"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326134:mpeg21:p00001
liet staathuishoudkundig begrip van ii «waarde” is nauw verwant met bruik- g baarheid en in dezen zin is zij betrek- t kelijk. De waarde van een ding kan <3 hooger of lager worden, zonder dat er ' eenige verandering aan geschiedt: door 1 het te brengen naar de plaats waar z men liet noodig heeft, door de behoefte 1 er aan te vermeerderen. In de parabel a van den liongerigen woestijnreiziger, 1 die, verheugd door een zakje te vinden, f dat liij met dadels gevuld dacht, bij ( het openen teleurgesteld uitriep : »Ach £
iet zijn slechts parelen” — is die gelachte treffend uitgedrukt. Op allerlei zaken is dat van toepasiing. Bekend zijn de nu en dan voorkonende geschiedenissen van schilde’ijtjes, die jarenlang onder den rommel /an een nietkenner weggeborgen, ontlekt werden door iemand, die er wel verstand van had, waarna zij tot telkens stijgende prijzen van hand tot hand ringen, omdat gebleken was dat zij het ,verk eens meesters waren. De waardelepaling van kunstwerken is dikwijls ’antastisch; zij hangt af van de begeerte om zich liet bezit er van te verzekeren. Hier kan men ook wel zegden, dat het bezit een behoefte bevreligt en is dus het begrip van bruikbaarheid niet geheel uitgesloten; de eigenlijke beteekenis is echter gewijzigd en onvolledig ; zij moet worden aangeiruld met de nog meer relatieve begeerijkheid. Verwaarloozen is : waarde doen veroren gaan. Als wij een stuk gereedschap laten verroesten is het niet goed neer te gebruiken op het oogenblik, lat wij het noodig hebben. Onderhouden wij onze woning niet met zorg lan krijgt zij gebreken, die de bruikbaarheid verminderen. De Nederlandsche Regeering bezit op Java een der merkwaardigste overblijfselen der bouwkunde uit het Hindoe--tlJOpei u, iie ruïne van den eenmaal zoo grootschen en bewonderenswaardigen tempel Boroboedoer. Eenige eeuwen achtereen heelt men de natuurkrachten het vernielingswerk, door de dweepzucht van Mohammedanen aangevangen, minder heftig maar gestadig aan den gang, laten voortzetten ; eerst in de tweede helft van de vorige eeuw is men tot het inzicht gekomen, dat daar een bouwwerk van onschatbare waarde dreigt in gruis en stof te vallen, indien niet getracht wordt verdere verwording te beletten, Die waarde is hier zeker niet de bruikbaarheid naar de gewone opvatting; practisch is de ruïne van geenerlei nut. Het eenige wat men er van zou kunnen zeggen is, dat zij de kennis van de bouwkunst, van de godsdienstige voorstellingen, van de plastiek uit een lang vervlogen tijdperk levendig houdt en deze van invloed is op latere productie. En niettemin zou het de meest afkeurenswaardige bekrompenheid verraden, indien dat gemis van een in cijfers uit te drukken waarde als motief werd gebezigd om voor het behoud geen offers te willen brengen. * * ¥ Dit voert ons tot de uitbreiding, die het begrip heeft geki egen vooreerst met betrekking tot de kunst, dus in aesthetische richting, ten tweede in ethischen zin, alzoo ten aanzien van zedelijke voorstellingen. De scheppingen der kunst zijn niet op het beginsel van practische bruikbaarheid gegrond; al beperkte haar uiting zich tot de versiering alleen, men zou dan toch nog kunnen zeggen, dat deze niet onmisbaar is. Of de wilde op het hout van zijn boog figuren snijdt of niet, dat zal geen verandering brengen in de wijze waarop hij er zich bij jacht of strijd van kan bedienen. Toch levert diezelfde wilde het bewijs, dat ook bij hem de kunst iets onontbeerlijks is. Hij is begonnen met zich op te schikken, nog vóór zijn kleed voldoende dekking bood en hij improviseert liedjes met nog onbeholpen taal. Zoodra hij vormen schiep, die moesten dienen om aan het doel, de bruikbaarheid te beantwoorden, is hij tevens aan den arbeid getogen om in diezelfde vormen zeker schoonheidsidée uit te drukken. Dat gevoel, die behoefte, zij zijn geboren met den mensch zelven, zoeken bevrediging m elke nebting, waarin zijn krachten naar verhooging streven, ontwikkelen zich met iedere versterking van zijn kennen en zijn kunnen en werken mede om de vermogens van lichaam en ziel tot hooger peil op te voeren. Er bestaat een opvatting, die aan het mooie alle waarde ontzegt, den schepper van kunstwerken vrijwel als een economisch minderwaardige buiten de gemeenschap zou willen plaatsen. In de oudheid kwam dat ook reeds voor: ruwere volken, die in den strijd om het bestaan slechts bedacht waren op de zorg voor voedsel en dekking, beschouwden, met verkrachting van den menschelijken aanleg voor hetschoone, allen arbeid als waardeloos die niet diende om het allerontbeerlijkste te verschaffen. Kwamen zij dan op een strooptocht kunstwerken tegen, dan werden deze vernield. Zulke Vandalen leven nog in ons midden : moedwillige beschadiging van kostbaar werk, kostbaar door de hooge kunstgedachte die zij in leven houden, worden door baldadige hand niet zelden onherstelbaar beschadigd. Dat zijn gevallen van verwildering, van terugkeer tot den staat der barbaarschheid. Om ze te voorkomen is de aesthetische opvoeding van ons volk in de lagere klassen het meest geschikte middel; men moet kunst leeren zien of hooren en leeren begrijpen, om er de hooge waarde van te beseffen en er eerbeid voor te krijgen. Dan kan ook het groote doel, dat den kunstenaar voor den geest stond, toen hij aan zijn schepping de laatste hand legde, tot verwezenlijking worden ger bracht. De uitdrukking van de gewaarwordingen zijner ziel, hij geeft ze aan zijn volk, aan de menschheid, aan allen die er mede in kennis komen, als een waardevollen schat, niet bestemd om te worden weggesloten in de duisternis van kabinet of bibliotheek, maar om te dienen als levende bron, aan welke vele zich verkwikken en die hun kracht schenkt om mede te werken aan den vooruitgang van het menschengeslacht naar den tempel der oneindige schoonheid. * * ¥ De vraag of, uit een ethisch oogpunt beschouwd, de gelijkstelling van waarde XIRTL Dl Uiri'Jaai aviu —blijven, moest bevestigend worden beantwoord. Wat is de mensch waard , wil zeggen: Yan welk nut is hij ? In theorie wordt dat vrijwel erkend. Tot den jongen of het meisje wordt vaak de wensch gericht, bij eenige wisseling van levensomstandigheden: Tracht een nuttig lid van de maatschappij te zijn. Het geheel proces van onze vorming moet gericht zijn op waardeverhooging. Eerst zijn anderen daarmede bezig. Zij gaan te rade met aanleg en met de beschikking over hulpmiddelen. De keuze, die zij doen, is niet altijd juist en reeds daardoor gaat waarde verloren. Men ziet voorbeelden te over, dat veel werkkracht verspild wordt om jongelieden te brengen in een kring, die hun niet past, eenvoudig omdat zij de daarvoor noodige eigenschappen niet bezitten. Men zou den knutselaar, die van een stuk hout een vuurtang wilde maken, vragen of hij wel goed bij het
hoofd is: bij menige mislukte poging tot opleiding ware diezelfde vraag niet ongepast. Wanneer wij zoover gevorderd zijn, dat wijzelf hebben te zorgen voor de erkenning en de vermeerdering onzer waarde, laten wij dan wel opmerken, dat deze afhangt van plaats en van tijd en van omstandigheden, evenals zulks het geval is met de eenvoudige dingen van dagelijksch gebruik. Zelf hebben wij te onderzoeken voor welk werk wij het meest geschikt zijn, zelf te bepalen, welke taak wij op ons kunnen nemen. Gaat het niet altijd gemakkelijk, die te krijgen, laten wij dan ons belasten met hetgeen er het naast aan ligt. De door veelvuldig aanhalen bijna versleten geraakte uitdrukking van te zijn »de rechte man op de rechte plaats” geeft juist terug wat van ieder onzer moest gezegd kunnen worden. Zeer waardevolle dingen kan men vaak slechts voor één doel gebruiken; met menschen, op wie dezelfde qualificatie past, is het vaak ook zoo gelegen, In het maatschappelijk samenstel huldigt men het beginsel der arbeidsverdeeling, waardoor één mensch in staat wordt gesteld door het aanhoudend verrichten van hetzelfde werk daarvoor een hooge mate van vaardigheid te verkrijgen. Welnu, datzelfde moest in meerdere kringen worden betracht. Men ziet welke hij sympathiseert, tijd en moeite besteden, op een wijze, die aan gemis van inzicht getuigt; dat komt omdat hij zich met allerlei inlaat, geen voldoende voorstelling heeft van zijn persoonlijke waarde, zijn bekwaamheden niet heeft getoetst aan de eischen, gesteld aan den arbeid, dien hij onderneemt. Eindelijk — en waarlijk niet in de laatste plaats — behoort elke werker zichzelven te beschouwen als een stuk gereedschap van hooge waarde, dat aan de strengste eischen moet voldoen en teidege moet worden onderhouden. Voor onszelven hebben wij te zorgen in het belang van anderen. Als wij onze krachten verspillen, onze gezondheid in de waagschaal stellen, verzuimen ons zedelijk en verstandelijk welzijn te verhoogen, dan heeft de gemeenschap het recht ons tot verantwoording te roepen. Want dan ontnemen wij waarde wij bestelen haar.
DE ONTDEKKER DER NIEUWE WERELD. Op den 400sten sterfdag Van Ohristophorus Columibus. Te Valladolid in Spanje stierf den21en Mei 1506, gebroken naar lichaam’ en ziel, door zijn tijdgenooten bijna vergeten, een der geniaalste en verdienstelijkste mannen uit de wereldgeschiedenis, de ontdekker der nieuwe wereld. Maar den 12den Oetober 1892, ongeveer vier eeuwen later, jubelde te zijner eer niet alleen Spanje zijn tweede vaderland, tot welks rijkdom', macht en grootte hij door de ontdekking der nieuwe wereld zooveel had bijgedragen, maar de geheele beschaafde wereld verheerlijkte den held van de daad. Het nageslacht deed zijn best om goed temaken wat de tijdgenooten te kort kwamen. In den lateren tijd hebben vele geschiedvorschers zich met het leven en werken van Columbus bezig gehouden, vele fouten in hem’ ontdekt, en met een zeker soort van welbehagen alle vlekken, die hem’ ontsierden, aan het licht gebracht. Met minachting Wezen zij: op zijn eenzijdige aardrijkskundige kennis, zijn hebzucht, zijn bijgeloof, zijn dubbelhartigheid en wreedheid. Maar al neemt men aan, dat al die ondeugden hem ontsierden, zoo is daardoor toch Spanjes gedrag tegenover hem nog niet te verontschuldigen. Zijn zeldzame geestkracht, zijn voor geen gevaren terugdeinzende moed, zijn scherpe opmerkingsgave, de volharding in al zijn ondernemingen,, zijn liefde voor de natuur, ^ijn onwankelbaar godsvertrouwen — al deze «eigenschappen stempelen hem tot een «buitengewone verschijning, die in ruime mate vereering en bewondering verdient. ’ Columbus werd waarschijnlijk in het jaar 1456 te Genua geboren, als "zoon van een wever. Reeds als kind bleek hij1 bizonder begaafd, ■ want reeds op veertien jarigen leeftijd bezocht hij de hoogeschool te Pa,via, waar hij voornamelijk sterrekunde bestudeerde. Hij ging echter heel spoedig naar zee. De ontdekkingstochten der Portugeezen uit dien tijd werkten op zijn verbeelding en ondernemingslust. Volgens zijn eigen verklaring was hijl reeds op 21jarigen leeftijd tot 100 mijlen boven Ijsland gevaren, en het Is niet ónmogelijk, al is het niet zeker, dat hij! gedurende zijn verblijf op Ijsland heeft hooren spreken over de ontdekkingstochten, die in vroegere eeuwen van 'IJsland uit tot de daarna vergeten ontdekking Van het vasteland van Amerika geleid hadden. Zooals men weet, vonden de Noormannen van uit IJsland reeds heel vroeg den weg over den Atlantischen Oceaan naar Amerika. <. Van IJsland ging hij1 naar Lissabon, de woonplaats der koene zeevaarders. Van daaruit ondernam1 hij in tien opvolgende jaren verscheidene zeereizen. Hij1 becj a—: ,»■« ■— ■ »- x. i m ——— Rartolomeus en vele andere op avonturen beluste jonge zeelieden. Ook de Neurniberger koopman en aardtrijkskundige Martin Behaim had zich in het jaar 1480 bij hem aangesloten. Van zijn bekwaamheid als zeevaarder gaf Columbus reeds toen veel blijken op zijn tochten naar het Oosten in de Middellandsche Zee, het Noorden tot Londen en het Zuiden tot de kust van Guinea. Als hij: aan land was, hield hij zich bezig met het teekenen van kaarten, waardoor hij ook gedeeltelijk in zijn levensonderhoud voorzag. Men vergist zich, als men meent, dat Columbus een nieuwe wereld dacht te ontdekken. Zelfs toen hij stierf kende hij nog niet den geheelen omvang van zijn ontdekking en hij geloofde slechts een nieuwen handelsweg naar Indië gevonden te hebben. Daar in dien tijd niemand eenig vermoeden had van het bestaan van een stuk land tusschen de Westkust van Europa en de Oostkust van Azië, moest men wel gelooven, dat deze laatste bereikt werd als. men maar steeds westwaarts ging. Ieder weet met welke moeilijkheden hij te kampen had, voor hij eindelijk de Santa Maria en de beide andere schepen ter uitvoering zijner plannen kreeg. Men kent ook de romantische verhalen over den tocht, die door de latere kritiek betwijfeld worden. Maar al mogen dan al verdichtselen het reisverhaal opgesierd hebben, toch blijft die eerste tocht naar i Amerika zeer belangwekkend. Bewonderenswaardig was gedurende die < moeitevolle reis vol ontberingen het onwankelbare vertrouwen van den admiraal ] op Gods bescherming en het slagen van ] zijn zaak, zijn buitengewone waakzaam- 1 heid en de invloed, dien hij op de be- < planning oefende, wier zinkenden moed i hij steeds opnieuw moest opwekken. 1 Bij zijn terugkomst juichte het heele j land hem tegemoet en het Spaansche hof £ deed wat het kon om den man te. ©eren < die zooveel gedaan had om de macht c der kroon te vergrooteri. Den 31en Maart \ 1493 hield hij zijn plechtigen intocht in \ Sevilla, en zette daarop zijp reis naar c Arragon voort, waarheen het hof hem had z nitgenoodigd. De geheele reis geleek een t triomftocht: van heinde en ver stroomde e het volk toe om' hem te huldigen. Bij g zijn komst stond de koning op en 'bewees v hem de grootste eer, waarmee een Spaan- g sche vorst zijp onderdaan kan onderschei- z den, hij liet hem naast zich plaats nemen. A De monarch bevestigde Columbus in alle d hem bij een verdrag beloofde rechten'en ' d titels en liet het ook aan verdere gunst- o bewijzen niet ontbreken. In zijta desbetref- d ende verordening luidde het: „OmdatWij d, rillen, dat de admiraal van Indië geëerd di m gea,cht wordt, zooals het behoort, naar
den rang, dien Wij hem verleend hebben.” In zijp wapenschild stonden deze woorden : „Por Gastilla y por Leon Nuevo Mundo hallo Colon.” (Voor Castilië en Leon vond Columbus een nieuwe wereld). Columbus ondernam nog drie reizen naar het Westen. Gedurende zijn derde reis wisten zijn vele vijanden zijn val te bewerken, Franziseo de Bobadilla werd tot zijn rechter benoemd en Columbus werd in Augustus 1500 als staatsgevangene geboeid naar Spanje gevoerd. Deze daad blijft een eeuwige schande voor het land, want hij werd zonder verhoor of aanklacht als de ergste misdadiger behandeld; daarna was de admiraal een gebroken man. Hij verzocht toen, wat ook later is uitgevoerd, dat de ketenen, waarmee Spanje hem voor zijd ontdekking beloonde, met hem begraven zouden worden. In Spanje was men verontwaardigd, toen men van zijn gevangenneming hoorde en hej koningspaar liet hem dan ook dadelijk in vrijheid stellen en betuigde den admiraal hun leedwezen over het voorgevallene. Men verzocht hem dit te vergeten, maar toonde zich voortdurend zeer dubbelhartig tegen hem, zoodat hij begreep, dat hij! voortaan op geen welwillendheid van het hof meer te rekenen had. Wel heeft hij nog een vierde reis ondernomen, waarvan het voornaamste doel was een betere doorvaart naar Indië te zoeken door de tot nog toe ontdekte eilanden, maar zijn eigenlijke levensmoed, de bezieling voor de zaak, die hij diénde, keerde niet terug. De buitengewone inspanning, aandoeningen, ontberingen en ziekten, vooral echter de snoode ondank hadden zijn ijzersterk lichaam en zijn helderen geest gebroken. Ferdinand de Katholieke richtte een gedenkteeken voor hem op in' het Karthuizer-klooster Las Cuevas "te Sevilla, waar hij begraven werd. Latep bracht men zijn stoffelijk overschot' naar Haïti; toen dit eiland aan Frankrijk kwam, werd het lijk van Columbus naar Havanna op Cuba overgeplaatst, waar het bleef totdat dit eiland zich vrijmaakte van Spapje; toen werd het (den 9den Januari 1899 plechtig in Spanje begraven. Men heeft in Genua, Mexiko, Gardenas en Barcelona gedenkteekenen voor hem opgericht. DE BLOEDSOMLOOP. Hoe ons hart onophoudelijk werkt, hoe het den bloedstroom door de .aderen drijft en zoo alle organen van het levende lichaam van het levenwekkende vocht voorziet, weet tegenwoordig iedereen. Het kind leert op school al den kringloop van het bloed. Deze wetenschap schijnt ons zoo eenvoudig, zoo doodgewoon, dat wij ons nauwelijks kunnen denken, dat er tijden geweest zijn, waarin de beroemdste begrip hadden van die werking in ons lichaam. Stroomen bloeds had de mensch— ■ -— cr -r —r-crcrt irrujt; weTd, ZOOals Homerus meedeelt, het aderlaten als geneesmiddel toegepast, ontelbare dieren waren gedood en toch had men geen juiste begrippen over den bloedsomloop. Ilippokrates, de vader der geneeskundige wetenschap, leerde nog, dat het bloed alleen in de aderen stroomde en de slagaderen met lucht gevuld waren. Het onderzoek van het doode lichaam bracht tot deze dwaling, want in den dood trekken de slagaders zich samen en schijnen dan bloedeloos. Pas in de tweede eeuw na Christus kwam de Romeinsche arts Galenus met de bewering voor den dag, dat men tot een andere uitkomst kwam, wanneer men proeven nam op het levende lichaam. Als men den slagader van een levend dier opende, zag men dat er bloed en geen lucht uitstroomde. Dat was reeds een vooruitgang, maar er moesten nog vijftien honderd jaar voorbijgaan, voor men de volle waarheid kende. In de zeventiende eeuw besloot de Engelsche dokter William Harwey, de moeiiijkste vraag met behulp der vivisectie op te lossen. Hij: koos tot dit doel voornamelijk de koudbloedige vissehen en amphibieën. Bond hij bij de proefdieren een slagaar af, dan zag hij, dat het bloed zich tus3'chen de afgebonden plaats en het hart ophoopte en trok daaruit het besluit, dat bet van het hart kwam; als hij evenwel oen ader afbond, dan bemerkte hij' dat laardoor de toevloed van het bloed naar iet hart gestoord werd. Zoo ontdekte hij le richting van den bloedstroom en door rerdere onderzoekingen den grooten en deinen bloedsomloop en de werkzaamleid van het hart. Kort na Harweys dood ion Malpighi in 1661 door microscopisch mderzoek der long van een levenden kik- j mrsch vaststellen, hoe door de fijnste iloedkanaaltjeS', het bloed uit de slagaderen in de aderen overgaat. Dat was- een ;ewichtige ontdekking, die niet alleen voor le wetenschap van belang is, maar ook voor le praktijk veel beteekent. Van toen af rijsgeeren en bekwaamste doktoren geen ' : :onden de doktoren pas tot klaarheid over 1 : e hartswerking komen. Daardoor werden | j ij in staat gesteld maatregelen te nemen i i 3gen te groote inspanning van het hart | 1 n ter genezing van verschillende storin- : j en in den bloedsomloop. De behandeling 1 1 an hartsziekten werd op nieuwe banen j eleid, wat in onzen tijd, waarin deze ooveel voorkomen van groot belang is. ' c ls de geneeskunst het mogelijk maakt ! c uizenden bjj' duizenden verzachting in [ z it lijden te verschaffen, ze tot op hoogen S rderdom nog opgewekt en werkzaam te h Den blijVen, dan danken we deze welrad in de eerste plaats aan Harweys on- a wzoekingen. : s
ETCP-CiOLLEGE. Wie Vanaf het hooggelegen terras van het oude koningsslot Windsor zijn oogen laat gaan over de lachende, groene weiden van het Engelsche landschap, die ziet niet ver van het stadje der vroolijke vrouwen aan den overkant van de Theems een verzameling oude gebouwen met tinnen en gevels uit het loof van hooge olmen uitsteken. Ver in het rond, slechts hier en daar door schilderachtige boomgroepen afgebroken, strekken zich groene grasvlakten uit, en op dit natuurtapijtkan men een vroolijk, druk leven opmerken. De lichte sportkleeren steken sterk af tegen den groenen achtergrond, nu eens ziet men jongens in groepjes bijben, dan weer stormt de heele menigte in vliegende vaart over de vlakte; dat zijn de Eton-boys, de aristokratische Engelsche jongens, die binnen de gothische muren hun geestelijke, op de groene grasvlakten hun lichamelijke opvoeding krijgen. Terwijl men in andere landen voornamelijk zorgt, dat de kinderen veel zullen weten, is men er in Engeland meer op j uit hun wil te vormen, en aan de Eton: school dankt het land uitstekende manI nen op elk gebied. De school werd in 1440 j door Hendrik VI gesticht en hoeft nog j veel van de middeleeuwsche instellingen behouden. De leerlingen, meestal zonen uit de voornaamste Engelsche families, wonen bij de leeraars in huis; zooals men weet hebben ze een eigenaardige kleederdracht: een kort zwart buis, mét breeden, witten kraag en hoogen hoed. Een groot deel van den dag wordt besteed aan sport en spel. Hoe taai men in Engeland aan oude gebruiken vasthoudt, bewijst de omstandigheid, dat in TEton, waar mén er zulk een groot gewicht aan hecht, de persoonlijkheid, het zelfbewustzijn van den knaap te ontwikkelen, toch nog lichamelijke straffen in gebruik zijn. Van geestelijke overlading der leerlingen kan in Eton geen sprake zijn, en men besteedt de grootste zorg aan de verpleging van het lichaam, de bevordering van lichaamskracht en — vlugheid, omdat men er, veel meer dan bij ons, inziet van welk groot belang deze zijn voor de ontwikkeling van het geheele lichaam. Daardoor weet de jonge Engelsehman, als hij aan de akademie komt, minder dan de bewoner van het vasteland; maar hij is gezond, krachtig, niet zenuwachtig, heeft een praktischen blik gekregen en heeft reeds in groote trekken de vraagstukken van liet openbare leven leeren kennen. De politiek speelt in Eton een rol en in debating-clubs worden de jonge Engelschen gevormd tot zakelijke, gevatte parlementssprekers, die dikwijls reeds op jeugdigen leeftijd geroepen worden een plaats te bekleeden in de regeering van het grootste wereldrijk. ,,GETROUW— TOT.- IN DEN DOOI) Overeen roerend geval van hondentrouw schrijft de „Herald” uit New-York: Er zijn weinig aandoenlijker geschiedenjstsen over de toewijding van een hond dan die, welke het stoomschip „Columbia” bij zijn aankomst van Glasgow alhier meebracht. Op dat schip bevonden zich o.a. een zekere heer Macdonald met zijn vrouw en vierjarig dochtertje Maiy, dat zeer ziek was. De doktoren hadden de ouders een zeereis aangeraden voor de gezondheid van het kind, en Mary verlangde, dat haar hondjes Daisy en Ben, twee collies, mee zouden gaan. Den laatsten Dinsdag stak een storm op, het kind werd naar bed gebracht en stierf den volgenden morgen. De dieren, die beneden gehouden werden, schenen te voelen, dat het niet goed was met hun kleine meesteres; zij begonnen te huilen en konden niet tot rust gebracht worden. Nu werd alles voorbereid om het lijkje in zee te doen vallen en men liet de honden op dek komen, omdat men wist, hoeveel het kind van hen gehouden had. Men hield een godsdienstoefening, waarna het lijkje in zee werd neergelaten. Toen rukte Daisy, de oudste der twee honden, zich los uit de handen van den hofmeester, die hem vasthield en sprong over de verschansing zijn vriendinnetje na. Bien trok als razend aan zijn touw en moest beneden gebracht worden. De andere hond zwom echter, zoolang men hem nog kon zien, voortdurend 1 in kringen rond om de plaats heen, waar het lichaam van zijn kleine meesteres was neergezonken. ELASTICITEIT VAN SPINNEWEBBEN. Hebt ge ooit op een winderigen dag een spinneweb beschouwd? Dian zult ge hebben opgemerkt met welk een gemak het \ zich voegt naar de bewegingen van de takjes, waaraan het bevestigd is. Het is dan ook bizonder elastisch. Als dit niet het geval was, z.ou de spjn geen lang Ie- z ren zijn beschoren. Het eerste koeltje zou v ie zijden mazen van het web vaneen P scheuren, en de voorraad nieuw mateiriaal d sou spoedig verbruikt zijn aan herstellin- z ;en en vernieuwingen. Het spinneweb is liet alleen elastisch maar ook heel kleurig, waaruit verklaard wondt dat de nsekten er zoo gemakkelijk in blijven ziten. ( Mark Twain vertelt, hoe Ward eens op len trein een praatjesmaker ontmoette van .e soort, die hij niet kon uitstaan. Ward — at te lezen en had geen lust in praten, laar de man was niet tot zwijgen te [,e rengen. vo „Wat zou u ervan, denken?” vroeg hij op an zijn slachtoffer, „zou Grant tot pre- ge ident gekozen worden?” ku Wiard keek van zijn boek op, zag den I RI
vreemdeling verbaasd aan en zei .-„Grant, Giant, wie is Grant?” De vrager riep verbaasd uit: „U zult toch niet willen beweren, dat u nooit van Grant heeft hooren spreken?” „Nooit zijn naam gehoord,” verklaarde Ward plechtig. Deze bekentenis deed den. man eenige minuten zwijgen, toen begon hij weer: i;Ze zeggen, dat Greeley tegen hem is.” Weer werden de verbaasde oogen op den praatjesmaker gevestigd. „Greeley,” vroeg Ward, „daar heb ik ook nooit van gehoord. Ik geloof, dat u meer menschen kent dan iemand ter wereld.” De ondervrager had tien minuten noodig om van zijn verwondering te bekomen. Ward las onderwijl weer door. Eindelijk kon de spraakzame man het niet langer uitstaan. „Zeg, heeft u misschien wel eens van Adam gehoord?” vroeg hij. „Adam? Adam?” antwoordde, Ward nadenkend. „Hoe heette hij' nog jneer?” Dit maakte een eind aan het gesprek. Een Ier had last van zijn oogen en vroeg een dokter om raad. Deze zei hem, dat hij ta kiezen had — öf het drinken ta laten, of blind te worden. De Ier dacht een poosje na, toen sprak hij: „Ik ben nu twee en zeventig jaar, en ik geloof, dat ik wel alles gezien heb, wat de, moeite .waard is.” Iemand beweerde op een vergadering over opvoeding en onderwijs, dat hij nooit een hoogeschool had bezocht en daar den hemel voor 'dankte. „Moet ik daaruit opmaken, dat u den hemel dankt voor uw onwetendheid?” vroeg een ander. „U kunt dat opnemen, zooals u wil,” antwoordde, de eerste spreker. „Dan moet ik zeggen, dat u den hemel voor heel wat te danken heeft,” kreeg hij daarop te hooren. In een handelshuis was een oude boekhouder, die daar bij het begin der zaak reeds gekomen was. De eigenaar, die met weinig begonnen was, maar zeer gierig was, verkreeg in den loop der jaren een aardig fortuin. Het salaris van den, boekhouder werd echter niet verhoogd. Eindelijk brak de dag aan, waarop de zaak vijf en twintig jaar bestond. De boekhouder dacht er wel aan, maar meende, dat niemand anders het zich herinnerde. Tot zijn verbazing sprak de patroon er evenwel over. „Williams,” zei hij, „weet je wat voor dag het vandaag is?” „De zaak bestaat vijf en twintig jaar, mijnheer.” „Juist Williams, daarom geef ik je in deze enveloppe een klein bewijs van waardeefing van je trouwe diensten.” De boekhouder nam de enveloppe vol verwachting aan en vond er, nadat hij ze geopend had, het portret van zijn patroon in. „Nu, vroeg de gever, toen de ander aarzelde, „hoe vind je het?” „Het lijkt precies, op u,” mompelde de boekhouder, , „precies op u.” Onder de grootste beproevingen, waaraan een vrouw 'kan worden blootgesteld, behoort het bezit van een nieuwen hoed op een regenachtigen Zondag. „U heeft zeker wel de advertentie van mijn universeel-geneesmiddel gezien?” vroeg de uitvinder. „Ja,” antwoordde de ander. „Ik heb het zoo dikwijle gezien, dat ik er ziek van v/erd.” . „Dan moet je er een paar flesschen van nemen en je zult zien, hoe gauw je weer opknapt.” NEDERLANiDSCHE - WIJSHEID. Het aardsoh geluk is nooit een mensch zoo trouw gebleven, Diat het zijn voedsterkind bleef koest’ren al zijn leven. Vondel. Zelfvoldaanheid is als het onkruid, het iert het weligst op de schraalste akkers. Tine van Berken, De kleine keukens en enge schouwen, Die zijn ’t, die ruime kamers bouwen. Cats. Geveinsde vriendschap is een dubbele ] ijandin. , Antonides v. d. Goes. c c Wij menschen moeten, indien wij' geonde en krachtige schepselen willen blijen, steeds zooveel mogelijk met moeder latuur op een goeden voet verkeeren en e vrije natuur en ’t ongerepte zonlicht • oeken. Krebbers. Want elk moet, wat hem past te doen, betrachten, Wie, wat zijn aard beveelt, verricht, is goed. 1 Perk. te
"WAARDE.". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326134:mpeg21:p00001
OORLOGSROMAN DOOR S E E S T E R N. 48 Spanje en Portugal waren financieel te gronde gericht en zeiden op alles ja en amen. Zoo werd de wapenstilstand te Bordeaux gesloten onder de volgende voorwaarden: Engeland staat aan Duilschland de Walvisehbaai en Zanzibar af. Duitschland krijgt de porlugeesche bezittingen Angola en Benguela, het midden-afrikaansche gebied benoorden de tegenwoordige grens van duitsch Zuidwest-Afrika, en de Zambesi, welke rivier voortaan de grens vormen zal tusschen de engelsche en de duitsebe bezittingen. Het gedeelte van portugeeseb Oost-Afrika ten zuiden van de Zambesi komt aan Engeland. Bovendien krijgt Duitschland het westelijke derde gedeelte, Frankrijk het oostelijke derde gedeelte van Marokko. In Mogador of een andere havenplaats aan de westkust mag Duitschland een versterkt kolenstation aanleggen. Italië krijgt Tripoli tot aan de grens van Egypte , en de schadeloosstelling voor zijn aanspraken op Albanië het eiland Kreta. Frankrijk staat Nizza aan Italië af. De Congostaat wordt gelijkelijk verdeeld tusschen Duitschland, Engeland en Frankrijk. De portugeesche bezittingen in de Soendazee komen aan Engeland; Duitschland krijgt als compensatie daarvoor geheel Nieuw Guinea. Met het koninkrijk der Nederlanden wordt het noordelijke deel van het vroegere Belgie vereenigd,
voor zoover dit een taal -eenheid vormt. Het zuidelijke, waalsche deel komt aan Eraukrijk. Luxemburg komt aan Duitschland. Nederland treedt in een nauwe staatsrechterlijke betrekking tot het duitsche rijk. De portugeesche bezittingen in Voor-Indië vallen Engeland ten deel. Oostenrijk wordt voor het verlies van Hongarije schadeloos gesteld door Macedonië; de Stroema vormt de grensscheiding met het overige deel van het turksehe rijk. Saloniki komt derhalve aan Oostenrijk. De bevestigingen aan de Dardanellen en den Bosporus worden geslecht. De Zwarle zee wordt gesloten verklaard voor vreemde oorlogsschepen. Slechts russische oorlogsvaartuigen mogen de zeeengten passeeren. Turkije ontruimt Palestina, dat onder protectoraat van Oostenrijk wordt geplaatst. Alle verdere bepalingen worden vastgesteld door het Congres van Berlijn. De buitgemaakte schepen worden — voor zoover zij niet vernield zijn — aan de eigenaars teruggegeven. De bepalingen omtrent kaapvaart en zeerecht zullen door het Congres van Berlijn opnieuw geregeld worden. Engeland en Frankrijk betalen ieder een oorlogsschatting van vijf milliarden mark. Engeland waarborgt de betaling der fransche termijnen Naar gelang der afbetaalde termijnen worden dt troepen der verbonden mogendheden uit Frankrijk teruggetrokken. De krijgsgevangenen zullen worder uitgewisseld. Op den 7den November 1606, honderd jarer na den dag waarop generaal Bliicher in het kleim predikantshuis te Ratekau de capitulatie van zijl leg^r onderteekende met de woorden; »Ik capitulee omdat ik geen geld, geen kruit en geen patronei meer heb,” werden de ratificaties van den wapen stilstand uitgewisseld.
De wapenen rustten weder. Maar nog niet geheel en nog niet voorgoed. Het engelsche eskader in de Middellandsche zee moest nu dadelijk met de operaties tegen Alexandrië en Port Said beginnen. Het bombardement van Alexandrië op den 16den November, en de gelijktijdige beschieting van Port-Said, verdreef de egy ptische leger afdeelingen; en met drie regimenten, van Malta ontboden, begon Engeland de herovering. Een mocielijke en zorgelijke veldtocht, die vele offers eischte, volgde nu in het dal van den Nijl. Op den 7den November donderden voor Wilhelmshaven, voor Cuxhaven en voor de Kieler Eöbrde opnieuw de kanonnen der engelsche vloot, en riepen eohos wakker in de duitsche kustbatterijen. Maar de schoten golden nu een gast, die op duitsehen bodem vreemd geworden wa3, zij begroetten den Vrede. Van alle torens luidden de klokken, en riepen het besef wakker, dat de menseb nog tot ander werk geschapen is, dan tot het verwoestende werk van den strijd; dat er voor het Oor nog andere klanken bestaan dan het gedonder van het geschut en liet gekerm van stervenden en gewonden. Men gevoelde zich vrij, als een gevangene die zijn ketenen verbroken aan zijn voeten ziet. Op den 7den November viel de eerste sneeuw van het jaar, dicht en zonder ophouden, van den morgen tot den avond. Op straat wierpen spelende kinderen elkaar met sneeuwballen, een algemeene blijdschap kwam weer de harten binnen, en zelfs bezadigde mannen, die ernstig en haastig over straat liepen, zag men zich bukken om vroolijk een goed i geworpen sneeuwbal te beantwoorden. • Het was immers vrede, en men kon nu iu i vroolijkheid en blijdschap deelnemen aan het spel ■ der kinderen, i Het was vrede! Onophoudelijk daalien de witte vlokken neder, een wit kleed dekte het land, als wilde bet al den
jammer, al de ellende van de laatste maanden vol medelijden verbergen voor het oog. Slechts de zwarte rouwkleederen, die in alle families gedragen werden — hoe weinigen waren verschoond gebleven — herinnerden aan den tijd van leed, aan de onherstelbare verliezen .... Met blijde vroolijkheid werd te Cuxhaven de aankomst begroet van een groot stoomschip der Hamburg-Amerikalijn, dat aan de kade lag Men wanhoopte, of nog wel ooit een vreedzaam koopvaardijschip zijn kabels hier zou vastmaken, en het was of de havenwerkers hun gewonen arbeid ontwend waren. En toch was de nPatricia” nog niet voor een vreedzaam werk aangekomen. Het schip zou duitsche troepen overbrengen naar ZuidAfrika. Want thans moest er voor gezorgd worden, dat de helden, die in Bloemfontein ingesloten waren, ontzet werden. En achter de »Patricia” lag -— een zonderlinge speling van het lot — de » Pretoria”, die materiaal innam voor het herstellen der vernielde spoorwegen. De engelsche vloot voor Cuxhaven had den 8sten November, na saluutschoten gewisseld te hebben met het fort Kugelbaake, stoom gemaakt en was aan den horizont verdwenen. De zee was vrij — maar de zee was leeg. De eskaders, die zich in den bloedigen strijd met den vijand hadden gemeten, de trotsche pantser schepen van keizer Wilhelm, lagen bijna alle op den bodem der zee. De zee was leeg; de duitsche vlag was door den vijand van de baren verjaagd , en duizenden rustten, na trouw hun plicht gedaan te hebben, onder de rustelooze golven in eeuwigen slaap. Op den 8sten November ging de loodsboot rKapi'an Karpfanger” weer uit en legde tonnen ei boeien; een torpeduboot sleepte de vuur scheper weder naar buiten, die als vergeten decoratiestukker ergens in een hoek hadden gelegen, doch die ni weer den weg zouden aanwijzen voor het vreedzaam
nanaeisverxeer. jjangzaaiu gingen ue vier iouugeverfde schepen, van de ïAlte Liebe” met luide toeroepingen begroet, naar buiten en langzaam verdwenen zij in de dikke , grijsblonde sneeuwlucht, westelijk van de plaats, waar het reuzenhooge wrak van de fransche sBouvet” en dat van den engelschen pantser nOeean” de dreigende zandbank verrieden. Dicht en onophoudelijk vielen de sneeuwvlokken in de grauwe zee. Tegen den avond klonk buiten de haven de langgerekte, heldere toon van een stoomfluit: het eerste handelsschip verscheen, en tegen 6 uur passeerde het noorweegsche stoomschip nSigurd Jarl”, met vlaggen in het want, de »Alte Liebe.” Redding nadert. En daarbuiten op den Oceaan voeren thans de transportschepen, door engelsche en duitsche kruisers vergezeld , om redding te brengen aan de bedreigden. De engelschen waren er in geslaagd, acht dagen na de inneming van Port-Said, de wrakken in het Suezkanaal op te ruimen en het kanaal weer bevaarbaar te maken. Stoomschepen van de «Oesterreichische Lloyd,” en de beide booten van de OostAfrikalijn «Kaiser” en «Kanzier,” die bij het uitbreken van den oorlog in Triest een schuilplaats hadden gezocht, waren nu beladen met duitsche troepen-transporten voor Oost-Afrika en Kaapstad, en verlieten in het laatst van November Suez. Zij voeren nu langs de Oost-Afrikaansche kust. Zwijgend lag de italiaansche Somalikust in den gloed der afrikaansche zon. De zee was kalm, de machines werkten onophoudelijk en brachten de , met troepen gevulde schepen snel naar de plaatsen, i waar zij verlangend verwacht werden. Reeds was i men in het gezicht van Mombas, waar de engelsche verdedigers dapper stand hielden tegen de arabische i horden. : (Wordt vervolgd.)
"De ineenstorting van de oude wereld.". "Bredasche courant". Breda, 1906/06/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000326134:mpeg21:p00001