* Reclames betreffende de bezorging dezer Courant, a\ tvi/T»n. I ! • 8 «r»
gelieve men tijdig op te geven aan ons bureau, Clroote .Vlarkt 35.
* Veranderingen in advertentiën gelieve niv ilnn ilonr Jor n!l.
ïen steeds op den dag der uitave vóór O uur in te zenden, aar anders niet voor de uitoering der verandering kan morden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327084:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327084:mpeg21:p00001
De gefopte drieg. Athur Laser verhaalt in de Neue Mus. Ztg. de volgende curieuze geschiedenis: Op zekeren dag is Edvard Grieg met een vriend in een bootje aan ’t visschen. Plotseling krijgt de componist een melodisch ideetje; hij neemt een blaadje papier, noteert het en legt het document naast zich op de bank. Daar komt een speelsch windje en doet het gewichtig autogram zonder complimenten in het water vallen. Maar Grieg’s compagnon ziet het, viseht het op, kijkt er eens in en steekt het in den zak. En oogenblik later neuriet hij, quasi onschuldig de melodie. Grieg wordt bleek, en stamelt: »wat is dat”. «Och» antwoordt de schalk, turend op den dobber, nonchalant, »dat is zoo’n ideetje dat me door ’t hoofd gaat”. »Zum Teulel”, roept Grieg, doodelijk verbaasd en geërgerd: »ioh batte soeben gratie dieselbe Idee!” Fabricins. Eenzaam, het nieuwe Indische drama van Fabricius, is voor het ingetreden seizoen door twee schouwburgen ter opvoering aangenomen, nl. door Het Rotterdamsch Tooneelgezelschap van den Grooten Schouwburg (directie P. D. van E ijsden) en door het Grand Théalre (directie Gebrs. Van Lier.) Met den Handschoen getrou-vd van denzelfden auteur is eveneens door beide schouwburgen voor dit seizoen op het repertoire gezet. Sprenken van ISoiland. In den Spectator geeft prof. Bolland weer een aantal Spreuken over de samenleving. Over het strafrecht handelen deze. »Wordt tegenover het onrecht het algemeene recht gehandhaafd, dan komt het in de samenleving niet meer tot wraak, maar tot straf. »Het strafrecht veronderstelt als dwangrecht verkeerd recht of onrecht. »Geen recht om te dwingen zonder het onrecht der willekeur. »Geen onrecht in de samenleving zonder een recht tot bestraffing. «Redelijkheid van zeden en instellingen brengt zedelijkheid van bestraffing mede. »De straf voorkomt geldigheid van onrecht.
«In de straf is het onrecht gerechtvaardigd, i sin de wettige straf is ontwettige wraak < voorondersteld en opgeheven. t sDe schijn van onrecht aan de straf zelve is schijn der wraak. < sDe straf als zoodanig is rechtvaardige en ' gerechtvaardigde straf. ' sSchadevergoeding is nog niet straf. Door de straf wordt geene zaak vergoed maar onrecht geboet. i sDe straf is geen zaak, die goed heeft te I doen. 1 sDe straf is geen kwaad, dat vergoedeiijking behoeft. , I «De straf is een kwaad dat zich zelf in goed verkeert. «De straf brengt terecht wat verkeerd was. «Straffend recht is werkelijk recht in volstrekte verkeering. «En over het huwelijk zijn er o. a. de volgende: »Wie de geregeldheid van het huwelijk 1 ondermijnt, ondermijnt de zeden. «De zedelijkheid van het huwelijk brergt bepaaldheid en stelligheid van rechten en I plichten mede; het zoogenoemde vrije huwe- i lijk is geen huwelijk, maar ongebondenheid. < «Het rechte aan het huwelijk is het recht ’ van het geregelde en als zoodanig gehandhaafde huisgezin; zonder bevoorrechting van het i huisgezin geen zedelijkheid van samenleving. < «De familiezin is de moedermelk der zede- i lijkheid. g «In de menschlijkheid van den familiezin < is des menschen dierlijke natuurlijke voor- i ondersteld en tot geestelijkheid opgeheven. i «Echtscheidingen verraden de zieligheid, j dat is de dierlijkheid, van den menschelijken j geest. ( «Het ware huwelijk is het onvoorwaarde* ( lijke huwelijk en vereeniging voor het leven. 1 «Aan huwelijksontwrichting, gepeupelregee- i ring en goddeloosheid zal onze beschaving te 2 gronde gaan. e «Veel echtscheiding, veel verrotting. 1 «Het geregelde huwelijksleven is vooronder- t steld in gezondheid van maatschappij en 3 staat.» 8 c Tuberculose teweeggebracht van uit de ' normale huid. t Fraenkel smeerde een kleine hoeveelheid van ^ een tuberkelbacillencultuur (glycerine-bloed- r serum) op de buikhuid van 22 Guineesche c
biggetjes. Hij deed dit bij sommige dieren, een half uur nadat de huid was geschoren, bij anderen 24 uur later, en zag, dat alle na 2* tot 10 maanden aan tuberculose van één of meer der inwendige organen bezweken; de meeste stierven in de 6de èi 7de maand. In één geval, waarbij een zoodanig verzwakte (te lang achtereen buiten het dierlijk lichaam gekweekte) cultuur werd aangewend, dat ook een onderhuidsche injectie ervan weinig schaadde, ontstond geen tuberculose der inwendige organen. Het microscopisch onderzoek van dieren die 4, 8, 24 en 48 uur na de insmering gedood werden, toonde aan, dat de infectie voortschreed langs de haarwortels en smeerklieren naar de , lymphbanen van het onderhuidsche celweefsel om van daar uil de Inwendige organen te bereiken en aan te tasten. (N. T. v. G.) Lecitliluc. Over dit voederbestanddeel doet Adolf Mayer, onze vroegere landgenoot, eenige mededeelingen iu de Deutsche Landwirtschaflliche Presse. Aan die mededeelingen ontleent de Veldbode ' het volgende: Bij de wetenschappelijke voeding der dieren houdt men altijd rekening met water, asch, eiwitstoffen, zetmeelachtige stoffen en vet. Wie zoo handelen, plaatsen zich op een verouderd standpunt. De eiwitstoffen schijnen niet de eenige stikstofhoudende voedende verbindingen te zijn en daarom wil A. Mayer de aandacht op een dier stoffen, de lecithine, vestigen. Deze merkwaardige verbinding gelijkt oppervlakkig beschouwd veel op een vet en wordt er vaak mede verward. Knop, die ze ook in erwten vond, beschreef ze als een «phosphorhoudend 1 vet”. Men kan ze moeilijk bij een der hooft- ' groepen van organische verbindingen inlijven. In scheikundigen zin is zij een vet, maar zij is tegelijk sterk phosphorzuurhoudend en behoort als zoodanig onder de aschbestanddeelen. Het is echter ook een stikstofverbinding en als zoodanig een amide. In ieder geval schijnt de lecithine een voedende werking uit te oefenen, die voor de , praetijk van beteekenis kan zijn. Proeven daaromtrent zijn vooral door den physioloog Bunge en zijn leerlingen genomen. Zij vonden lecithine, die in het dierlijk lichaam vooral in zenuw-zelfstandigheid en dus ook in de hersenen aanwezig is, in de melk van verschillende zoogdieren. Uit de melk gaat zij, als zijnde een op vet gelijkende verbinding, in de boter , over. En het bleek, dat bij den mensch en vele zoogdieren de hoeveelheid lecithine in de \ melk grooter is, naarmate de hersenen van ( het kind en de jongen meer wegen. Men vergelijke de getallen in de volgende , kleine tabel: , bij den bij ’t kalf jongen hond bij ’t kind Het hersengewicht be- 1 1 1 draagt, vergeleken met — — lichaamsgewicht: 370 30 7 Lecithine-gehalte der melk uitgedrukt in procenten 1.4 2.11 3.5 , van het eiwitgehalte der melk: J Geven deze cijfers niet te denken ? Ontbreekt de lecithine in de voeding van 1 ' I
het kind of het jonge dier, of bevat’t voedsel er weinig van, dan moet het zenuwstelsel en dus ook de gezondheid er onder lijden. Dit is zeker een der redenen van het feit, dat geen enkel voeder de moedermelk kan vervangen, althans wanneer dit niet uit melk van lager lecithine gehalte dan de moedermelk bereid is. De zaden der peulvruchten zijn bijzonder rijk aan lecithine (1 a 2 pCt.), veel minder bevatten de graankorrels en de voederkoeken, terwijl die zaden er weder wat rijker aan zijn. De aandacht der wetenschap moge op de lecithine gevestigd blijven.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327084:mpeg21:p00001
Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOK Dr. A. I1ALBERSTADT. 25 Zacht voortkabbelend en ruischend zocht de beek haar weg over de schelpen, de laurier vouwde haar schaduwrijk loof tot een grot, hier en daar een zonnestraal door de takken latende gaan, en duizenden fijne geluiden van zwermen bonte iDsekteu, die om halm en bloemen gonsden, smolten er samen tot een harmonisch geheel, als speelde de lentewind door de snaren van Apollo’s harp. De jonge Legaat stond als aan den grond vastgenageld. Een onverklaarbaar, nooit gekend gevoel maakte zicli van hem meester, en deed een oogenblik zijn hart stiLtaan, terwijl teistond daarop het bloed hem naar het hoofd steeg. Zijn oogen schoten vuur, en hij trachtte door het gewaad heen te dringen, dat hem de schoonheid der ledematen meer verried dan verborg. Hoeveel schooner waren die volwassen, rijke vormen, dan het kinderlijke, zwakke lichaam van Aricidia Tertulla, zijn eerste gade, die hem in zijn jeugd tot vrouw was gegeven en na korten tijd gestorven was? Wat gevoelde hij voor de koele, strenge schoonheid van Maicia Furnilla, de trotsche dochter van een senatorenfamilie, die in Rome misschien niet eens aan haar gemaal dacht. Zelfs na de geboorte van een dochter had er t usschen hen beiden geen toenadering plaats gevonden. En de Sirenen in Rome? Als een der vrienden van Britannicus aan bet hof opgevoed, had Titus weldra met zijn gezond verstand den waren aard der Romeinsche schoonen doorgrond en reeds spoedig
afkeer gekregen van al het tooneelschoon, geborgd of gekocht vau de handelaren in blanketsel en zalven. Voorzichtig boog hij een dunnen boom weg, stelde zich naast de slaapster en boog zich over haar gelaat, zoodat zij zijn adem op haar wangen bemerkte. Toen glimlachte zij nog verleidelijker en op den melodieuzen toon van de taal haars volks lispelde zij uit het Bruidslied der rozen van de kinderen van Korach: «Gij zijt de schoonste onder de kinderen der menseben, lieflijk zijn uw lippen, daarom zegent GoJ u in eeuwigheid.” En nog zachler, bijna als met een enkelen ademtocht voegde zij daaraan de eerste woorden van bet Hooglied toe. »Hij kusse mij met den kus van zijn mond; want uwe liefde is lieflijker dan wijn.” Titus verstond de beteekenis der woorden niet, maar de zoete melodie betooverde hem. Zijn hartstocht ontgloeide, hij boog zich over haar heen en kuste baar. Zij weerde hem niet af, maar duldde dat hij met bevende handen haar gelaat tegen zijn boezem drukte. Daarop ontwaakte zij, gaf een gil en staarde hem vol verbazing in de oogen; sprong op als was zij razend geworden en stiet hem zoo driftig weg, dat hij op den grond viel. Even spoedig was hij echter weer op de been en sloeg hij zijn krachtige armen om haar heen, terwijl zij deed, alsof zij wilde vluchten. »Ik houd u vast, schoone,” riep hij zegevierend uit. ïMet uw schip zijt gij mij ontgaan, dat gebeurt mij niet weer.” Hij wilde haar nogmaals kussen, maar kwam er niet toe; want dezelfde vrouw, die hem eerst in haar slaap tot zich had gelokt, hem daarop als in woede ontstoken van zich afgestooten had, had zieh nu kalm en onbewegelijk in zijn armen geworpen en staarde hem met geopende oogen zoo spookachtig, gevoelloos aan, dat het hem zeer onaangenaam stemde. Wenschte zij dat hij haar vrij liet? «Waarom kust gij mij niet?” vroeg zij hem op strengen toon. »Gij bemerkt toch wel, dat ik het
u niet meer belet, nadat ik u goed heb gezien.” »Wat beteekent dat?” vroeg hij verbaasd, Zij liet een spottenden lach hooren, streek langzaam het verwarde haar van haar blank voorhoofd weg en sprak binnensmonds: sik zie dat gij een Romein zijt. Waarom zou een Romein niet een weerlooze vrouw overvallen? Waarom zon een Romein zijn buitengewone begeerlijkheid bedwingen naar alles, wat hij aantrekkelijk vindt. Wij andere menscheD, zijn lagere wezens, zonder eigen wil, met wie gij naar willekeur kunt handelen.” Haar spotternij beleedigde hem, »En wanneer ik dat na deed,” riep hij weder nader op haar toegaande. Maar zij ging toen rechtop staan en zag hem van top tot teen aan. «Zijt gij een vrij man F” vroeg zij. «Een vrij man?” herhaalde hij verbaasd. sSlechts een vrijgeboren man mag een vrijgeboren vrouw aanraken,” gaf zij met scherp geluid te kennen. »Een Romein is een vrij man!” »Een Romein,” sprak zij lachend. «Zeker, gij beschouwt uzelf als de heeren der wereld. En toch is er een man in Rome, voor wien gij hoogmoedigen allen in bet stof kruipt.” Een minachtende glimlach vloog om zijn mond: «De Keizer?” vroeg hij en trok daarbij zijn schouders op. «Ja, de Keizer. Dien Romein alleen vind ik vrij. De Keizer is het waarlijk. Zijt gij de Keizer?” «En indien ik het ware?” «Dat gij dit vraagt, bewijst dat gij het niet zijt! De Keizer zou niet eerst gevraagd hebben.” Met blijkbare onverschilligheid keerde zij zich van hem af en stelde zij zieh tegen den laurierboom recht voor zich nitziende. Maar geen verandering, die in zijn gelaat plaats greep, ontging haar. Zij zag hoe hij er door getroffen werd, dat op Jienzelfden dag reeds voor de tweede maal de gedachte aan het Keizerschap bij hem opgewekt werd. Zij
i mb—i—r ’ merkte ook op hoe zijn door den toon harer woorden beleedigde trotschheid een moeielijken strijd voerde ; met den opwellenden hartstocht, die hem zoo - plotseling had aangegrepen en tot haar aantrok, t Toch scheen de hoogmoed sterker dan de wellust, i want hij deed onwillekeurig een stap achteruit, i Dat bemerkte Bereniee, die wel begreep, dat zij I haar spel verloren had, wanneer hij wegging; en daarom trok zij zieh nog verder van hem terug. : «Ga weg!” riep zij hem wreed toe en wees hem . met nitgestrekte hand naar den weg, waarlangs tiij gekomen was. De toorn over hare geringschatting : overweldigde hem; onverwachts stond hij weer i naast haar en zeide knarsetandend: . «En wanneer ik niet wegga. Indien ik u eens dwong om mij te geven, wat zooals gij zegt, slechts den Caesar toekomt; indien iemand, hoewel geen Caesar, u daartoe dwingt?” Zijn oogen waren vol i vuur op haar gericht. Zij wendde de hare niet v«n hem af. Hij was waarlijk schoon in zijn hartstochtelijkheid; hij hield zijn armen gereed om | zieh op haar te werpen, maar zij ontweek hem en i trok zich terug tot aan den rand der beek. «Gelooft gij niet, dat men daar beneden in die diepte kalmte en vreedzame rust kan vinden?” : sprak zij bedaard. i Hij bleef onbewegelijk staan: «Gij wildet?” «Is de bron niet reiner dan de handen van een . onvrije? Is die daar niet vrij P Een vrijgeboren ’ kind van het gebergte P Eerst zeer diep in het dal mengt zij haar wateren met die van een atidere, ! onderwerpt zij zich aan den wil van een ander! Ik heb het u reeds gezegd. Slechts de hand van i een vrijgeborene mag een Koningin aanraken.” i Titus keek baar ongeloovig aan. «Een Koningin!” , «Gij geloof mij niet,” viel zij hem in de rede. j Hoe zoudt ge dat ook kunnen doen? Als Romein - leerdet gij slechts Koningen kennen, wanneer zij : opgesmukt en opgetooid zich voor Rome kwamen I vernederen! Een Koningin, die alleen zonder
en gevolg en zonder het wapengeknetter harer mande schappen door het gebergte zwerft, kunt gij n niet 00 voorstellen. Weet echter dat de Koninginnen der ik. Judaeën niet zoo zijn als de anderen. Zij zijn er st, niet op uit om terwille van uiterlijke voordeelen it. de heidenen te vleien.” zij »En Drusilla, de zuster van Agrippa, die Aziz en van Emesa verliet om den Romeinschen Stadhouder ig. Felix te huwen?” im «Daar was liefde in het spel?” gs «Heb gij mij dan ook lief!” ng Hij sprak die woorden lachende nit, maar toch :er was zijn hartstocht in den toon, waarmee die woorden uitgesproken werden, merkbaar. Bereniee ns zag hem uit de hoogte aan. its »U liefhebben? Een Bereniee u liefhebben?” en Zij zag hoe zij hem door deze woorden deed schrik01 ken. Zijn gelaat nam een geheel andere plooi aan. iet «Gij, gij zijt Bereniee?” Zij wenkte slechts toeijn stemmend. im «En gij de vrouw, die ik op het zeilschip zag. en die ik zocht?” «Dan waart gij de Romein, dien ik met mijn lie broeder Agrippa op den strandweg zag rijden ?” ?” vroeg zij bedaard op hare beurt. Nogmaals kwetste hem de toon. Zijn eigenliefde P” verhief hem echter daarboven, en «Titus! Titus?” vroeg zij met geveinsde been vreemding. «Wie is Titus?’’ lal «Hij beet zich op de lippen. «Titus is de zoon re, van Flavius Vespasianus,” sprak hij. »Mijn3 vaders r! naam zult ge wel reeds kennen.” an Zij bleet haar houding handhaven en keek hem nadenkend aan. Vespasianus... ja, zeker, dat is 1” de door Nero gezonden veldheer, die Jeruzalem wil le. innemen.” ‘in «Innemen zal.” zij «Zoo? zal innemen?” en er (Wordt vervolgd )
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327084:mpeg21:p00001
IletKoode Itruis. Het Fransche Roode Kruis heeft van een ongenoemde een landgoed ten geschenke gekregen ter waarde van 4 miilioen frcs., bestaande uit een park van 80 H. A,, een gebouw van 120 kamers en 5 villa’s. Het zal worden ingericht tot herstellingsoord van zieke en gewonde officieren. De schenker heeft nog 100,000 frcs. gegeven voor inrichting. Naar Marokko stuurt Het Roode Kruis een ambulance van 100 bedden, met 8 verplegers en 10 verpleegsters. Dr. Henri de Rotschild is met twee collega’s en twee zusters naar Tanger gegaan om daar een ambulance te organiseeren. Iiiichtscliepei!' Ook in Engeland, evenals in Frankrijk en Duitschland, blijft men voortdurend proeven nemen over den bouw van luchtschepen voor militaire doeleinden. Zoo wordt thans in de afgelegen en moeilijk toegankelijke vallei van Glen Tilt in Schotland door een heele reeks officieren en manschappen, onder oppertoezicht van den uitvinder Dunn, verder gewerkt aan de verbetering van het laatste model lucht?chip. Schildwachten, op korten afstand van jlkaar geplaatst, beletten ieder, die op het terrein niet te maken heeft, den toegang. Maar toch is het een journalist gelukt, ten rninste iets te zien. Volgens zijn mededeeiiDgen, gelijkt het nieuwe luchtschip veel op ;en reusachligen vlinder met uitgespreide vleugels. Het toestel, dat ongeveer 15 meter lang moet zijn, is van buitengewoon lichten jouw en kan slechts een persoon dragen. Tot lusverre heeft men zich er slechts toe bepaald iet toestel zich te laten verplaatsen over een afstand van ongeveer 100 M., uitsluitend met iet doel om na te gaan hoe de machine wei kt. Is men daarmede voldoende op de hoogte, dan wordt er een zwaarder schip gebouwd, dat eelfs kanonnen zal voeren. Do strijd om ’t Prinsesje. Nadat reeds Donderdagmiddag een vergadeing van den Saksischen ministerraad plaats lad, vergaderde de koning Zaterdag opnieuw net dit lichaam in zijn paleis. Ook de kamerïeer Von Criegern woonde de conferentie bij, lle Duitsche ambassade te Londen had in.usschen het huwelijk der gravin bevestigd. De koning verklaarde, dat hij signora Toselli iet tot dusver verleende jaargeld niet ontdekken wilde, ofschoon het haar van rechtswege niet toekomt.
; Omtrent prinses Pia Monica werd bepaald, dat ze zoo spoedig mogelijk naar Saksen ge) bracht moet worden. Men oordeelde het echter g beter, het prinsesje Diet dadelijk aan het hof , te laten komen, doch haar eerst ergens bij een ^ familie, welke de koning uit zal kiezen, onder te brengen. Mocht signora Toselli het kind - niet goedschiks geven, dan zal de hulp der j Italiaansche politie worden ingeroepen. Van Dresden wordt niemand naar Florence gestuurd. Over ’t algemeen is men van plan aan het . Saksische hof signora Toselli als een particulier persoon te behandelen, voor wie men niet de ) minste belangstelling koestert. De koning is . er, ondanks al het voorgevallene, echter op gesteld zijn ex-gemalin zoo kiesch mogelijk • te behandelen. Hij is zeer onder den indruk van den stand van zaken en betreurt het . optreden van de moeder zijner kinderen ten zeerste. Volgens de Daily Mail ontving Le Queux een aantal telegrammen van de hoven te Weenen en Dresden, waarin men hem vroeg naar ’t verblijf van ’t echtpaar Toselli en van 1 ’t prinsesje. Woensdagavond kwam iemand van het Sakj sische hof met vertrouwelijke instructies te I Londen en had aldaar een langdurige conferentie 3 met den romancier. T Vóór de echtscheiding was Le Queux een ’ persona grata aan ’t Saksische hof, zoodat hij zich thans in een pijnlijke situatie bevindt, j Hij en Toselli zijn de eenigen, die weten waar , ’t prir.cesje zich thans bevindt. Hij weigerde ", echter, ondanks al het aandringen van de zijde van ’t hof, zijn geheim prijs te geven. Gravin Montignoso had haar vriend voor haar vertrek reeds de noodige instructies gej geven en deze stelde dus uit haar naam voor, | een en ander met den Londenschen advocaat Morton te behandelen. De gezant verklaarde echter de zaak met Le Queux te moeten bespreken. De koning is van plan, te maken dat het gesloten huwelijk in Italië voor onwettig verklaard wordt. Sedert 14 dagen reeds wordt door een geheime politiemacht in Frankrijk, Italië in Oostenrijk ijverig naar ’t prinsesje gezocht. Na de conferentie zond Le Queux de gravin een cijfer-telegram. Hij kreeg uit een Fransche stad het volgende antwoord: sik verklaar, dat mijn man en ik vastbesloten zijn onze lieveling Monica niet aan den koning • at te staan, onverschillig met welke dreigemeni ten of aanbiedingen hij voor den dag komt. Ge kunt dit, mijn antwoord, in de Daily Mail publiceeren. Louise.” Men veronderstelt, dat Le Queux nog een tweede telegram ontving, daar hij haastig naar , het continent vertrok en alle voorzorgsmaat, regelen nam om zijn reis geheim te houden. , Men zegt, dat signora Toselli heden met Pia Monica te Florence zal aankomen, waar ze een villa gehuurd heeft. Bij het vertrek uit Londen zei Toselli tot ■ Le Queux; Onze kleine Monica is in ons i bezit. Ik trotseer den koning. In geen geval i krijgt hij het kind. Het Duitsche recht geldt • in Italië niet en als de een of andere agent van den koning ons het kind ontstelen wil, zal hij er van lusten. De Daily Mail ontvangt uit Genua het bericht, dat alle Italiaansche meren door geheime agenten bewaakt worden en dat de Toselh’s van plan zijn met het kind naar Amerika te gaan.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327084:mpeg21:p00001
Heriu. Heijermans Sr. De N. R. Ct. schrijft naar aanleiding van het 60-jarig jubileum van den nestor der journalisten: Toen de heer Herm. Heijermans Sr. tien jaren geleden zijn gouden ambtsfeest aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant zou vieren, js een van zijn kameraden enkele dagen te voren naar zijn huis ges'apt en heeft, niet geheel zonder moeite, vaD hem gedaan gekregen, dat hij met het verhaal van wat ambtservaringen, door den ondervrager voor een feuilleton te gebruiken, hun die het lezen zouden, een oogenbhk het besef zou geven van wat het beteekent, een halve eeuw lang als dagbladschrijver aan het openbare leven te hebben deelgenomen. Die vijftigjarige werkzaamheid leek ons, en zeker allen die er van lazen, toen iets gansch ongewoons en bijzonders. Doch zie, de »kloeke grijsaard” van 1897 heeft kans gezien, nog tien jaren aan de vijftig toe te voegen en zoo zal hij thans de gelukwenschen ontvangen van commissarissen, van directie en hoofdredactie, van zijn collega’s en allen, die verder aan de courant verbonden zijn, en voorts van wie daarbuiten belangstellen in hem, in zijn at beid, in iets zoo buitengemeens als een zestigjarig ambtsfeest. Niemand onzer heeft nu beproefd, Heijermans nogmaals over het verleden aan de praat te krijgen. Het essentieele de grondige wijziging, verbetering, door de dagbladpers in die halve eeuw ondergaan, heeft hij indertijd verhaald, Nieuwe ervaringen, het navertellen waard kan de journalist Heijermans in de laatste tien jaren er niet vele meer hebben gehad. In zijn persoonlijk, zijn huiselijk leven heeft een groote, droeve verandering plaats gehad, op welke het onbescheiden zou -zijsi, hier anders dan met een enkel deelnemend woord te zinspelen. Maar overigens is het bijzondere van den jubilaris, het verwonderlijke voor wie om hem stonden, juist dit geweest, dat op onzen medewerker bij het naderen en bij het voorbijgaan van den tachtigjarigen leeftijd, de ouderdom zóó weinig vat heeft gehad. Verrassend voorbeeld van lichaams- en geestkracht, is Heijermans aan ons blad verbonden gebleven, tot vervulling van zijn oude taak nog herhaaldelijk bereid, bij zijn bezoeken aan het bureau met onverflauwde belangstelling deelend in bet lief en leed der courant, vol gretige aandacht voor wat er op een redactiebureau echoot van het leven buiten. Naar vergaderingen van den Gemeenteraad, naar die der Kamer van Koophandel, nu en dan naar andere bijeenkomsten is hij blijven gaan: — hij had het immers zóó lang gedaan I... Ook een enkele naar een feest: onlangs, toen de Holland-Amerika-lijn de journalisten der Vredesconferentie zoo voortreffelijk ontvirg en onze nestor, op een troost uit bevalligen mond, in uitnemend Fransch onmiddellijk wist te antwoorden met fijn vernuft. Veel heeft Herman Heijermans gedaan voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Zal hem thans, niet voor het eerst de dankbare verzekering worden gegeven, dat zijne diensten worden erkend, onze lezers zullen begrijpen, dat wij er prijs op stellen, het ook hier uit te spreken. Wat daar nog aan toe te voegen? Dat wij den twee-en-tachtig jarige, met zijn prachtige
gezondheid, zijn heerlijke opgewektheid van geest, te midden zijner begaafde kinderen, onder wie er zijn, op wier verdiensten hij het recht heeft zeer trotsch te zijn, een gelukkigen levensavond hartelijk toewenschen? Dat wij j allen, sedert korter of langer tijd gewoon in . hem den deken van ons personeel te eeren, innig deelen in zijn feest en met eerbied hem zullen blijven gedenken? Is het noodig dit laatste te zeggen? De naam van Herm. Heijermans Sr. zal in de Nederlandsche journalis' tiek blijven leven als van iemand, die, zeldzaam levenskrachtig, haar gediend heeft met al zijn gaven — zestig jaren lang! i Het Staatsbestuur en de invloed van kerkelijke of wijsgeerige overtuigingen, i De Standaard — betoogend dat het Program , der Vrij-liberale partij een antiek stempel draagt, alsot de oude liberale partij uit de , 50er en 60er jaren weer uit haar graf is , opgestaan —» haalt voor haar meening o. a. , ten bewijze aan de uitdrukking van dat Program, , dat inrichting en werking van het Staatsbestuur onafhankelijk behooren te zijn niet alleen van kerkelijke leerstellingen — wat aannemelijk ware, zegt de Stand. — neen, maar van allen . invloed van kerkelijke leerstellingen, i Dwazer is dit — zegt het blad —- wel nooit i uitgedrukt. Ter adstructie daarvan schrijft zij het volgende. Vul het aan, en zeg, dat het Staatsbestuur ■ ook onafhankelijk moet zijn van allen invloed ■ van wijsgeerige stellingen en ge hebt ’t finis i Poloniae: er is geen principieele gedachte, er ■ is geen geordend denken in het Staatsbestuur i meer mogelijk. Het moet luk raak en bij geval 1 toegaan, en bij niets mag men tot de diepere denk- en levenswereld doordringen. Zeg, dat het Staatsbestuur niet rechtstreeks gebonden mag zijn aan de leerstellingen van Kant of Hegel, van Schopenhauer of Maix, en dat het noch in de considerans van een wet, noch in de considerans van een besluit 1 mag heeten : »Overwegende dat Kant, of overwegende dat Marx heelt uitgemaakt, dat dit of dat zoo is”, en ge spreekt gezonde taal, waarin ieder u bij valt. Maar te zeggen, dat noch Kant. noch Hegel, noch Marx, of welk groot philosoof ook, eenigen invloed, hoe gering ook, mag oefenen op het Staatsbestuur, is pure onzin. Ieder Vorst, ieder Minister, * ieder Kamerlid, ieder hooggeplaatst ambtenaar is of zelf philosoof, öf laat zich leiden door : de gedachtenwereld van deze of gene wijs- ' geerige school, en het is de ongerijmdheid 1 zelve te willen zeggen, dat een Vorst, een Minister, een Kamerlid of wie ook , die in Staatszaken optreedt, bij zijn indenken van de te nemen maatregelen, zijn overtuiging zoo hermetisch van zijn wijsgeerige gedachten- ( wereld moet isoleeren; dat alle invloed van * wijsgeerige leerstelsels wordt buitengesloten. En juist zoo nu staat het met het zeggen, r dat «alle invloed van kerkelijke leerstellingen” c moet worden gehouden buiten het Staatsbe- * stuur. Al wie lid van een Kerk is, niet maar nominaal, of uit sleur, maar meenens i en oprecht, belijdt waarheden, overtuigingen, die door zijn Kerk verdedigd en geformuleerd c zijn. Zeg nu, ook deze leerstellingen kunnen niet e rechtstreeks als autoriteit in de wetgeving gelden, en dat men alzoo in geen wet of be- t sluit schrijven kan: «Overwegende, dat de apostolische geloofbelijdenis zegt: enz.», en r ■wa—■■ —■jwb——m—b——aa^—— K
wederom zal een ieder ’t met u eens zijn. De Kerk stelt aan den Staat de wet niet. Maar heel iets anders is het, allen invloed aan deze leerstellingen bij het Staatsbestuur te betwisten. Men kan, geroepen om zaken van Staat te behandelen, zijn Christelijk geloof niet op zij zetten. Het geloof beheerscht de overtuiging. De vrij-liberalen die dit niet dulden willen, zouden derhalve, om alleen invloed vau kerkelijke leerstellingen uit het Staatsbestuur te bannen, de stelling moeten opzetten, dat niemand Vorst, Minister of Kamerlid kan zijn, tenzij hij vooraf onder eede verklaarde door geen kerkelijke leerstelling in zijn overtuiging geleid of gebonden te worden. Civil disability alzoo voor ieder Christen! Immers zelfs voor den keizer gaat wat we zeggen door.
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327084:mpeg21:p00001