^ iteclames betreöènde de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote Markt 35.
* Veranderingen in advertentiën gelieve ilcode n» don danr dnï' lilt.
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327020:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/07/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327020:mpeg21:p00001
De iïowoje Wremija bespreekt in een breedvoerig artikel nog eens het Frnnach-ltujsiücli verbond, thans naar aanleiding van hetgeen een FraDseh schrijver in de Neue Freie Presse tegen dit verbond heelt aangevoerd. Nadat het blad de voordeelen in het licht heeft gesteld, die dB verbond voor Frankrijk medebrengt, beschuldigt het den schrijver in het Oostenrjjksche blad van gebrek aan vaderlandsliefde en van te spelen in de kaart der Russische revolutionnairen. De Nowoje Wremija is van meening, dat dergelijke politieke Artikelen, gevloeid uit de pen van bekende schrijvers, in hooge mate de belangen van Frankrijk schaden. Met den schrijver is het blad het in zooverre eens dat het ook gelooft, dat de oorsprong van het verdrag vermoedelijk te zoeken is in het denkbeeld van revanche, dat nog steeds in vele Fransche hoofden spookt en in het gevoel van door het congres van Berlijn gekwetste eigenliefde, het verklaart echter, dat Rusland nooit eenige verplichting op zich heeft genomen om Frankrijk te steunen in zijn aanvalsplannen en dat het van zijn bondgenoot evenmin dergelijke hulp verwachtte. De oorlog met Japan en het gedrag der Franschen tijdens dien oorlog zijn de beste bewijzen voor deze bewering. Daarna wijst het blad nog op het nut van politieke verbonden in het algemeen, om dan ten slotte de meening uit te spreken, dat het 1 Frausch Russisch verbond, mits welbegrepen, voor beide landen nog van groot nut kan zijn. i I De veroordeeling van den ouden republiheinsclien journalgt Naken, tot negen i jaren tuchthuisstraf, omdat hij den bedrijver van den dynamiet aanslag te Madrid Morral ■ b\j diens vlucht behulpzaam was, heeft thans in Spanje een beweging ten gunste van dezen veroordeelde in het leven geroepen. 1 Het strenge vonnis tegen dezen journalist, die volmondig bekende Morral te hebben verborgen, omdat hij met aanbrenger en verklik- . ker wilde zijn, daar hij «geen rustig uur meer i zou hebben indien hij een vervolgden vluchte- i ling, wie dan ook, medelijden en hulp zou I hebben geweigerd”, is in strijd met het rechts- 1 gevoel van een aantal hoogstaande Spanjaarden. ; Dat wijst er op dat in andere beschaafde < landen het misdrijf van Nakens lang zoo hoog . niet wordt aangeslagen en met veel minder strenge straffen wordt bedreigd en men koestert bewondering voor de ridderlijkheid van ■
den grijzen republikein, die een ongelukkige, die om hulp en erbarmen smeekte, niet wilde verraden. i Tal van verzoekschriften om gratie zijn reeds bij den jongen Spaansche koning inge- 1 diend en ook politieke tegenstanders van Nakens bevinden zich onder de onderteekenaars. 1 En overal vermeerderen zich in pers en in vergaderingen de betoogingen, waarbij met kracht de vrijlating wordt geëischt van dezen man in wien men de oude Spaansche ridderdeugden verpersoonlijkt ziet en van zijn beide lotgenooten, zijn vrienden Ibarra en Mata eveneens tot negen jaren tuchthuisstraf veroordeeld, hoewel bij het proces niet bleek dat zij, toen zij Nakens behulpzaam waren, wisten wie de vluchteling was welken zij onderdak bezorgden. Leider der beweging is de dichter Perez Galdos en de beste mannen van Spanje sluiten zich bij hem aan. De Keizer van Korea heeft afstand gedaan van den troon en de Japanners hebben dus hun doel bereikt. Keizer Yi-Hoeng, de 34ste vorst van de sedert het jaar 1392 heerschende dynastie Yi, is in 1852 geboren en aanvaardde in Januari 1864 de regeering. In October 1897 riep hij zich zelf onder goedkeuring van Japan, Rusland, de Vereenigde Staten en Groot-Brittannië tot Hoangtyei, d. w. z. souverein heerscher of keizer uit. Het scheen nog eerst of keizer Yi-Hoeng een poging zou doen om te vluchten, maar blijkbaar hebben de Japanners deze poging in haar geboorte reeds doen mislukken. En toen bleef den vorst niets anders over dan aan het verlangen der Japanners, d..t door het ministerie en den Raad van oude staatslieden werd ondersteund, te voldoen. Deze raad had aan Markies Ito een schrijven gericht, waarin hij den Japanners steun toezegde, indien deze de belofte wilden geven den keizer goed te behandelen, anders zou de geheele natie als martelaars sterven. Onder de Koreanen en onder de Koreaansche soldaten zijn er nog, die een poging hebben durven wagen om zich tegen de i Japanners te verzetten, maar uit de telegrammen blijkt wel, dat deze enkelen tegen i de Japansche troepen niets kunnen uitvoeren. Voor den vorm zal de 33-jarige zoon van i den keizer als diens opvolger optreden. Maar Japan zal ongetwijfeld wel zorgen ; dat deze geen gelegenheid meer zal hebben ’ tot eenige zelfstandige daad. Reeds lange, lange jaren was het streven der Japansche politiek op het verwerven van , Korea gericht. Dit schiereiland, door de straat van Korea van Japan gescheiden, moest den Japanners dienen als brug naar het vasteland van Azië. Maar ook nog uit ander | oogpunt was Korea voor de Japanners van belang. Wie hier heer en meester was, bedreigde Japan en al was van de Koreanen zelf weinig | te vreezen, de mogelijkheid bestond dat op een goeden dag een sterker en gevaarlijkei | buurman zich hier nestelde. Door het bezit van Korea zou Japan de straat van Korea in 1 zijn macht krijgen en welke militaire waarde dit bezit kan hebben, bleek in den Russisch Japauschen oorlog. Rusland begreep echter eveneens het groote belaDg van een overwegenden invloed op het schiereiland en jaren lang duurde nu de strijd 1
tusschen de Russische en Japansche diplomatie om de feitelijke heerschappij in Korea. Een strijd die ten slotte tot een oorlog moest voeren. Het was duidelijk dat Japan voor altijd de hand op Korea zou leggen, indien het als overwinnaar uit dezen oorlog te voorschijn zou treden. Korea’s lot was bezegeld toen bij den vrede van Portsmouth uidrukkelijk werd verklaard, dat Japan in Korea bijzondere belangen had te beschermen. En door het gisteren vermelde verdrag van 1905, dat met geweld der Koreaansche regeering werd afgedwongen, werd het land dan ook volkomen tot een vazalstaat van Japan gemaakt. De versterking die nu door de aftreding van den keizer de Japansche invloed heeft verkregen, zal, hoe men ook over het optreden van Japan moge denken het schiereiland zelve ongetwijfeld ten goede komen. Onder de leiding der Japanners waren in den laatsten tijd al vele verbeteringen tot stard gekomen, aan het wanbeheer der Koreaansche regeering was een einde gemaakt; de grootere administratieve en organisatorische bekwaamheden der Japanners zullen nu in nog grootere mate het land ten goede komen. Volgens een telegram alt Seoul deed een woeste menigte van 1000 personen een aanval op de woning van den minister president en stak deze in brand. De mmister-president was afwezig; hij bracht een bezoek aan het paleis. Zaterdagmiddag werden de opstandelingen, die de woning van den eersten minister omsingeld hadden, door de Japansche politie met behulp van de artillerie uiteengejaagd; de eerste minister zocht een schuilplaats in het paleis, de andere ministers begaven zich naar het huis van den Japanschen resident. Voortdurend werd het geknetter van geweren gehoord, men geloofde, dat er een botsing plaats had tusschen de Japansche politie en Koreaansche soldaten. Mochten de Japansche troepen een aanval doen op de Koreanen, dan zullen de ongeregeldheden toenemen. Te tien uur werd aan markies Ito medegedeeld, dat de keizerlijke garde in het geheim bevel had gekregen van den keizer om in het paleis te middernacht het geheele kabinet, dat hij verantwoordelijk stelde voor zijn aftreding, te vermoorden. Dit is de officieele verklaringen van het feit, dat de Jappanners het paleis bezet houden. De plechtigheden ter gelegenheid van de troonsbestijging van den kroonprins hadden Zaterdagochtend te 10 uur plaats. Op gedaan verzoek werd aan 80 Japanners en andere ambtenaren, waaronder Ito met zijn militairen staf en een aantal consuls-generaal, hedenmiddag te 4 30 een audiëntie verleend. Nadat de kroonprins den troon had bestegen nam de keizer afscheid van het kabinet. De troepen vaD generaal Hasegwas houdt het paleis nog steeds bezet. Een regiment van Pineyang is hedenochtend hier aangekomen, ter versterking van het 20ste regiment, dat hier reeds ligt.
"Buitenlandsch Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327020:mpeg21:p00001
Mr. Van Houten terug. Alle bladen spraken tot nu toe over Mr. v. Houten’s uitwerping, alsof het van zelf
sprak, dat zijn politieke loopbaan thans is afgesproken. Anders de Nederl. Stemmen, het 'orgaan van de nationaal histor. partij. Daar lezen we: «Al staan wij geenszins op hetzelfde standpunt als de Heer Van Houten en al zijn zijne politieke beginselen in zeer weinig opzichten de onze, zoo zou het ons niettemin in ’s lands belang spijten, indien deze staatsman, die ondanks zijn hoogen leeftijd nog frisch en krachtig is, door zijn partijgenooten verder bleef veronachtzaamd. «Ook ter wille van de toekomst der vrijeliberalen zelf hopen wij, dat er spoedig een gelegenheid gevonden moge worden, om Mr. Van Houten weder in de Staten Generaal te brengen.»
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327020:mpeg21:p00001
Vredesconferentie. De bijzondere berichtgever van het Ebld. seinde Zaterdag. Het communiqué van gisteren (buitenrecht) geeft een gedeeltelijk verkeerden indruk door onduidelijkheid. Sommige buiteniandsche bladen hebben dit onduidelijke gedeelte dan ook gewoonweg uit de telegrammen weggelaten. Nadat de intermediaire voorstellen waren ingetrokken, wilde Frankrijk althans iets redden en gaf in overweging te stemmen over den »voeu” tot opheffing van sla part des prises”. De heer Tornielli wist toen te beverken, dat die stempaing 14 dagen werd aangehouden, ten einde de gedelegeerden in de gelegenheid te stellen nadere instructies te vragen. Van een Italiaanseh voorstel was dus geen sprake. De stand van zaken is nu aldus, dat het Amerikaansehe voorstel (afschaffing van het buitrecht) voorloopig is aangenomen, watniemandal beteekent, en dat de Fransche swensch” nog op het tapijt is. Tevens houdt men vol, dat er nog een Engelsch bemiddelingsvoorstel komt. De indruk der vergadering van gisteren is evenwel een bedroevende geweest. De gedelegeerde van een der kleinere staten zeide mij dat de groote mogendheden tot niets willen komen. Dat zou de dood wezen van de vredesconferenties, meende hij. Hij schreef den onbevredigden ^ang van zaken hieraan toe; dat te voren niet voldoende van gedachten gewisseld was over de verschillende zaken tusschen de kabinetten. Als men dat gedaan had, zeide hij, dan zou de dwaasheid hebben kunnen vermeden zijn, dat bij een quaestie als die van het buitrecht ter zee, bij de stemmingen numerieke invloed wordt geoefend door staten dia geen oorlogsmarine hebben en er nooit een zullen hebben ; door staten die geen handelsmarine hebben, die dus nooit in een zee-oorlog kunnen betrokken worden, die nooit schepen kunnen buit maken ter zee en die nooit schepen kunnen verliezen door de uitoefening van het buitrecht door anderen. Wanneer te voren overleg was gepleegd dan zou men ter conferentie hebben kunnen komen althans met »un semblant de commun accord” over de verschillende vraagstukken en dan zou men precies geweien hebben al datgene wat veilig terzjjde kon worden gelaten. Celebes. De correspondent van de N. R. Ct. te Batavia seinde Zaterdag:
Een patrouille onder luilenant Sieburgh overviel 10 dezer de schuilplaats van een schuilplaats van een vijandelijken maradia; deze sneuvelde. De voortvluchtige maradias van Madjene en Pemboewang kwamen in onderwerping. De maradia van Tjinrana werd door roovers vermoord, De redactie teekent hierbij aan: Het bovenstaande telegram heeft betrekking op gebeurtenissen in Mandhar. Zooals men zich zal herinneren werd in den nacht van 6 op 7 Juli 1906 de kampong Madjene overvallen en kon de controleur Ketting Olivier zich nog juist door een overhaaste vlucht redden. De maradia van Madjene had den voorafgaanden 4en Juni een verlof van drie dagen naar Pemboewang gekregen. Toen nu des avonds van den 5en het eerste bericht over een voorgenomen aanval kwam, riep de controleur dat hoofd terug. Deze verzuimde echter aan dien last gevolg te geven. Hij verdween spoedig, toen de stboga in zicht kwam, raar kampoDg Adolang, die ongeveer 6 uur het binnenland in ligt. Ook de maradia van Pemboewang vluchtte. In de maand Augustus van het vorige jaar werd bekend, dat die hoofden zich ophielden te Maloei da in de omgeving van den roover er, slavenhandelaar Rammang Pakasiba. Het bestuur gelastte hun toen schriftelijk zich binnen 7 dagen te komen onderwerpen. Ook aan dezen last voldeden zij niet, maar vluchtten het binnenland in, nadat in den nacht van 26 op 27 Augustus een mislukte poging in het werk gesteld was om hen bij verrassing in handen te krijgen. Met den maradia, die gesneuveld is blijkens bovenstaand telegram, is wellicht bedoeld de maradia van Alloe, een staatje 7 uur benoorden Madjene gelegen, een der hoofdaanieggers van meergenoemde overvalling. Ook Tjinrana behoort tot Mandhar; de vermoorde maradja van dat landschapje had weinig gezag. Meer dan een jaar is er dus noodig geweest om de hooiden, die schuldig staan aan de overvalling van Madjene, in handen te krijgen. De 2de luitenant G. J. Sieburgh, die dit succes verkreeg, is reeds sedert het midden van het vorige jaar op Celebes aan het werk. Brandstichters. Zaterdagmiddag vermaakten zich te Medemblik een viertal schooljongens, de jongste nauwelijks zeven jaar, met vuurtje stoken bij den toren der Hervormde kerk. Zij schoven een doosje brandende lucifers onder de torendeur en wachtten af, wat er zou gebeuren. Toen het daarbinnen lustig knapte en knetterde, maakten zij zich uit de voeten zonder iemand te waarschuwen. Gelukkig ontdekten voorbijgangers den dichten rook, trapten de torendeur in en bluschten den brand, die al aardige afmetingen begon te krijgen. Veel houtwerk is geheel verkoold. Een spoorwegramp. Uit Salem (Michigan), wordt gemeld: Een pleiziertrein, waarmede een gr oot aantal beambten van den Peremaaguette-spoorweg met vrouwen en kinderen naar Detroit werden vervoerd, kwam in botsing met een goederentrein. Beide treinen werden vernield ; 22 lijken zijn rèeds gevonden; men vermoedt dat er nog een dozijn onder de
overblijfselen van den trein liggen. Er is groote schade aangericht, een groot aantal personen zijn gewond; de slachtoffers zijn bijna uitsluitend mannen. Uit de sigaren- nijverheid. Uit Eindhoven schrijft men: Het is in de sigarenindustrie weder niet in orde. Door de patroonsorganisatie van sigarenfabrikanten is een schrijven aan de werkliedenbesturen gericht waarin hoofdzakelijk de voorwaarden van de stakingsbeëijndiging volgens het patroonsbestuurschrijven van 21 Juni jl. verhaald worden — vooral wordt daarbij de zinsnede bedoeld: — «Daar enkele fabrikanten het werk in 5 vormen wenschen te handhaven zullen wij hierover later gezamenlijk eene loonregeling treffen 1” Verder wordt in den brief van thans gezegd: na ontvangst van dit schrijven is door u de staking opgeheven, een bewijs dat u met het in dit schrijven vermelde accoord gingThans bemerken wij tot onzen spijt uit uw schrijven van 17 Juli, dat u niet wenscht in te gaan op eene loonregeling voor vijf vormen, waardoor een der condities vervat in ons schrijven van 21 Juni niet aangenomen wordt. Met nadruk vermeenen wij er op te moeten wijzen, dat zoodoende de geheele loonregeling uit hare voegen wordt gerukt en verzoeken u nogmaals met aandrang de loonen in vijf vormen binnen 14 dagen tusschen ons beider besturen te regelen, daar zonder dit de besproken loonregeling incompleet is en er niet voldaan is aan het in ons schrijven van 21 Juni vermelde, en de door u aangenomen loonregeling van werk in vijf vormen. Wij kunnen dus de nieuwe loonregeling niet doen ingaan, alvorens deze zaak geregeld is, Het verschil tusschen de oude en nieuwe loonjj regeling, welke laatste 21 Juli ingaat, zal dan vereffend worden, indien de vijfvormen quaestie is opgelost binnen 14 dagen. Alhoewel men geene nieuwe uitsluiting of staking vreest, bestaat er dus op zijn zachtst uitgedrukt toch weer kans op ernstige wrijving. Lastige uiinuaar Een persoon die eergisterenavond in de Boekhorststraat, den Haag zijn gewezen meisje een dienstbode, met een mes of scherp voorwerp verwondde, is door den commissaris van politie in de eerste afdeeling, den heer Olivier ter beschikking van de justitie gesteld. De man was eerst kort geleden uit de gevangenis ontslagen, waarin hij straf had ondergaan wegens een aanslag op hetzelfde meisje gepleegd. Het weerbarstige jongetje. Andnes R., — het jongetje, dat uit een zolderraam van de school aan de Lijnbaan te ’s-Gravenhage op straat dood viel — was in het voorjaar aan de openbare school in de Lijnbaan gekomen. Voor d en tijd was hij op een broederschool geweest — waar het niet met hem ging. Het kind, een zwervertje in zijn hart, dat naar de openlucht verlangde, «spijbelde» onophoudendelijk. Straffen, het hielp weinig, en toen probeerden zijn ouders het eens op een openbare gemeenteschool. Zij troffen het in hun keuze, schrijft de Iiaagsche Ct. De heer Brauckman, het hoofd der school Lijnbaan, is een zachtzinnig, sympatiek opvoedkundige, die met laat straffen vóór hij met langdurige overreding naar verbetering heelt gezocht. En aanvankelijk scheen het toen met Andries beter te zullen gaan. De knaap, die de vermogens best had, doch wat achter was geraakt, leerde goed aan. Spijbelen kwam om zoo te zeggen bij hem niet meer voor; tot het kindvoor een paar weken, weer in zijn oude zonde verviel. Zijn moeder bracht hem toen geregeld naar school en in de klasse. Maar ook dit mocht niet baten. Als de knaap zijn kans schoon , zag, vluchtte hij uit het schoolgebouw. Die toestand was onhoudbaar, en in over- ( leg met de moeder besloot de heer Brauck- , man, hem toen op een bepaalden dag van de | week af te zonderen, om te trachten hem zóó , tot inkeer te brengen. Daarmede waren wel , met nog lastiger jongens dan Arjdries uitstekende resultaten verkregen. Men kon het in ( elk geval probeeren. f Het resultaat is nu bekend. De jongen ’ heeft uit de ruimte op de bovenverdieping, e waar hij opgesloten was, en waar men geen s gevaar voor uitbreken meende te hoeven vreezen i de zolderverdieping weten te bereiken. In de ^ hoop langs het dak te kunnen ontkomen, is hij door een klein dakraampje in de dakgoot c geklommen, heeft misgestapt, en is naar be* 1 neden gestort... c Het is een afschuwelijk voorval, en des \ te afschuwelijker, waar op school letterlijk z alles was gedaan om hem in de voorafgaande f dagen, door zachtheid, tot beter inzicht te brengen. Herhaaldelijk werd hij in zijn af- c zondering, door het schoolhoofd opgezocht. De \ heer Brauckman, bracht hem zelfs nog een aflevering van «Voor ’t jonge volkje”, om hem I wat afleiding te geven in zijn straftijd. I Da jongen bedankte vriéndelijk voor het boekje, en begon er in te lezen. Hij scheen v zijn weerspannigheid er aan te willen geven, i Zijn roekelooze overmoed is hem toen ten 1 slotte toch de baas geworden. Waarop een 1 zoo uiterst zware straf is gevolgd. \
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327020:mpeg21:p00001
PAUL KELLEE. 28 m »Tot vertellen heb ik geen tijd. Ik wilde slechts, dat jij eindelijk zoudt bekennen, wat er gebeurd is en dat heb je nu gedaan. Dat is voldoende ! Overigens ga ik niet meer met Waldhofer om. De duivel hale zijne zoogenaamde edelmoedigheid, als hij |j slechts daarvoor hier is, om roovers en moordenaars voor straf te behoeden!” «Schaam je wat, opperhoutvester 1” ^ »Mij schamen, ikP Nu nog mooier! Ik geloof, dat ik van de geheele kliek hier nog de eenige ben, m die een beetje geweten in zijn lijf heeft 1” ïBeroem je daar maar niet op.” »Beroemen doe ik er mij niet op. Ik weet heel n goed, dat er nog nauwgezetter menschen op de wereld n zijn, dan b.v. ik ben. Maar recht moet recht blijven, al speelt de drommel er ook mee ; maar bij Hartwig n is het onzin! Adieu, ik heb haast I” »Dan zult u in uw haast een groot onrecht be gaan.” ïHoezoo P Heeft Hartwig je geschoten of niet ?” »Hij heeft naar mij geschoten 1” «Welnu! Adieu!” Toen zeide ik met krachtige stem: sHoor eens, opperhoutvester! Hebt u Hartwig op stroopen betrapt P” »Neen, dat niet!” »Heeft hij naar mij of naar u geschoten P” »Wel, naar jou immers!” «Goed 1 Dus zeg ik u opperhoutvester, dat u de zaak niets aangaat, verstaat u mij P”
»Mij niets aangaat P’’ i «Juist 1” i «Jij — jij bent een brutale kerel!” < «Ik zal nog veel brutaler worden en zal u niet i eens meer met den rug aanzien, ais u nu een dwaas- £ heid doet, die niet te herstellen is. Wilt u nu 1 een dwaasheid doen, die niet te herstellen is. Wilt 1 u mij nu aanhooren of niet P” Hij was versuft. i «Wat moet ik van je denken P” zeide hij — «Hoe durf je het wagen, mij zoo grof aan te i pakken P” s «Dat alles zult u hooren. Ga dus maar zitten !” v Hij nam waarlijk plaats. d «Wat mij betreft kun je laten hooren, wat je l te zeggen hebt i Maar kort en bondig, als ik ver- a zoeken mag! En wat wijs maken Iaat ik mijniet! r Doe volstrekt geen moeite, een beroep te doen op mijn goedhartigheid !” d «Neen, want die bezit u niet! Eerst wil ik u « verstandig en naar waarheid vertellen, hoe het t ongeluk gebeurd is.” Toen zag hij mij in gespannen verwachting aan. «Geheel naar waarheid !” zeide hij nog. p «Ja, geheel naar waarheid, zooals ik het voor s het gerecht onder eede zou vertellen.” Eerst poogde ik eene beschrijving van Hartwiga d gemoedstoestand te geven en vertelde toen de vreeselijke gebeurtenis in het bosch ; vertelde alles : hoe Hartwig mij verbonden, opgenomen en naar huis d gedragen had. Hoe ik zonder hem doodgebloed zou ti zijn. Hoe vertwijfeld hij zich zelf had aangeklaagd, ii nadat de roes van waanzinnigen hartstocht voor een a plotselinge ontnuchtering was geweken. Hoe het u hem om mijn leven meer te doen geweest was, dan om zijne eer, zijne vrijheid, ja, dan om zijn eigen Leren. En aldus besloot ik : «Zoo handelt een mensch, bij wien sterke karakter- sj trekken de baas worden, begrijpt uP Een laffe A moordenaar had mij den genadestoot gegeven en ii
vas gevluoht. En ik — ik weet nog veel beter lan u, opperhoutvester, dat er ontelbare menschen ip de aarde zijn, die veel beter zijn dan ik, — maar k, ik heb hem onder de smart mijner wonden vrijplaten, toen ik tot bezinning kwam, en n, die niets lebt geleden, wien het zelfs niets aangaat, u wilt tem verklikken P” Toen keek hij strak voor zich. Zijn goed hart legon veel meer te spreken, dan hem lief was. «Verklikken — foei — dat woord past heeleaaal niet in je verhaal. Ik zeg je, dat is een afehuwelijk woord, het is een gemeen woord ! Neen erklikken wil ik hem niet. Het is mijn plicht, at ik als ambtenaar der houtvesterij in mijn geiied stroopen, moord en doodslag verhinder en niet Itijd uit medelijden den mond houd. Dat kun je iet vorderen. Daarom ben ik nog geen schobbejak.” Ik ging heel dicht bij hem staan en zag hem in e oogen. Toen vertelde ik hem, wat nog voor een ur hier bij mij had plaats gehad. Toen raakte ij vreeselijk van zijn stuk. «Dus is hij weg?” «Ja, hij is weg; maar niet ver genoeg, of de olitie zou hem kunnen inhalen, ais u thans alarm laat.” «Weg is hij, weg! Wat donder 1 Weg 1 — Naar e Boeren, zeg je P” «Naar de Boeren 1” Hij sprong op en wandelde zeer opgewonden oor de kamer. Hij gesticuleerde met de handen, ■ok zich aan het haar, krabde zijn baard en bromde i zich zelven. Plotseling riep hij geheel zonder anleiding en met een soort van geestvervoering it: «Dat zal een dolle Boer zijn!” «Ja, dat denk ik ook,” zeide ik. «Hij zal zijn leven voor een goede zaak op het iel zetten en daardoor boete doen voor zijn vader, laar u gelooft, dat hij dit beter kan doen door i de gevangenis sigaren te maken.”
Toen liep hij steeds driftiger door de zaal. Het medelijden had hem geducht te pakken. Gewetensbezwaren had hij echter nog vele. Plotseling hoestte hij. «Jij oordeelt dus, dat het niet overtuigend bewezen is, dat Hartwig gestroopt heeft en dat het mij geen lor aangaat, dat hij op jou heeft geschoten.” «Juist dat meen ik.” «Zoo ! Zoo ! Eigenlijk hebt gij gelijk 1 Heel sekuur weet ik het echter nog niet. Jij brengt iemand zoo van zijn stuk, dat hij er geheel bedonderd van wordt. Ik moet weg, ik moet nog met mij zelven in ’t reine komen. Dat is een gekke zaak! Naar de Boeren! Wat een kerel! Het was toch goed, dat ik maar eerst even boven kwam. Adieu voor vandaag.” En hij gaat heen. De stok en de hoed blij ren bij mij. Met een dankbaar hart zie ik hem na. Nu eerst is Hartwig gered. Ik ben plotseling zoo gelukkig. Zoo, alsof ik eerst nu voor Hartwig iets goeds had gedaan. Ik maak het venster open. Het sneeeuwt nog altijd De brug over de gracht is geheel wit, en het bosch staat in een vreedzaam feestkleed. Zij beiden gaan door den sneeuwstorm. Hun weg is ver, het is een weg door nood en dood. «God , geve, dat aan het einde daarvan een gelukkige hut sta 1” ’s Avonds komt Waldhofer nog bij mij. Hartwig i en zijne vrouw waren vertrokken. Zij hadden het dorp verlaten, dat tot heden hun tehuis en hun geheele wereld was. Een deel van hun vermogen hadden zij meegenomen ; de rest, die in hypotheken is belegd, zal Waldhofer voor den smid beheeren. Met een stillen, treurigen glimlach zie ik mijn vriend aan, als hij mij dat zoo vertelt. Daarop reikt hij mij de hand : «Geloof maar, dat was het beste, het allerbeste! Ook voor Martha, Hartwig
zou haar anders of in ’t geheel niet genomen of in ’t huwelijk slecht behandeld hebben. Dat is zeker! En nu slaap wel! Jij hebt verdiend om heel rustig te slapen.” Aan de deur keerde hij zich nog eens om. «Gij moet blijde zijn, dat gij in uwe jeugd zoo iets beleeft. Dat is een goede leerschool. En het was toch een heldendaad, waartoe karakter noodig was. — Goeden nacht 1” — HOOFDSTUK XI. Aan den stilen haard. Des winters aan den stillen haard, Het huis en hof met sneeuw bezwaard. — Hoe eens het voorjaar lieflijk lacht, En weer ontwaakt tot nieuwe kracht: Een oud kwartijn uit vaders kast Geef mij dit eens te lezen ; En Walther van den Vogelweid Heeft het daarin bewezen.” Geheel alleen ben ik met mijne gedachten en nijne boeken. Daar buiten licht een mat licht op le besneeuwde velden en bosschen ; in mijn feestsaai is het stil. Dikwijls zie ik naar beneden in den hof. Aan le overoude lijsten boven de vrouwenvertrekken langen lange ijskegels, de lindeboom staat in zijn wit kleed aan de bron te droomen, de burchtmuur iiet er uit als een schans van sneeuw. Slechts eeu laar groene denneboompjes kijken nieuwsgierig uit n deu eenzamen hof. Zij kijken en kijken en raken iaarbij ook in den dut. 'WorP -erflqi)
"Een Boschkuur in den Winter.". "Bredasche courant". Breda, 1907/07/22 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327020:mpeg21:p00001