Keclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, liroote ^Sarkt 35.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór i) uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327045:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/08/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327045:mpeg21:p00001
Iliilow over Wilhelmshöhe. De correspondent van de Westminster Gazette le Wilhelmshöhe seint aan zijn blad: Voor hij naar Norderney vertrok heeft prins Bülow mij op het kasteel Wilhelmshöhe ontvangen om mij zijn persoonlijke en ambtelijke meening over het algemeene uitzicht van den politieken toestand tusschen Duitschland en Engeland mede te deeleD, gelijk hij is ra de belangrijke ontmoeting tusschen koning en ! keizer te Wilhelms'.iöhe, De rijkskanselier verzekerde mij, dat hij volkomen voldaan was over de weldadige uitkomsten van de conferenties tusschen hem en sir Charles Hardinge en de gesprekken, die de laatstgenoemde (de keizer?) met den koning gehad heeft. Hunne Majesteiten waren ten zeerste voldaan over de uren, samen doorgebracht. Pr ns Büiow machtigde mij uit zijn' naam de volgende verklaring als een'boodschap r aar Engeland te zenden; men kan haar opvatten als een gepast antwoord van de zijde van de Duitsche regeering op de verzekering van den koning, dat het, naar de keizer weef, zijn grootste wenseh is, dat er tusschen de twee landen slechts de beste en aangenaamste betrekkingen zullen bestaan: sGij moogt zoo nadiukkeliik mogelijk zeggen, dat ik als kanselier van het Duitsche Rijk niet alleen de handhaving van goede betrekkingen en vertrouwen tusschen Duitschland en Engeland wenseh, maar ook dat ik voel dat die betrekkingen een besliste verbetering hebben ondergaan. Gij moogt er bij voegen, dat de conferenties, die gisteren bij gelegenheid van de ontmoeting tusschen keizer Wilhelm en koning Eduard hier te Wilhelmshöhe gehouden zijn, alle er toe gestrekt hebben om die verbetering te bevorderen.” De kanselier is van meening, dat de uitkomst van de gesprekken niels te wenschen overlaat. Er openbaarde zich algemeene eenstemmigheid over alle gewichtige politieke kwesties, die ter sprake kwamen. De ontmoeting te Wilhelmshöhe is een schakel in den keten van vorstenbezoeken, die te Swinemünde begon en te Ischl wordt voortgezet. !)e Mooren. Hoe de Mooren denken over de voorvallen te Casablanca kan blijken uit een bericht, dat
de ïïmes-correspondent te Tanger aan zijn blad stuurt. In Fez heeft een beraadslaging plaats gehad tusschen de Vizirs en de Oelema’s over de gebeurtenissen te Casablanca. De minister van buitenlandsche zaken, Ben Sliman, las aan de in het paleis vergaderde Oelema’s diep geroerd het verslag voor. Nog voor dat de minster geëindigd was, vloog de sjerif Katani, het hoofd eener zeer fanatieke secte op, en hield een toespraak waarin hij heftige verwensehingen uitte tegen de Marokkaansche regeering en aandrong op den «Heiligen Oorlog” tegen de Christenen. Hij was, zeide hij, in staat een getal partijgenooten te velde te brengen, groot genoeg om alle Christenen in Marokko uit te roeien. De eischen van sjerif Katani werden onder steund door den kadi van Fez en vier Oelema’s. Tien andere Oelema’s bleven zwijgend zitten. Ten slotte ontstond een scherpe woordenwisseling tusschen de Vizirs en de Oelema’s, waarin de laatsten de eersten beschuldigden de oorzaak van alle gebeurtenissen te zijn. De Oelema’s verlieten de bijeenkomst met het voornemen de bevolking op te wekken tegen de regeering ep tegen de Christenen. Ben Sliman begaf z'ch naar den Sultan, om hem het resultaat van de bijeenkomst mede te deelen. De sultan is diep onder den indruk daarvan, en vreest, dat hij vermoord zal worden als hij zich met aan het hoofd van de fanatieke stammen plaatst en den Heiligen Oorlog afkondigt. Het „SL’uropeesch concert.” De Liberté brengt een telegram uit Rome omtrent een interview met een bekend Italiaansch diplomaat. De staatsman verklaarde, dat de samenkomsten te Wilhelmshöhe en Ischl, en het onderhoud van Tittoni en Aehrenthal, koning Edward g'ïnspireerd hebben tot «reorganisatie van bet Europeesch concert”. Alle mogendheden zullen volgens dit nieuwe I plan verdragen s'uiten, waarbij de integriteit van ’t tegenwoordig grondgebied en dat der koloniale bezittingen gewaarborgd wordt. Geen enkele wijziging van grondgebied, zelfs niet bij vreedzame regeling zal in de toekomst meer mogen plaats hebben. Slechts wanneer alle mogendheden er collectief hun instemming mee betuigen, zal een staat zijn koloniale ! bezittingen mogen uitbreiden. ’t Plan is, de mogendheden desnoods met geweld te dwingen tot aanneming van het voorstel. Dit «Europeesch concert” zou gedurende < de eerste 25 jaar gehandhaafd blijven, en kan dus onmiddellijk door een kolossale verminde- | ring der Oorlogsbegrooting gevolgd worden. De koningen van Italië, Spanje, Portugal, i de Fransche republiek, de tsaar eu de sultan, < betuigden hun ingenomenheid met Edwara’s i programma, die thans ook de medewerking s van Wilhelm II en Frans Jozef verwacht. < Men zal verstandig doen, dit bericht voor- 1 loopig met de noödige reserve te aanvaarden. L>e tijd zal leeren of het koning Edward I werkelijk gelukt op zijn eentje het geheele ‘ iredes-vraagstuk op te lossen. t De felegrafisleastakiug. De president van den bond van handels- g elegrafisten in de Vereemgde Staten heeft I
de algemeene staking afgekondigd voor alle aangesloten beambten, met slechts enkele uitzonderingen. Welbeschouwd is echter die afkondiging overbodig, daar bijna at deze telegrafisten toch reeds in staking zijn. De stakende telegrafisten hebben echter niet veel kans, het door hen gewencchte resultaat te bereiken, want, naar het schijnt, is het aantal ongeorganiseerde telegrafisten grooter dan dat der georganiseerden. Voorloopig blijven de spoorwegtelegrafisten nog aan den arbeid, zij verkenen echter geldelijken steun aan hunne stakende vakgenooten. ïut. Soc. Congres. Gisteren is het congres te Stuttgart geopend. ’s Middags had een meeting in de open lucht plaats, waarbij Rebel, Jauiès, Adler, Vandervelde en Keir Hardie het woord voerden. Met de eigenlijke werkzaamheden zou heden worden aangevangen. De voornaamste punten van de agenda zijn: 1°. Het militairisme en de internationale conflicten; 2“. De verhouding tusschen de politieke partijen en de vakvereenigingen; 3°. Het koloniale vraagstuk; 4°. De emi- en immigratie van arbeiders; 58. Het vrouwenstemrecht. Behalve deze vijf punten stelt het internationaal socialistisch bureau het volgende voor: 1°. De sedert het Amsterdamsche congres door het internationaal bureau ingediende voorstellen en bloc goed te keuren; 2”. het reglement van orde van het congres; het reglement van het internationaal bureau en de interparlementaire commissie eveneens en bloc goed te keuren; 3". een- amendement van de Engelsche Independent Labour Party om ook die vakverenigingen, welke, ofschoon bona fide, niet staan op den bodem van den klassenstrijd tot het congres toe te laten, te verwerpen ; 4°. het voorstel van de Italiaansehe socialisten uit Zwitserland om een uniforme kaart van lidmaatschap voor alle socialistische partij en ter wereld in te voeren, te verwerpen; 5°. het voorste! van de Social Democratie Eederation (Engeland), dat bedoelt alle socialistische parlements-fracties te verzoeken gelijktijdig in alle parlementen voorstellen te loen tot wettelijke regeling van een minimurnirbeidstijd te stellen in handen van de inter* larlementaire commissie; 6°. het voorstel van de Zuid-Afrikaansche m Fransche secties tot het gebruik en de ceuze van een kunstmatige internationale ïulptaal, als ontijdig te verwerpen ; 7“. het voorstel van de Duitsche sociaallemocratische vrouwen, om de democrati- ( eermg van het stemrecht te bespreken, te c 'erwerpen; daarentegen het voorstel van de 1 ociaal democratische vrouwen in Oostenrijk ' im het vrouwen-stemrecht te bespreken, aan 1 e nemen, ' Uit Nederland zijn aanwezig mevrouw e loland—Holst, de heeren Troelstra, Van Kol, ichaper, Wibaut, Vliegen en een vertegen- ^ voordiger van den Diamantbewerkersbond. 11 n Verschrikkelijke braml. 8 Weer is er in Amerika een geweldige brand g eweest op een badplaats. Te Old Orchand in ^ laine zijn 17 hotels en honderden huizen v
vei bi and, zoodat 10,000 badgasten dakloos waren. Een dienstbode, die haar haren krulde gooide een lamp om, en zoo ontstond de brand, De schade wordt op meer dan l*/3 miilioen dollar geschat- Men spreekt van drie dooden en zegt, dat tijdens den brand hotelbedienden en ook gasten kostbaarheden rooiden. Fiano-daeveia. In Berlijn is weer een nieuwe branche geopend voor handige boeven en zijn de talrijketrucs van heeren oplichters weer met één vermeerderd. Twee personen, waarvan een voorgaf Hans Grundlach te heeten en artist te zijn, begaven zich naar de pianozaak van de firma Kaps en verlangen een piano te huur, die ook aan hun adres, Friedrichstrasse 129, werd afgeleverd. Hier hadden de zwendelaars een kamer gehuurd, Spoedig nadat de piano was bezorgd, zijden zij tot hun hospita, dat het niet dezelfde was als zij hadden uitgezocht, en lieten haar door andere mannen weer weghalen. Hoogst waarschijnlijk is het instrument door de sluwe vogels naar een bank van leening gebracht. In ieder geval is er geen spoor te ontdekken van de oplichters, noch van de piano. KORTE BERICHTEN. Van dezaak Hau heelt men eensensatie drama gemaakt. Het zou te Breslau worden opgevoerd, maar de politie heelt ’t verboden. De Chineesche regeering had leger en vloot drie maanden tijd gegeven om het amfioen schuiven af te wennen. Toen ’t bleek, dat er in ’t leger waren, die kalm er mee doorgingen, heeft de minister van oorlog bevolen al wie nu nog amfioen schuift onthoofd zal worden. Een professor heeft uitgerekend, dat een pen, bij een snelheid van 30 woorden per minuut, den dag op tien uur gerekend, per jaar 105,120 kilometers aflegt. Oef.!! Het Oostenrijksch-Hongaarsche leger heeft jen nieuwe broodsoort ingevoerd, bestaande ait rogge en tarwe, onder toevoeging van 20°/0 lemelen. Commandant Peary heeft zijn tocht naar de Noordpool tot 1908 uitgesteld.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327045:mpeg21:p00001
De tactiek der vrij zinnig- democraten. De overweging van de vraag of de vrijzinnig- < lemocraten de Unie-liberalen moeten loslaten I im te trachten naar nauwere aansluiting bij ’ le sociaal democraten — althans de bespreking | an die vraag —- wordt door de (vrijz.-dem.) s Iliddelb. Gt. ontijdig geacht en nog niet ge- ' vettigd door da bij de jongste stembus opgedane I rvaringen. r Niets veranderlijker dan een kiezer. Vele s ictoren oefenen invloed op hun stem. Daarom \ roet met, bij de minste teleurstelling welke s len ondervindt, aanstonds de taktiek worden i ewijzigd. Eerst moet ernstig worden onder- r acht waaraan de teleurstelling was toe te e fiirij ven, opdat men tot het inzicht kome, ol v len met een tijdelijke dan wel met een blij- d jnde verandering van inzicht te doen heeft. »
Bij de jongste Statenverkiezingen deden inderdaad, naar het blad meent, motieven buiten de groote politiek om hun invloed gelden. Terwijl in 1905 de geest tegen Dr. Kuyper en zijn partij over ons volk vaardig was en de vrijzinnigen ter overwinning voerde, speelden dit jaar zucht tot behoud van militaire instellingen en vrees voor belastinghervorming een groote rol. Wie zegt, welke gedachte de verkiezingen in 1909, of vroeger, hoofdzakelijk zal beheerschen ? Wij hopen, voegt bet blad er bij, de grondwetsherziening om door haar het algemeen kiesrecht mogelijk te maken. Doch ook goede trouw en politieke eerlijkheid brengen mee, dat daarover vooraf over-, leg worde gepleegd met de bondgenooten. En daarop mag niet vooruitgeloopen worden. Aan het bestuur van den Vrijz.-Democr. Bond zij het overgelaten om te juister tijd de besprekingen met Unie-liberalen en vrije liberalen te openen en voorsteken te doen omtrent da beste tactiek, teiwijl het blad met niet minder zekerheid verwacht, dat alleen die weg zal worden ingeslagen, die loden moet tot een zoo spoedig mogelijk wegruimen van wat aan toepassing der democratische beginselen in den weg staat. Het sMiiosueltielverkeei*. Het Vaderland geeft naar aanleiding van het ongeluk aan het Kanaal in Den Haag, eenige beschouwingen over het automobielverkeer. Het blad meent, dat het Haagsche politiekorps te klein is voor het oppervlak en het steeds intenser wordende verkeer, dat het heeft te beheerschen. Verder schrijft het onder meer: Zal het werkelijk aanwezige auto-gevaar bedwongen worden, dan kan niet het opleggen van geldboeten hiertoe het middel zijn. Bezitters van automobielen betalen — en dat is van hun standpunt ook eigenlijk heel begrijpelijk — hun dwaas snelheidsgenot gaarne met hooge, zij het herhaalde geldboeten. Wie zich de weelde van een auto veroorloven kan, ziet niet op wat guldens voor zijn beboeten chauffeur. Dat is zonder bezwaar op de post onderhoudskosten te boeken. Maar anders zou het worden indien de rechterlijke macht véél meer dan tot nu gebruik zou maken van haar recht om in vele gevallen ook enkel tot hechtenis te veroordeelen, Dat wordt ook door den rykste gevoeld. Wij weten op dit oogenblik niet zijn naam en zetel, maar gezegend de kantonrechter wiens vonnis tegen een auto-woesteling onlangs onverbiddelijk hechtenis luidde! In het algemeen is onze grief, dat — in de steden vooral — te zwak en vergoelijkend tegen het auto verkeer wordt opgetreden. Dienstmeisjes mogen op vele uren van d n lag geen matje uitkloppen, wat een puik verbod is; maar wèl moet tot nu toe geduld worden, dat auto’s — en dat is alleen bij ïi’oote snelheid het geval — het schadelijke itraatvuil doen opwolken en ook, dat zij de walgehjkste stanken in lange pluimen uitpuffen. Je Staatsspoorstoomtram moet laügs de Kolingskade «stapvoets” rijden, de Westlandsche foomtram een eind lang met een wachter 'óór de machine, voor elk kruispunt met de toomtram moeten onze tramconducteurs voorlitloopen, en de Holiandsche Stoomtram kreeg mg onlangs bevel om langzaam te rijden langs enige druk begane punten — maar de auto liegt bij dag en bij avond overal in de vaart, lie haar believen zal. Dat is inderdaad een schreeuwend onrecht” en een groot gevaar.
Het auto-verkeer in onze stad heeft te gehoorzamen aan den wetlelijken maatstaf: vrijheid en veiligheid van het verkeer. Willende automobilisten niet gehoorzamen, zij zullen er toe gedwongen moeten worden. De letter der wet is afdoende, haar toepassing in geenen deele. Indien het zoo door gaat, dan zal, meent het blad, de thans geldende milde wet, die voldoende kan zijn, noodzakelijk moeten plaats maken voor een onverbiddelijk gestrenge.
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327045:mpeg21:p00001
DOOB PAUL. KELLEE. 52 Zij sloeg de oogen neer. «Zoo, ben je toch tehuis geweest F’ Ik reikte haar geroerd de hand. «Marianne! Spoedig zal de dag komen, waarop ik keelemaal moet vertrekken en niet weerom komen kan.” Zij bedekte het gelaat met beide handen. «Als jij daarboven niet geroepen had — dan lagen wij in de diepe sneeuw — en zouden niet meer gescheiden worden. Maar jij wildet niet met mij sterven.” «Neen! Ik wil geen zelfmoord plegen, zoolang ik mijn verstand behoud. En ook voor jou leven moet ik zorgen. Jou leven is dierbaar!” «Mijn leven is verschrikkelijk!” «Het is niet verschrikkelijk, Marianne? Denk lens na. Is er niet één lichtpunt in je leven P” Toen zag ze mij met stralende oogen aan. «Zeker! Jou liefde!” Sidderend stond ik voor haar. Het thans niet e wagen haar naar mij toe te trekken, haar niet 6 kussen, dat was bijna bovenmenschelijk. Maar k hield mij goed. «Kom, Marianne, speel eens wat.” Ik geleide haar naar den vleugel. Zij speelde en nocturne. Ik zat heel dicht naast haar. Toen ij geëindigd had, vleide zij hare gloeiende wang egen mijn schouder. Zachtjes sloeg ik mijn arm un haar heen. Buiten liep de dag ten einde. Om ns heen heersohte diepe stilte. Toen zeide ik:
«Marianne! Als er ergens op de wereld een stil huis was, — stiller, nog verder van de wereld dan de ingesneenwde hutten op het gebergte, — een huis, waarin geen geluid uit de groote wereld kan binnen dringen, — zou je daar iemands echtgenoot kunnen zijn?” Zij zag mij verschrikt aan. «Neen,. neen, Marianne, verschrik maar niet. Ik houd mijn woord; ik verzoek je niet naar mijn aanzoek te luisteren; ik vroeg slechts om den toestand van je ziel geheel te begrijpen.” Zij streelde mijne hand. »Jij lijdt zoo — lieveling! Ik weet het! En toch is de liefde zoo schoon, als ze is, als de onze. Zonder alle onstuimige wenschen! De menschenliefde, zeide mijne moeder, is slechts schoon als knop, — dan komen stof en wormen. — Zoo, als men geen trouw belooft — niets belooft, wat men toch niet volbrengen kan — die is schoon!” Zij zweeg een oogenblik, toen rilde zij en ging voort: & ° *Ik heb er altijd aan gedacht, hoe het zal zijn, als jij eens een andere zult liefhebben en huwen.” «Dat zal nooit gebeuren, Marianne, nooit!” Een moedige glimlach speelde om haar mond. »0, ja! Het zal wel eens gebeuren! Voor mij zal het vreeselijk zijn. O God! Maar zie je, ik zal je toch kunnen blijven achten. Ik zal in ’mij zelve zeggen: hij heeft je niets beloofd, hij is je niet ontrouw geworden, hij heeft je slechts vergeten.” « Marianne!” «En dan zal de overwinning komen. Als kommervolle dagen de liefde voor die andere hebben uitgedoofd, — als je eenzaam bent, — dan zal je sr aan denken, dat het toch een heilig, niet ontwijd jevoel was, dat ons verbond.” «Marianne! Jij hebt eene hooge opvatting van le liefde, maar de trouw ken je niet. In’t algemeen sen je de menschen niet. Wat je zegt, is mooi, s een ideaal j maar het is niet waar. Dit moet
ik je zeggen, hoe het mij ook smart, dat je mij verlaat. Ik moet eerlijk zijn, eerlijk en manlijk. Juist, omdat ik je liefheb. Wat jij in de toekomst meent te zien, kan niet gebeuren. Na jou zal ik nooit een andere liefhebben, maar ik zal ook nooit met groote verrukking aan onze verhouding kunnen terugdenken.” Zij werd bleek en hield zich aan een stoel vast. Onverstoorbaar ging ik voort: »Het is onnatuurlijk, dat twee jonge inensehen, die elkander beminnen, zoo naast elkander staan als wij, onnatuurlijk, als uit de liefde niet de wenseh om elkander te bezitten geboren wordt. De ware liefde offert zich op en waagt. Zij wil niet eeuwig vluchten en bescherming zoeken, zij vereenigt zich met het voorwerp harer liefde en gaat hiermee door de stormen des levens. De ware liefde denkt niet te veel aan zich zelve, denkt niet alleen aan eigen heil, maar ook aan het welzijn en aan het geluk van den ander. De vrouw die bemint, wil niet als een godin, als eene denkbeeldige gedaante om den weg des mans zweven, maar met hem op de aarde wandelen als kameraad in nood en dood, in vreugde en verdriet Dat, Marianne, is mijne opvatting en die is natuurlijk en naar de goddelijke instelling 1” Dit alles sprak ik met bezieling en de woorden vloeiden mij van de lippen; dit waren immers de gedachten, die mij eiken dag bezighielden. Bevend van opgewondenheid zeide zij: «Kun je zoo tegen mij uitvaren?” «Ik vaar niet tegen je uit, Marianne, ik zeg je alleen de waarheid. De waarheid, die tot hiertoe voor jou verborgen bleef. Neem de proef eens in bet leven 1 Zie eens naar de huisvrouwen, of zij ongeschikter of ook maar ongelukkiger zijn dan hare ongehuwde zusters. Neen, eerbiedwaardig zijn zij en gelukkig, zoover men in relatieven zin van ?eluk kan spreken. Dat alles is je onbekend, Marianne, want uw moeder heeft je op de uitzon-
■———n—cnninwii uw—— —■'-'rrr-r" —i deringen gewezen en den algemeenen regel verzwegen.” «Zeg niet, dat mijne moeder mij bedrogen heeft!” «Wezenlijk bedrogen niet, maar toch bedrogen! Bedrogen in het vertrouwen en in den juisten blik, bedrogen om uwentwil, om —” «Je lastert mijne moeder.” sik laster haar niet; ik beklaag haar slechts. Want zij was ziek, Marianne! Dat moet ik je eens zeggen 1” sZiek ? —Ziek?—Hoezoo? Hoezoo 1 Je meent toch niet — ziek van verstand, — waanzinnig?” sin één opzicht —ja! Zij leed aan vervolgingswaanzin.” «Mijnheer 1” »Marianne, ik bid je, hoor naar mij!” Zij keerde mij den rug toe en ging de kamer uit. Ik was alleen. Wat had ik gedaan! Hoe was ik er toe gekomen, om na de genotvolle oogenblikken aan de piano zoo ruw en hard tegen Marianne te spreken? Hoe het ook zij, geen laffe spijt kwam in mij op, eer een gevoel van kracht, zoo als men dat kan hebben, kort nadat men iels flinks heeft gedaan. Zou ik haar gaan opzoeken ? Neen, ik wilde mijne woorden rustig laten nawerkeu. En als het tot eeu breuk kwam? Welnu, dan zou ik het trachten te dragen. De onnatuurlijke toestand in onze verhouding drukte mij zoo zwaar, dat ik aan de smart over een verloren liefde, ver van de geliefde, de voorkeur gaf. Dat zou althans natuurlijk zijn. Het moest tot eene beslissing komen. Dat eeuwige staan en peinzen aan den kruisweg stond mij tegen. Lieve God, wat was ik dom 1 Ik zocht, ik zocht en vond geen uitweg. Ik was te jong, te onervaren voor deze raadselaehtige, overgevoelige vrouw. In de donkere huiskamer ging ik onrustig op en neer. De reactie op het gevoel van kracht kwam over mij. Ik begon te twijfelen. En ik twijfelde niet lang, ik begreep, dat ik den rechten
weg verlaten had, dat ik door een opwelling van jeugdig ongeduld alles bedorven bad. Ik was een slechte zielkundige en een jammerlijk psedagoog. En toch had ik mij voorgenomen door zachte, teedere, onveranderlijke liefde haar hart te winnen, zooals de lentezon den winter overwint. Ik wilde haar zulk een schoon rein en zonnig gevoel van de liefde inboezemen, dat zij zelve moest wenschen mijne vrouw te worden. Nu rukte ik met storm en onweer aan. Ik was weer ruw geweest ; ik had weer uitgevaren 1 Naar den drommel met alle muizenissen. Ik wist geen raad meer, ik was mij zelf een raadsel. Ik nam mijn hoed en stok. Ik moest in de open luclit. Hier kon ik het niet uithouden. In het voorhuis stonden Ingeborg en Baumann. «Wilt u nog uitgaan?” vroeg Ingeborg. «Ja, ik wil den opperhoutvester een bezoek gaan brengen. Hedenmiddag vond ik hem niet tehuis.” Baumann vertelde mij terloops, dat hij een brief voor den assessor op de post moest brengen; dat mijnheer de assessor reeds in drie dagen niet geschreven had Toen ging hij haastig heen. Ik nam Ingeborg bij de hand. «Ben je ongerust om drie dagen ? Die gelukkige man! Zijn weg is recht en zonnig. Hij neemt zijn schat bij de hand en wandelt met haar de wereld in. Niet waar, zoo is het?” «Mijnheer de Doctor! U bent thans altijd zoo in gedachten! * Heelemaal niet meer vroolijk, keelemaal niet meer! VTeet u nog wel, hoe vroolijk u in den beginne waart ? Toen ik u opgesloten had F Dat was een heerlijke tijd!” »Ja, Ingeborg, dat was het Adieu.” Ik kuste haar de hand. Zij hield mij nog tegen. En Marianne. Het arme meisje lijdt vieeselijk, Ku is ze weer het bosch in.” {Wordt veroo’fd.)
"Een Boschkuur in den Winter.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327045:mpeg21:p00001