van zijn «recht op 3 kruisjes” nog lang niet genoeg bezocht. »Nu, dat is ook geen wonder”, zal de lezer wellicht denken. «Ruim anderhalf uur sporens is ook een heele afstand. Men zou evengoed te Oosterbeek, Velp, Wolfkeeze, de Steeg, tot de «omstreken” van Amsterdam kunnen rekenen ! ’ De Berlijner denkt er echter anders over. Tegen een betrekkelijk lange spoorrit heen en een dito terug op één dag ziet hij niet op en tot dusver maakte de staat het hem door de zeer billijke tarieven van het speciale «Vorort verkehr” zeer gemakkelijk, dat hem in staat stelt in alle windrichtingen, plaatsen op ruim een uur sporens van Berlijn gelegen, voor enkele Groseken te bereiken. Na de aanneming der nieuwe belastingwetten, waartoe o. a behoort een stempel op spoorkaartjes en bet verhoogde spoorwegtarief, dat in het volgend voorjaar in werking treedt, zal bet met de bijzondere goedkoopte der biljetten naar de uiterste punten van het Yorort verkelir gedaan zijn. Dat het Spreewald nog betrekkelijk zoo weinig
bezocht wordt, is eensdeels het gevolg van zijn ligging, rnim 3 kwartier sporens achter Königswursterhausen, (het eindpunt van het Vorortverkehr op dit trajekt), anderdeels van de opinie der meeste Berlijners, dat met het bezoek minstens twee dagen (derhalve kosten van nachtverblijf) gemoeid zijn. Het gros der Berlijners kent het Spreewald niet door eigen aanschouwing doch uitsluitend als onuitputtelijke bron en «leverancier” van twee specialiteiten, beide zeer gezocht bij de bevolking der wereldstad : n.1. de kerngezonde Spreewalder minnen en de van uit Lübben en Lubbenau in enorme hoeveelheden naar Berlijn en alle richtingen van Dnitschland verscheepte groene komkommers. Een ingelegde Spreewalder «Salzgurki” behoort tot de delicatessen der Berlijnsche burgertafel. Ofschoon het vochtige, laag liggende Spreewald terecht als zeer vruchtbaar bekend staat, getuige de intensieve kuituur in de kleine akkers der geliefde «Salzgurke — in spe”, en ook op ander gebied zijn bijnaam alle eer aandoet, is het toch, speciaal «op dit andere gebied” met den besten wil van de wereld en den grootsten ijver voor de goede zaak niet bij machte, jaarlijks alléén aan den grooten navraag naar «Spreewalder minnen” te voldoen. Naar ik mij door ingewijden heb laten vertellen, moet dan ook een groot percentage der «dralle Spreewalderinnen”, die met wippende, wijd uitstaande, felkleurige, diepgeplooide korte rokken en bonte vleugelhoofddoeken, die de straten van Berlin W. en den Tiergarten bevolken, voor zich uit duwend den onvermijdelijken kinderwagen met de aan hare moederlijke zorg toevertrouwde spruit, eenvoudig geïmiteerd zijn, en misschien nooit een voet gezet hebben in de smalle, lange, laag op het water liggende booten, welke, door den achterin staanden bestuurder of bestuurster snel en behendig voortgeboomd tusschen de kronkelende oevers, vrijwel het eenige vervoermiddel vormen van het schilderachtige boseb- en lagunen-land. Trouwens, een nagebootste Spreewalderin, alras zuster niet onder te doen, al beeft haar wieg niet in een schilderachtig houten huisje op een rondom in het water liggend «erf” te Lübbenau of Lehde gestaan, maar ivier-hoog” in bet derde achtergebouw van een der groote huurkazernes in Berlin O. Ongehuwd is bovendien doorgaans de geïmiteerde «Spreewalder Ammi” uit. de Berlijnsche Ackerstrasse evenals hare heusche Wendische collega! Twintig jaar geleden was het Spreewald nog terra incognita voor de Berlijners. Zelden maakten bewoners der hoofdstad een uitstapje naar het uitgestrekte gebied, waar de Boven-Spree en ongeveer 300 vertakkingen zich kronkelend een weg heeft gebaand door het moerassige, met weelderig loofhout dicht bezette lage land, waar wegen en voetpaden tot de [groote zeldzaamheden bebooren en het verkeer evenals honderd jaar geleden grootendeels per voortgestaakte (geboomde) smalle boot langs de tallooze, kronkelende, natuurlijke stroompjes geschiedt. Het is grootendeels de verdienste van den wakkeren en ondernemenden schoolmeester Ealisck in Lübbenau geweest, dat het schilderaehtige en interessante Spreewald werd «ontdekt” en populair gemaakt bij de Berlijnsche bevolking. Sinds tal van jaren arrangeert deze «Lissone” van Lübbenau gedurende de zomermaanden tegen zeer billijke condities gezelschaps-boottoohtjes van twee en meer dagen door het Spreewald, gewoonlijk geassisteerd door zijn ecktgenoote, waarbij het bijzonder pittoresk rondom in het hout gelegen «Gasthaus zum grünen Hecht” dooigaans als punt van uitga! g wordt gekozen. In verschillende richtingen voeren van hier waterwegen «in het diepst van het woud”. Met groot genoegen heb ik verleden jaar aan non /I iilrf tiroorl -a q n>ar>lif» Tdecr»no . fnnlvf wem TipK fPP
Ealisoli deelgenomen door het Obere Spreewald. Enkele dagen geleden maakte ik een ééndaagsche tocht in het Untere Spreewald. Over beide uitstapjes, welke ik Berlijnsche toeristen zeer kan aanbevelen, in een volgend artikel. K.
"BRIEVEN UIT BERLIJN.". "Bredasche courant". Breda, 1906/05/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326127:mpeg21:p00001
OORLOGSROMAN DOOR SEESTERN. 42 En dan kwamen de lange wagen-kolonnes ; dan hielden aan de spoorwegstations de transportwagens stil van hospitalen en lazaretten, om de gewonde en zieke slachtoffers op te nemen, en ze daar le brengen, waar de mensebelijke kunst er wellicht in zou slagen, om liet leven te behouden en de verbrijzelde ledematen te genezen. De oorlog doet zeker de wildste hartstochten ontwaken en wakkert bet dierlijke in den menseb aan, wanneer een soldaat bet wapen richt tegen een vijand, die hem persoonlijk geen kwaad beeft < gedaan, die hem onbekend en overschillig is, maar die o.ok een mensch is, voor wiens leven thuis vrouw en kinderen sidderen, voor wien zijn onders bezorgd zijn, wijl dc zoon nu een man geworden, de steun van hun ouderdom moest wezen Mensch stond tegenover mensch, alleen, verschillend door volksaard en uniform. Ja, bet kleine stukje metaal, de kogel weet niet van waar het komt, noch waarheen het gaat, en hoeveel tranen den grond bevochtigen, waarop zijn slachtoffer valt 1 Doch de oorlog, die de laagste en hoogste roerselen der menschheid in beweging brengt, die baar tot den hemel opvoert, of baar doet zinken in de nacbtelijke duisternis van sombere hartstochten — de oorlog brengt ook de hoogste deugd van den man tot ontwikkeling; de kameraadschap. En met verbazing zagen de zonen van het volksleger, die, doir eed en plicht gebonden gehoorzaamden aan het bevel der jonge officieren, tehuis
n de kazerne, en nu op het slagveld, boe die ongelieden in weinige weken mannen werden, één :ieh voelend met het volk, waarover zij het bevel ’oerden. De oorlog maakt spoedig een einde aan lespottelijke verwaandheid en bekrompen zelfverïeffing. Hier, waar één noodlot over allen besliste, 'erdween het door de mensclien bedacht verschil n stand. Allen waren menschen. Met kameraadchappelijke bewondering en liefde waren de sollaten gehecht, aan hun officieren, die, zooals zij visten, zich geen rust gunden, eer de laatste man jezorgd was. Zeker, uitzonderingen waren er, naar dat bleven uitzonderingen. Ondanks de itrenge discipline kwamen er wel vergrijpen voor, lie een zware straf eischten. Maar dit was zeker: vie in den oorlog het leven verloor door een logel op een hoop zand, of wie zonder militaire inderscheiding naar huis werd gestuurd, zou thuis >ok in handen van den rechter zijn gevallen. Doch dit alles bleef een uitzondering tegenover le talrijke, heerlijke voorbeelden van trouw, van cameraadschap en van menschelijkheid tegenover Jen overwonnen vijand. En altijd weer nieuwe veldslagen, nieuwe overwinningen en nieuwe lijsten van gesneuvelden. Hoe lang zou die vreeselijke strijd nog duren, die le landen ontvolkte en de bloem der natie bracht iot den slaap onder de groene zoden ? In het vaderland lagen dagelijks millioenen geknield en smeekten den hemel, om toch een einde te maken ian die moorddadige veldslagen, aan de bloedoffers van het volk En steeds weer nieuwe slagen, nieuwe gevechten, nieuwe lijsten vin dooden. Altijd kleedden zich weer menschen in het zwart, leefden zij met heschreide oogen zwijgend en onverschillig een leven, dat geen enkele hoop voor de toekomst meer bood, een leven vol neerdrukkende zorgen Het was iets anders, op het slagveld den vijand onder de oogen te zien, in de hand liet wapen dat de beslissing moest brengen, dan_ tehuis te zijn,
TTMirnnmirnT—r—-—~m—a——a—— i waar men slechts de lange treinen vol gekwetsten 1 rag, en de offers telde, die de oorlog dag aan dag ’ eischte. J i DERTIENDE HOOFDSTUK. i i Toen de herfst kwam, i 1 i Antwerpen werd belegerd. Cherbourg en Havre werden belegerd, Brest werd door een groote 1 legermacht van de landzijde waargenomen. Van i het eigenlijke beleg van Parijs had men afgezien, :n zich vergeübegd met de groote toegangswegen ;j I tot de hoofdstad door sterke waarnemingscorpsen I bezet te houden, en een wijden kring te slaan om ; . den reusachtigeu gordel van forten. De daardoor ’ gedeeltelijk ingesleten en tot werkeloosheid ver- 1 oordeelde bezetting van Parijs bestond uit ! 200.000 man liuietroepen en 100.000 man van de garde mobile, die echter, zooals bij de- eerste i uitvalsgevechten bleek, weinig geoefend waren Door een juiste opstelling der duitsehe waarnemingscorpsen, verbonden met een gecompliceerden signaal- en berichtendienst, die werkte met alle middelen der moderne techniek, met ballons captifs, draadloozen telegraaf, heliograaf, automobielen, enz., hadden de duitschers tot dusverre bij eiken uitval der Parijzenaars de samentrekking der frausebe troepen tusschen de stad en de forten bijtijds uit den ballon kunnen nagaan, zoodat zij, wanneer het gevecht begon, sterker waren dan de vijand. De meeste fransche uitvallen eindigden reeds vóór de duitsehe draadversperringen. Door het aanleggen van breede mijngangen dwars over de straatwegen waarlangs de vijand gewoonlijk optrok, werd een tweede afsluitingsmiddel gevormd, dat door zijn vreeselijke ontploffingen ook een moreele uitwerking cp de aanvallers had. Een
01 Ulb VI WSUJ.JV». VJ/ i vv» uv* J want overal lagen mijnen ! — dat de grond mijlen b ver kon worden opgescheurd en de regen- van A steenen en ijzer van de dynamiet ontploffing p honderden dooden kon, was reeds onzeker van lt zichzelf bij den opmarsch en ging in slechte I p conditie het gevecht tegemoet. Alle pogingen, om p door den kring van het duitsehe waarnemingscorps s< te breken, waren tot dusverre mislukt, en ondanks ai den ontzaglijken voorraad van levensmiddelen te tf Parijs, begon zich reeds een gebrek aan proviand h te doen gevoelen, al was het nog niet in hooge k mate. ei Meer dan de helft van Frankrijk was in het rr bezit van de verbonden legers. In een grooten b boog van den Loire-mond over Orleans tot bij g Lyon stonden de duitschers, vandaar zuidelijk tot n voorbij Lyon de oostenrijkers, die echter in de bergstreken van Lyonnais tegenover de met het z terrein goed bekende fransche troepen niet veel li konden uitrichten. Het benedendal van de Rh 6ne z en de zuidfransehe kust waren in de macht van li het italiaansohe leger, behalve de havens van v Toulon en Marseille, die van de landzijde belegerd a werden, en wier goed aangelegde versterkingen nog s stand hielden. Het italiaansohe hoofdkwartier be- d vond zich tijdelijk te Nïmes. De fransche regeering was van Parijs naar 1 a Bordeaux gevlucht en had in de provinciën waar- r over zij nog beschikte, evenals in 1S61, de levée Fe en masse georganiseerd, ofschoon met weinig i resultaat, daar de tijd te. kort was De engelsche ! 1 troepen maakten van den Loiremond tot bij Bourges 1 den 1 nkervleugel uit van de lang gestrekte stelling, ( die de fransche corpsen ionamen, en waarbij zij i een halven cirkel vormden, die zich aansloot bij I de bergketen van Midden-Frankrijk. De rechter- ' vleugel, waar zich ook de spaansche en portu- ] geeecbe troepen bevonden, stond met het front bijna vlak naar het oosten tot aan de zeekust
tegenover de italianen. In Brest en Cherbourg jevoud zich een sterke engelsche strijdmacht. Ook Antwerpen werd door engelsche en belgische troepen verdedigd. De engelsche vloot voorzag deze laatste door den vijand in Noord-Frankrijk bezette plaatsen voortdurend van geschut, ammunitie, proviand en troepen. Elke door het duitsehe geschut vernielde stelling werd dadelijk hersteld, en ichter de vernielde buitenforten verhieven zich lelkens nieuwe rijen van schansen, die slechts een langzaam voortrukken mogelijk maakten. Van hun kant waren de duitschers niet van plan, de zaak ernstig te behandelen, daar zij rekening hielden met den toevoer door de engelschen, en zich er toe bepaalden, te beletten dat de drie zeevestingen gebruikt zouden worden als operalie-basie voor nieuwe legercorpsen. Tegen het einde van den zomer, na de ontzettend moorddadige veldslagen, was er een tijdlang stilstand geweest in den oorlog; van beide zijden was men er op bedacht, de kolossale verliezen aan manschappen aan te vullen. Inj Oetober wilden de duitschers beginnen met de concentrischen aanval uit het noorden en oosten ; door het geringe suceès der oostenrijkers en italianen moesten zij de beslissing echter nog uitstellen. Op zee was de duitsehe vlag verdwenen, evenals de italiaansohe, en de oostenrijksche. Wat er nog van de duitsehe en de italiaansohe vloot was overgebleven, werd door de vijandelijke eskaders in de havens geblokkeerd. Op den Oceaan was het eenzamer geworden en de gewone wegen van het internationale stoombootverkeer waren verlaten, daar ook de meeste engelsche handelsbooten dienst moesten doen voor transporten tusschen de engelsche havens en de belegerde fransche kustplaatsen, en voor de approviandeering van de engelsche blokkadevloot in Noord-, Oost- en Middellandsche zee, (Wordt vervolgd.)
"De ineenstorting van de oude wereld.". "Bredasche courant". Breda, 1906/05/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326127:mpeg21:p00001