Keclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdip, op te geven aan ons bureau, Groote Markt 35.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uit* gave vóór t) uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001
Japan en liorea. Mag men de berichten uit Korea in de Amerikaansche bladen gelooven, dan staan de Japanners in het sLand der Morgenkoelte” voor groote moeilijkheden. De New-York Herald verneemt uit Yokohama, dat de Japanners de scherpste maatregelen nemen tegen de Koreanen. In het district Yangken zijn geheele dorpen in brand gestoken en Koreanen, die verdacht worden het volk op te hitsen worden onbarmhartig doodgeschoten. Officieel wordt gezegd, dat dit is om een voorbeeld te stellen, teneinde aan de aanvallen op de Japanners een einde te maken. Uit verschillende deelen des lands wordt van zulke aanvallen melding gemaakt: Japansche post- en telegraafbeambten, politieagenten en zelfs vrouwen werden door de Koreanen vermoord. Japansche patroudhs vonden de hoofden hunner landgenooten in de boomen hangen. In de nabijheid van Choesoe en Ohozeido hadden hevige gevechten plaats tusschen Japan9che troepen en gewapende Koreanen. De Japanners spreken van eei e algemeene samenzwering, die in September zou uitbreken. De keizer van Korea zou er niet vreemd aan geweest zijn; onder de leiders behoort volgens de New-York Herald prins Pak Yong Ho, die de Japanners als hun werktuig meenden te mogen beschouwen en dien zij nu naar het eiland Quelpaei t hebben verbannen. Men zegt dat Engelschen bij die samenzwering betrokken zijn, en de Japanners beschuldigen voornamelijk de , Youtig Men’s Christian Associationl’ doch de leiders dier vereenigmg ontkennen beslist elke deelneming. Maar de Japanners wantrouwen de Christelijke vereenigingen in Korea, en meenen dat deze tegen de Japansche overheersching propaganda maken. Het is te begrijpen, dat de Koreanen zich met alle middelen verzetten tegen de onderwerping van hun land aan het JapaDsche gezag; maar op den duur zullen zij tegen de veel beter georganiseerde militaire macht der overheerschers niet veel kunnen ondernemen. In Amerika ziet men in deze Koreaansche moeilijkheden het bewijs, dat JapaD de handen veel te vol heeft bij huis, om een oorlog te wenschen met de veel verder weg gelegen, en zeer sterke Amerikaansche tepubliek. De moord in Teheran. De moordenaar van den Perzischen grootvizier is een wissel-agent uit Bakoe, Abbas
Ali geheeten. Hij werd door een soldaat gegrepen, doch pleegde zelfmoord, liever dan zich te laten overmeesteren. Een medeplichtige die hem trachtte te ontzetten, werd in hechtenis genomen. Beide mannen behoorden, blijkens op hen gevonden brieven tot een geheim revolutionnair genootschap. Er zijn heel wat van zulke genootschappen in Perzie, wier leden — te zamen zoowat 50,000 in getal — een eed hebben gedaan om »de grondwet te handhavens). De genootschappen beschikken over flinke kassen en goede wapenkamers. Bakoe is de zetel ven de voornaamste organisatie. Een rede van Redmond. De leider der Iersche nationalisten in het Lagerhuis, John Redmond, heelt in een plaatsje in het graafschap DoDegal eer. rede gehouden, waarin hij het Iersche volk aanspoorde om met gesloten gelederen op te trekken en vooral de eendracht te bewaren. Hij deed een heltigen aanval op het Hoogerhuis wegens de wijzigingen, die het had aangtbracht in de wet betreffende de uitgezette Iersche pachters. Aan een bondgenootschap tusschen de nationalisten en de liberale regeering viel niet te denken, zeide hij. Alleen dan zou daarvan sprake kunnen zijn, wanneer de liberalen Home Rule wilden invoeren. Mevrouw Mögsel. Een eigenaardige zaak zal weldra het gerecht te St. Petersburg bezig houden. Mevrouw Slössel, de echtgerioote van den verdediger van Port Arthur (wiens zaak, gelijk men weet, uitgesteld is) zal voor den rechter moeten verschijnen. Zij wordt beschuldigd van diefstal indertijd te Port Arthur bedreven. In het garnizoen van Port Arthur diende n.l. een zekere kapitein Roetski, tot wiens bezittingen o.a, twee koeien en een kalf behoorden. Mevrouw Stössel wordt nu beschuldigd zich die beesten, na het sneuvelen van den kapitein eenvoudig toegeëigend te hebben. Zij verkocht de melk en ten slotte de drie beesten. Tijdens het beleg was de prijs van een koe 600 roebel, die van een kalf 200 roebel. De verkoop van
charges werden door de politie gedaan, waarbij eenige personen werden gewond. De stakers wilden een lokaal van de Noorderstatie in brand steken De politie moest vijfmaal chargeeren, waarbij velen werden gewond. Dertig arrestaties werden gedaan. Te 10 uur moesten de pompiers een hevigen brand blusschen, die door de stakers was gesticht in de houtmagazijnen. De houtstapels waren overgoten met petroleum. Verschillende schuiten beladen met balen katoen zijn verbrand. De burgerwacht is te 10‘/j uur ingerukt. Smokkelen. De Toulouser Telegramme verhaalt een smokkelgesehiedenis, die zeer sterk naar een inhoud van een operette riekt. Een ijverig douanier had opgemerkt dat eiken nacht eeD keurig wagentje van St. Girons over de grens naar Prat reed. Het praatje ging dat in dit wagentje oude brandewijn werd gesmokkeld. De man legde zich op den loer. De eerste nacht renden paard en wagen hem in dolle vaart voorbij. Den tweeden nacht was hij gelukkiger. Hij hield htt wagentje aan. Een der reizigers maakte zich bekend als de onder-prefect van SaintGirons, prees den ambtenaar voor zijn ijveren verzocht hem zich den volgenden ochtend op zijn bureau te melden. De douanier antwoordde dood-leuk: »Tot uw dienst, mijnheer de onder-pretect f indien u dit wenscht zal ik eiken morgen mij bij u komen melden, maar nu zal ik eerst uw wagentje eens nazien.» Het onderzoek geschiedde, de douanier vond dertig liter oude brandewijn en maakte procesverbaal op tegen den onder-prefect, den notaris die bij dezen was en den burgemeester van een naburig dorpje die het paard bestuurde! De bliksem. Te Lemberg is Zondag tijdens den dienst, terwijl de kerk propvol was in verband met | de feestviering van haar vier honderdjarig bestaan, de bliksem in den toren geslagenMidden in de kerk werd een geweldig kraken gehoord, zeven geloovigen in het schip vielen dood neder, en er ontstond zulk een paniek, dat bij de pogingen lot vluchten een zestiental vrouwen en kinderen onder den voet werden geloopen en zwaar werden gekwetst. Gravinnetje en boerenknecht. Te Treutschir (Hongarije) liet de acnttienjarige gravin Henrietie Congracy zich door een ' 25-jarigen boer schaken. De twee geliefden ' installeerden zich in een hutje slechts eecige ( kilometers van het grafelijk domein gelegen. ! Alle pogingen der ouders om de jonge gravin . terug le krijgen blijven zonder resultaat. Ze heeft haar lohan eeuwig trouw gezworen en , zal met hem trouwen, zoodra ze meerderjarig is.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001
Vakbonden voor militairen. Het Kamerlid generaal Van Vlijmen heeft !ich in de Tijd ve«zet tegen Bonden van trijgsheden in actieven dienst ter bevordering iïd de stoffelijke belangen, als onvereenigbaar met bet wezen van leger en vloot. Orde en
tucht eischen onafwijsbaar, dat klachten langs hiërarchischen weg worden ingediend. Wordt een andire weg gevolgd, dan kan het niet anders, of de aangewezen hoofden worden beoordeeld, gelaakt, veroordeeld. Het vertrouwen gaat te loor. Maar, voegt de schr. er aan toe, dit vertrouwen in de overheden moet gerechtvaardigd zijn. De overtuiging moet leven bij de lager gestelden, dat hun belangeD in alle opzichten door alle overheden wordeD behartigd. En te dezen aaDzien is in ons land niet geschied wat had hooren te geschieden. Tot dusver heeft noch de verpleging, noch de bezoldiging van den militair in hoogere en lagere rangen aan alle redelijke en billijke verlangens voldaan. Daarvan is gevolg geweest dat de vrijwillige soldaten leger en vloot hebben verlaten. Zij die bleven, ziende hoe iedereen aandacht schonk aan de belangen der ambachtslieden en niet aan de hui ne, hebben bonden gevormd, naar ’t model van de bonden der ambachten, met daarop gevolgde verzoekschriften aan Uitvoerende en Wetgevende Macht. Deze toestand nu is onhoudbaar. Daarom wenscht de heer Van Vlijmen: lo. Het Rijk zorge in vereeniging met de StatenGeneraal voor een waai lijk goeden stoffehjken toestand van den soldaat; bepaaldelijk van de vrijwillig dienenden (kaders inbegrepen), zoodat zij redelijkerwijs niet te klagen hebben. 2o. Het Rijk erkenne niet vereenigingen van militairen in den geest van de vakbonden der am bachten, In de schriftelijke overeenkomst met het Rijk, die elk vrijwillig in dienst tredend soldaat moet onderteekenen, kan worden opgenomen o. a.: dat het den Min. van Oorlog zal vrijstaan den aangenomene met paspoort uit den dienst te verwijderen, indien hij lid mocht worden van een zoogenaamde vakvereeniging, die ten doel heeft wijziging te brengen in den toestand, oorspronkelijk bestaande bij de akte van overeenkomst. Beter nog zou ’t waarschijnlijk zijn, indien ie wet tot regeling en beperking der uitoefe ning van bet recht van vereeniging werd herzien sn in die wet de bepaling werd opgenomen, Jat vereenigingen van militairen niet geoorloofd üjo, tenzij haar doel is ontspanning van den ;eest of van ’t lichaam of oefening in de krijgskunst. Het (Kath ) Huisgezin blijkt met het oordeel ,-an gen. v. Vlijmen niet ingenomen. Ten einde raad — zegt dit blad — hebben le militairen besloten zelf voor hun belangen ip te treden, hebben zij ter hand genomen wat le hoogere militairen, de Ministers en de Kanei s hadden moeten doen, maar niet deden, foch wenscht d: Heer Van Vlijmen terugkeer ot den ouden toestand, zonder eenigen waar- | iorg, dat m liet vervolg de autoriteiten beter , un plicht zullen doen. Dat gaat niet. Wanneer de militairen den ^ettelijken weg bewandelen, is er niets tegen, at zij zelf voor hun belangen opkomen en it niet aan hun superieuren overlaten, die, aar het eigen getuigenis van generaal Van 'lijmen, die belangen vaak hebben verwaar)osJ. De discipline behoeft daarbij niet in het ^ edrarg te komen. Wanneer bijv. een vereeni- i ing van onderofficieren over de hoofden van z un superieuren heen bij de Staten Generaal '
requestreeren om lotsverbetering, dan heeft dit niet — zooals de heer Van Vlijmen meent — »tot onvermijdelijk gevolg, dat de hoofdeD worden beoordeeld, gegispt, gelaakt, veroordeeld.” Immers, de lotsverbetering hangt niet van die hoofden af. Wat kan een kapitein of kolonel doen om den onderofficieren wat hooger soldij te bezorgen ? Niets. Laten we eene vergelijking bezigen. De schoolopzieners hebben o. m. tot taak de belangen der onderwijzers te bevorderen. Dit belet niet, dat de onderwijzersvereenigen over hun hoofden heen zich met verzoekschriften tot Minister of Kamers wer.den om verbetering hunr.er positie, zonder dat daarbij iemand er aan denkt, dat hierdoor de schoolopzieners worden miskend of gelaakt. Wij voor ons zien er geen bezwaar m, dat militairen, zich plaatsend op den bodem der wet, in gepasten vorm van het recht van vereeniging gebruik maken. Onverstand en drijverij kunnen de zaak bederven, maar ook bij vereenigingen van anderen aard zijn, willen zij heilzaam werken, gezond verstand en tact nooJig.
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001
Sudermaun. Sudermann’s cyclus van drie stukken in één bedrijf, die, nog vóór Kerstmis, tegelijkertijd aan het Burgtheater te Weenen en liet Lessing-theater te Berlijn zullen worden gegeven, heet Rosen: onder de drie zijn twee moderne tooneelspelen, Margot en Der letzte Besuch genaamd, en een blijspel, dat in het land der verbeelding speelt en Die ferne Prinzessin heet. Nieuwe boeken. Bij den uitgever P. M. Wink te Amersfoort zijn ter perse: een oorspronkelijke roman van Mej. Daisy E. A. Junius, getiteld De Bakens verzetl behandelend het moderne hu welijk, en een van den Hr. H II. J. Maas »Verstooteling,” welke het leven beschrijft van de plattelandsbevolking in Limburg. Nieuws van Wellmanu. Volgens berichten uit Trormö heeft Fianpais ie maker van Wellman’s luchRchip beweerd, aiet mee te willen gaan op de expeditie, daar aij den uitslag niet erg vertrouwt Wellman’s plan het verlies aan gas in de loogere luchtstreken door ’t inpompen van /erwarmde lucht met behulp van een motor e reduceeren, lijkt hem bijzonder gevaarlijk, laar de motor slechts 1,8 meter van het aallongeraamte af is. ’t Gevaar voor een ontiloffing is dientengevolve verbazend groot, t Gebeurde nog onlangs op een Braziliaansch uchtsehip, waar de moter zelfs op een afstand 'an 2 5 meter ter geplaatst was. Volgens i’rangais is Wellman vol hoop.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001
Internationaal congres voor Psychiatrie. Derde dag. De tweede dag van het internationaal congres werd besloten door een »futf” die de heeren gewenschte ontspanning gaf na al de zwaarwichtigheid van den wilbesteden dag. Woensdag 4 September moesten zij weer vroeg
op appel zijn. Behalve bijeenkomst der drie sectiën was er nu algerneene vergadering. Prof. V. M. Bechteren, uit Petersburg, hield een voordracht, over «onderzoek naar de psychische werkzaamheid”. Prof. W. H. Gaskei uit Cambridge, hield eene rede over «de ontwikkeling van het vertebrale centrale zenuwstelsel”. In de eerste sectie was aan de orde «nieuwste theorieën over het ontstaan van hysterie». Inleiders prof, Pierre Janel, uit Parijs, en prof. G Afschaffenburg uit Keulen, dr. Karl Jung, uit Zurich en prof. Jelgersma uit Amsterdam. Prof. Janet komt tot de conclusie, dat men in deze ziekte eene mentale depressie heeft te zien. Hysterie is eene psychose, zegt dr, Janet, behoorend tot de breede groep der depressieve psychose. Men zou eigenlijk kunnen zeggen, dat de hysterie eene groep vormen, behoorend tot het psychastemci. In het algemeen komt de hoogleeraar tot het besluit dat bij de behandeling dezer zieken zeer ernstige diepgaande psychologische studie en waarneming noodzakelijk is. Neurologen en Psychiaters zijn het op dit stuk volkomen met elkaar eens. Door dr. Oskar Jogd werd in deze sectie een voordracht gehouden over »den tegenwoordigen stand der anatomische verdeeling van de hersenschors”. In de tweede sectie waren prof. F. Jodl, uil Weenen en prof. Charl A. Mercier, uit Londen inleiders over het onderwerp «verschil tusschen waarneming en voorstelling”. Er is hier, aldus prof. Jodl, een dilemma tusschen de psychologie als wetenschap welke het verschil tusschen waarneming en voorstelling niet schijnt te kunnen vaststellen, en de psychologie- van het dagelijksch leven die in het juiste verschil tusschen waarneming en voorstelling een maatstaf van geestelijke gezondheid ziet. Waarneming is datgene wat tegelijkertijd eene meerderheid van individuen op werkelijk identieke wijze Ziet, voorstelling wat als herinneringsbeeld van iets doorleefds ineen individueel bewustzijn wordt aangetroffen zonder dat de mogelijkheid bestaat het wezen daarvan direct in een ander bewustzijn op te wekken. In de derde sectie was de hootdinspecleur der volksgezondheid uit Den Haag, dr. W. P. Ruysch, aan het wooid, over «inrichting en beheer van krankzinnigengestichten en staatstoezicht op krankzinnigen-verpleging.” Dr. C. J. Wynaendts Francken sprak over het verschil in droomen bij mannen en vrouwen. Reeds in vroegere jaren zijn hieiover talrijke mededeelingen, echter dikwijls van speculatieftheoretischen aard, verschenen Algerneene gegevens over droomen zijn uitsluitend langs statischen weg te krijgen. Deze methode is reeds vroeger door Keerwagen, De Sanctis en eenige Amerikanen gevolgd, doch zij beperkte zich slechts tot enkele punten. Spr. nu heeft door middel vaD formulieren aan 300 personen zoowel mannen als vrouwen, 45 vragen omtrent droomen gesteld. Het bleek nu, dat 54 °/# der mannen en 75 °/9 der vrouwen dik wijls droomden. Kleursensaties tijd. ns de droomen kwamen bij mannen in 48°/0, bij vrouwen in 74 °j0 der gevallen voor ; geluiden werden waargenomen door mannen 30 door vrouwen in 58 °/0 der gevallen , smaaksensaties m 6 ®/0 en 15 °/0, reuksensaties in 1 8/0 en 13°/, der droomen. Emoties opwekkende droomen kwamen bij vrouwen in 81 °/0. bij mannen in 57 °/0 der gevallen. Voor onbe'angrijke (kleurlooze) droomen gaf spr. de cijfers 32 °/0 (mannen) en 4 °/0 (vrouwen). Hiermede in verband staat het feit. dat vrouwen veel meer door den inhoud van haar droom wakker werden en zich deze beter weten te herinneren dan mannen; zij vergeten ze ook minder gauw dan de mannen en stellen in het algemeen meer belang in het droomleven; een vervolg op vroeger gedroomde droomen komt dan ook bij vrouwen zeer dikwijls voor (64 °j0). De grootere levendigheid van de droomen en de meerdere belangstelling der vrouwen daarin, hebben het gevolg, dat zij niet altijd droomen en werkelijkheid van elkaar kunnen onderscheiden. De inhoud van de droomen der vrouwen bestaat dikwijls in een vervulling van wenschen, die zij in hun gewoon leven koesteren (43 °/0 der vrouwen gaven aan, dat dit in hun droomen nu en dan voorkwam, terwijl slechts 23 °/„ der mannen deze vraag bevestigend beantwoordden). Spr. wijdt dit hoofdzakelijk aan de grootere fantasie van den vrouwelijken geest en aan de grootere beteekenis, die vrouwen aan droomen héchten; 24 °/0 der vrouwen, en slechts 7 °/0 der mannen kenden aan de droomen een zekere voorspellende waarde toe. De talrijke quantitatieve verschillen tusschen het droomen van beide geslachten kunnen logisch uit elkaar verklaard worden en zijn waarschijnlijk tot slechts enkele grondverschillen terug te brengen. Het KouiukiijUe Echtpaar naar de manoeuvres. De Koningin en Prins Hendrik, met klein gevolg, vertrokken gistermorgen van het paleis Het Loo, in een a la daumont bespannen landauer met jockeys en voorrijder, naar de revue, welke door Zutphenscbe en Deventer cavalerie onder Beekbergen gehouden werd. De Prins was gekleed in generaalsuniform. Na aankomst op hel terrein onder Beekbergen, waar de manoeuvres gehouden werden, steeg Prins Hendrik te paard, terwijl H. M. uit Haar rijtuig de troepen van het 1e, 3e en 4e regiment huzaren inspecteerden, lire daartoe driemaal voorbij de Koninklijke Familie defileerden. De officieren en hoofdofficieren vormden een carré en werden ria hun défilé door H. M. met eenige woorden toegesproken. De militaire muziek speelde inlusschen het «Wilhelmus”, hetgeen door H. M. staande wordt aangehoord. Met een «hoog!” op de Koningin, door de officieren aangeheven, eindigde dit militaire schouwspel. Te 12.45 keerde de Hofstoet op het paleis Het Loo terug. U. D. Een Incident in den Zaandamsclien Gemeenteraad. In de vergadering van den Zaandamschen gemeenteraad, Dinsdagavond gehouden, vroeg de heer De Vries direct na de installatie van de nieuwe I den, waartoe ook de heer Duj's, redacteur van liet soe.-dem blad De Voorpost, behoorde, het wooid en tlelde de volgende motie:
De Raad der gemeente Zaandam: overwegende, dat het niet alleen gewenscht, maar zeer in ’t belang van de gemeente te achten is, dat de onderlinge verstandhouding der leden — trots allo verschil van overtuiging — een goede zij ; gelet op de voor den Raad en voor ieder Raadslid individueel beleedigende woorden, voorkomende in het hoofdartikel van het ai bei dersweekbiad De Voorpost, dato 8 Juli j 1., waarin allen raadsleden verweten wordt het publiek een rad voor de oogen draaiende, de volgende heillooze praktijken een jaar lang te hebben volvoerd, als: le. op de meest weerzinwekkende manier het gemeentebestuur te hebben misbruikt ten bate van hun patroons en koopmansbelangen; 2e. de algerneene belangen der burgerij als die der arbeidersklasse onder den voet te hebben geloopen, en 3e. in geheime zitting—nog wel ongestraft — aller lei zaken onder elkaar te hebben afgeknoeid; spreekt over die hoogst beleedigende woorden zijn diepe verontwaardiging en leedwezen uit en vertrouwt, dat de zooeven geïnstalleerde heer Duys — die van genoemd blad de eenige verantwoordelijke redacteur is — tot de gewenschte goede verstandhouding in dit college zal willén medewerken door bovei genoemde beweringen te hei roepen of waar te maken, en gaat over tot de orde van den dag. Op deze motie volgde een tamelijk scherp debat, waarin harde woorden wei den gebezigd, over en weer ernstige verwijten werden gedaan en ten slotte de heer Duys den leden dank zegde voor de propaganda ten gunste der S. D. A. P. en van De Voorpost, Evenwel weigerde de heer Duys de hand der verzoening te reiken, ot zonder nadere ge'egenheicl, om zich met gegevens te verdedigen de gewraakte uitdrukkingen in te trekken. De heer De Vries verklaarde toen, dat zijne motie na deze verklaring geen raison meer had en trok ze in. Vervolgens werd een motie van den heer Duijs aangenomen, waarin verklaard werd, dat de Raad van courantengeschrijf in hel algemeen en van dat in «De Voorpost”, zoools die thans wcrdt geredigeerd, in het bijzonder, geen notitie behoefde te nemen. Daarna volgden de benoemingen van com missieleden. De heer Duijs werd in geen enkele benoemd. Daarom stelde hij ten slotte een motie van orde, waarin hij het denkbeeld neerlegde, dat de verzoeningsmotie niet gemeend was en dat de bedoeling heeft voorgezeten den sociaaldemocraat uit alle commissies te weren. Na een uitgebreid debat, waarin de meerlingen wederom fel legen elkander botsten, werd deze motie met 16 tegen 2 stemmen verworpen. {Tel)
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001
Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOK Dr. A. HALBERSTADT. 2 De druk van het monster zou hem worgen, de beet met den verderflijken tand hem ontvleezen. Zoo waren de Romeinscbe legioenen! Een onheilspellende gloed blonk bij de gedachte aan Rome’s legermacht in de oogen van den jongeling. Onwillekeurig greep hij het gevest van het korte Grieksche zwaard, dat aan zijn linkerzijde hing, en trok het wapen uit de lederen met zilver beslagen schede. Zijn schoon, fijn besneden gelaat nam daarbij een stoere, dreigende uitdrukking aan, welke een eigenaardige, opmerkelijke tegenstelling vormden met de zachte lijnen om zijn kin en de peinzende, bijna droomerige blikken zijner groote donkere oogen. Maar spoedig stak hij met een honenden lach het zwaard weder in de schede; want zijn beide reisgenooten hadden hun onderhoud gestaakt en waren nader bij hem gekomen. »Gjj moet niet zoover alleen gaan, Mijnheer,” sprak de een, een groot, krachtig jonkman, met een trouw, goedig uiterlijk, die met deze woorden zijn bezorgdheid te kennen gaf. Zijn wapenrusting bestond uit een spitsen, wit ijzeren helm, zonder eenig versiersel, een tweesnijdend zwaard, een ouderwetschen ver dragenden slinger met een aan den gordel hangenden lederen taseh, vol Romeinsehe looden kogeltjes, en een licht gevlochten schild; dit alles me* de Aegyptische knots, die krom uitliep en waaraan een zware kogel verbonden was, was niet in overeenstemming met zqn persoon. »De plek, waarop urij ons bevinden, is voor ieder, die
zich op den straatweg bevindt, te overzien, en gij weet dat ons Josephsspeurhonden al te dikwijls op de hielen zitten.” Wederom verhief zich een wolk op het gelaat van den aangesprokene, en hij trok zich met zijn geleiders onder de takken van een ouden, breeden eik terug. . »Het is treurig genoeg,” sprak hij bedroefd, «dat de geloofsgenooten zelf zich voor den Stadhouder schuil moeten houden.” »Hoe dat,” vroeg verbaasd de tweede reLgenoot, een oud man als een boer uit Neder-Galilaea gekleed. «Spreekt gij van Joseph, den zoon van Matthias, die door het hooge collegie der heilige stad zelf tot bestuurder van het land benoemd is ?” «Hem bedoel ik juist,” zeide de jongeling ernstig. »Hij heeft ons, den inwoners van Galilaea, geen reden gegeven om veel vertrouwen in hem te stellen. Hij heerscht onbeperkt in het land, alsof er geen volk, geen raad is, waaraan hij verantwoordelijk is. Heeft hij niet de afgevaardigden van het Synedrion, die op voorstel van mijn vader naar hem gezonden waren, om de klachten, welke tegen hem ingébracht waren, te onderzoeken, in de boeien ilaten slaan en hen zoo tot smaad en minachting voor iedereen naar Jeruzalem teruggezonden?” »Zeker, viel daarop de gewapende man hem in de rede; »en uw vader zelf, dien hij haat als de booze den brave, de afvallige den vrome koD ternauwernood Joseph’s listen en lagen ontkomen.” Met een diepen zucht gaf de jonge man zijn toestemming te kennen. »Ik ben bang, dat de Stadhouder van Galilaea, de priester Gods, die er ziqh op verheft een nakomeling der Hasmonaeërs te zijn, tot de Romeinen is overgeloopen.” «Vreest gij dat nu eerst?” riep de ander toornig opvliegend uit. »Een vriend van Rome is hij al sedert lang. Rome met zijn paleizen, zijn soldaten, gestolen kunstwerken, zijn goud en zijn zedelooze vrouwen heeft hem betooverd. Immers, toen hij
van zijn reis daarheen teruggekomen was, was hij onuitputtelijk in zijn lofspraak op de macht en heerlijkheid van het Italische Babel. Jeruzalem, de tempel, Gods wet, de roem onzer voorvaderen zonken daarbij vergeleken in het niet. En zoo iemand heeft men nu over ons aangesteld. Groote God!, wanneer die man niet zoo uitstekend de kunst verstond om tweedracht te zaaien onder de mannen van Galilaea, wanneer hij niet in het geheim allen steunde, die op de hand van Agrippa en de Romeinen zijn, dan zouden de Romeinen hunne koppen te pletter kunnen slaan tegen onze bergen, en geen hunner zou ooit den tempel van Jeruzalem te zien krijgen, tenzij als krijgsgevangene.” Hij was vermoeid, toen hij dit gezegd had, en trok met zijn bevende hand een slip van den laDgen wollen rok naar de hoogte om er zijn verhitte borst mee te drogen. ïZijt gij daarvoor zoo verwonderd, Baruch?” zeide de jonge man na eene korte poos tot den ouden landman, die verschrikt den toornigen krijgsman aanstaarde en verlegen zijn knoest,igen stok tusschen de vereelte vingers heen en weer draaide. «Indien ik u de volle waarheid zal zeggen, mijnheer,” antwoordde hij met het hoofd schuddend, «Eliëzer’s woorden over den Stadhouder waren voor mij geheel nieuw, ik had er nooit iets van gehoord. Wat wij ooit in de dalen over Joseph, den zoon van Matthias, vernomen hebben, was altijd goed. Wij hoorden daar steeds, dat al het volk hem als een God vereerde en liefhad, nadat hij Sepphoris, dat op de zijde der Romeinen was, had veroverd.” «Zelfs die verovering was sleehts geveinsd, om ons te misleiden,” gaf de ander te kennen. iHij volbracht die, omdat hij niet anders kon, in het nauw gebracht door hen, die eindelijk in plaats van woorden te hooren, daden wilden zien. Met tegenzin schikte hij er zich in; maar toen meu het voordeel
van de overwinning zou trekken en de stad geslecht zou worden, wist hij dit door snoode listen te voorkomen Hij liet door enkelen zijner volgelingen, die een blind vertrouwen in hem stelden, met veel ophef het gerucht verspreiden, dat de Romeinen in aantocht waren, en verkreeg daardoor een gegronde aanleiding om terug te trekken. Zoo ging de groote, machtige stad Sepphoris, de hooldplaats van ons gewest, voor Gods zaak verloren en viel den vijanden in handen.” »God, de Almachtige, straffe hem daarvoor nog bij zijn leven, dien verrader! ’riep Eliëzer woedend uit, en hij slingerde daarbij zijn knots naar alle kanten rond. »Wee hem, wanneer ik hem eens in handen krijg!” «Dan zou het, denk ik, inderdaad slecht met hem afloopen!” sprak de aanzienlijke jonge man glim laehend, terwijl hij bewonderend zijn blikken op de krachtige gestalte van Eliëzer vestigde. Vervolgens zag hij met vorsehend oog naar de zon op, die haar loop voor dien dag reeds voor een groot gedeelte volbracht bad. »Het is tijd om op te breken,” riep hij op eens uit, »wanneer wij nog te Ptolemaïs willen zijn, voordat de Venusster zich vertoont.” »Is de weg nog lang?” vroeg hij ten slotte, zich tot Baruch keerende, die hem in de laatste dagen door de onbezochte dalen van Neder-Galilaea tot gids had gestrekt. «Geen volle veertig stadia, ODgeveer vijftienduizend schreden,” antwoordde de oude landbouwer, terwijl hij zich gereed maakte om hem op het afdalende pad voor te gaan. «Neen, goede Baruch,” zeide de jonge man, terwijl hij hem terughield. »Wij hebben uw goedheid reeds te lang in beslag genomen. De weg is ons volkomen bekend; keer gij naar de uwen terug?” «En wanneer u nu een ongeluk overkomt, mijnheer! Ik zou nooit weder gerust kunnen bidden of slapen. Uw vader, God zegene hem, heeft mijn
vrouw en kind uit de handen der Romeinen gered, toen zij haar als slavinnen naar Caesarea aan zee weggevoerd hadden. Ik kon hem het losgeld niet teruggeven; en zou het nu niet van snoode ondankbaarheid getuigen, wanneer ik u zou verlaten, juist op het oogenblik, dat het gevaar u nabij is ?” De jonkman trachtte hem gerust te stellen en voegde hem met een glimlach toe: Eliëzer en ik zullen ons weten te redden. Bovendien, waarom zou men ons kwaad doen? Aan mij toch kan niemand zien, dat ik de zoon ben van den man, dien de vijanden voor hun grootsten tegenstander houden. Men zal mij zeker voor een eerzaam koopman uit Tiberias of Tarichaea aanzie»-, die op reis is naar Ptolemaïs om er goederen, die uit Griekenland of Aegypte aangekomen zijn, in ontvangst te nemen, en in vriend Eliëzer zal men mijn gewapenden geleider meenen te zien.” «Dat zou al ’t ergste zijn, wat ugebeuren kon,” riep Baruch verschrikt uit. «Weet gij dan niet dat de Romeinen op de groote wegen als roovers te werk gaan en dat alleen de naam Judaëer reeds een doodvonnis is?” «Dat weet ik wel,” antwoordde de jongeling treurig «Wij, die den eenogen God aanbidden, zijn als het ware vogelvrij verklaard. Maar,” vervolgde hij snel, «juist dat weerhoudt mij ook om u in gevaar te brengen. Denk aan uw dochtertje, Baruch, de vroolijke spring in ’t veld, die Judith, met haar lachende oogen, die reikhalzend naar den terugkeer baars vaders uitziet. Moet zij zonder beschermer in de wereld omzwerven en ten slutte •den Romeinen nogmaals in handen vallen?” De oude man staarde diep voor zich heen en sprak in zich zei ven gekeerd met trillende stem: «Mijn Judith, mijn lieveling!” (Wordt vervolgd.)
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327061:mpeg21:p00001