"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327094:mpeg21:p00001
Iersche industrie. v Het Duitsche industrieele orgaan Slahl und r Eisen besprak onlangs de mogelijkheid van de r herleving van lerland’s vroegere voorspoedige c ijzerindustrie, die opzettelijk door de Engelschen f werd onderdrukt, uit vrees voor economische | concurrentie. Steenkool en ijzererts wordt in 1 verschillende deelen van het Smaragd eiland c overvloedig gevonden, vooral de kleiachtige ■> ijzersteen. ’ Nabij Ariqua, in Roscommon, is een heuvel, ) die Furnace Inll wordt genoemd. Daar zijn de i ovei blljfselen van een smehtornuis uit de achttiende eeuw nog te zien. Het had een vierhoekige kamer, was 17 voet hoog en 3 breed. De ijzererts, daar gesmolten, werd vermoedelijk gehaald uit den 900 voet hoogen berg Stievean-Ieiin (Ijzerberg), aan de oevers van Longh Allen. Het ijzer werd in het naburige dorp in staven gesmeed. De klei-ijzersteen wordt hier zooveel gevonden, dat er in vele plaatsen muren van gebouwd worden. In het graafschap Cavan is een dorp Swanlibar geheeten, hetwelk zijn naam ontving van drie mijnwerkers, Swan, Ling en Bar, die in de zezentiende eeuw ijzerwerken stichtten. Steenkolen wordt in Ariqua nog tot een hoeveelheid van 12,000 ton in het voorjaar uit den grond gehaald. Maar de ijzerindustrie bestaat sedert 1836 niet meer. Van 1818 totdatjair waren daarbij gemiddeld 200 arbeiders werkzaam. Als bewijs daarvan wordt nog een rail, met een rad daarop loopend, bewaard. De ijzerwerken van Ariqua en het naburige plaatsje Creevelea zijn zeer oud. Zij bestonden reeds in 1641, toen zij door opstandelingen verwoest werden. In de achttiende eeuw werden zij hersteld, maar wegens gebrek aan brandhout vervielen zij weer in den vorigen staat. In het jaar 1788, 25 jaren nadat het laatste houtskoolfornuis in Ierland wegens houtgebrek gesloopt vverd, probeerden drie broeders O'Reilly in hetzelfde district, ijzer met steenkool te smelten. De eerste proenemingen mislukten, schoon er steenkool genoeg was. In hetzelfde jaar werd le Drumshambo met meer succes gepoogd, ijzer met cokes te smelten. Dit ijzer stond goed aangeschreven en het kon tegen het beste Engelsche ijzer c^ncurreeren. De Creevelea 'ijzerwerken werden in 1823 door een Engelsche campagne met een kapitaal van =g 50,000 heropend in den tijd van groote vraag naar ijzer. Zij omvatten drie smeltfornuizen, een cokesfornuis, erts- en steen-
rolmijnen en hadden 200 man in dienst. 1 e drie fornuizen leverden 30 ton ijzer in 24 -en op, waarvoor 80 tonnen erts en 40 tonsn steenkool verbruikt werden. De steenooi moest echter 7 è, 8 mijlen ver met waens aangevoerd worden en het ijzer bijna 0 mijlen langs den weg naar Higo, voor ansport naar Glasgow, waar het lang een osden aftrek vond. Dit vervoer werd echter iet de verlaging der ruwe ij zerp rij zen te duur oodat de campagne, na een verlies van £ 47,000, de werken moest sluiten. In 1896 werd getracht ze te heropenen, waarvoor jg 17,000 werd aangewend, maar oor gebrek aan spoorweglijnen kon daarmede iet voortgegaan worden. Tot zoover nStahl und Eisen”. »Sinn Fein” het blad van de nieuwe Iersche artij voegt daar de volgende opmerkingen an toe: »Dit zal waarschijnlijk de aandacht der roote Duitsche ijzermeesters op Ierland vesigen en op het feit, dat in het district, hetwelk Leitrim en deelen van Cavan en Roscoinnon omvat, een ijzerbed van ontzaglijken ijkdom en de hoogste kwaliteit ligt, dat slechts oor ervaren mannen met voldoende kapitaal ;eëxploiteerd behoeft te worden, en waarschijnijk tot een Duitsche onderneming zal leiden, ndien het ónmogelijk is. dit gebied door Iersch if Iersch-Amerikaansch kapitaal te exploiteeren uilen wij de onderneming van Duitschers velkom heeten en wij bevelen de graafschaps ■aden van Leitrim, Cavan en Roscommon aan, net de voornaamste zakenmenschen te overwegen, hoe men Duitschers kan bewegen tot ontwikkeling der ijzervelden, de werkelijke goudmijnen, die rondom hen liggen en welker jxploitatie het noordwesten van Ierland tot jen groot industrieel centrum zou maken. Wanneer zoo’n gebied van rijkdom bestond n Duitschland, Amerika of Engeland, dan zou Leitrim een graafschap van fabriekssteden zijn iie een tienmaal talrijker bevolking onderhielden. Engeland zal Ierland met de bewerking der steenkoolvelden niet helpen, tegen zichzelf le concurreeren, maar Duitschland en Amerika zijn beiden hoogehjk geïnteresseerd bij de ijzerproductie, en wanneer het volk van bedoelde graafschappen, in plaats van naar het parlement voor redding uit te zieD, eens naging wat zij het Duitsche en Amerikaansche kapitaal voor exploitatie kunnen aanbieden, dan zal vee! gedaan kunnen worden om in dat gebied een industrie levendig en Ierland betrekkelijk voorspoedig te maken”. De overstrooming in Zuiil-Frankrijk. De watersnood, waardoor Zuid-Frankrijk opnieuw getroffen is, schijnt niet veel minder te zijn dan een herhaling van dan voorgaande. Spoorwegdijken zijn weggeslagen en bruggen vernield. Te Pouzin verdronken zeven menschen. In het dal van Evrieux staat alles onder water; de dorpen zijn van de buitenwereld afgesloten, doordat de wegen zijn weggespoeld. In de departementen Gard en Herault heeft het hooge water het verwoestingswerk van September voorgezet. De toestand is daar erger dan men aanvankelijk meende. De Rhöne steeg daar in één nacht drie meter en de was gaat nog steeds door. Bij Avignon is een afdeeling genisten bezig met het opvisschen van huisraad, dat op den stroom aandrijft. Een andere afdeeling tracht de peilers van
Ie brug zooveel mogelijk vrij te houden, omdat n aij opeenhooping van voorwerpen een instorting d gevreesd wordt. n Te St Ambroin is een man in den stroom 2 gestort en verdronken. £ Op verschillende plaatsen rondom Montpellier wordt gebrek geleden, omdat de voorraden levensmiddellen, wegens het verbreken der ® communicatie, niet kunnen worden aangevuld. ^ Militairen zijn nu doende de menschen uit hun benarde positie te redden. Te Cette werd de nood nog verscherpt, doordat het gisteren hevig begon te stormen, Een Italiaansche boot strandde. De bemanning ^ werd gered. Muren werden omgerukt en een restaurant kreeg groote schade. Ook te Perpig- T nan woedde de storm. • Te Fontdepedrouse raakte een rotsblok los 1 en stortte op een rijtuig. Een man werd ge- * dood. ( Te Millau is de Tarn zeven meter gestegen. { — ■ i ISoosevelt nnd hein Endc. | Op uitnoodiging van een katoenplanter, ( majoor Lee Richardson, zal de president , eerstdaags bij hem komen katoenplukken. Niet voor de grap maar in ernst. Roosevelt is er op gesteld, er een tien-urigen werkdag van te maken. Hij zal daarbij trachten het niet al te zeer af te leggen tegen enkelen der bekwaamste neger-plukkers, die met Roosevelt mee het veld in worden gestuurd. Door deze en dergelijke verhaaltjes in de couranten blijft de president voor het voetlicht. De een noemt zulke dingen toch maar kranig, de ander vindt het aanstellerij en ergert zich; een derde mompelt, glimlachend: »wat een slimme barnum”. Maar iedereen denkt en praat, weer even over Teddy. Met dat al stelt de president zich door zijn op reclamesucces berekend optreden bloot aan aller lei goedaardige of ook wel hatelijke spotternijen. Een der pas-verschenen Amerikaansche tijdschriften bevat de volgende anecdote, door senator Knox in Pniladelphia aan een diner verteld: Een deputatie uit Kansas bezocht kortgeleden presidert Roosevelt op diens buitenverblijf aan Oyster Bay. Zij vonden den grooten man in hemdsmouwen zonder boord en met zijn zakdoek zich het gelaat afwisschend. » Wel heeren” — zuchtte hij—»het is mij aangenaam, hoogst aangenaam. Maar ik heb het op ’t oogenblik razend druk; want wij zijn aan het wegbergen van ons hooi. Komt u mee naar de schuur dan kunnen wij praten, terwijl ik werk.” En de heeren moesten mee naar de schuur. Roosevelt, drukdoende, liep voorop, trad de schuur binnen en greep een hooivork; maar, duivels, er was geen hooi. »John!” schreeuwde de president woest. sJohnl vaar is het hooi?” En er verscheen in de luikopening van den hooizolder een grinnekende negerkop, die deze woorden liet hooren. Nog geen tijd gehad baas, om ’t hooi dat u gisteren hebt opgestoken, weer naar beneden te gooien. U hadt mij niet laten zeggen, dat er vandaag weer van die heeren kwamen kijken 1” De President zei toen een leelijk woord. Een brutale roof in de Vereenigde Staten. Op het gebied van diefstal en roof worden er in de laatste jaren stoute stukjes uitgehaald,
raar het schijnt dat Amerika toch nog immer i e overhand heeft, wellicht niet wat het aantal, i laar wel wat den aard der rooverijen betreft. I ,oo hebben Zondag een viertal gemaskerde { aannen een inval gedaan in de plaatselijke ' ank van Seddon in Alabama en ze maakten i ich ongestoord meester van alles wat niet agel- en spijkervast was en de moeite van ■ leenemen loonde. Bij hun vertrek werden e brutale dieven ontdekt door eenige burgers, ie zich van zulk een schanddaad op Zondag erst geen voorstelling konden maken, maar a eenigszins van de verbouwereerdheid beomen te zijn, besloten ze de kerels achterna e zetten en de daad bij het woord voegden, ioo begon er dan een de Zondagsrust en londagskalmte te Seddon verstorende wilde acht, maar de roovers hadden hun wapens n hun voordeel, waarmee ze de jagers op ien behoorlijken afstand wisten te houden. )m er den schrik in te houden schoten de landieten den sherif dood. Onder de algemeene lerwarring bereikten ze ongestoord en onverlet ïun rijtuig, legden de zweep over de paarden >n ontkwamen met een bedrag van vijfhonderdiuizend dollars. Het tweede Thaw-proces. De nieuwe behandeling van de zaak-Thaw, n verband met den moord op den architect Stanford White, is door rechter Dowling vastgesteld op den tweeden Dec. Alle pogingen van Thaw’s nieuwen advocaat, mr. Littleton, om de zaak vroeger aan de orde te doen komen, zijn tevergeefs geweest. De advocaat betoogde, dat het een schromelijke onrechtvaardigheid was om den beschuldigde nog langer gevangen te houden en hij drong aan op behandeling der zaak in het begin van de volgende maand, maar de heer Jerome, de district attorr.ey, die opnieuw het openbaar ministerie vertegenwoordigt, antwoordde, dat er zooveel zaken op afdoening wachten, dat hot ónmogelijk is de behandeling te vervroegen. Liiiclitscheep vaart. Graaf Zeppelin, die druk bezig is met den bouw van zijn nieuw luchtschip en daardoor voor andere bezigheden natuurlijk weinig tijd overhoudt, heeft de volgende verstandige proclamatie uitgevaardigd: »Ik zou tegen de taak, die de ontwikkeling der luchtscheepvaart mij stelt, nog minder opgewassen zijn dan nu reeds het geval i°, wanneer ik tijd en kracht ook nog aan andere dingen moest besteden. Tot mijn groot leedwezen ben ik daarom in het vervolg niet meer in staat aan de eischen van het gezellig verkeer te voldoen, bezoeken te ontvangen en te beantwoorden, mijn deel neming bij vreugde en leed te betuigen, op zulke bewijzen van deelneming te antwoorden, voorstellen en plannen te beoordeelen, wenschen van allerlie aard aan te hooren, voordrachten te houden in de couranten te schrijven, enz». In de werkplaatsen van den graaf is men begonnen met het demonteeren van den ouden ballon, en het ineenzetten van den nieuwen, no. 4. Het succes van het stijve luchtschip van graaf Zeppelin heeft naar het schijnt de Fransche constructeurs nog niet van de superioriteit van dit model overtuigd. Ingenieur Juliot toch, die Lebaudy behulpzaam is bij den bouw van de Patrie, heeft in een interview verklaard, dat de Fransche regeering plan heeft, een geheele flotille van luchtschepen te bouwen
laar het model van de Patrie, die men voor nilitaire verkenning zeer geschikt acht. Deze uchtschepen, die in het komende voorjaar gereed zullen komen, worden als volgt over Ie garnizoenen verdeeld: de Democratie gaat laar Belfort, de Liberlé naar Epinal, de Vérité naar Besancon, de Justice naar Lyon, ie République naar Toul, en de vergroote Patrie raar Verdun. In 1909 begint men dan met den aanbouw van een tweede serie. Blinde kinderen. Eene Cynthia Westover Alden schrijft in de Medical Record over kleine blinde kinderen. Als dagbladscbrijfster had zij kennis gemaakt met al de ellende, waaraan kleine blinde kinderen zijn blootgesteld. Alleen boven de 8 jaren wordt in den staat New-York voor hen gezorgd, beneden dien leeftijd moeten zij of tehuis blijven of zij worden opgenomen in een inrichting voor zwakzinnigen. Uit gebrek aan bezigheid of afleiding hebben vele van die stumpers de gewoonte om met hunne vingers in de oogen te boren, wat hun den indruk schijnt te geven van licht, evenals bij goed zienden bij een slag ot sterke drukking op het oog een lichtindruk ontslaat. Met behulp van vermogende vrienden heelt zij nu te Brooklyn een tehuis voor kleine blinde kinderen geopend. Om het geld. De Duitsche jonge dame, van wie gemeld is, dat zij haren aanstaande van kant heeft geholpen, heet Greta Beier en is een dochter des burgemeesters van de Saksische gemeente Brand. Haar verloofde was de mgemeur Pressler, van Chemnitz. Men vond Pressler den 14den Mei 11. dood in zijne woning. Het was kort vóór zijn huwelijk. Een kogel was in zijn mond geschoten en tot in de hersenen doorgedrongen. De revolver lag naast het lijk. De politie dacht aan zelfmoord, maar de persoon, bij wien Pressler inwoonde, verzekerde dat deze geen revolver had. Er werd evenwel niet veel acht geslagen op die opmerking. In de papieren van den dooae vond men een testament, waarin Pressler zijne Greta tot algemeen erfgename benoemde. Onlangs stierf ook Greta’s vader en Greta werd voorloopig aangehouden, wegens vervalsching van papieren. Tijdens het onderzoek in deze zaak liet zij zich herhaaldelijk zonderling uit over den dood van haar verloofde, zoodat men begon te vermoeden, dat zij hem vermoord had. Men kreeg de zekerheid dat zij op den dag van zijn dood van Freiberg naar Chemnitz was gegaan om hem te bezoeken. Op schertsenden toon had zij tot hem gezegd, dat zij iets van de kermis had meegebracht, eene verrassing, maar hij moest zich laten blinddoeken en den mond openen, anders kreeg hij het niet. De verliefde sul stemde in alles toe, maar nauwelijks had hij den mond geopend, of de juffrouw schoot er in en Pressler was een lijk. De moordenares legde toen zelf een valsch testament tusschen de papieren van den ingenieur en nam ook een som van 1500 Mark mee, die zij in de kamer vond. Veelbelovend. Een zeventienjarig student, Marcel Laurent genaamd, die te Parijs bij zijn oom woonde, verkeerde in groote geldverlegenheid, en be-
sloot, op aanraden van eenige bekende oplichters, met wie hij in aanraking kwam tot de volgende truc. Toen de oom eenige dagen van huis was, liet Laurent een zijner nieuwe vrienden, gegrimeerd als grijsaard, bij ztch komen. Deze legde zich in het bed van den ouden man, waarop de student een notaris deed roepen. Oom voelde zich niet al te wel en wilde daarom neef-liel volmacht verschaften voor het opnemen der eftecten. ’t Zaakje liet zich niet in één avond afwikkelen, dus kwam de notaris nog eenige keeren terug. Steeds werd hij in de slaapkamer ontvangen, eindelijk waren de stukken in orde en kon Laurent de eftecten halen. Toen de oom spoedig daarna van zijn reis terugkeerde, ontmoette hij toevallig den directeur van de bank, waardoor de geheele geschiedenis aan ’t licht kwam. Neefdief werd gearresteerd en in den loop van ’t verhoor bekende hij de opgenomen eftecten, ten bedrage van 17000 francs, in een hoekje op zolder verborgen te hebben. KORTE BERICHTEN. In 25 jaar tijd, van 1876 tet 1900, hebben 6282 Belgen verlof gekregen om vreemde orden te dragen. Portugal deelde er het meeste uit: 661. Dan volgt Frankrijk met 580 en de H Stoel met 470. Engeland kende in dit kwart eeuw slechts 4 orden toe. (ff. v. A.) Perzië heeft in Frankrijk 56 batterijen geschut besteld, die in 1908 geleverd moeten zijn. De eerste batterij is in Frankrijk door een Perzische commissie beproefd. Er zijn twintig Perzische officieren te Parijs, die bij verschillende regimenten ingedeeld zullen worden. De Nulli Secundus, het luchtschip van het Engelsche leger, is door een stormvlaag vernield. Het is hedenochtend om 9 uur gebeurd in den tuin van het Crystal Palace, waar het luchtschip nog lag. Er is nog slechts een wiak van over. Gisteren is het Duitscbe militaire luchtschip weer boven Berlijn verschenen. Bijna drie uur lang zeilde het, een 250 M. hoog boven de huizenzee. Daarna keerde het naar zijn kwartier te Tegel turug.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327094:mpeg21:p00001
Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOK Dr. A. HALBERSTADT. 34 »Die zon ons allen laten ophangen, ophangen, ophangen 1” Hij viel weer achterover en scheen benauwd te droomen; want hij zuchtte en kreunde, sloeg met handen en voeten, en deed alsof hij zich den strop reeds door beulshanden voelde aantrekken. d Bij Jnpiter’s bliksem!” begon Fronto met luide stem te schreeuwen, toen hij op he't gelaat zijner gasten bemerkte dat men hem niet geloofde. »Wat ik u verteld heb, is waar. Salome, de dochter van Jacob Leviszoon den oliekoopman, den broeder van den man uft Gisehala zal ik u vertoonen, en om de kroon op het feest te zetten zal zij voor ons denzelfden dans uitvoeren, dien eens de dochter van Herodias om den kop van den dollen Essaëer danste.” jGij hebt blijkbaar veel studie gemaakt van de geschiedenis der Judaeën, waaide Fronto,” zeide ïetronius, de adjud. vau den Landvoogd, sarkastiseh. nWie weet of wij, wanneer wij het eens ernstig navorschten, uw geboorteplaats niet aan de Jordaan of in de bergen van Galilaea zouden vinden.” De vrijgelatene deed, alsof hij er niets van hoorde, maar Petronius zag zeer wel, dat hij schrikte en een hoogroode kleur op zijn gezicht kwam terwijl zijn handen van ingehouden drift beefden. »Uw wijn is zwaar, Aeternius” hield Rossius hem spottend voor. »De nicht van Johannes van Gischalal Uw fantasie vliegt te hoog! wij kunnen u niet volgen!”
»Hic Rhodus, bic salta! of ronduit gezegd, laat zien wat je kunt!” schreeuwde Sextus, die zieh uit den wijnpoel verhief en dansen wilde. Maar met zijn wankelenden voet gleed hij op een oranjeappelsehil uit en de officier viel, zoolang als hij was, tegen den drievoet, waarop het Arabische reukwerk brandde, dat over hem heen viel, zoodat de vonken in het rond vlogen en de verschrikte slaven toesnelden om te blusschen. »Laat hem liggen” brulde Askyltos, bijna barstende van lachen. »Hij ligt daar warm! Gij Fronto, kom met de Jueaëisohe schoone voor den dag!” ïWij zullen haar voor Rome en de goddelijke Venus trachten over te halen,” zeide Rosoius lachend. Fronto gaf den slavenopzichter een wenk, en dadelijk ging de achterwand van het vertrek open. Een troep lichtgekleede danseressen en zangeressen kwam binnen met Salome in het midden. Een Grieksche mantel was om haar hooge slanke gestalte geplooid, waardoor haar schoonheid in al haar volheid uitkwam. Algemeen was de bewondering bij baar binnentreden. Aeternius zag met trotscbheid in het rond, stond toen op en spoedde zich naar haar toe, terwijl hij met theatrale deftigheid een buiging voor haar maakte als voor een Koningin, »Duid het mij niet ten kwade,” sprak hij haar op vleienden toon toe, sdat ik het waagde u in uw eenzaamheid te storen. Maar de roep nwer aanvalligheid en schoonheid is reeds over den drempel van dit vertrek gekomen en heeft het hart mijner vrienden zoo vervuld, dat ik aan bun aandrang om u te aanschouwen geen tegenstand kan bieden.” Geen trek veranderde in het bleeke gelaat var het meisje. Zij deed als gingen die woorden haai niet aan, en zeer kalm zag zij den spreker aan met oogen, waaruit alle licht verdwenen scheen ti zijn; het waren doode oogen als die van eei marmeren beeld.
jWat wilt gij?” vroeg zij zonder eenigen nadruk, en haar lippen bewogen zich nauwelijks. De vrijgelatene lachte bij de gedachte dat zij in het eerst allen zoo waren, maar naderhand, o afschuwelijk! «Den dans van de dochter van Herodias?” vroeg hij nederig. rik heb nooit gedanst, maar wanneer gij het beveelt,” antwoordde zij. Aan een der zangeressen nam zij daarop een achtsnarige kinnor uit de hand en ontlokte er met de citerpen eenige ruisehende hartstochtelijke aecoorden aan. Terstond vielen de instrn menten der geoefende zangeressen in, totdat uit Salome’s mond in betooverende zachte melodie het volgende lied klonk: O, Helel, meisje, gij met uw oog, zoo heet als Juda’s zonlicht, riekend van geuren, stijgend omhoog, die in ons Zion heil sticht. Reeds staat Reïth vol in haar stralen, met stillen vaalbleeken krans, en wijl brandende starren om haar dwalen, snellen de nimfen ten dans. Van harp, van pauk, cimbaal, tamboerijn, klinken heerlijke zangen, worden bij nacht de tonen, zoo fijn, in ’t stille woud gevangen. O, voerd’ ik mijn vrienden met teedre hand, naar ’t oord van dit genoegen 1 Neem mij der parelen drukkenden band, mijn haar wil zich niet voegen. Mij sta de heerlijke dans nu vrij, de kleeren binden te stijf. Laat enkel de roos, de witte mij, die viel op ’t zilverblank lijl!
Mijn kracht schiet te kort; bedwelmd van lust j smeek ik u op mijn kniën, 1 och dat ik aan zijn boezem nu rust’, s wil kussen op kussen mij biên. 1 1 Reeds na de eerste woorden van het lied had t Salome het muziekinstrument weggeworpen en was 1 zij op een tapijt in het midden der ruimte gaan 2 staan. Zij danste echter niet, maar volgde met s eenige beweging de maat der melodie ; hoewel dit s reeds een zoo betooverenden indrnk op de mannen i uitoefende, dat zij hunne oogen niet van haar f konden afwenden. Zij lette op niemand dan op I Aeternius Fronto, en bij de gedachte, dat zij niet meer de kuische, trotsche, vaderlandslievende Salome ( van vroeger was, bekommerde zij zich niet om de ' verdere aanwezigen. Zij vond zich niet beter dan ’ haar gezelsehap van het oogenblik, in welks oogen g zij slechts wraakzucht las. In haar waren thans vreugde en smart, gloed en kalmte, liefde en haat i verdwenen. Slechts aan Flavius Sabinus dacht zij ] een oogenblik. Kon hij haar nog haten? Had hij 1 het ooit kunnen doen P In den verborgen schuilhoek van haar hart had zij hem wel een plaats gegeven, i maar ook die was ontwijd, geschandvlekt. Wereld en vaderland, eer en deugd, geloof en God waren voor Salome verloren. Zij was aan de marmeren beelden gelijk, die in de hoeken der zaal stonden. Telkens ontmoette zij den blik van Aeternius Fronto, die steeds op haar rustte; zij bemerkte, hoe zij zich ergerde over haar plotselinge verandering, zegevierende over haar onderwerping, en gevoelde dan de prikkeling van den haat met steeds meerder kracht toenemen. Bitter zou de wraak zijn, waarop zij zon: hij zou haar, die hij had vernederd en geschandvlekt, beminnen, tot razend wordens toe liefhebben; daarmee zou zij hem pijnigen, kwellen. De wraakzucht btnevelde haar; zij schonk hem haar lonken, haar glimlach. Zij maakte hem razend. De stem van een man, die aan de deur stond,
oeg haar het klamme zweet op het voorhoofd; de aatste tonen van het lied bleven haar in de keel teken. Zij hoorde Flavius Sabinus in vertwijfeling laar bij den naam roepen, en een oogwenk later ïad hij zich door de menigte slaven en slavinnen len weg tot haar gebaand en hield hij haar omdemd. Bijna onbewust van wat er voorviel zag :ij hem strak aan, maar ook Aeternius Fronto ichrikte terug en was op het punt om met een zwaren zilveren beker, die voor hem stond, zijn djand den schedel te breken, toen een welbekende gevreesde stem hem voorkwam en een krachtige rand hem terughield. »Ik dank u, waarde Fronto, voor den welkomstIronk, waarmee gij mij begroeten wildet; niet waar ?*’ De vrijgelatene keerde zich om, zijn gezicht werd kalm en om zijn mond speelde een slaafsche ’iimlach. »Gij zijt verbaasd, dat gij mij nog zoo laat in len nacht bij u ziet,” zeide Titns onder luid lachen. »Maar bij Bachus en Aphrodite, kent gij Titus zoo slecht, dat gij niet eens weet, dat hij evenmin aan een koelen beker ouden Falernen als aan de vurige blikken uit mooie oogen weerstand kan bieden? Ik kreeg het bericht van uw festijn juist, toen ik er zeer goed toe geluimd was, mijn waarde! De God van den Karmel en” — riep hij lachende uit — »nog heel iets anders hadden mij nog al warm gemaakt, en dus overreede ik den braven Flavius Sabinus om met mij hierheen te gaan.” Hij liet zieh terstond op een rustbank in een verwijderden hoek van het vertrek neer en gaf den slaaf een wenk, om hem wijn te brengen. «Zoudt gij niet liever daar aan de groote tafel komen?” vroeg Fronto hem voorzichtig. «Zelfs Gaius, die slaper, is opgeschiikt, toen hij u bemerkte. (Wordt vervolg i.)
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327094:mpeg21:p00001