Reclames betreffende de bezoreinjï dezer ( ouranl,
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Groote ^larkt 35.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men sleedt op den dag der uitgave vóór tl uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327049:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/08/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327049:mpeg21:p00001
Marokko. In de Fransche Kamer heeft eene interpellatie over den toestand in Marokko plaats gehad. De onder-secretaris van Binncnlandsche Zaken, Maujan, verklaarde, dat de door de regeering ontvangen berichten van bevredigende aard zijn. L)e taak, aan generaal Drude opgedragen, sluit elke gedachte aan uitbreiding van koloniaal gebied buiten. De expeditie wordt methodisch ten uitvoer gebracht onder goedkeuring van de mogendheden. Frankrijk zal van zijn k: nt zich houden binnen de grenzen, door de conferentie van Algeciras voorgeschreven. Generaal Drude zal binnen 24 uren de strijdkrachten tot zijn beschikking hebben, die hij noodig acht om de vedigheid van Casablanca te verzekeren, en zoo daartoe aanleiding bestaat, groepen Marokkanen, die zich mochten vormen, uiteen te drijven, zoo ze zich binnen een rayon van 15 K M. rond de stad vertooneri. Doch generaal Drude zal niet verder gaan. De Fraosche schepen aan de kust bewaken de havens, waar Frankrijk de politie zal moeten organiseeren. Spanje handelt op gelijke wijze ten aanzien van de andere havens, waar laatstgenoemde staat voor de politie-organisatie zorg heeft te dragen. Er bestaat volkomen overeenstemming tusscheu beide mogendheden. Rede van Rooscvelt. President Roo*evdt heeft bij de steenlegging van het gedenkteeken voor de «Pilgrim Fathers” te Provincetown een redevoering gehouden, die in en buiten de Vereenigde Staten grooten indruk maken zal. De scherpte waarmede de President der Republiek te velde trok tegen de «Trusts en Corporations”, tegen de misdadigers met reuzenvermogens, tegen de smaletactors of great wealth” heeft in de Vereenigde Staten gerechtvaardigd opzien gewekt. Roosevelts woorden, zegt de Westm. Gazette, leveren het bewijs, dat de Regeering besloten is gedurende de achttien maanden van Roosevelt’s bewind den strijd tegen de Trusts voort te zetten, wanneer deze zich niet onderwerpen aan de wet; en tevens, dat de Repubhkeinsche partij bij de aanstaande presidentsverkiezing zal optreden met de leuze: «Tegen de Trusts, die zich Diet aan de wet houden”. Dat laatste is ook duidelijk geworden uit de redevcering die minister Taft, de Republikein sche candidaat voor het Witte Huis, te Ohio gehouden heelt.
Maar tegelijkertijd verklaarde de President dat hij niet voornemens is op te treden tegen de Trusts qua Trusts. «Zaken kunnen onder de moderne omstandigheden alleen worden gedaan door bemiddeling van corporaties, en onze bedoeling is de corporaties die zich goed gedragen, van harte te begunstigen. En tevens: dat de regeering «geen handeling gedaan heeft ol zal doen, waardoor onschuldige aandeelhouders of het publiek als geheel onschuld'g schade zouden leiden”. Deze verzekeringen van den President werden door de beurs gunstig ontvangen. Fit EugeHiud. Wij hebben reeds kortelijk van de beraadslaging in het Hoogerhuis over het wetsontwerp tot weltigirig van het huwelijk van een man met de zuster van zijn overleden vrouw melding gemaakt. Het is de moeite waard van de argumenten van de teg< nstanders, die’t blijkbaar ernstig meenen, wat meer te hooren. Hun betoog komt in hoofdzaak hierop neer. De lange ervaring van de Christenheid heeft het huwelijk met verwanten van de overleden echtgenoote afgekeurd. Als men daarop nu een uitzondering maakt voor de zuster, dan is er, logisch, geen reden waarom men niet verder zou gaan. Wil men dan ook het huwelijk met een stiefdochter of met de schoonmoeder toelaten ? En als men een weduwnaar met de zuster van zijn gestorven vrouw laat trouwen, waarom dan niet een weduwe met den broer van haar overleden man ? Men brengt het zorgvuldig opgetrokken gebouw van het Christelijk huwelijk aldus in gevaar. Bovendien, wanneer nu een echtgenoote sterft en de man blijft met kinderen achter, dan zal een zuster van de doode zonder schroom bij haar zwager haar intrtk Demen en de zorg over zijn huishouJen en de opvoeding van zijn kinderen op zich nemen. Wordt die zuster echter voor den zwager ht wbaar, dan zullen tallooze vrouwen er voor bedanken. Alle heiligheid en de reinheid van het gezin zou door de nieuwe verbinding aangetast worden. Tegen dit laatste argument was het verwijt van minister Crewe gericht, dat er in deze kwestie bedenkehjk veel cant (onoprechtheid) aan den man wordt gebracht. De werkelijkheid is anders. Dikwijls is een zuster van de overleden vrouw de meest geschikte persoon om de open plaats in te nemen. En, aangezien er geen man is, die m een schoonzuster wezenlijk een zuster ziet, weet men wat er gewoonltjk het gevolg van is. Vooral de ongegoede stand heeft behoefte aan de wet. De arbeider kan ’t meestal niet betalen, een vreemde vrouw voor zijn huishouding en kinderen in dienst te nemen. Een zuster van de overledene is daar de aangewezen plaatsvervangster. En wat de ervaring van de Christenheid aangaat: in alle andere landen laat men dit soort huwelijken toe, zonder aanwijsbaar nadeel voor de zedelijkheid. In de middeleeuwen verbood men nog heel wat meer huwelijken, die men nu toelaat. Trouwens, de R. K. kerk liet allerlei uitzonderingen toe. In Engeland is ’t alleen de Anglikaansche kerk, die dit huwelijk verbiedt en een groot deel der bevolking hoort er niet toe. Hel is waar, dat b.v. het huwelijk van een weduwe met den broer van haar overleden man, ook toegelaten diende te worden, maar het is voorzichtig in huwelijkswetgeving niet te veel tegelijk te
willen doen. Over het' huwelijk met de zuster van de overleden vrouw is men nu al een eeuw doende! En dan, Engeland gezegend door de Hervorming, heeft zijn licht niet meer te ontsteken bij de mannen van beperkten gezichtskring van vóór de Hervorming. De Cnllivau. Omtrent afmeting, gewicht en waarde van den reusachtigen diamant, die als cadeautje aan koning Edward zal worden geoffreerd, weten we nu al genoeg. Maar wat zal de koning er mee uitvoeren? Zal hij den steen voegen bij de 2818 diamanten, die de Engelsche kroon versieren? Maar die kroon weegt nu reeds een kilogram 200 gram, en 300 gram meer zouden haar 1500 gram doen wegen, wat voor een hoofddeksel enorm is. Eenmaal geslepen, zal de «Gullivan» ongetwijfeld iets minder wegeD, maar dan toch nog zwaar genoeg zijn. Een scepticus heeft al voorgesteld er een deurknop uit te draaien, welk niet on-schrander idee dit tegen heeft, dat men de bewuste deur achter slot en grendel zou moeten bergen, ol er ’n wacht bij plaatsen. Het heet, dat het slijpen van den Gullivan een of anderhalf jaar zal duren, en pl.m. 125.000 gulden kost. En daar Edward Vil zelf de kosten van ’t slijpen zal moeten dragen, komt hem het geschenk toch nog op een solieden duit te staan. Buschbrand. De boschbranden om Toulon zijn opnieuw in hevigheid toegenomen. Op het oogenhlik staan de wouden op den Caumon-berg in vuur en vlam. De burgemeester van Renest heeft militaire hulp ingeroepen voor het blusschingswerk. De gevraagde manschappen zijn gestuurd. Maar een nog grootere brand was inmiddels uitgebroken in de buurt van het fort van den Ripaudon, dat de vallei van Ollioules bestrijkt en gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van het dorp Evenos. Voortgedreven door den mistral naderde het vuur fort en dorp. De kleine bezetting streed met groot moed tegen de aanzwellende vuurzee. En zij slaagde er in den voortgang der vlammen te stuiten, tot uit Toulon versterkinggen waren aangerukt, die den brand wisten te keeren. Het vuur nam toen zijn richting naar het westen. Er bestaat nu kans dat de beide branden elkaar bereiken en nog in om vang zullen winnen. Dan zal de omvang der ramp niet te overzien zijn. DOKTE KERICHTEN, Te Montfurgon, Frankrijk, heeft een 22 jarige jongen zijn broertje van 9 jaar zonder de minste aanleiding mtt een geweer doodgeschoten, Bij Denver, in de Vereenigde Staten, hebben boosdoeners een postzak uit een trein gestolen, die meer dan een halt millioen gulden waarde bevatte. Volgens een telegram uit New-York is gisteren uit een mailtreip van den Burlingtonspoorweg een aantal mailzakken gestolen, inhoudende een waarde van zeshonderd duizend gulden. Er is niet het, minste spoor van de dieven.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327049:mpeg21:p00001
Leoncavallo. Leoncavallo’s nieuwe opera «Camicia Rossa” (Het roode hemd) zal niet in Italië maar in New-York de eerste opvoering beleven. Conried heeft zich voor zijn Metropolitan-operaHouse dat recht verzekerd. Leoncavallo gaat waarschijnlijk weer een groote tournee door Amerika maken. Dnse. Eleonore Duse heeft geruimen tijd te Rio de Janeiro Ibsenstukken gespeeld, met schitterend succes. En vooral na haar vertolking van Rebekka West in Rosmersholm — welk stuk voor de afscheidsvoorstelling gekozen was — is de kunstenares vorstelijk gehuldigd. Een der bladen geeft van haar triomf een beschrijving, waarvan we iets overnemen. Na afloop der voorstelling beklommen studenten htt tooneel en brachten Duse Daar den foyer waar de president der republiek, de ministers en andere autoriteiten haar wachtten. In den foyer werd toen een marmeren gedenksteen onthuld waarin Duse’s naam met gouden letters vereeuwigd is; de kunstenares kreeg tevens een kroon van goud met edelsteenen bezet, benevens een gouden palmtak en toen is ze in de automobiel van den minister van buitenlandsche zaken naar haar hotel gebracht, geëscorteerd door negentig andere auto’s, terwijl een escadron cavalerie met muziek voorafging. Zoo trok men door de geïllumineerde straten der stad naar het hotel. Even later bracht men Duse een serenade met fakkellicht. Een priester-zanger. De heer De Hondt, die reeds zoo menigen jongen zanger in de kunstwereld introduceerde, zal het publiek weldra in de gelegenheid stellen, kennis te maken met een nieuwen, doorhem ontdekte tenor. Don Vincenzo d’Alassandro, een jonge, Italiaansche priester, heeft te Milaan voor den heer De Hondt gezongen en is toen dadelijk voor geruimen tijd geëngageerd. De priester-zanger, die over een heerlijke tenorstem met zeldzaam timbre moet beschikken, zal niet in de opera, maar uitsluitend op concerten optreden. Homoeopalhie. Meer en meer ei kennen geneeskundige capaciteiten deze geneeswijze, schrijft het Hom. Mdbld. Eerst de beroemde Lombroso. En thans baart veel opzien de erkenning dezer methode door twee vermaarde hoogleeraren der geneeskunde aan de universiteit te Parijs. De een, prot. Huchard, eerste Fransche hartspecialist, hield onlangs voor studenten en professoren een reeks van lezingen overhartaandoeningen. Aan het slot zeide hij: «Ik heb dan den moed als mijne meening te kennen te geven, dat de homoeopathische weg de juiste is.” Hierop nam de aanwezige prof. Champonnière het wo~rd en zei woordelijk: «Wij willen een van de universiteit onafhan kelijke medische school oprichten, waarin de student datgene leeren kan, wat hem de offici-eele faculteit niet onderwijst.” Een gewichtige gebeurtenis noemt het Hom. Mdbld. dit.
Mars. Prof. Pickering, de bekende sterrenkundige van het observatorium te Harvard heeft zich op zeer eigenaardigen toon uitgelaten over Mars en het Mars-vraagstuk. «Wij allen krijgen” — zoo verklaarde prof. Pickering — smeer dan genoeg van Mars. Mars plaagt ons ; de planeet nadert ons op een manier die ons hoop geeft, en dan verwijdert zij zich weer zonder voldoende dichtbij te zijn geweest om mij iets nieuws te kunnen leeren. En daarom staak ik mijn studie van Mars.” Deze uitlating van prot. Pickering is wel opmerkelijk. Natuurlijk moet men de klacht van den geleerde niet al te zeer au sérieux nemen. Bij de eerstvolgende oppositie van de roode planeet zal ook prof. Pickering wel weer met zijn kijkers en totografie toestellen aan het werk gaan. Maar de moedelooze uitlating van den Harvardschen sterrenkundige geeft uitdrukking aan een algemeene klacht der Amerikaansche Mars-waarnemers. Men had van de jongste oppositie zooveel gehoopt; en men heeft — naar het schijnt — zoo weinig bereikt. De uitlating van Pickering is nog hierom zoo opmerkelijk, wijl zij geheel in tegenspraak is met de opgetogen beweringen en beloften van prof. Lowell. En deze laatste beschikt — naar algemeen bekend is — over veel minder goede en veel zwakkere instrumenten, dan er aan Pickering ten dienste staan. Men diene evenwel af te wachten, wat de door Lowell eerlang te publiceeren resultaten van zijn recente Mars-waarnemingen zullen opleveren.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327049:mpeg21:p00001
Algemeen Kiesreclilmecting. Op Zondag 15 Sept. zal op het Schuttersveld te Rotterdam een groote nationale betooging voor Algemeen Kiesrecht worden gehouden. Een twaalftal sprekers en spreeksters nl. dr. J. v. d. Brink, J. E. W. Duijs, A. H. Gerhard, mevr. Th. Haver, W. P. G. Helsdingen, N. v. Hinte, mr. M. Mendels, H. Spiekman, mr. P. J. Troelstra, J. F. TLjhof, W. H. Vliegen en mevr. R. Vos—Stel zullen daar ’t woord voeren. Wevers-actie. Aan de directie der Koninklijke Weefgoederenfabriek, voorheen C. T. Stork, te Hengelo., is namens de textielbonden Unitas en De Eendracht, benevens de Vrije Organisatie van Textielarbeiders te Enschedé en St. Lambertus te Hengelo, gisteren een schrijven gezonden, waarin wordt verzocht: 1. het premiestelsel af te schaffen en daarvoor in de plaats te geven 10 pCt. loonsverhooging; 2. mocht de directie hiertoe niet willen besluiten, dan het premiestelsel onafhankelijk te maken van de boete; 3. een minimumloon te bepalen bij het verwerken van slechte grondstof, aan wevers boven de 20 jaar van f 5 per getouw en per week, voor wevers beneden de 20 jaar van f 4 per week; 5. bij wachten op grondstof een minimumloon voor wevers van 20 jaar en daarboven van / 4 50 per getouw; voor wevers beneden de 20 jaar ƒ 3.50 per getouw.
Mocht de directie overwegende bezwaren hebben tegen invoering van punt 4, dan het wachtgeld onafhankelijk te maken van de boete. 5. Erkenning der organisatie, waarbij de arbeiders zijn aangesloten. De besturen verklaren zich bereid, een en ander nader mondeling toe te lichten en verzoeken vóór of op 27 dezer antwoord. Van Hol te Stuttgart. De rede over koloniën en koloniale politiek, door Van Kol gehouden op het internationale congres der sociaal-democratie te Stuttgart, wordt door de Köln. Ztg. in een tamelijk uitvoerige samenvatting meegedeeld. Onze landgenoot schijnt ongeveer aldus te hebben gesproken : sin de koloniale commissie van het congres waten twee stroomingen aanwezig: een negatieve en een positieve. De eerste is die van de »katastroof theorie”, zij spookt nog in verscheiden groote afdeelingen van het congres, liet is echter niet voldoende, eenvoudig maar te protesteeren tegen koloniale gruwelen. De motie van de meerderheid in de commissie bevat inderdaad positieve koloniale grondbeginselen; dit is niet het geval met de motie der minderheid: Duitscbers, Franschen en Polen. Met gewoon protesteeren wordt in de koloniale politiek niets bereikt. De (socialistische) Nederlanders hebben ook wel geprotesteerd tegen de barbaarschheid van de kapitalistische koloniale politiek; maar tevens hebben zij in kleine zaken positief werk geleverd (positive Kleinarbeit geleistet). Men waagt het niet langer, in de Nederlandsche koloniën te moorden en te plunderen. Dat is de verdienste van de Nederlandsche sociaal-democrat'sche partij. Wij moeten op dit Congres een positieve sociaal-democratische koloniale politiek vaststellen. Koloniale politiek, die op de goede wijze wordt gevoerd, kan een beschavingswerk zijn. De motie van de Fransche en Duitschers is utopistisch. Het kapitalisme is immers een noodzakelijke trap der beschaving. Hoe heeft Ledebour een zoo tegenstrijdige motie kunnen voorstellen. Zonder koloniale voortbrengselen kan de tegenwoordige maatschappij niet bestaan. Koloniën zijn er altijd geweest; ook onder het socialistisch itelsel zullen zij noodzakelijk zijn. Kan Ledebour werkelijk aanraden, alle bestaande koloniën af te schaffen? Wat zou men moeten beginnen met de bevolkingstoeneming van Europa? Waar zouden de afzetgebieden voor de Europeesche nijverheid van daan komen? Waarom zijn de Duitsche afgevaardigden in den Rijksdag altijd aan het oppositie maken gebleven, inplaats van zelf naar de koloniën te gaan en daar zelfstandige studies te maken ? De koloniën zijn er; men moet er rekening mee houden. De Duitsche sociaal-democratische afgevaardigden hebben, trots het te Parijs genomen besluit, geen studie gemaak t van koloniale aangelegenheden. Zij zijn pruilend in een hoekje gaan zitten en hebben niets positiefs gedaan. De Nederlanders, daarentegen, hebben een program opgesteld, dat ook reeds gedurende de heerschappij van het kapitalisme, kan worden ten uitvoer gelegd, De Duitsche sociaaldemocratie heeft verzuimd, indertijd de onthullingen van Dernburg te bestrijden door het uitgeven van vlugbladen en daardoor den hypnotiseerenden invloed van Dernburg op de Duitsche kleine burgerij te verzwakken. De kapitalistische koloniale politiek berust op de «uitbuiting” der inboorlingen ; de socialistische koloniale politiek wil den welstand der inboorlingen doen toenemen, en opvoedend en hygiënisch op hen inwerken. De koloniale politiek beheerscht de wereld; de jongste oorlogen zijn gevoerd om reden van koloniale politiek ; de toekomstige oorlog tusschen Japan en de Vereenigde Staten zal eveneens een koloniaal karakter dragen. Het is de plicht der sociaal-democratie, de onderdrukten — ook die in de koloniën 1 — te hulp te komen ’. Ledebour kwam in het debat, dat op de inleiding van Van Kol volgde, nog even in verzet tegen de rede van den Nederlandschen gedelegeerde. Hij zegt, dat het niet waar is, dat socialisten in den Duitschen Rijksdag in koloniale aangelegenheden niets hebben gedaan dan pruttelen. Overigens vindt hij «dat Van Kol toch zelf zal moeten toegeven, dat de koloniale politiek der Nederlanders een ramp is voor de inboorlingen”. Hen rente mee ten huwelijk. Het maandblad De risicobank schrijft: ' Eene fabrieksarbeidster was met den rechter middenvinger tusschen eenige machinedeelen ' gekomen. Na korten tijd het werk te hebben < verzuimd, hervatte zij den arbeid en eenmaal werkende, bleek zij voor haar vroegere en ook voor ander machinaal werk in dezelfde 1 onderneming even geschikt en handig als voorheen, hoewel zij den top van genoemden vinger miste en het tweede gewricht daarvan eenigszins gebogen en in de beweging beperkt was gebleven. Door de Rijksbank werd nu aan het bedoelde meisje een blijvende rente toegekend naar eene arbeidsongeschiktheid van tien procent. j Hoewel, gelijk gezegd werd, de getrof- , fene zelf bewezen had, dat hare arbeidsgeschiktheid niet was verminderd, werd door den Centralen Raad van Beroep de beslissing der Rijksbank gehandhaafd. Het feit, dat de ge troffene later met haar oude werk weder hetzelfde loon bleek te kunnen verdienen, wettig- ( de volgens de Raad de conclusie niet, dat ] zij geheel valide is. Op grond der aDatomi- sche afwijkingen en gezien de medische ad- ' viezen nam de Centrale Raad mèt de Rijks- f verzekeringsbank eene «algemeene” arbeidsongeschiktheid aan van 10 pet. * Te meer aandacht verdient dit geval omdat ter terechtzitting van den Raad van Beroep j was gebleken, dat de rentetrekster korten tijd na het ongeval de industrie had verlaten en in het levenslag eene rente trekken wegens eene in theorie bestaande invaliditeit, welke van geen invloed meer zal kunnen wezen op 1 haar loon, om de eenvoudige reden dat zij • heeft opgehouden loontrekkend te zijn. Wij E schreven een vorige maal in een hoofdartikel 1 over de wenschelijkheid om de wet zóó te veranderen, dat het mogelijk is eene uiige- £ stelde rente toe te kennen. Ook voor gevallen 1 als het onderhavige zou zulk een opschorting v der rentebetaling zeer zeker billijk zijn. i
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327049:mpeg21:p00001
DOO.ll PAUL KELLEE. BB Wil je geen geduld hebben F Het valt niet gemakkelijk, als men jong is. Maar wil je ’t niet eens beproeven?” «Waar is zij nu?” «Zij is boven in haar kamer. Zij heeft de deur gesloten. Denk eens, hoe ongelukkig zij is. Jij moet ook leeren te vergeven en te begrijpen.” »lk wil immers alles — alles! Maar zij — zij is onwillig. Ik heb heelemaal geen hoop meer.” «Ga nu mee! Jij moet niet zoo alleen zitten. Wij zullen naar het dorp gaan en een uurtje in de kerk. Dat zal je kalmeeren Dan moeten wij ook nog voor alles zorgen.” Dat deden wij. Wij spraken met Sternitzke en zijne vrouw over eene kamer. Slechts het allernoodzakelijkste vertelden wij hun. Zij waren bereid om ons te helpen, ook de vrouw, en Sternitzke beloofde ons eene slede met twee paarden te bezorgen. Toen gingen wij naar huis. Marianne had haar kamer nog niet verlaten. Zelfs Ingeborg had zij niet binnen willen lat Het meisje vertelde ons dit onder tranen. Zij kwam niet beneden tegen het middagmaal. Het was een treurige maaltijd. Buiten was het zoo donker en mistig als of de avond nabij was. Na het eten verzocht ik Waldhofer bij mij boven te komen. Hij deed het. Wij spraken wein’g, maar ik was toch niet alleen, De geschiedenis van de blonde Gertrude, die hij mij eens verteld had, kwam mij in de gedachte. Ik ging naar mijn
slaapkamer, naar het portret van de onverzoenlijke Hildegonde. Ik nam het van den wand en bracht het in de feestzaal. «Hare moeder was juist als deze, en zij is ook zoo,” zeide ik. «Misschien; maar jij bent niet zoo, als de graaf. Zoo kan alles nog goed worden. Breng het portret weer weg 1” «Ik zou het hier willen laten, ik zon —” De deur ging open. Marianne kwam binnen. Ik kon het portret nog net op een armstoel zetten. Marianne bleef staan en zag naar het portret. Zij begon luid te lachen, maar zij niets. Ruw keerde zij zich dadelijk tot-mij. Met toonlooze, bijna heesche stem vroeg zij mij zonder eenige inleiding: dWanneer kooit mijn vader hier?” Ik schrok. Waldhofer antwoorde voor mij: «Waarom vermoed je, Marianne; dat je vader hier zal komen ?” «Ik denk het. Het spreekt immers vanzelf, ’t Is toch alles afgesproken spel!” «Wat — meen je — dat afgesproken was? Door wien? En waarom?” Zij lachte schamper. Zij kwam een paar schreden naar mij toe. Zij zag mij wild, hartstochteiijk, vijandig aan. «Ben je te laf? Meen je soms, dat ik je niet doorzie P Ook nu nog niet doorzie, nu ik lijd genoeg heb gehad, om over alles na te denken? Van morgen — bij den eersten schrik, — toen kon je je nog voor mij maskeeren, nu niet meer. Ellendige huichelaar, die je bent!” »Marianne, je doet me onrecht! Je bent geheel van streek. Je weet niet meer wat je zegt!” «Laat mij begaan! Nu moet ik het hem zeggen. Je wist al lang, dat mijn vader hier is, je hebt hem misschien geroepen. En daarom deze on waardige komedie, deze ellendige woordbreuk. Jou geveinsde liefde, het afscheid van gisteren, dat je zoo sluw
uitgelokt hebt, je verzoeningspreek, alles, alles om mij volgzaam te maken. En dan — als ik mij met mijn vader verzoend had, dan — niet waar, dan meende je mij te hebben, overwonnen te hebben door je slinksche streken? Je zoogenaamde barmhartigheid was je slechts een middel tot het doel. Maar je bedriegt je!” Toen ging ik trotsch voor haar staan. Heel kalm zeide ik: «Neen, u bedriegt zich, freule! Ik ben zeer gelukkig, dat u mijne vrouw niet wordt! Om mij te rechtvaardigen, zeg ik niets Maar dezen brief wil ik u geven. Misschien geeft deze u opheldering.” Ik legde den brief van den assessor voor baar op de tafel en verliet de kamer, zonder haar nog eens aan te zien. Langzaam ging ik naar beneden. In de huiskamer vond ik mijn jas en hoed. Zoo ging ik de lucht in. Nu moest ik geheel alleen zijn. — — Het werd donker. Uren lang had ik rondgeloopen. Toen was ik dood op. Eindelijk moest ik toch nog eens naar boven gaan. Ik was akelig kalm. In mijn halt brandde niet meer de pijn van verloren liefde; daar huisde nu een doode, stomme wrok. Of de assessor met zijn vader kwam, was mij nu volkomen onverschillig. Wat ging mij dat nog aan! Zonder de huiskamer binnen te treden ging ik de trappen op. De lamp stond op tafel. Ik stak baar aan. Toen zag ik een pakket liggen. Het was verzegeld en droeg mijn adres. Het pakket was van Marianne; ik herkende haar schrift. Ik roerde het niet aan, kreeg mijn schrijfgereedschap en begon een blief aan den baron te schrijven Ik wilde hem mededeelen, dat ik de eenzaamheid niet langer kon uitliouden en daarom voorloop'g naar Griekenland wilde gaan. Het schrijven vlotte niet. Het pakket trok toch mijn aandacht. M i Iden onder tiet schrijven kwam telkens weer de vraag bij mij op, wat er wel in zou zitten. En dat moest mij onverschillig zijn! In het gunstige geval
kon zij mij om vergiffenis vragen, en ook dat was mij onverschillig. Het liet mij koud. Ik schonk haar reeds vergiffenis, ik had niets tegen haar; ik wilde haar alleen niet meer kennen. Twee, drie vellen papier verscheurde ik. Ik kon geen fatsoenlijke zin bij elkander krijgen. Het pakket wilde ik niet openen, maar het haar terugzenden. Misschien waren er de boeken in, die ik haar met kerstmis gegeven had. Met deze sentimenteele terugzending van cadeaux tussehen twee scheidende verliefden wilde ik niets te doen hebben, Toen kwam Waldhofer binnen. «Daar — lees eens!” Een telegram. Ik aarzelde. «Ik zou mij daar gaarne niet meer mee bemoeien, mijnheer Waldhofer.” «Lees eens!” zeide hij met meer aandrang. Toen las ik. «Vader op reis erg ziek geworden Is hier in het Mariagesticht. Marianne voorbereiden 1 lk kom haar vanavond halen. Heinrich.” Het telegram was uit de stad van ons district, waar tegelijk ons spoorwegstation was. Ik gaf het aan Waldhofer terug «U begrijpt, mijnheer Waldhofer, dat ik daarmee niets meer te doen wil hebben.” «Dat spijt mij. lk had u thans noodiger gehad, dan ooit. Freule Marianne is weg ” «Is zij weg? Waarheen?” Hij trok de schouders op. »lk weet het niet. «Tot aan den avond was zij op taar kamer. Nu ia die leeg. Zij heeft het huis verlaten, zonder dat iemand het gemerkt heeft:, lk geloof voor goed.” Toen greep ik naar het pakket en scheurde het papier, dat er om zat iu stukken. Een dik boek in rooden band viel er uit. lk sloeg de eerste
bladzijde op Met eene vrouwenhand stond daar geschreven: «Het boek van mijne liefde, van mijn echt en van mijne verlatenheid. Elfriede von Soden, aan hare innig geliefde Marianne.” t De gedenkschriften harer moeder,” zeide ik ontsteld. Toen sloeg ik haastig eenige bladen om en vond den brief, dien ik zocht. De polsen klopten mij van opgewondenheid, toen ik hem open maakte. De brief luidde: nik moet vluchten. Waarheen, dat weet ik niet. Maar ver weg! Ik heb u zwaar gekrenkt. Om vergiffenis durf ik u niet te smeeken, daar ik zelve geen vergiffenis heb geschonken. Zoo blijft mij dan uw haat en uwe verachting. Lees het boek mijner moeder. Daarin heb ik eiken dag gelezen. Nooit dacht ik, dat ik het weggeven zou. Maar als gij het leest, zult ge een weinig beter over mij denken. Dat weet ik, want gij hebt een edel karakter. In den brief van mijn broeder aan u staat, dat mijn vader dikwijls naar ons heeft willen terugkeeren, maar dat moeder zich hiertegen verzet heeft. Dat wist ik niet. Dat was altijd het grootste, ja bijna het eenigste verwijt, dat ik mijn vader deed, dat hij zich nooit meer om ons bekommerd had, dat hij nooit berouw had getoond, nooit naar ons verlangde, dat hij ons meedoogenloos gedurende al die jaren honger had laten lijden. Nu scheen mij zijne terugkomst te laat. Als het waar is, dat mijn vader tijdig tot ons heeft willen terugkomen, dan heeft ook mijne moeder mij bedrogen. Dat heeft ze mij nooit gezegd. En dat was de hoofdzaak. Mijne moeder, op wie ik huizen bouwde. Vaarwel en wordt gelukkig. Marianne.” (Wordt vervolgd),
"Een Boschkuur in den Winter.". "Bredasche courant". Breda, 1907/08/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327049:mpeg21:p00001