Het concert in ’t paviljoen, waarvan gisteren berichtten, gaat niet door. I ( Een onderwijzer beschreef de inrichting vaJ waterleiding. En nadat hij het, naar hij meeil goed duidelijk had gemaakt en had gewezen mogelijkheid, dat er geen water uit het kraji kwam en waardoor dat veroorzaakt zou kui worden, zei hij: «Onderstel nu dat je de kraan opendraait ; komt geen water, wat zou daarvan dan de j; zijn ?” Niemand sprak tot ten laatste een van de joi den vinger opstak. Waarschijnlijk herinnerc, zich Iets dat in het vaderlijk huis had j gehad en hem sterker had getroffen dan ’t v van den onderwijzer. »Bij had zijn maand-kwitantie niet be [ meester 1" 1 : <
Bredasche courant
- 11-09-1907
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 11-09-1907
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 212
- Jaargang
- 116
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Mandoline club.
Oerzicht Openbare Verkoopingen.
Notaris Verheggen. Winkelhuis, burgen* , Inzet 24 Sept.; finaal 8 Oct., beide café ] zicht, des avonds 8 uur. g Notaris Verheggen. Twee burgerwoningen , 24 Sept ; finaal 8 Oct., beide café Mar , ’s avonds 8 uur. ( Crinneken. Notaris Bode. Huizen, Schuur, Bou Bouwterrein. Ingezet koop I f1750, II f f35, IV f35, V f35, VI f35, VII f35 f40, koop I-VIII gecombineerd f 31255 , 16 Sept. Café De Leij, ’s avonds 8 uur. 'Weteringen. Notaris Verheggen. Winkelhuis. Inzet 1 1 café van den heer J. van den Wijngaart 1 Oet café Zandberglust, beide ’s avonds i
oDaer controle aer Klasse van lariugoeuueziuers, onder controle van 130,000 verarmde adellijken, waaraan de welstand van het geheele land ten ofler wordt gebracht. De grensprovincies bewezen oppositioneel te zijn en daarom werd hun vertegenwoordiging tot een schijn gemaakt. Zoo is in het algemeen met de kiezers te weik gegaan dat men verzekerd is, althans gelooft te zijn, dat de helft -j- 1 der kiesmannen aan de zijde der regeering staat, terwijl bovendien de n euwe kieswet den minister middelen in handen geeft om op de verkiezingen invloed te oefenen. De minister toch mag door ver schillende samenstelling — telkens naar een willekeurig gekozen beginsel — van elke kiescurie de hem onaangename elementen absoluut onschadelijk maken. Logisch zou men des moeten concludeeren: de nieuwe Doema wordt reactionair, maar men rekent daarbij builen het werkelijke leven en in het bijzonder het Russische leven is met bureaucratische logica nogal eens in strijd. Ook de samenstellers van de kieswetten van 19 Aupustus en 24 December 1906 hadden gemeend dat zij zeker waren van een de regeering welgezinde Doema en toen de bepalingen nog werden saangevuld'1 door allerlei besluiten van den Senaat en mmisterieele circulaires, toen was men vast overtuigd dat de kansen voor de oppositie tot nihil waren gereduceerd, en toch kwam uit het doosje de duivel van een «revolutionaire” Doema Laar
ioven veeren. Nu zijn weliswaar de omstanligheden voor de oppositiepartijen nog moeiijker geworden, maar tegelijkertijd is het lolitieke zelfbewustzijn van het volk sterker ;eworden en bovendien veel meer dan vroeger :oncentreeren zich de oppositioneele elementen >m de constitulioneel-democraten en het feit lat prins Troebetzkoi van de partij der vreed:ame vernieuwing uitroept: redt de constitutie, s niet de eenige aanwijzing daartoe. Hessen verzekert dat het wantrouwen in le cadetlengroep nu verdwijnt, dat van alle :anten hulp opdaagt terwijl aan den anderen :ant de oneenigheid bij de regeeringsgezinde mrtijen grooter wordt. Het beste bewijs dat le regeering van haar overwinning niet zeker s, mag wel worden gezien in de hardnekkige lampagne die zij voert tegen de droevige eeten van de constitutie. Verwachtte zij van le staatsgreep volledig succes, dan zou men ia dien wel de strijd tegen de constitutioneel dementen hebben opgegeven, en als dus de ifficieele en officieuse pers zich b'ijft beziglouden met te bewijzen, dat Rusland eigenlijk ;een constitutie heeft, dan mag daaruit zeker vorden geconcludeerd, dat de regeering het vankelen voelt van de estrade waarop zij staat e prateD. Spanje in Marokko. De Daily Telegraph verneemt uit San Sebasiaan: De Spaansehe regeeiing moet, als de voning bet goed vindt, waaraan men niet wijfelt, besloten zijn, om in Marokko krachtiger >p te treden, nu sommige ministers hun verzet egen die politiek hebben opgegeven. Spanje :ou vermoedelijk een heel legercorps uitzenden >m Tandzjer en Tetuan en misschien andere runten langs de kust te bezetten. De ministerrresident Maura wilde aanvankelijk niets van :en krachtige politiek van Spanje in Marokko veten, en dreigde met ontslag. Maar nu schijnt nen hem overreed en overtuigd te hebben dat ipanje zijn isolement moet prijsgeven en een ;rootere rol behoort te spelen als lasthebbende ran Europa. Perzië. Het schijnt, dat de moord op den Perzischen ;rootvizier den Sjah heeft doen inzien, dat het ijd werd te breken met zijne reactionnaire ipvattingen. Ilij heeft althans een nieuw ninisterie benoemd, bestaande uit liberalen. )ok is de zeer gehate stadsprefect van Teheran, en verstokt reactiornair, vervangen door imand an moderner opvattingen en vooral deze ver'anging heeft een goeden indiuk onder de levolking gemaakt. De toestand I11 Antwerpen. Er is een schikking voorbereid op de volgende grondslagen : loonsverhooging met 50 centimes ter dag; de werklieden verbinden zich om niet neer over loonsverhooging te spreken tot over jen jaar ; zij verbinden zich geen loonsverhoo;ing van 50 pet. voor overwerk te vragen. Je weiklui schijnen dit vooi stel gunstig gezind, iet hangt er nu van af, of het patroonsverlond het voorstel zal aaonemen. Aangaande den brand lezen wij in het II. >. A. : De veizekeraars schatten de verliezen door len brand in den Ferdinanduspolder verooraakt, tusschen 4*/2 en 5 millioen francs. Het ilgemeen comiteit, der verzekeraars tegen
brand, vreemde maatschappijen vertegenwoordigend, vergaderde om de kwestie der betalingen te bespreken en noemde een comiteit, om de belangen der verzekeringsmaatschapijijen te behartigen. Besloten werd aan de kooplieden en makelaars in hout een schrijven te richten, om hen te verwittigen dat de verzekeringsmaatschappijen formeel weigeren de verliezen te regelen geleden bij den brand tijdens de onlusten van 4 September, ontstaan. Zoowel de Engelsche als de Duitsche compagnies weigeren te betalen en beoordeelen streng de gebeurtenissen in onze stad. De politie zocht naar iemand, die met den gevangen genomen Posthumus, den Amsterdamschen diamantbewerker, geacht wordt aan brandstichting aan de haven schuldig te zijn. De man staat bekend als Zwarte YVillem, of Charel uit den Kongo Hij is gisteren ook aangehouden. Hij heet Everaest, is diamantbewerker en anarchist. In de herberg; waar Posthumus zich van de petroleum meester maakte, had Everaest gezegd: Alles moet afbranden ! Kolonel Giidfee nogmaals vrijgesproken. Men zal zich herinneren dat de bekende oud-kolonel Gadke, wien op grond van zijn artikelen in het Berliner Tageblatt door een «Ehrengericht» het recht tot het voeren van den titel «Oberst a. D.« was ontzeg 1, niettemin met het voeren van dien titel is voortgegaan, en dat een vervolging deswege tegen hem ingesteld, tot vrijspraak heeft geleid, aangezien bleek dat het besluit van het Ehrengericht niet op wettige wijze te zijner kennis gebracht was. Nadat deze fout hersteld was, is de heer Gadke toch voortgegaan zich «Oberst a. D » te teekenen, en daarvoor is hij thans ten tweeden male voor het «Schöffengericht» te Berlijn terechtgesteld. Door den vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie is, wegens overtreding van de wetsbepaling die het voeren van een titel door daartoe niet gerechtigden strafbaar stelt, een hechtenis van drie weken tegen hem geëischt. De rechtbank sprak echter den beklaagde vrij op de volgende gronden. Kolonel Ga ike is niet meer aan de uitspraak van een Ehrengericht onderworpen, daar zulk een rechtbank slechts rechtsmacht heeft over personen die tot het leger begooren, en niet tot officieren die hun ontslag uit den dienst hebben genomen. Het besluit van 1 8 74, waarbij de voorwaardeu worden bepaald waaronder aan een niet-militair een titel ontnomen kan worden, was dan ook geen leger besluit maar een regeeringsbebesluit, en moest als zoodanig door den betrokken minister worden gecontrasigneerd. Dit is met het besluit van 1874 niet gebeurd, en het heefi dus geen bindende kracht. De soberste Kriegsherr» zal dus moeten duldtn dat de heer Gadke zich als «Oberst a D.» blijft teekenen. KORTE RE RICHTEN, Volgens een Londensch blad, is het eerste huwelijk tusschen een weduwnaar en een zuster van zijn overleden vrouw Zaterdag teGreenwich burgerlijk gesloten. Men zegt, dat zij al der tien jaar geleden met elkaar getrouwd zouden zijn, als de wet het niet verboden had. De zaak van den ter dood veroordeelden advokaat Hau zal den 12den October voor het rijksgerechtshof te Leipzig dienen.
Bij het ongeluk met de brug over de St. Lawrence bij Quebec zijn er van de 70 werklieden, die er mee in de rivier vielen, 24 omgekomen.
Uit de Pers.
Het nieuwe zittingjaar. In De Rotterdammer schrijft prof. mr. D. P. D. Fahius: Naar zich laat aanzien, zal in dit zittingjaar door de Tweede Kamer behandeld worden de nieuwe regeling van het bewijsrecht. Waarschijnlijk zullen ook de belastingvoorstellen in beraadslaging komen. Voorts werd de administratieve rechtspraak reeds anderhalf jaar geleden in de afdeelingen onderzocht. Maar het Voorloopig Verslag toeft nog. Voor deze zaak is eene commissie van voorbereiding. Zoo uitnemend voorbereid als de duur van het werk vermoeden doet, zal dus deze zaak — voltooiing van de laatste grondwetsherziening — wellicht ook in dit jaar haar beslag kunnen krijgen. Dan moet in deze zitting nog een ontwerp komen in zake hooger onderwijs. Niet omdat deze of gene het wenscht, — ja wia wenscht het van dit Kabinet? — maar, gelijk ik 16 Aug. des vorigen jaars herinnerde, omdat de wet op het hooger onderwijs het voorschrijft, moet vóór 6 Juli 1908 een ontwerp worden ingediend, «waarin het bepaalde omtrent de vakken van de faculteit der godgeleerdheid aan de Rijksuniversiteiten nader wordt geregeld.” En de Regeering zit nog aan hare grondwetsherziening vast, dank zij den voorstellen van vrijzinnig- en sociaal democraten in de vorige Kamer.
Kunst en Wetenschappen.
Sully Prudliomme. Suliy Prudhomme heeft in handschrift een bundel verzen nagelaten, die echter niet uit de laatste jaren kunnen zijn: sedert 1888, toen zijn laatste bundel verzen, «Bonheur» verscheen, heeft de dichter weinig meer gedicht. Trouwens, omstreeks dien tijd hebben de meeste Parnassiens den symbolisten het terrein vrijgelaten. Ook bestaat ér een proza-werk van Sully Prudhomme in manuscript Eenige jaren geleden schreef hij een voorrede voor Michelet’s «La bible de Phumanité.” Deze werkte hij uit tot een boek, «Le lien social,” maar toen een reeds vrij ver uitgewerkte schets klaar was, verloor een overschrijver het handschrift. Sully Prudhomme ging opnieuw aan het werk, maar zijn ■slechte gezondheid heeft hem belet het af te maken, Het is dus maar schets. Wellicht worden beide handschriften uitgegeven. drieg als menscli. Dr. Eloogvliet vertelt in een Haagsch blad van een ontmoeting met Edvard Gneg op zijn eerste Noorsche reis. Het was buiten op een eenzamen weg en zij moesten denzelfden kant uit, «Hel eindpunt van mijn wandeling met Grieg was een klein spoorwegstationnetje aan den voet van een berg. Als we daar aankomen blijkt het, dat Grieg evenals ik naar Bergen wil reizen en evenals ik in ’t bezit
is van een retourbiljet daarheen. Niet mijn gezelschap willende forceeren, verzwijg ik voorzoover mij betreft dit feit. Maar als het treintje zich gereed maakt te vertrekken, kliekt het uit den mond van Grieg: «Zullen we niet liever samen naar Bergen reizen«. Ik gevleid, maar.... meteen verlegen over mijn derde klasse biljet. (Wat zal zoo’n beroemdheid wel van me denken ? Lieve hemel I) Gauw in ’t geniep naar ’t loket. «Eerste klasse !« «Eerste is er niet. Alleen tweedes. «Goed, dan maar tweede«. Nog juist bijtijds klim ik in de eenige keurig mooie maar weinig bezette tweede klasse-wagon. De trein zet zich in beweging. Ik doorwandel alle compartimenten, maar.... Edvard Grieg is niet te vinden. Aan de tussehenstations wordt haast niet gestopt. Wij komen te Bergen aan en .... tusschen een troep maaiers met zeisen en blikken etenstrommels — stapt Edvard Grieg in druk en vroolijk gesprek met de maaiers, uit de eenige derde klasse-wagon. Tableau !«
Binnenland.
Celebes. Uit Batavia wordt aan de N. R. Ct. geseind, dat de gouverneur eergisteren te Makassar is teruggekomen en dat het verzet in Mori is geëindigd. Nieuwe derde klasse rijtuigen S S. Wij vernemen, dat bij de Staatsspoorwegen binnenkort een 25-tal nieuwe 3de Wasserij tuigen in dienst zullen worden gesteld, die voorzien zullen zijn van gasgloeilicht. (N. Ct) In plaats van „De Kroniek”. Met begin October verschijnt naar Hét Volk meldt, De Tribune, sociaal democratisch weekblad onder redactie van J. C. Ceton, dr. W. van Ravesteijn Jr. en D. J. Wijnkoop. IJitvoer-keuriug van vleesch. Vrijdag 13 September wordt te Utrecht een vergadering gehouden, ter bespreking van eenige voorbereiden ie maatregelen in verband met de in-werking stelling van de wet op de uitvoer-keuring van vleesch van 16 Juli 1907 [Stbld. n«. 217). In deze vergadering, waarvoor onderscheidene exportslachters en verzenders van vleesch naar Engeland zijn uitgenoodigd en die door den iirecteur-generaal van den Landbouw zal worden bijgewoond, zal een voordracht worden gehouden over genoemde wet, inzonderheid met betrekking tot de voorschriften, bedoeld in artikel 5. Eootl vergiftiging. Door den minister van Landbouw, Nijverheid 3n Handel zijn aan de besturen van ziekenfondsen en aan de Kamers van Arbeid inlichtingen gevraagd omtrent aan hen bekende gevallen van loodvergiftiging bij schilders. (11 bid.) De nieuwe stuiver. Omtrent het voorkomen van afwijkingen in likte grootte en zwaarte tusschen verschillende lieuwe stuivers geeft het U. D. de volgende ophelderingen: De muntstukken, vervaardigd van de z.g. aiet-edele metalen, worden afgeleverd in zakken
van 500 stuks, waarvan het gewicht 1 stuk s mag schelen ; de zak mag derhalve 1 stuk te ' licht of wel te zwaar zijn. De stof, waarvan s de munten worden gemaakt, is te goedkoop, . om zóóveel zorg aan de afwerking der stukken te besteden, dat allen dezelfde dikte, grootte of zwaarte hebben. Vandaar dat het gewicht van een zak stuivers een kleine afwijking mag vertoonen. Dat het eene muntstuk ietwat zwaarder is dan het andere, of wel ten opzichte van de maat eenig verschil oplevert, is hoegenaamd niets bijzonders; hetzelfde kan men constateeren bij centen en 21/2-centstukken. Dat de vorm bij zeer nauwkeurig onderzoek ook niet altijd gelijk is, mag men evenmin iets opmerkelijks noemen, deze toch is afhankelijk van de dikte van de stof, waarvan de munten worden geslagen. Slaat men een dik stuk in den muntstempel, dan wordteen scherpe druk verkregen, wat niet het geval pleegt te zijn, als een dunner muntplaatje wordt geslagen ; de druk van den stempel is voor een dik stuk begrijpelijkerwijze zwaarder dan voor een dun stuk, vandaar eenige verschillen in het oppervlak van den munt, niet alleen bij onzen nieuwen stuiver, maar waar te nemen bij alle andere munten, van niet edel metaal geslagen. Dit verschil is niet, of althans nagenoeg niet, te constateeren bij de munten van edel metaal vervaardigd, waarvan de limiet met het oog op de duurte van de grondstof, veel beperkter moet zijn. Dat de maat van den nieuwen stuiver, gemeten naar de middellijn, niet steeds dezelfde is, vindt zijn oorzaak in kleine uitzettingen van den muntring in de muntmachine; deze ringen zijn zeer kostbaar en kunnen derhalve niet voortdurend worden hernieuwd voor munten van niet edele metalen.
BERENICE.
iiistonscne roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. n DOOR d Dr. A. HALBERSTADT. “ • ~ i En toen de fanfares weerklonken van de op o reiswagens geplaatste muzikanten, die het partikuliere korps der Vorstin uitmaakten, en Annius, de a schrijver van het gerechtshof overluid aan Boas d de waarde van de door Aethiopische slaven ge- g dragen serviezen, die van louter goud, kristal en b lava waren en de groote kunstwaarde van al dat prachtige vaatwerk opsomde, toen kon de Griek a zich niet langer inhouden; hij stiet om zich heen t en drong en wrong, zoodat Silvius de onderofficier van Elavius Sabinus, zien omkeerde om den lastigen g man terecht te zetten. Maar zijn gezicht, eerst n grimmig, werd spoedig veel opgeruimder, toen hij zag dat het Theophilos was. I tZijt gij het, kleine Neptunusf” sprak hij lachend h en tegelijkertijd pakte hij het verschrikt terug- v deinzende kereltje bij de borst om hem in de hoogte te g heffen. b «Och, niet in den vijver, groote Silvius,” smeekte de kleine, wien de stem bijna in de keel bleef. Ir Maar Silvius bleef goedig voortlaehen en zette hem over Annius heen naast Athanasia op den grond, w Eindelijk dun kon Theophilos d n optocht zien. ir Juist rammelden tweehonderd prachtig versierde b wagens voorbij, door muilezels met purperen dekens bekleed getrokken, en waarop achter zijden gordijnen n het gevolg der Vorstin gevoerd werd, namelijk de g vrouwen, geneesheeren, voorlezers, tooneelsn»i»<-s,, Je hofgeestelijken en pages. «Bij Jupiter,” riep Athanasia verwonderd met d
en vinger naar deze laatsten wijzende. «Uit welk and komen toch die jongens, die in hun uiterlijk ooveel overeenkomst hebben met onze jonge aensehen?'’ Niemand wist het te zeggen en de flauwigheden Ier verwonderde menigte bewezen, dat de jongste litvindingen op het gebied der weelde en wellust e Rome in dit overigens, door weekelijkheid zeer ■erwende deel van het Oosten nog niet was doordrongen. De kruidenier kreeg op nieuw gelegenheid mi zijn vermeende meerdere kennis te luchten. «Het zijn net zulke menschen als wij allen,” .ntwoordde hij met verheffing van stem, «maar aen heelt hun maskers van meel op het gezicht ;ekleefd, om hunne huid tegen koude en hitte te leveiligen.” Op die woorden volg le eep algemeene schaterlach; lleen de onderofficier spoog met minachting voor ren uit. «Het is jammer, dat ik die knapen niet bij mijn gelederen heb,” mompelde hij. «Ik zou hen leeren liet voor Phoebus en Diana te wijken!” «Zulk een masker,” fluisterde Theoph tthanasia, die in gespannen aandacht stond te uisteren, toe, «is een onfeilbaar middel. Ik weet raarvan en hoe het gemaakt wordt, en wanneer ij, mijn liefje, u met mijn winkel zoudt willen emoeien, zon het u niet berouwen.” Nu wierp het weeuwtje ook hem een behaagziek rekje toe. «Misschien!” Het spottend gelach der omstanders, dat zich 'eer verhief, deed haar opzien. Theophilos klapte 1 de handen en huppelde van pret van het eene een op het andere. «Ik trek alles terug, schreeuwde hij, den officier iet minachting aanziende, «wat ik tegen Berenice esproken heb. Berenice is een godin, zij weet te :ven! Io, Berenice!” «Maar vertel mij, mijn waarde, wat beteekenen ie dieren hier,” en daarbij kneep hem de van
nieuwsgierigheid brandende Athanasia heimelijk in den arm. «Herkent gij ze niet P” antwoordde hij, «het zijn de ezelinnen van Poppaea!” «Ezelinnen van Poppaea F’ «Viel ja! Poppaea, de doorluchtige gemalin van onzen Caesar heeft ontdekt, dat een dagelijksch bad in ezelinnenmelk een middel is om zijn schoonheid onvergankelijk te houden, en Berenice doet het haar na. Inderdaad vorstelijk! Ik schat het getal der dieren hier op meer dan zeshonderd! Wanneer Poppaea nog leefde, zou zij deze Jodenkoningin laten worgen; want zij kon er maar vijfhonderd armzalige dieren bij elkaar krijgen!” Intusschen was een gesloten draagkoets voorbijgegaan, waarvan de gordijnen zoo zorgvuldig toegetrokken waren, dat niemand er een blik in kon werpen. Maar een kreunend geluid, als van iemand, die pijn heeft, drong door het geraas van den optocht heen. Theophilos, die in de eerste rij stond, keek op «Wie weet,” sprak hij spottend «of die smartkreet niet van de vrome Berenice zelve is, die uit vrees om de bedreigde grootheid van haar verwaand volk en den wankelenden tempel van haar wonderlijken God van angst de handen wringt ” De krijgsman trok een onheilspellend gezicht, terwijl de bijgeloovige Athanasia zich ijlings van den spotter verwijderde.” «Voor de laatste maal waarschuw ik je, kleine wesp,” riep Silvius, «houd je boosaardigen mond. De God van Jndaea wordt ook in Rome vereerd, en zelfs Flavius Vespasianus, mijn bevelhebber, zond hem reeds offers en geschenken.” «En toch voert hij oorlog tegen hem?” De opmerking was zoo juist, dat de krijgsman er niets tegen in wist te brengen en daarom slechts zijn twee breede handen met hunne volle zwaarte op de schouders van den kleinen kruidenier liet vallen, waardoor Theophilos in de door den
jongsten regen nog weeke modder op den straat neerviel. «Uit de sterren kon men lezen,” steunde hij, terwijl hij zich met moeite weer oprichtte, «dat Berenice mij met alle elementen der natuur zou laten kennis maken. Eerst met het water, nu met de aarde; mijn schouders gloeien als vuur, en ik kan ternauwernood adem halen. Het laatste gedeelte van den optocht kwam naderbij, en een zeldzame verschijning trok de algemeene opmerkzaamheid tot zich. Armzalig gekleed, terwijl de haren ongebonden langs den trotschen hals hingen en met asoh bestrooid waren, het hoofd op de borst gezonken, schreed een groote, buitengewone schoone geslnierde vrouw voort, wier handen slap neerhingen en wier naakte voeten slechts met moeite den weg door het vuil op de straten schenen te kunnen afleggen «Berenice!” Na al die koninklijke pracht in den optocht kwam nu de treurige, in zich zelf gekeerde, als door vertwijfeling verteerde gestalte eener boeteling De menigte staarde haar aan zonder eenig geluid te geven. Zwaar gevoelden zich die licht ontvlammende en voor vreemde dingen zeer ontvankelijke gemoederen gedrukt. Zelfs de spotzieke Theophilos gevoelde zich door dien aanblik zoo getroffen en beklemd, dat hij den adem inhield. En dat duurde, totdat de geregelde stap eener naderbij komende afdeelmg krijgslieden de onaangename stilte afbrak. Toen namelijk trad onder dezen een man in eenvoudige wapenrusting op de Vorstin toe, en verhief zich een gejubel onder de duizenden aanwezigen: «Leve Flavius Vespasianus! Heil den grooten veldheer, den vertegenwoordiger des Keizers! Io ! voor het eeuwige Rome!” Berenice viel voor den veldheer op de knieën en hief smeekend de armen tot hem op. Maar zijn oogen zagen vorschend over den rijken, pracktigen optocht heen en zijn streng gelaat trok zich tot een glimlach samen. Daarop beval hij
de Vorstin op te staan en geleidde hij haar in huis. Nog een oogenblik bleef hij aan de getraliede poort staan en vermeide hij zich nog eens in de aanschouwing der juichende menigte op de plek, waar Berenice voor hem geknield had. Het kwam hem als het voorteeken voor, hoe eens Jeruzalem en het volk van Jndaea voor Rome zouden knielen. Zilverwitte nevels stegen uit den kieszandaohtigen Kischon op het punt, waar de Wadi Melek in de lente haar wateren van de Galilaeïsche bergen in dezen stort. Steeds wassend en zwellend breidden zij zich over de stille, groene kustvlakte uit, de armen als een spook uitslaande en zich tot aan het witte uitspansel verheffend als tot een strijd met de opkomende ster van den dag, waarvan de eerste stralen reeds een rossen gloed verspreidden over de altijd besneeuwde toppen van den Hermon in de verte. De naderbij liggende reeks klippen van de geweldige Dsjermak is in vuur gehuld, de hooge spitsen van den Karmel ontvangen de zachte kussen van de ochtendstralen, die steelsgewijs de als in een droom verzonken zee haar groeten brengen. De bewaker van de Galilaeïsche poort te Ptolemaïs opende de zware ijzeren deuren en zag met halfslaperige oogen over den keirweg. Alles was stil en slechts in de verte deed zich door de nevels heen het gedruisch van rollende wagens en snuivende paarden kooren. «Daar komen de boeren,” bromde de soldaat, «om den intocht van Titus te bewonderen. Het domme volk juicht zelfs zijn vijand toe, wanneer die slechts schittert.” Maar plotseling bleef hij staan luisteren ; want hij verbeeldde zich het kreunen van een mensch te hooren. Hij nam zijn speer vast in de hand, maakte den riem van het schild op zijn schouder los en begaf zich naar het struikgewas aan den rand van den weg, vanwaar hij het geluid meende te hooren. (Wordt vervolgd.)