Reclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men tijdig op te geven £ aan ons bureau, Groote Markt t 33. ;
Veranderingen in advertentiën gelieve [
men siccu^ up ucu uag uci uiigave vóór 0 uur in te zenden, < daar anders niet voor de uit- s voering der verandering kan < worden ingestaan» {
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327109:mpeg21:p00001
De toestand in Marokko, Bij de bespreking van de Marokkaansche quaestie in de commissie voor buitenlandsche zaken uit de Fransche Kamer, deelde de minister Stephen Pichon mede, dat hij de uitgave van een «Geelboek* voorbereidt, waarin alle documenten betreffende Marokko zouden worden gepubliceerd. Dat Geelboek zal weldra het licht zien. De Petit Parisien is in staat gesteld, den inhoud van de voornaamste stukken mede te deelen. Uit die documenten blijkt, dat de Fransche regeering, van den aan vang af, een besliste en volkomen doelbewuste staatkunde volgde, en niets anders wilde dan: herstel der orde, bestraffing der moordenaars van de Fransche onderdanen, en nauwkeurige naleving der Acte van Algeciras. Het Geelboek geeft dan verder aan, onder welke omstandigheden de reis van Sultan Abd-el-Azis naar Rabat en de ontmoeting met Regnault plaats hadden, en betoogt waarom Abd-el-Azis aan wiens zijde volgens de Franfche opvatting het recht is, door Frankrijk financieel gesteund werd tegen Moulay-Hafid. Frankrijk heeft den Sultan voor zijn onnaiddell'jke behoeften 2 rnillioen francs geleend; Fi ankrijk heeft maatregelen genomen om te zi rgen, dat van dit geld geen verkeerd gebruik kan worden gemaakt. Verder blijkt, dat bij de besprekingen tusschen den Sultan en generaal Liautey overeengekomen is, dat de politie aan de AlgerijnschMarokkaan:che grenzen zal georganiseerd worden op Je wijze, zooals in 1901 is overeengekomen; bij de vervolging van rooverbenden op Marokkaansch gel ied zal de Fransche politie gesteund worden door een gemengde politie, wier kader uit Franschen zal bestaan. Frankrijk zal het toezicht krijgen op de douane-inkomsten; de Mehalla van Abd-el-Azis zal onder geleide van een Fransch officier naar Casablanca worden gebracht; zoo zal Frankrijk dus den meesten invloed krijgen op de financiën en op den persoon des Sultans. Het leger in Cbina. In een onlangs verschenen aflevering van de Missions Catholiques, een te Parijs uitgegeven tijdschrift, deelde Regis Gervaix, een zendeling in Kwantoeng, bijzonderheden mee over de nieuwe Chineesche leger-reorganisatie-plannen. 1 1—
aeeld in militaire districten, ue centrale provincies vormen samen 18 districten, terwijl Toerkestan en Peking met zijn omstreken, elk als een afzonderlijk district worden beschouwd. In elk district zal een legerkorps komen van twee divisies. De divisies zulleD bestaan uit 12 bataljons infanterie, een regiment cavalerie, drie batterijen artillerie en een compagnie genie. Er moeten dus in het geheel 40 divisie worden in het leven geroepen, tot een gezamenlijke sterkte van 480.000 man. Men verwacht — het is altijd nog pater Gervaix, die aan het woord is — dat de organisatie in 1910 zal zijn tot stand gebracht. De gewone soldaten krijgen een soldij van een taël per dag, welke soldij zij nog blijven ontvangen gedurende volle 12 jaar na ’t verlaten van den act.ieven dienst. Zij moeten dan echter elk jaar een maand opkomen in het voorjaar en een maand in den herfst. De overblijvende driejaar zullen zij slechts enkele dagen behoeven op te komen. Aan de spits van het nieuwe leger staat «de president van den Oppersten Raad”, in dit geval prins Tsjing, een lid van de Keizerlijke familie. Deze echter is reeds hoogbejaard en heeft zijn bevoegdheden overgedragen aan den onderkoning van Tsjt-li, den bekenden Joeantsi-Kai. De «Opperste Raad” van het leger zal geheel onafhankelijk zijn van het gezag der onderkoningen. ! De instelling vaa een departement van oort log, met generalen staf enz., alles geheel i geschoeid op Europeesche leest, is in voorbe: reiding. Ook worden maatregelen beraamd ter ■ organisatie en verbetering van de opleiding van i officieren van het Chineesche leger. r Chineezen in Canada. De Londensche Standard verneemt uit Ottowa, dat de instrooming van Chineezen in Canada snel toeneemt, en zulks niettegenstaande het feit, dat hoofdgeld (d.i. het door iederen Chinees te storten toelatingsbedrag), vier jaar geleden door de Canadeesche regeering op honderd pond sterling is gebracht. Gedurende de negen maanden Jan.—Sept. 1907 zijn in Britsch Columbië aan wal gekomen 782 Chineezen tegen 22 in het jaar 1906 en 8 in 1905. De schaarschte aan werkkrachten in Canada is echter tegenwoordig zóó groot, dat de Chineezen zelfs een hoofdgeld van 100 pond sterling gereedelijk betalen. Japan en Korea. De Tribun» verneemt uit Seoel, dat in Korea de guerilla tegen de Japanners aanhoudt, ondanks de gestrenge maatregelen, daartegen door de Japanners genomen. Zelfs in Noordwest Korea, waar verzet tot dusver nog was uitgebleven, is nu ook het oproer uitgebroken. Volgens een opgaaf van Japanschen kant, heeft de guerilla tot 1 Oct. aan dooden en gewonden reeds 1850 Koreanen en 174 Japanners gekost. In deze opgaaf der verliezen van de Japanners zijn inbegrepen, zoowel militairen als niet-militairen. De Macedonische kwestie. i ln den laatsten tijd schijnen Bulgaarsche benden zich weer geducht te roeren in Ma-
Rakowon en heeft deze klacht gemaakt tot onderwerp van een nota aan de Porte, waarin het tevens een opsomming heeft gegeven van de misdrijven van Bulgaarsche benden in Sept. Een afschrift van deze nota is aan de gezanten der groote mogendheden overhandigd. Ook de Albaniërs doen weder van zich spreken. De slechte oogst van dezen zomer is voor hen aanleiding om het de christelijke bevolking van Oud-Servië recht lastig te maken, zoodat vele Serviërs in het sandjak Ipek zich genoodzaakt hebben gezien de wijk te nemen naar koning Peter’s rijk. In de laatste dagen kwamen in drie tioepen ongeveer vijf honderd van zulke vluchtelingen in berooiden staat in het distrieht Toplitza aan. De overheid, weinig gesteld op zulke gasten, tracht ze te bewegen tot terugkeer, maar zij toonden daartoe niet den geiingsteh lust. Een standbeeld voor Konssean. Te Montmorency is Zondag een standbeeld ingewijd voor Jean Jacques Rousseau Minister Briand heeft de feestrede gehouden. Hij schetste Rousseau, zonder te verhelen, dat er veel hinderlijks in zijn persoon valt waar te nemen. Zal men mij nu voortaan rekenen onder de menschen die Rousseau neerhalen ? vroeg minister Briand daarop. Daar zoudt gij ongelijk aan hebben, zeidehlj. En toen maakte Briand een opmerking over de aanvallen, waaraan Rousseau in den laatsten tijd heeft blootgestaan. Die aanvallen, zeide hij, zijn per slot toch meer tegen zijn denkbeelden dan tegen zijn persoon gericht geweest. Ondanks die aanvallen, meen ik hier de zuivere nagedachtenis van een held te mogen eeren. De ramp In Calabrië. Een medewerker der Stampa, die de geteisterde streken in Calabrië bezocht heeft, geeft het aantal der dooden op als volgt: te Ferruzano 600, te Brancaleone 300, te Sanopoli 17. Te Bruzzano is, niettegenstaande de algeheele verwoesting der plaats, niemand omgekomen ; er zijn alleen 10 menschen gewond. Dit komt, omdat de bevolking, vóór de eigenlijke catastrofe kwam, door een paar voorafgaande lichte schokken was gewaarschuwd en daardoor tijdig naar buiten kon vluchten. De Paus heeft aan de bisschoppen in de gansche wereld gelast inzamelingen te doen houden voor de slachtoffers. In het noorden van Italië zijn groote uitgestrektheden lands overstroomd. De Po en de TiciDO zijn buiten hare oevers getreden. Te Pavia staat het water een paar voet in de straten. Uit Ferruzano wordt gemeld, dat velen die bij de aardbeving gewond zijn, aan wondkoorts zijn gestorven. Door den aanhoudenden regen zijn de wegen naar Gerace bijna onbegaanbaar en daardoor ondervindt het transport van reddingsmiddelen groote moeilijkheden. Onder de zwaar gewonden daar bevindt zich de kantonrechter. Een naar beneden stortende balk viel opj zijn rug. Daar door de aardbeving de chirurgische instrumenten vernield waren, konden de doctoren hem niet helpen. Uit Brancaleone, Santa Eufemina en Sanopoli meldt men, dat de regen de laatste nog overeind staande buizen zoo oudermijnd heeft dat ze alle op het punt van vallen staan.
i Minister-president Giolitti heeft thans maat- I t regelen genomen, dat de commissies van e hulpversehaffing aan de geteisterde plaatsen in i Zuid-Calabrië onder zijn egen toezicht komen E i te staan. Een en ander om een herhaling te p i voorkomen van de schandalige gebeurtenissen d • van 1905, toen niet de helft van de voorge- r schreveD maatregelen van hulp uitgevoerd zijn. d i Van de in 1905 tot leniging van den nood be- p ■ schikbaar gestelde gelden is, naar de Tribuna g i verzekert, slechts een gering deel aan de be- j i volking ten goede gekomen. Er is duchtig v ; mee geknoeid door ontrouwe ambtenaren. De p . staat en de publieke liefdadigheid hebben twee t ! jaar geleden voor de ongelukkige bevolking 0 ■ mtllioenen geofferd en bovendien nam de Kamer r i een wet aan, waarbij aan de bevolking van d l Calabrië geheele of gedeeltelijke kwijtschelding 1 ! van belasting werd toegestaan. De millioenen p p zijn verdwenen en de wet is een doode letter v i gebleveD. g De Koning heeft er over geklaagd, dat hij r bij zijn bezoek, dat hij een week geleden aan 1 Parghelia bracht, alles in denzelfden toestand c vond als in de dagen na de aardbeving van t 1905. Alleen de kerk, waarvoor de Paus e^n t aanzienlijke som had gegeven, is weder op- e ! gebouwd en ook dit nog niet geheel. Zooals r 1 te Parghelia, zoo is het in Triparni, Fam c maro, Stefanoconi, Piscopio en andere plaatsen, z ! Het volk woont in de door de hulpcomité’s gebouwde houten barakken. De huizen zijn p j onbewoonbaar. De onbegaanbare straten ver- j toonen nog dezelfde scheuren als vroeger. , Maar het heet, dat er nu verbetering zal t ’ komen en dat thans de handen krachtig aan i ( den ploeg zullen worden geslagen. Men mag \ dan ook wel wat flinker optreden tegen de i or — «iviUflpQiian wonf mf Hncwor hi-hhpn l
uiiiutjm ntJigeeu uuze curi espuiiueni in nei srste gedeelte van bovenstaand telegram meldt amen wij reeds in ons Tweede blad B. van t 7 dezer het vo'gende bericht op: ' «Blijkens uit een Nederlandsch Indië ont- < angen telegram ziju de colonnes die in Bang- J ai, Toboengkoe en Mori (Oostkust van Cele- 1 es) geageerd hebben, van daar teruggekeerd, t estorming kokende olie uitstorten en brandende tak- i J J 1. _1 111 !-•
In deze landschappen is het verzet geëindigd en alles rustig. (Stct.)” Een aandachtige lezing van beide telegrammen doet zien, dat er wel eenig verschil in 1 bestaat. Volgens bet regeeringstelegram is ook de colonne, die in Mort ageerde, vandaar teruggekeerd. terwijl volgens onze correspondent te Batavia slechts de troepenmacht uit ■ Banggai en Toboengkoe te Makassar is teruggekomen. Wat Mori aangaat meldt die correspondent, dat de berichten van daar «ook be! vredigend» zijn, hetgeen een rekbaar begrip is. Zooals men zich herinnert, dat ons optreden in Morse, Banggai en Tobongkoe ten uoel daar te patrouilleeren en den toestand te regelen. Verzet werd eerst later in Mori ondervonden, waarbij wij aanvankelijk veel ver! liezen te betreuren hadden. Reeds verschillende berichten hadden bekend gemaakt, had het verzet aldaar geëindigd was, zoodat het niet_ gunstig stemt, dat onze correspondent thans meldt, dat de berichten «bevredigend* zijn. Beide berichten geven echter geen antwoord op de vraag, of wij er in geslaagd zijn den toestand in die landschappen te regelen. Even brengen wij nog in herinnering, dat, blijkens een telegram van laatst April van den gouvers neur van Ceiebes, in Banggai; in overleg met den resident van Menado, een sectie der bezetting van Posso ageerde. 3 Het tweede deel van bovenstaand telegram heeft betrekking op gebeurtenissen in Siden’ reng, een landschap, waarvan Pare Pare de voornaamste plaats is. Pare Pare is den laatsten I tijd vooral bekend geworden doordat de vorst i van Goa op 5 uur afstand van die plaats ; werd achterhaald. Met den bivak-aanval, waar3 van sprake is, wordt wellicht de lans-aanval, > i“jdoe!d, welke in den nacht van 23 op 24 ovember 1906 plaats had op een patrouillevak in kampong Palatdra (ongeveer 4 uur ;n Zuiden van Pare Pare). Men sehreef dien 3 nsaanva! op rekening van de kampongbeoners en weet dien aan minder oordeelkuneiïT o en ruw optreden van den patrouillecom'ot. andanl, een onderluitenant, die daarbij sneu7i -dde. Vooral de bekerde La Sinrang heeft idenreng in onrust gehouden. Na diens on= 1/s 3rwerping in Juni van dit jaar liet het zich el aanzien. dat het in Sidenreng kalmer zou /* orden. Het bovenstaande bericht omtrent j. 3 uitlevering van den hoofdaanlegger van den '* sdoelden bivak-aanval schijnt er op te wijzen, ul it onze invloed daar aan het toenemen is. 7* internationale Tentoonstellingen. s/g Door afgevaardigden van vereenigingen voor mtoonstellingsbelangen, die thans bestaan in '/18 rankrijk, Duitschland, Italië, België, en ederland, zal op 30 November a.s. te Parijs 7a m vergadering gehouden worden met het iel te trachten, regeling te brengen in de 'A ternationale tentoonstellingen. Nederland zal vertegenwoordigd worden door ) heeren J. E. Scholten te Groningen, J. W. , Scheffer op de »Duno” bij Oosterbeek, en . K. K. van Bennekom te Den Haag, onder/ heidenhjk voorzitter, vice-voorzitter en secret taris van de Nederlandsche Vereeniging. t Om ais plaatsvervangers op te treden, zijn ï uitgenoodigd de heeren L. Sanson en Ph. L. van tlemert, voorzitter en onder-voorzitter van - de Nederlandsche Kamer van Koophandsl te - Parijs, en als vertgenwoordigers van deze - Kamer zitting hebbende in het algemeen be. stuur der Nederlandsche Vereeniging.
Bestrijding van den woeker. < De Nationale Vereeniging tot bestrijding van ' den woeker, te ’s-Giavenhage, zal minstens 1 viermaal in het jaar een blaadje uitgeven, I waarin, haast vereenigings-aangelegenheden, > korte beschouwingen, wenken of opmerkingen ’ zullen voorkomen op het terrein der woeker- 1 bestrijding. ' Uit het thans verschenen eerste nummer blijkt, dat zich tot heden bij de Vereeniging aangesloten hebben 35 vereenigingen met 27,800 leden. Voorts wordt in het blaadje o.a. medegedeeld s dat besloten is tot instelling van eenige com- £ missies: eene (reeds in werking zijnde) com- £ missie, die heeft na te gaan hoe de gemeentelijke t banken van leening werken, welke verbeteringen er in wenschelijk zijn, en waar nog behoefte ' bestaat aan goed werkende banken var. leening; i dan een commissie voor de wetgeving, een voor de geschriften, een voor de crediet-instellingen, en een voor de oprichting van crediet- en leenbanken. j
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327109:mpeg21:p00001
van Jeruzalem. ( DOOK < Dr. A. HALBERSTADT. ' 1 49 | Aeternius Fronto, die slechts half hersteld was, i begon hier zijn bloedig werk ; hij zocht onder de i gevangenen de lieden uit, die voor slaaf verkocht 1 en die, welke voor het worstelperk zouden bewaard worden. 1 Of door den schrik, die door het geheele land s sloeg, bij deze eerste krijgsverrichtingen der Romei- i nen, of door de hatelijke spotternij van de bewoners j vaD Tiberias over zijn stilzitten geprikkeld, was ( Joseph Matthiaszoon, de Stadhouder, onverwacht i veranderd. Met koortsachtigen ijver verzamelde hij i alles, wat hem op de vlucht tegenkwam, en wierp | hij zich in de vesting Jotapata, welke bijna geheel op een hooge rots liggende en door diepe dalen en : valleien omgeven slechts van den noordkant toe- | gankelijk was, waar zij zich aan den voet van den berg uitstrekte; maar ook dit gedeelte was met een < sterken muur omgeven. Door zijn schitterende welsprekendheid was de : Stadhouder in staat om den gezonken moed der i stedelingen te doen herleven. Dag en nacht werd j aan de vestingwerken gearbeid, de weerbare man- | schap in het hanteeren der wapenen volgens de i Romeinsche manier en geoefend, welke Joseph op ' zijn reizen naar de stad der zeven heuvelen had 1 opgedaan ; uit den omtrek werden nieuwe krachten ; opontboden. i Voor Vespasianus bleef die werkzaamheid van 1 zijn tegenstander niet lang geheim en hij besloot i Jotapata, de sterkste aller steden in Galilaea te :
veroveren, om daardoor nog meer scnriz in te s boezemen en de overigen tot onderwerping te nopen, e Reeds weinige dagen na zijn aankomst zag Joseph f Matthiaszoon zich dan ook omsingeld door een ' dubbel ondoordringbaar cordon van de Romeinen, i en elke gelegenheid tot vluchten afgesneden. De § wanhoop maakte zich van hem meester, spoot de v hem tot Bteeds grooter inspanning aan en hij bracht i ook zijn aanhangers zoover. Een oogenblik had de ' eerzucht van den veldheer die van den staatsman i in hem verdrongen, en hij droomde reeds van een c onsterfelijke overwinning op het onoverwinnelijke i Rome. z In den beginne scheen het dat die droom wer- \ kelijkheid zou worden. Want Josephs eindelooze ' slimheid in het uitvinden van krijgslisten, sluwe i aanvallen en kleine reddingsmiddelen, bracht Ves- d pasianus, die naar zijn gewone voorzichtige taktiek e de belegering had beraamd en bedaard uitvoerde c in groote verlegenheid. Daarbij kwamen daden van v moed en doodsverachting, die aan het ongelooflijke k grensden. Verscheidene aanvallen op de vesting v werden afgeslagen, met geluk daarentegen menige v uitval gedaan; bij een dezer weid zelfs Vespasianus d gewond. t Den gelukkigen uitslag dier pogingen schreef t Josephus Matthiaszoon hoofdzakelijk aan zijn beleid a toe, en het geluk maakte hem zoo stout, dat hij [ zijn moedeloosheid niet alleen opgaf maar in het i andere uiterste verviel. Door verregaande ijdelheid < gedreven, vervuld met nationalen trots liet hij zijn ( gewone voorzichtigheid varen en vervulde hij nu 1 in werkelijkheid de heldenrol van bevrijder des t vaderlands, die hij tevoren slechts voor den schijn i had op zich genomen. Zooals alle berekenende : zwakke karakters bedroog hij ten slotte zichzelf in i zijn meening, terwijl hij zijn strijdgenooten trachtte ’ te bedriegen. Met de hem eigen vlugheid en leven- : digheid werkte hij zich als een bekwaam tooneel- ' | speler zoo in zijn rol in, dat het zelfs een 11
scherpzinniger, wantrouwender opmerker dan het eenvoudige volk van Galilaea moeilijk zou zijn gevallen, om de leugen van de waarheid, den schijn van de werkelijkheid te onderscheiden Zoolang het voordeel aan den kant van Judaea was en de gevreesde Romeinen trots alle inspanning geen vorderingen maakten, was er geen ijveriger, bekwa mer verdediger, geen grooter vriend van het vaderland dan Joseph Matthiaszoon. Nu eens vuurde hij zijn manschappen tot krachtigen tegenstand aan, ontwikkelde hij een bewonderenswaardige werkzaamheid, wist hij raad voor eiken tegenspoed, zoodat zelfs de weinige vrienden van den tot werkloosheid genoemden Johannes het niet meer waagden uiting te geven aan hun vroeger wantrouwen in den Stadhouder. Daar het beleg lang duurde en door de droogte van het jaargetijde de stad gebrek aan drinkwater kreeg, hoopte Vespasianus daardoor de vesting tot overgave te zullen dwinge# Om den vijand te mislijden ried men den inwoners hunne kleeren in water te dompelen en ze aan de borstwering op te hangen om te drogen, zoodat het water langs de maren droop. Inderdaad lieten zich de Romeinen door die list op een dwaalspoor brengen. Om in de behoefte aan levensmiddelen r tegemoet te komen, zond de Stadhouder langs een afgelegen en daarom door den vijand vrij gelaten pad aan de Westzijde van het dal boden naar de ; naburige Judaeën, opdat die lieden langs dien weg l de stad zouden voorzien. Hij gaf den boodschappers i den raad om langs de Romeinsche posten heen te i kruipen en vellen over den rug te hangen, opdat s zij ’s nachts voor honden werden aangezien. Eerst i zeer laat bemerkte Vespasianus die list, liet hij de i spleet in de rots hewaken en sneed hij hun verder i den toevoer af. Met even doeltreffende middelen 3 verijdelde de Stadhouder de werking der vijandelijke - schiet- en belegeringswerktuigen. Hij ving namelijk - tegen natte ossenhuiden en stroozakken de steenen ï [ en kogels op. Op de Romeinen liet hij bij een
,11 a ken werpen waardoor deze belangrijke verliezen n leden. :t Door al die feiten bewerkte hij bij de bezetting i e een bewonderenswaardige volharding en doodsver- i n achting. Ieder soldaat werd een held, met vreugde i vulde een ieder de plaats van den gesneuvelden : :t broeder aan. Een jonge Galilaeër wierp met zooveel < ;e kracht een vervaarlijken steen van de borstwering I i, op een stormram, dat de ijzeren kop van het I - werktuig afbrak. Vervolgens sprong bij onder de i 1, Romeinen neer, greep dien ramskop en bracht hem i it binnen de vesting, hoewel de vijanden op hem ; >t schoten en vijf pijlen hem doorboord hadden, want ’ n hij had geen wapenrusting aan. Hij liet zich echter n door zijn wonden niet weerhouden, steeg nogmaals k op de tinnen, om vandaar den vijand uit te < ir schelden, totdat hij van pijn en bloedverlies uitge- i n put met den builgemaakten ramskop naar beneden , ie stortte. Niet minder onderscheidden zich twee : broeders uit het vlek Rama, Natiris en Philip, \ it door hunne dapperheid. Onbesuist wierpen zij zich I h op de soldaten van het tiende legioen, dat om zijn ir dapperheid beroemd was, en brakeu door de i :n gelederen heen, alles wat hun in den weg stond i in voor zich uitdrijvend. Maar nog de dapperheid der in burgers van Jotapata, noch het overleg van den | le Stadhouder was in staat den ondergang der stad :g te keeren of bestand tegen de krijgskunst der rs Romeinen. Al nauwer werd de ijzeren gordel om ;e de stad getrokken, al zwakker de krachten en at hopeloozer de inspanning der bezetting Onder het st rameien der belegeraars schudden zelfs de sterkste ie muren en de stevigste torens De door de katapuler ten geslingeide steenmassa’s scheurden de borstween ring uiteen en brachten dood en vernieling on er ke de stedelingen. Toch lieten dezen den moed niet jk zinken, hoewel hunne krachten zichtbaar afnamen en en tengevolge der voortdurende aanvallen overspanen ning en uitputting merkbaar waren; daarbij kwam j
h - steeds meer nijpend gebrek aan water en iefensmiddelen. In dezelfde mate echter als de tegenspoed scheen de verslagenheid en moedeloosheid bijj den Stadhouder toe te nemen. Zijn krijgshaftigheid verdween en maakte plaats voor zijn gewone vrees voor zelfbehoud. Hij dacht er reeds over om onder eeuig geschikt voorwendsel de vesting, aan welker behoud hij begon te wanhopen, te verlaten en trachtte ook de aanzienlijkste burgers over te halen om den tegenstand te laten varen; wat evenwel door allen beslist van de hand werd gewezen en zoo algemeen afkeer verwekte, dat Joseph Matthiaszoon het ergste voor zich vreesde, wanneer hij langer zijn voorstel om te vluchten handhaafde. Met nog grooter verbittering dan te voren werd de strijd hervat, maar door de geleden verliezen en het voortdurend waken uitgeput, konden de Judaeën nog slechts met de grootste inspanning de stad verdedigen. Toch zouden zij den opdringenden vijand nog lang tegengehouden hebben, indien niet het verraad hier zijn rol had gespeeld. Een overlooper bericutte aan Vespasianus, dat de belegerden gewoonlijk tegen den ochtend gitigen slapen en dat omstreeks dezen tijd ook de wachtposten sliepen, zoodat de Romeinen de vesting dan gemakkelijk konden overrompelen. Vespasianus stelde aanvankelijk geen vertrouwen in die mededeeling, daar hij uit eigen ervaring de gehechtheid der Judaeën aan hunne laudgenooten en hunne doodsverachting in gevaren kende. Immers nog voor korten tijd had een krijgsgevangene uit Jotapata alle folteringen van de pijnbank, zelfs met vuur, getrotseerd en niets vecklapt. Lachende was hij aan het, kruis gestorven. Maar nu de berichten van dezen overlooper overeenkwamen met alle andere dingen, welke de Romeinsche wachtposten hadden opgemerkt, meende Vespasianus eea proef te moeten nemen en liet hij het leger bij het aanbreken van den dag in stilte uit het kamp rukken,
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/10/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327109:mpeg21:p00001