Reclames betreffende de hezoreim? dezer Courant.
gelieve men tijdig op te geven z aan ons bureau, Groote Markt e
Veranderingen m advertentien gelieve
w ~ — I» ' men steeds den dag voor de uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan»
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
Macedonië. ] De Russisch-Ooslenrijksche nota over de ^ politieke verdeeling van Macedonië heeft in j Griekenland diepen indruk gemaakt. DeGrie- ^ ken zien daarin een uitvloeisel van de Russisch- j] Bulgaarsche vriendschap en meenen daartegen g te moeten protesteeren. De jongste verwoes- j ting van de dorpen Negawani en Rakowo p door de Bulgaren werd daarom de aanleiding voor een groote protestmeeting in Athene, j waaraan meer dan 5000 personen deelnamen. ,j De sprekers verzekerden, dat de regeering, d na de uitvaardiging der Russisch Oostenrijk- r sche nota, en in het vertrouwen op de recht- J vaardigheid der Grieksch-Macedonische comités volkomen heeft doen staken. Zij stelde een r motie voor, waarin aan de groote mogend- e heden wordt gevraagd aan de beklagenswaar- 3 dige toestanden in het vaderland van Alexander 3 den Groote een einde ie maken, door krach- v tige maatregelen tegen de rooverbendeu en 1 tegen hen, die het optreden dezer benden v begunstigen. Geschiedt dit niet, dan kan Grie- d kenland op den duur geen kalm toeschouwer t blijven van die misdaden. 1 Deze motie werd onmiddellijk nadat de aan- v wezigen haar hadden geteekend, toegezonden v aan de Grieksche regeering, aan de gezanten t der mogendheden en aan de Turksche gevol- 1 machtigden. f De bladen in Athene wijzen, bij de bespre- \ king der meeting, op den plicht der legeenng f om de Macedonische wenschen van het volk \ te steunen. c De regeering dost dit, zooals uit de tele- i grammen blijkt, door hel zenden van een nota I aan de groote mogendheden, waarin zij tegen \ het optreden der Bulgaarsche benden protes- \ teert. Zij doet het, naar de minister van finan- I ciën onlangs uiteenzette, ook door geldelijken \ steun. De minister wees erop, dat de uitgaven i voor het ministerie van buitenlandsche zaken s over 1907 met drie tot vier millioen Drachmen zijn gestegen, voor den steun aan per- I sontn, die uit Bulgarije en Roemenië gevlucht i zijn. Voor dit bedrag diende de minister ] een aanvullingsbegrooting in bij het parlement, c En behalve de genoemde nota legde de minis- | ter Skuzes aan de gezanten te Athene een uitvoerige lijst over de aanslagen op Grieksche r Macedoniërs, om te bewijzen, hoeveel Grieken in Macedonië moeten 1 ijden, zonder dat Grie 1 kenland iets kan doen om die aanslagen te \ doen eindigen. I ———WO—a——HW——M———BMBB— ■
Keizer Wilhelm en president Loubet. De hoofd redacteur van de Journal d'AlsaceLorraine, Böll, geeft in zijn krant verslag van een gesprek, dat hij met president Loubet heeft gevoerd in April 1906, dus enkele maanden nadat Loubet het Elysée had verlaten. De heer Boll sprak met den heer Loubet over de reis naar Napels in 1904 en over de mogelijkheid, dat er toen een ontmoeting zou hebben plaats gehad tusschen Loubet en keizer Wilhelm. Boll heelt dit gespiek tot dusverre geheim gehouden, maar nu deze kwestie van de ontmoeting in de Middellandsche Zee door het proces MoltkeHarden zoo op den voorgrond gekomen is, kan Boll niet langer zwijgen en maakt hij bekend wat Loubet hem in April 1906 daaromtrent heeft medegedeeld. Het heeft r iet aan mij gelegen, zeide Loubet, dat wij elkaar niet hebben ontmoet. Wij waren toen — April 1904 — op weg naar Rome. Al een tijd lang liepen er geruchten door de pers over een ontmoeting, die ik met den Keizer zou hebben, bij mijn reis naar Italië. Ik wist er niets van, maar ik sprak het Diet tegen. Toen men mij er over onderhield, verklaarde ik dat ik met het plan instemde. Ja, hoewel de Keizer jonger is dan ik, zou ik toch de eerste stappen gedaan hebben. Ik zou Daar hem toegegaaD zijn. Terwijl hij die laatste woorden sprak, schrijft Boll, liep Loubet op eens met jeugdig vuur naar mij toe, om als ’t ware te vertoonen, dat zijn houding tegenover den Keizer gekenmerkt zou zijn door wilskracht en waardigheid. Toen hij weer zitten ging, zeide Loubet verder : Want u begrijpt wel, dat ik volkomen geweten zou hebben, wat ik hem voor mijn land en uit naam van mijn land had moeten zeggen. Maar er is niets van de ontmoeting gekomen. Waarom niet? Dat heb ik eerst veel later vernomen. Om de waarheid te zeggen, ik heb het pas gehoord. Het schijnt dat er wrijving geweest is tusschen den Keizer en den Koning van Italië over de toasten, die wij te Rome zouden wisselen. De Keizer zou zelfs het verlangen hebben geuit, bij de ontmoeting van hem met koning Victor Emanuel, vier weken vroeger, dat hij inzage kreeg van den toast, dien de Koning tegen mij zou moeten houden op het Quirinaal. Hoe dit zij, wij hadden omtrent dit geval niet het flauwste vermoeden. Wel waren wij verbaasd, dat wij geen mededeeling kreger, zooals gebruikelijk is, van de speech van koning Victor Emanuel, opdat ik mijn speech daarnaar zou kunnen inrichten, in den trein naar Rome kwam Delcassé mij zeggen, dat hij nog niets ontvangen had. Toen wij te Rome aankwamen werden wij nog niets van de speech des Konings gewaar. Pas op het oogenblik dat wij aan tafel gingen kreeg ik den tekst, zoodat ik mijn antwoord bijna heb moeten improviseeren. U weet hoe die speeches geweest zijn. De Keizer had heel wat anders verwacht. Hij was ontevreden, teleurgesteld, verliet plotseling Italië en ging te Karlsrube zijn speech over droog kruit houden. U kunt nu oordeelen hoe volkomen onschuldig ik aanjdat alles Den. Zoo sprak Loubet tegen den hoofd redacteur van de Journal d'Alsace-Lorraine. Een redacteur van de Temps is naar den heer Loubet gegaan om hem te vragen of het waar was, wat de heer Boll over h>-rn schreef, De oud-president antwoordde letterlijk aldus:
»Ik heb niets te zeggen. Alles wat ik ge- d daan heb, toen ik president van de republiek b was, ben ik vergeten.” d - c I De dreigende spoorwegstaking. d De vergadering van Etsgelsche spoorweg a beambten in de Albert Hall, waar met ver- o pletterende meerderheid tot de spoorwegstaking d besloten werd, wekte ontzaglijke belangstelling, e Anderhalf uur. vóór de deuren werden geopend, b stonden de menschen opgepropt voor het ge- ti bouw en tot ver in de naburige straten. Politie-agenten zeiden dat ze nog nooit zulk een | menigte gezien hadden. Het ornnibusverkeer £ werd erdoor gestremd, De menschen schreeuw- _ den en hamerden op de deuren, razend uit vrees, dat ze geen plaats meer zouden kunnen krijgen ; inderdaad moesten omstreeks 10,000 menschen buiten blijven. ^ Het parlementslid Eües, die het voorzitter- ^ schap waarnam, sprak het vertrouwen uit, dat >, het geschil bevredigend zou worden opgelost, p hij waarschuwde de spoorwegdirecties, dat, j zoo zij niet toegaven, de regeering genoopt zou ziju, bij het parlement een plan in te dienen voor de verplichte regeling van geschillen. Bell hield een lange rede, waarin hij trachtte \ te betoogen, dat in de tegenwoordige omstan r digheden de spoorwegmannen geen recht kun- c nen krijgen. e Op de beurs blijft men zeer optimist en t vertrouwen, dat de crisis nog deze week uit zal zijn. I r KORTE BERICHTEN. Uit Jekaterinosiaf bomt weer een bericht van een treinaanval. Bij het station Tsjaplin brachteD roovers een trein tot staan (hoe, wordt er niet bij gemeld) en beroofden een kassiersbediende in den trein van een bedrag van 26,000 roebel. Het verluidt, dat de Doema in het winterpaleis door den Tsaar met een troonrede zal worden geopend. Uit San Francisco komt bericht, dat den 14en dezer de stad San José de Cabo door een wervelstorm is geteisterd. Vijftig huizen zijn vernield. Er waren zestien dooden, 1 i
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
De benoeming1 van de Kamervoorzitters, De Standaard bestrijdt in twee groote hoofdartikelen het regeeringsvoorstel om bij de Grondwetsherziening het recht van benoeming der voorzitters aan de Kamers zelve te brengen. Het voornaamste argument uit die artikelen komt ons voor het volgende te zijn. De Std. herinnert eraan, dat de Kroon bij kabinetswisseling de beide voorzitters hoort en zegt dat het met het oog daarop van geen gering belang is, dal de voorzitters, die voor de Kroon verschijnen, in hun benoeming door de Kroon den waarborg van vertrouwen met, zich brengen. Dan vervolgt het blad: Dat men die keuze aan een voordracht bindt, kan daarbij uitnemend werken. Het sterkst toch gevoelt de Kamervoorzitter zich, zoo zijn benoeming het uitvloeisel is, eenerzijds van de keuze door de Kamer, en anderzijds van de benoeming door de Kroon. Iets waarbij
dan aan de Kroon geen andere inmenging blijft, dan dat zij ’t recht heeft om desnoods den eerstvoorgedragene, met wien persoonlijk contact onmogelijk zou zijn, voorbij te gaan. \ Eu dit werkt dan omgekeerd weer op de keuze door de Kamer, die wel zorg draagt geen lid als eerste op de lijst te brengen, tegen wie onoverkomelijke bezwaren rijzen konden. Vandaar dat tot dusver nog nooit anders dan de eerstvoorgedragene voor de Tweede Kamer benoemd is, zoodat de goede harmonie niets te wenschen overlaat.
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
Drie wonderkinderen tegelijk. Te Berlgn zal Maandag 11 Nov. een concert gegeven worden door het Steinmann Trio. De violist Kurt is 12 de cellist Helmthllen ' de pianist Wolfram nog geen 10 jaar oud. ■ ’t Programma vermeldt trio’s van Mozart en Beethoven, benevens een vioolconcert van Paganini. 1 Elckerlyc, Zaterdagavond is opgericht de vereeniging «Elckerlyc», waarvan het doel is om, naar ! het voorbeeld van de dezen zomer gegeven middeneeuwsche spelen Elckerlyc en Lanseloet, ' opvoeringen van dramatische werken naar de eischen der schoonheid ook verder mogelijk i te maken. L Het hoofdbestuur is samengesteld uit Ary Prins, voorzitter, A. Aletnno, Jac. van Looy, Titia van Looy—Van Gelder, Joh. de Meester, Frans Mijnssen, Top van Rhijn—Naefï, Herman Robbers en Willem Royaards. ' (Het Volle.) Toni» Bouwmeester. Hedenavond wordt Louis Bouwmeester te 9 30 uur te Amsterdam verwacht.
"Kunst en Wetenschappen". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
i weeue namer. Vergadering van gisteren, Ingekomen was de overlijdens-missive van het Kamerlid voor Sneek, mr. Okma, welke met een missive van rouwbeklag zal worden beantwoord. Het kamerlid de Geer, nieuwbenoemd lid voor Schiedam, nam zitting na aflegging der gevorderde eeden. In handen der respectieve commissies van voorbereiding werden gesteld de ontwerpen Oüderdoms-verzekering en Vervanging der Beroepswet. Bepaald werd dat heden kwart over tienen de Indische begrooting aan de orde zal worden gesteld : voorts dat eiken Maandag te kwart over eenen en de 4 volgende dagen te 10‘/4 uur zal worden vergaderd, tot het Kerstreces. Een wensch van den heer KETELAAR, om voor het reces ook het salariswetje voor onderwijzers te behandelen, zal door den Vnnr7.itt.pr wnrrlpn nvprwno-pn.
"Staten-Generaal.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
Ceram. Blijkens een door de Regeering uit Nederlandsch-Indië ontvangen telegram is op Cerarr
lit de kampong Koekoeketjil een patrouille reschoten, waarbij een Europeesch militair jeneden den rang van officier niet levensgevaarlijk gewond werd. Het verzet is plaatserijk. Tweede Kamer. De afdeelingen der Tweede Kamer hebben jenoemd tot rapporteurs over de wetsontwerpen : Goedkeuring van het op 6 Juli 1906 te 3enève gesloten tractaat voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken zich jevindende bij de legers te velde; idem van iet op 27 Aug. 1907 met Duitschland gesloten rerdrag betreffende ongevallenverzekering; mteigening voor de verbreeding van een deel van het Rokin te Amsterdam enz.; wijziging m aanvulling der wet van 15 April 1891 tot •egeling der brievenposterij enz,, en naturalisatie van V. G, Lampe en andeien, de heeren Aalberse, Roodhuyzen, Kooien, Ferf en Jansen [’s-Gravenhage) ; Begrooting van het Pensioenfonds voor weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren voor 1908; aanvulling en wijziging der Marine-begrooting voor 1906 ; nadere wijziging der Oorlogsbegrooting voor 1906; wijziging van de Hoofdstukken II (Hooge collegiën) en VII B (Financiën) der Staatsbegrootmg voor 1906; idem van de begrootmg van Curafao voor 1906; verhooging der begrooting van Landbouw enz. voor 1906 en wijziging der Motor- en Rijwielwet 1905 ; de heeren van den Berch van Heemstede, Thomson, van Sasse van Ysselt, van Hoorn en Ruys de Beerenbrouck. Nederland en België. De Nederlandsch-Belgische commissie voor economische toenadering tusschen Nederland en België, gisteren bijeengekomen in het Senaatsgebouw onder voorzitterschap van den heer Beernaart, heeft zich definitief geconstitueerd. Zij ging over tot de benoeming van zes sub commissies, die belast zullen! worden met het brengen van eenheid in de tarieven van post, telegraaf en telefoon, de transporten, de tolformaliteiten en tot vaststelling van een grenszöne, tot regeling van de wetgeving op den arbeid, het exequatur van vonnissen, de homologatie van diploma’s, maritieme quaesties en die van den middenstand en den landbouw. De heer Beernaert verklaarde in een redevoering dat de gemeenschappelijk ondernomen studie kans heeft op gunstige resultaten, daar, zooals hij het te ’s Gravenhage ze.de, de strooming in de meening voor nauwere aaneensluiting is ; het schijnt, dat men in den tegenwoordigen tijd, als het ware, de groote golven van broederschap door de wereld voelt stroomen. Men zou zich blootstellen aan een mislukking, wanneer men beide landen tot een wilde maken, maar het bestaan van het eene hangt samen met dat van het andere en beide hebben gemeenschappelijke hulpbronnen en behoeften. Een onafhankelijk België is niet te denken zonder een onaf hankelijk Nederland. Wanneer zij op elkaar steunen, zullen zij beiderzijds hun te beperkt afzetgebied vermeerderen en elkaar meer steun, rijkdom en invloed verschaffen. Van het Nederlandsch comité is president de heer Heemskerk, vice-president de heer Tydeman en van het Belgisch resp. de heeren Beernaert en Dupont minister van Staat. In het sBulletin de 1’étranger” bespreekt de Temps een mogelijke Nederlandsch-Belgische
CULCUIC Cli U'U nti wiau uiv^uiug,} uv/« iu zaak zoude zijn de voorbereiding van eene zie toenadering op economisch en handelsgebied tre te doen voorafgaan aan eene op politiek en militair gebied. se< Het blad erkent dan ook, dat zulks het streven is van de leden der Nederlandsch- ki, Belgische comissie. tri da Huwelijk van Postbeambten. m Ingetrokken is de regeling betreffende eer- te| vol ontslag uit dienst van vrouwelijke post- m en telegraafambtenaren bij huwelijk, zullende za voortaan overwogen worden of het dienstbe- de lang toelaat te voldoen aan den wensch der betrokken ambtenaar om in dienst te blijven, sti ve Spoorwegtarieven. re De correspondent te Rotterdam van het Hdbl. meldt: Met ingang van 1 November zijn bij alle zj Nederlandsche spoorwegen zoogenaamde stationskosten ingevoerd, bedragende voor alle zendingen, dus ook voor die van en naar het w buitenland, voor stukgoederen 2 ets. per 50 w kilo met een maximum van 50 ceDtper zending en van wagenladingen 50 ct. voor eiken ca wagen. Voor wagenladingen ruwe goederen w is per wagen 25 ct. verschuldigd. Het zonderlinge hiervan is, dat eerst nu, dus na den da- ki turn van inwerkingtreding van die voornemens der spoorwegen blijkt, terwijl op het zoogenaamde derde vervolg op het Nederl. Spoorwegtarief te lezen is, dat de Minister van Waterstaat reeds 4 October deze heffing goed- nj keurde, een heffing overigens die voor groote m vervrachters een aanz,enlijk bedrag uitmaakt, waarmee zij zeker gaarne van te voren rekening hadden gehouden.
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001
.Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. J DOOBt a Dr. A. HALBERSTADT. 1 i 51 XIV. I Zoo brachten Bereniee en Reguel een zeldzaam, 1 een ideaal leven door. De Vorstin had de helsehe I kunst in haar macht om den jongeling geheel tot t haar slaaf te maken. Zij had bereikt, wat zij in d haar ziel had gewenseht, toen zij den gewonde en h verzwakte in het kleine geheime vertrek van haar o paleis te Ptolemaïs had verpleegd. Zij had nu het 1 zachte was van zijn jong, onverdorven hart naar welgevallen gekneed en er den vorm aan gegeven, r d e haar het schoonst en begeerlijkst voorkwam, c Nu ademde zij vrijer, genoot onbeperkt, en zag t haar eigen beeld op het Godgewijde altaar van zijn i hart; in haar was voor hem een godin en een I vrouw zeldzaam saamgesmolten. 1 Zij leefden, alsof zij geheel alleen op de aarde < waien. De stomme, onhoorbare Stephanus stoorde hen niet in hun droomen. Aan de overige slaven i had Bereniee het stipste stilzwijgen opgelegd en zij i gehoorzaamden gewillig, want zij wisten maar al J te goed, dat de vorstin wist te straffen, maar ook 1 te beloonen. Voor Reguel ej alle anderen heette i Bereniee in die dagen Debora en was zij de weduwe i van een rijk koopman. Het krijgsalarm drong niet door tot het stille Beth Eden. De Vorstin werd wel op de hoogte gebonden van de gebeurtenissen in het Romeinsche leger, tusschen haar en Agrippa I gingen geregeld boodschappers heen en weer, en nok Titns deed nn en dan blijken, dat hij aan i haar dacht en zond geschenken. Maar Bereniee !
ue oua-presiuenr amwooruue leiremja aiuus: telde die niet. Wat deerde haar Titus thans, wat bekommerde zij zich thans om Agrippa of om het lot van haar volk. Met gansch haar verstand, ganseh haar gemoed ging zij in deze eerste jeugdige liefde op. Met al haar hartstocht klemde zij zich aan het genot van het oogenblik, vergat opzettelijk het verleende en trachtte zij de dreigende toekomst uit haar geest te bannen. Want zij zag zeer wel in, dat die gelukkige staat, waarin zij zich aan alle gewoel der wereld ontrukt had, niet eeuwig kon duren. Reeds was die staat door de geheimhouding, waarin zij verkeerde, niet te handhaven. Het kon haar niet lang meer gelukken om haar beminde onbekend te laten met de gebeurtenissen, die hun met reuzenschreden nader kwamen. Het had haar reeds moeite genoeg gekost, om hem onverschillig te maken omtrent alles, wat niet met Debora in verband stond. Hij meende zelfs dat de oorlog nog niet begonnen was; dacht dat Vespasianus bang was voor den opstand der geheele natie en te Ptolemaïseen afkoeling van den eersten geestdrift zijner vijanden afwachtte; hij stelde zich voor dat Thamar en zijn bloedverwanten veilig en rustig in Gischala waren, en dat zijn vader evenals vroeger met de vrienden des vaderlands de voorbereidselen trof. Geen enkel oogenblik kwam de gedachte bij hem op, dat Debora hem iets onwaars zeide. Immers de brieven zijns vaders bevestigden hare mededeelingen. Hij kon niet gissen, dat die op Berenice’s last verzonnen en valsch waren en hem door omgekochte boden bezorgd werden. In die brieven nu beval hem Johannes van Gischala te blijven, waar hij was, totdat hij hem zou ontbieden. Eu Reguel bleef al te gaarne. Stephanus zorgde voor alles. Alles, wat de Vorstin betrof, ging door zijn handen; niets wat met Bereniee in aanraking kwam oi tging zijn waakzaam oog. Ook de boden van Agrippa kwamen bij hem ; hij bracht hen dan voor zijn meesteres, maar steeds
nadat hij eerst nog een geheime mededeeling var hen gekregen had. Maar het geheime bericht, waar. naar hij verlangend uitzag. kwam nog niet; totdal op zekeren dag Chlodomar, de Chatte, in Betl Eden aankwam. Hij was namelijk bij een strooptocht in de buurl van Jotapata in de handen van Agrippa’s soldater gevallen en voor den Koning gebracht, in wien: dienst bij toen overging. Reeds dikwijls had Chlodomar in het geheim boodschappen van Josepl Matthiaszoon aan Agrippa overgebracht. De Koning wist dus dat Chlodomar zijn geheime betrekkingen met den stadhouder kende en dat hij zwijgen kon eigenschappen, welke in die dagen van algemeer verraad, zelden gevonden werden. Daarom had hi; niet gerust, voordat, de Chatte zich geheel aan hen verbonden bad. Chlodomar bracht nu een uitvoerig bericht var den Koning aan Bereniee, en toen bij de omvangrijke rol den Aethiopiër ter hand stelde, zagen zi elkaar met een veel beteekenenden blik aan. Di Chatte deed, alsof hij iets vergeten had, nam toei een met was bestreken blad uit de plooi van zijt kleed en hield dat Stephanus voor. De slaaf las Tracht het besluit van Bereniee gewaar te wordei en deel het den bode mede I Stephanes scheen ove die woorden zeer tevreden, ging heen en brachl Agrippa’s brief aan de Vorstin. Toen Bereniee den brief zag, kreeg zij de gewaar wording van een dreigend gevaar. Zij wist dat di val van Jotapata slechts een kwestie van tijd koi zijn en dat de onderwerping van Galilaea aan he zwaard der Romeinen met dien val verbonden was Maar dan deed zich in haar geest de vraag te beslissing voor tusschen Jeruzalem of Rome. Z kon slechts een dier beiden kiezen, maar beide: waren even vol gevaar. In Jeruzalem was haa hart; in Rome het belang van haar huis gelegd het geloof aan de toekomst. Met Rome gaf z Agrippa en het geheele vorstelijk vermogen de
kinderen van Herodes prijs, met Jeruzalem haar . volk, haar God, haar liefde. Thans stond zij voor : de beslissing; want Jotapata was gevallen. Agrippa schreef het haar in uitdrukkingen, waaruit zijn inwendige tevredenheid duidelijk te , merken was. Hij haatte Rome thans tuinder dan het volk, dat zich bij dien opstand tegen de i heidensche indringers in het geheim ook tegen het • gevaar verzette, waarmede de eerzuchtige staatkunde , van Agrippa het dreigde. Tegen de kinderen van Herodes had zich reeds vroeg een haat ontwikkeld, die toenam toen Agrippa eenigen tijd regeerde. Op ; den laatste en zwakste wreekten de van een koningschap afkeerige Judaëen de talijkeongestrafte zonden van al zijn voorbijgangers. Eu Agrippa was , te zwak, had te min moed om openlijk voor de oogen der geheele wereld nieuwe zonden bij de i oude te voegen; zelfs den naam van een groot beslist wreedaard, waardoor zijn voorvaderen hunnen j vijanden vrees inboezemden, miste hij : Nu Jotapata gevallen was, rekende hij er op, 1 i dat de heethoofden, de verblinden in Jeruzalem, : de oogen zouden openen voor hetgeen hun te wachten stond. Daarom had hij zonder bedenken i met de besluiten van Vespasianus ingestemd om • met alle kracht en macht tegen de oproerige , Galilaëers te werk te gaan. Er zou een schrikwekkend voorbeeld gesteld worden ; te lang reeds had ■ dit halsstarrige volk het geduld der veroveraars ! op de proef gesteld Alle welgezinden in het land ï waren het met hem eens, dat Israëls na deze t tuchtiging verstandiger zou worden. Het was nu . het geschikte oogenblik, waarop dezen hunne r meeningen en gezindheid moes'en openbaren en aan j een ieder moesten duidelijk maken, dat het behoud i slechts te verkrijgen was door vreedzame onderwerr ping. Agrippa hield dit ook voor het heilzaamst, , omdat hij zich tevens overtuigd hield, dat hij de j onderworpen gewesten met den titel van Koning r uit de handen der Romeinen in leen zou krijgen.
Men zou hem aanvankelijk wel scherp in het oog houden, maar mfettertijd zou toch het verwerven eener volkomen onafhankelijkheid zeer mogelijk zijn. Nu echter werd het Berenice’s taak om op te treden ; zij had dezelfde rol te spelen als eertijds Esther. Hij kreeg nogmaals de gelegenheid om bij Vespasianus en Titus de in hem opgewekte verwachting, waartoe de profetie op den Karmel aanleiding had gegeven, te verlevendigen, dat zij namelijk door de góden voorbestemd waren om in het bezit te komen van den Keizerstroon. »Voor dat doel bediende ik mij”, schreef de Koning »van onzen ouden vriend Joseph Matthiaszoon. Zoodra ik vernam dat hij krijgsgevangen was, zond ik heimelijk den Chatte Chlodomar, een eerlijken kerel, op wien gij ten volle vertrouwen kunt, naar hem om hem een in het Arameesch geschreven brief in handen te spelen! Joseph Matthiaszoon deed op zijn u bekende handige manier, wat ik hem daarin aanbevolen had. Ik was aanwezig, toen hij voor Vespasianus gebracht werd. Hij wierp zich vol — misschien niet eens geveinsde — wanhoop voor de voeten van den veldheer en smeekte hem om genade, terwijl hij zich tevens naar mij keerde, omdat ik kon bevestigen, dat hij den Romeinen steeds welgezind was geweest. Ik voldeed aan zijn verzoek; maar deed dit oogenschijnlijk met zoo weinig warmte, dat Vespasianus onmogelijk aan eenige nadere betrekking tusschen ons beiden denken kon. Ik kreeg daarmee dan ook gedaan, wat ik wenschte. Vespasianus deelde mij mee, dat hij iemand van den rang en de beteekenis van Joseph noodzakelijk aan Nero naar Griekenland moest opzerden, daar deze alleen over hem beslissen moest. Ik gaf met enkele onbeduidende woorden mijn medelijden te kennen en wendde mij schijnbaar zonder eenige belangstelling in de zaak te toonen tot Titus, die naast hem stond, en vroeg hem hoe hem het renpaard, Tuscus, beviel. [Wordt vervolgd).
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327116:mpeg21:p00001