“ Reclames ueireuenue ue j bezorninsï dezer Courant, t
gelieve men tijdig op ie gtfen aan ons bureau, Groote Markt
* Veranderingen in advertentiën gelieve
Hl£511 SICCUl uui ua^ v uui uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327130:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/11/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327130:mpeg21:p00001
De Selenka-expeditte. »Verus” schrijft in het Soerabajasch Handelsblad een vierden brief over de Selenka-expeditie. Wij ontleenen daaraan slechts het onderstaarde: Het zou zeer zeker bijzonder wenschelijk zijn, wanneer de opgravingen werden voortgezet; dan echter niet bij Triml zelf, waar immers in de niet oudere lagen dan die van het diluvium de sporen van den echten mensch, van den Homo Sapiens L. reeds voldoende zijn aangetoond, maar in de door djatibosschen bedekte, daaraan grenzende, zich van het Westen naar het Oosten uitstrekkende heuvelkingen, die Oostelijk van Ngawi onder den naam van KendeDg-gebergte bekend zijn en die van beslist veel oudere formatie zijn dan de Trinil-lagen. Op deze heuvels kan dientengevolge ook eene veel oudere vastelands fauna hebben geleeld en daaronder kunnen dus ook veel oudere vormen van menschapen zijn voorgekomen. Er moeten in den jongsten tijd, reeds bij oppervlakkige onderzoekingen, in deze heuvelruggen zeer interessante vondsten zijn gedaan, waarover ik, naar ik hoop, spoedig het een en ander in het Soerabajasch Handelsblad zal kunnen publiceeren. Er is iets, dat ik mij niet recht kan begrijpen, en dat is, dat de N.-l. regeering op de zich hier als van zelf aanbiedende prachtige onderzoekingsterreinen, niet zelf de opgravingen ter hand neemt, en dan onder deskundige leiding; want daarin speciaal ligt de eerste voorwaarde voor slagen. Naast deze leiding is verder een veel scherper toezicht bij den arbeid noodig dan vroeger plaats had, en dan nog is de tewerkstelling van veel meer arbeidskrachten noodzakelyk. Hierbij wordt terloops opgemerkt, dat de dwangarbeiders, bij de opgravingen te Trinil te werk gesteld, veel beter voldaan hebben dan de z.g. vrije arbeiders. 9 ‘ Röntgen stralen. In de Academie van wetenschappen te Parijs heelt Edmond Periier eergisteren de aandacht gevestigd op het gebruik dat men van Röntgen kan maken, om den dood vast te stellen.
Vaillant, de leider van den radiografischen g dienst aan het hopital Lariboisière, heeft dit te het eerst ontdekt. Op radiographieën van vi levende menschen kan men de ingewanden vi slechts onduidelijk onderkennen, o.a. omdat die organen in beweging zijn en zij de stralen y gemakkelijk doorlaten- Na den dood wordt t( dit anders. Op radiografieën die van lijken T genomen worden, kan men duidelijk de inge- ei wanden, maag, darmkronkelingen enz. onderscheiden. (j p Sterfte ten gevolge van drankzucht, (] Twee jaren geleden droeg de Academie van d geneeskunde te Parijs aan Fernet op, in een B aantal gasthuizen, tehuizen en krankzinnigen- o gestichten daar een onderzoek in te stellen o naar de sterfte tengevolge van drankzucht. Eergisteren heeft Fernet zijn verslag uitge- d bracht. Hij komt tot de slotsom dat alcoholisme h in Frankrijk een van de voornaamste doods- s oorzaken is. Bij een derde gedeelte van de d sterfte is drankmisbruik een voorname oorzaak, o Het is de eenige of eerste oorzaak van den dood p voor een tiende van het geheele aantal sterf- n gevallen (10.20 pet.); en een bijkomstige e oorzaak of een invloedrijke factor voor meer I dan twee tiende (23,61 pet.) van de sterfge- v vallen. Bij krankzinnigen is alcoholisme in de helft van de gevallen de oorzaak van den d dood. r «Het drankmisbruik — eindigt Fernet — is o dus een werkelijk maatschappelijk gevaar; allen c wien de openbare gezondheid eemgszins ter I harte gaat, zijn verplicht; er de aandacht op \ te vestigen en het te bestrijden
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327130:mpeg21:p00001
Tweede Kamer. , _ . d Zitting van gisteren, „ De behandeling van de begrooting van v Buitenlandsche Zaken werd voortgezet. Men herinnert zich dat gisteren de heer x Ter Laan een amendement indiende, strekken- c de om de op deze begrooting voorkomende , post tot verhooging van de jaarwedden der ^ commiezen en adjunct-commiezen aan het 2 Departement (door de Regeering gisteren c teruggenomen, omdat een regeling van de 2 positie der ambtenaren van dien rang ook aan de overige Departementen aanhangig zal worden gemaakt) te behouden. De heeren PATIJN en DRUCKER ontrieden | Ter Laan’s amendement, daar dit een onzui- ] vere stemming zou uitlokken, welke de ( ambtenaren zou schaden. Met eenig uitstel , van de verhooging is niets verloren, daar de Regeering, ook al zou de maatregel eerst in Februari of later tot stand komen, toch steeds ( terugwerkende kracht er aan zou kunnen , geven, zóó, dat de verhooging toch steeds met ' Januari 1908 gerekend kan worden in te gaan. De heer TER LAAN handhaafde zijn voor- ( stel echter, beducht dat van uitstel van deze , voor vele ambtenaren zoo gewichtige zaak wel eens afstel zou kunnen komen. De Minister van Financiën sloot zich vol- . komen aan bij hen, die meenen dat, door terugwerkende kracht aan den voor te stellen maatregel te geven, de tractementsverhooging op 1 Januari 19G8 kan gerekend worden in , te gaan.
egen 9, zoodat de quaestie der traetementserhooging bij afzonderlijk wetsontwerp zal vorden geregeld. Na nog eenig debat werd de Begrooting oor Buitenlandsch Zaken aan0enomen met 57 egen 6. Tegen stemden de heeren Van Kol, ter Laan, Schaper, Hugenholtz, v. d. Zwaag n Helsdingen. Er had hierna een debatje plaats tusschen Ie heeren Heemskerk en Borgesius over het iersoonlijke feit dat de heer Heemskerk dezer lagen bij de Algemeene Beschouwingen over Ie Staatsbegrooting gezegd had dat de heer lorgesius, als lid der commissie van rapporteurs iver de Arbeidswet, het voorloopig verslag iver dat ontwerp had vertraagd. De heer HEEMSKERK stelde in het licht, lat hij dat bedoeld had in dien zin, dat de ïeer Borgesius dit gedaan had op grond zijner itaatsrechterlijke overtuiging inzake den twijfel, iie er bij het bureau der Kamer was serezen, >f na de ontbinding der Kamer in 1904 de larlementaire commissiën, o.a. die welke zich net het ontwerp Arbeidswet bezighield, officiële zittingen mochten houden. De heer dorgesius was toen vóór uitstel der zittingen /an bedoelde commissie. De heer BORGESIUS deed uitkomen, dat ie voorzitter der Kamer toenmaals van meening was, dat onder de gemelde politieke jmstandigheden de commissie-zittingen, althans sfficeel, niet konden plaats hebben. Twee leden der commissie van rapporteurs waren vóór, twee andere tegen uit tel der zittingen en toen heeft spreker, als vijfde lid, zich slechts aangesloten bij de opinie van den voorzitter. De heer Heemskerk heeft dus spreker ten onrechte beschuldigd van vertraging van het voorloopig verslag over de Arbeidswet. Hiermede was, Da een korte repliek van den heer Heemskerk, het incident geëindigd en ving de behandeling aan van de begrooting van Landbouw, Nijverheid en Handel. De heer NOLENS wees op den grooten voorraad verzekeiingsontwerpen en andere sociale maatregelen, die, als er niet naar een vast plan gewerkt wordt en als ze niet stuksgewijze worden behandeld, St. Nicolaas-cadeaux zullen blijken die echter nooit in handen van de kinderen, die men er mee wil verrassen, zullen komen. De heer BOS bepleitte o a. in het belang van het vakonderwijs instelling van een Raad voor Technisch Onderwijs, die overleg kan plegen nut de Departementen van Binnenlandsche Zaken en van Landbouw, Nijverheid en Handel, onder welke Departementen het vakonderwijs gezamenlijk ressorteert, tot schade van dat onderwijs. De MINISTER antwoordde den heer Nolens dat het van de vlugge werkwijze der Kamer zal afhangen of de verzekeiingsontwerpen spoedig wet zullen word' r. De Minister deelde mede, dat hij een meer gedecentraliseerde wyze van behandeling voorstaat inzake verzekeringswetgeving. De Minister zal, wat betreft verplaatsing van het vakonderwijs van Binnenlandsche zaken naar Landbouw, Nijverheid en Handel het overleg, dat hij te dier zake reeds met Minister Rink heeft gevoerd, hervatten. De heer SMEENGE bepleitte meer regeeringssteun aan de ontginning van woeste gronden, vooral door subsidieering van het particulier initiatief. nnnkfan fnfjiQn hil nirarnrinnaov hlaof unn li 11 /Ia
De heer RECKERS wilde meer gedaan zien op landbouwonderwijsgebied, en zette voorts uiteen dat zonder protectie-maatregelen de kleine landbouw niet bestaan kan, en dat de regeering den kleinen landbouw redelijk en financieel moet steunen; de heer v. Wijnbergen bepleitte subsidieering van den tuinbouw verzekerende, dat aan den raad der Ministers, om daartoe te komen door oprichting van een centraal tuinbouwcomité gevolg zal worden gegeven. Maar dan dienen vooraf de tuinbouwbonden krachtig gesteund. Ook de heer Reyne, er op wijzende dat het Landbouwcomité de belangen van den tuinbouw niet voldoende meer kan, behartigen, bepleitte het nut van een tuinbouworganisatie; wat betreft het mond- en klauwzeer kan spreker, hoewel niet deelende ’s Ministers optimisme dat de door de Regeering genomen maatregelen afdoende de ziekte bestrijden, toch billijken dat de Minister de thans geldende voorschriften intrekt, echter ried hij aan bij opnieuw voorkomen vau deze veeziekte, haar maar te laten uitwoeden dat is hoewel onze uitvoer er onder lijdt, beter dan door verschillende maatregelen het binnenlandsch veevervoer telkens stop te zetten. Ten slotte bestreed spr. den heer BECKERS in diens aandrang naar protectiemaatregelen. Interpellatie-Marchant betreffend het blyvend gedeelte. Na de pauze werd bovenbedoelde interpellatie gehouden. De heer MARCHANT zeide dat het heden niet zal gaan om het fond van de quaestie nl. ol het blijvend gedeelte uit de organisatie onzer weermacht kan worden gemist, maar dat de discussie zich zal beperken tot de bloote feiten. Die feiten zyn, dat zij, die aanvankelijk niet waren aangewezen om bij het blijvend gedeelte te dienen, zich na de mededeeling van den Minister dat zij 28 November vrij zouden zijn geheel daarop hebben ingericht, ook door nummerverwisselaars te nemen. Een goede 3000 man die eerst niet waren aangewezen tot den dienst, moeten nu evenwel dienen en anderszijds zien zij, die zich een plaatsvervanger kozen, zich van dezen beroofd omdat de vervanger nu voor zich zelf moet dienen. Verder wees spreker nog op verschillende bijkomende omstandigheden die den maatregel tot een bezwarynden en teleurstellenden maken, een eD ander om aan te toonen, dat men in breeden kring, door de beide tegenstrijdige beschikkingen van den Minister, in een hopelooze verwarring verkeert. Daarom stelde de interpellant den minister deze vragen: le. Is het waar, dat begin November van dit jaar, met intrekking van vroeger gegeven orders door den Minister van oorlog werd gelast, dat het blijvende gedeelte der lichting 1907 op een veel hooger sterkte moest worden onder de wapenen gehouden dan aanvankelijk was bepaald; 2e. zoo ja, welke redenen hebben tot die wijziging geleid. De MINISTER VAN OORLOG zeide niet veel meer te kunnen antwoorden dan hetgeen hij reeds op de jongste vragendag aan den heer de Visser mededeelde. Op de eerste vraag antwoordde htj: dat de lastgeving, daarbij bedoeld, op 31 October j.1. is verstrekt; Op de tweede vraag antwoordde de Minister, gelijk hij dit den heer de Visser reeds deed, dat de eenige reden is, dat de verwachting dat het bekende wetsontwerp omtrent het blijvend gedeelte nog voor 1 December wet zou worden niet verwezenlijkt is of te verwezenlijken is. Intusschen verklaarde de Minister voor alles dat hij de aanschrijving van 12 Juli, waarbij de manschappen van het blijvend gedeelte naar huis werden gezonden, niet geheel wenscht te verdedigen, omdat die aanschrijving hoewel geheel met goede bedoelingen in ’t leven geroepen, te veel rekening heeft gehouden met de tot standkoming voor 1 December van het nagenoemde wetsontwerp nopens het blyvend gedeelte. Nadat de Minister uitvoerig had uiteengezet wat de factoren waren tot verhooging van de sterkte van het blyvend gedeelte, betoogde de minister dat de thans teleurgestelden toch ook wel eenigszins hadden kunnen voorzien dat de toestand onzekerheid bood. Wel ware ’t misschien, als daad van welwillendheid, beter geweest bij de aanschrijving van 12 Juli de miliciens te herinneren aan den toestand van 1907, maar omdat de minister dit niet deed, daarom kunnen de thans teleurgestelden daaraan nu geen rechten ontleenen. De veroorzaakte teleurstellingen besprekende achtte de Minister geldelijk verlies door hen die reeds een nummerverwisselaar hadden betaald, geen onoverkomelijke ramp; zoo kunnen zij, die verhinderd zijn een betrekking te aanvaarden, alsnog een nummerverwisselaar stellen; dat zij die niet uit overwegende redenen zich van deelneming aan de kaderoefeningen onthielden, ook onder de teleurgestelden behooren, is waar, maar hebben zij, door hunne onthouding niet evenzeer het land teleurgesteld ? Ten slotte wees de minister er op dat hij tot dusver zooveel mogelijk had gedaan om de gevolgen van de teleurstellingen te verzachten, maar verder kon hij thans als Minister niet gaan, zonder medewerking van alle takken vau de wetgevende macht, en die medewerking zou daarin kunnen bestaan, dat den minister de macht- werd gegeven tot het verstrekken aan heD, die met klachten over geleden schade tot hem komen, van tijdelijke verloven, gedurende het noodzakelijke onderzoek van hun klacht aan het depart. van oorlog, een tijdelijk verlof, dat dan later eventueel in een definitief zou kunnen worden veranderd. De heer MARCHANT ging nader op de zaak in. Hij gaf onmiddellijk toe dat Ministers goede trouw hier niet in verdenking komt; maar betoogde dat de Minister in geen geval de 4 maanders onder de wapenen had moeten roepen, en dat men niet mag veronderstellen dat miliciens zich met politieke kansberekening bezig houden. Om uit de impasse te geraken gaf hij in overweging om het blyvend gedeelte thans op volle sterkte te laten, doch dat gedeelte dat de Minister meent te kunnen missen zonder gevaar voor het landsbelang, naar huis te zendeD, doch met klein verlof. Spreker stelde [daarom de volgende motie vnnr •
»De Kamer, van oordeel dat tengevolge van de herroeping der mimsterieele orders van 12 Juli van dit jaar betreffende het blijvend gedeelte der lichting 1907, een toestand van verwarring en onzekerheid is ontstaan die behoort te worden opgeheven, noodigt der Minister van Oorlog uit om buiten de miliciens der lichting 1907 die op 31 October reeds met groot verlof waron gezonden, het blijvend gedeelte dier lichting op volle sterkte te laten, doch de miliciens zoover als naar zijn oordeel zonder schade voor het landsbelang zal kunnen geschieden na 30 November a. s. met tijdelijk verlof te zenden, en gaat over tot de orde van den dag.» De heer TALMA hield een uitvoerig betoog, strekkende om aan te toonen dat, alsergeen toestand van verwarring bestaat—wat spr. niet toegat — van de verwarring niet de Kamer noch de Regeering de schuld draagt. De circulaire van 12 Juli 1907 is beslissend en daarop kan de minister niet meer terugkomen ; het terugkomen of houden der miliciens voor het blijvend gedeelte is dus onwettig. Voor de tegenstanders van de afschaffing van het blijvend gedeelte is de circulaire van 12 Juli 1907, die het aantal miliciens inkortte, zeer onaangenaam, maar er is niets meer aan te doen. Volkomen te goeder trouw heeft de Minister de belangen der miliciens uit het oog verloren. Des Ministers daden zijn in strijd ook met de door de regeering in het voorjaar afgelegde ' verklaring. De ambtenaren van het departemt mag men niet beschuldigen, men weet dat er ongunstige omstandigheden zijn aan het departement, dat ’s Ministers verantwoordelijke raadgevers wel eens niet behoorlijk in staat gesteld worden 1 te adviseeren. Verwarring en onzekerheid is er niet; de [ Minister kan het blijvend gedeelte niet «houden». heeft de Minister troepen noodig dan moet hij die maar oproepen volgens art 110 der militiewet. De heer LOHMAN wil de zaak uitsluitend van juridisch standpunt bezien. De fout begaan door een verkeerde wetsinterpretatie. Ingevolge de wet wordt in Juli geloot, wie bij ’t blijvend gedeelte blijven. Die loting is beslissend. Men kan er niet op terugkomen. Zij die vrijloten hebben het recht om naar huis te gaan, de minister kan ze niét terugroepen en de circulaire van 31 October mist rechtskracht. Spr. twyfelt nite aan de goede trouw der regeering: maar hij hoopt dat zij het volgende jaar de Kamer in de gelegenheid ' zal stellen over de kwestie te beslissen. Had de regeering de kamer willen misleiden, dan ware de scherpste afkeuring gemotiveerd maar hiervan is geen sprake. De motie-Mar- ' chant houdt geen rekening met den toestand. ' Spr. stelt eene motie voor, waarbij verklaard j wordt, dat, wat geschipd is niet kan veranderd worden, maar dat de regeeriDg op andere wijze uitvoering had moeten geven aan art. 199 ' militiewet. üe bedoeling der motie is uit te spreken, dat de minister anders had moeten handelen ; maar tevens den minister intrekking zijner circulaire van 31 October mogelijk te maken. De heer DUYMAER V AN TWIST gaat nog eens de geschiedenis na en gaat accoord met M. Lohmab, dat de regeering met haar circulaire van 12 Juli 1907 haar belofte aan de Kamer overtrad. Spr. vraagt voorts of de minister bij den voorzitter op spoedige behandeling van de wet op het blijvend gedeelte heeft aangedrongen. De heer TER LAAN betreurt, dat de motieLohman niets inhoudt omtrent de miliciens, men kan de minister naar huis sturen en de miliciens in de kazerne hou len. Spr. geeft den heer Marchant in overweging ter zyde te laten in zijn motie de oorzaak die tot de onzekerheid aanleiding fgaven en enkel aan de miliciens te denken. Spr. gispt de lichtvaardige wijze waarop de minister met de belangen der miliciens is omgespróngen. Spr. stelt de volgende motie voor, waarin alle rechtskwestiën worden vermeden: De kamer, van oordeel dat ten aanzien van het blijvend gedeelte de regeling van 12 Juli dient gehandhaafd, gaat over tot de orde enz.” De heer VAN DOORN gelooft, dat de Kamer en de Minister van oordeel zijn, dat er voor de miliciens, die werden teleurgesteld, iets moets worden gedaan, maar het beste is, zich te bepalen tot hen. die direct schade ondervinden. Spr. bestrijdt de juridische betoogen van de heeren Lohman en Talma. Men kan niet zeggen, dat de Minister de wet geschonden heeft. De heer TYuEMAN acht niet te ontkennen, dat de Minister zich in moeilijkheden heeft gebracht. Wat is de remedie tegen deze ziekte. De Minister betreurt het gebeurde en wil zelf helpen aan de genezing. Maar wat gebeurd is, lijkt spr. heel erg. Men mag zich bij herstel niet bepalen tot hen, die geldelijke schade hebben geleden. 1536 verlofgangers mogen niet weer worden opgeroepen, zij hebben verkregen een recht. De MINISTER VAN OORLOG heeft velen schade gedaan. Gold het een civiele zaak, dan ware er bij de miliciens recht op schadevergoeding. Met gevallen als deze, bederft men de sympathie des volks voor het leger. Spr. kiest van verschillende kwaden het minste. Deze Kamer kan voor zoover haar betreft dispensatie geven in een door de Regeering afgelegde belofte in zake blijvend gedeelte zonder andere gevolgen, dan dat de heele zaak een jaar wordt verschoven. Spr. stelt een lange motie voor in dien geest. De VOORZITTER stelt voor, alle motien te doen drukken en morgen de discussie voort te zetten, doch de heeren HEEMSKERK, KOLKMAN en DRUCKER stellen voor hedenavond verder te gaan. Dit laatste voorstel wordt aangenomen met 58 tegen 32 stemmen.
"Staten-Generaal.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327130:mpeg21:p00001
Historische roman mt den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. doox Dr. A. HALBERSTADT. 67 Haar broeder, die uit baatzucht zijn zuster had ’erkocht en zichzelf, omdat zij niet al die menschen n net gezicht spuwde; omdat zij bang was haar 'emaal met haar handen de keel dicht te drukken, ,oen hij voor haar op de knieën lag, en zij niet len moed had gehad om, toen er gelegenheid was in het stille Beth-Eden, een einde te maken aan haar bestaan. Niets toch had haar toen weerhouden fan vrees en laf heid. Op gronden van heerschzucht, ?an wraakzucht had zij zichzelf misleid en zich irampaebtig aan het leven gehecht Bereniee twam zich in haar eigen oogen erbarmelijk klein root; een ongelukkig zwakhoofdig schepsel, dat niemands medelijden waard was, en toch was zij grooter dan iemand uit haar omgeving. Tegen aller verwachting richtte zich Vespasianus na de gehouden rust in Caesarea Philippi niet tegen Jeruzalem. Hij stelde zich tevreden met Peraea van oproerlingen te zuiveren, wat hem met behulp der daar bestaande vredelievende partij binnen drie maanden gelukte. Vervolgens legde hij troepen in de winterkwartieren van Berytos en Caesarea aan Zee, zeer tegen den zin van het leger, dat na de bij de onderwerping van Galilaea geleden belangrijke verliezen er naar haakte de hoofdstad aan te tasten en het volk te vernietigen, dat niettegenstaande zijn mindere bekwaamheid in het oorlogvoeren den roem der Romeiusche legers, van namelijk onoverwinnelijk te zijn, bijna te schande
ïad gemaakt. Maar den opperbevelhebber scheen lie met den dag toenemende ontevredenheid te intgaan; zonder zich te storen aan het gemor der loldaten gelastte hij eiken dag marsch- en wapenicfeningen, onderrichtte hij de slingeraars en boogschutters in de belegeringskunst en liet hij de mineurs ;n sapears schansen en barricaden maken, alleen foor oefening, alsof in het land rondom volkomen rrede heerschte. Het scheen alsof hij de Judaëen wilde sparen of dat hij door hen een schandelijke lederlaag vreesde te zullen lijden. De laatste mrweging bewoog de onderbevelhebbers, die haar ils een beleediging voor de Romeinsche wapenen beschouwden, om samen te spannen, en toen hun op een zekeren dag weer de soldij moest uitbetaald worden, vorderden zij met klem van Vespasianus de voortzetting van den krijg Bij hen sloot zich Titus aan, die te opgewonden was om over de redenen na te denken van het in het oog loopende dralen zijns vaders, en ook Agrippa steunde hen. Want deze zag in een spoedige krachtige onderdrukking van den opstand den eenigen weg om tot de heerschappij over Judaea te geraken, zonder tevens te moeten vreezen, dat hij een Koningschap moest aanvaarden over een door partijschappen en burgeroorlogen verdeeld volk. Vespasianus ontving de afgevaardigden uit het leger met zijn gewone kalme beleefdheid en hoorde zonder een trek in het gelaat te veranderen de beweringen van zijn zoon aan, die namens al de overigen het woord voerde. Toen hij geëindigd had, glimlachte de vader. sTitus Flavius, de Legaat,” sprak hij toen spottend, «heeft, toen hij over mijn dralen sprak, een zoo scherp woord gebezigd, dat hij mij vergiffenis behoort te vragen. Hij noemde dat vronwelijk. Ik geef hem toe, hij heeft gelijk. Want, dat ik den grooten Fabius den Draler navolg, daaraan heeft een vrouw schuld!” Er ontstond eenige beweging onder de aanwezigen,
want op ieders tong lag de naam dier vrouw. Ook Titus ried dien naam en onder den doordringenden blik zijns vaders kwam een blos op zijn wangen Agrippa werd bleek. «Spreekt gij van mijn zuster Bereniee F” vroeg hij met verstikte stem. »Gij begrijpt mij,” antwoordde deze ernstig. «En, bij Zeui, wij kunnen allen van die Vorstin leereu. De echte Romein moet niet slechts veldheer, maar ook staatsman zijn. Ik verklaar u dat ik reeds op het punt stond om het bevel tot optrekken tegen Jeruzalem te geven, maar Bereniee hield mij ervan terug!” «Maar ik begrijp niet,” riep de jonge Legaat, dien het bevreemdde dat de Vorstin daarover buiten zijn medeweten met zijn vader gesproken had, «welke gronden zij u daarvoor gaf.” »Laat zij zich zelf verdedigen,” viel hem Vespasianus in de rede, trok daarop een zwaar gordijn weg, dat den achtergrond afsloot, en van een hoog gestoelte verhief zich de Vorstin. Zij kwam inde vergadering. «Het verbaast u, dat gij mij hier ziet,” zeide zij tot den Legaat, die onwillekeurig een stap achteruit deed. Daarop zich met een fijnen glimlach tot Vespasianus wendende, ging zij voort. «Gij meendet, dat de dagelijksehe praatjes niet tot de ooren van den opperbevelhebber doordrongen. Vespasianus hoort en ziet alles! Gij vraagt naar de reden van het dralen, dat geheel in strijd is met uw ijver!” sprak zij tot de anderen gekeerd. »Het is u allen zeker bekend, dat Rome in dezen tijd niet alleen door de Judaeën bedreigd wordt. Reeds heeft Vindex in Gallië het zwaard van het oproer tegen Caesar opgeheven, en in Rome zelf leeft eiken dag de ontdekking eener nieuwe samenzwering op. Wie staat er u voor in dat niet op den een of anderen dag het door burgerkrijg ondermijnde Rome zijn eenige redding bij Vespasianus, als een onwankelbare rots iu de volle branding, en gij, die u onder zijn adelaars geschaard hebt,
zal zoeken, voor ieder mei gezonden pms is uei vi onmiskenbaar dat een reusachtige omwenteling op vi handen is, grooter in omvang en gevaar dan tijdens vl het driemanschap. Zou nn in dat geval niet een U tweede Augustus moeten opstaan om het schip van m staat met vaste hand in de haven te brengen F” S Zij hield een oogenblik op om de werking harer ei woorden bij de aanwezigen te kunnen nagaan. De ei officieren bleven in spanning verkeeren, omdat zij li de strekking van Bereuice's woorden niet volkomen h begrepen; alleen voor Titus waren zij duidelijk, o en hij was vol bewondering over hetgeen zij sl gesproken had. u « Stelt n nu voor, Romeinen,” ging de Vorstin si voort, «dat die storm juist opstak, terwijl gij allen h door den strijd om Jeruzalem wordt bezig gehouden, v; Want denkt niet te gering over die stad en haar v inwoners! Heeft zij eenmaal het zwaard getrokken, te dan is dit moeilijk af te weren en zult gij het uwe b zeker niet ten behoeve van het zwakke rijk kunnen ti gebruiken. Geen gunstiger oogenblik zou zich aan b Juda voor den oorlog opdoen. Op dit oogenblik o heerscht er nog partijtwist. Maar zoo diep is het n venijn van den burgeroorlog nog niet in de harten \ doorgedrongen, dat zich niet Sadducaeëa en Pba- g risaeën, Zeloten en Sikariërs als een éénig man d tegen u zullen verheffen. Dat venijn heeft niet S onmiddellijk den dood ten gevolge, het sluipt stil o voort en heeft tijd noodig om het geheele lichaam z te doordringen, voordat het dit ondermijnt. Daarom s heb ik den aanval op Jeruzalem voorshands ont- n raden. Ik heb hem een fabel verteld, waaruit hij v terstond de zedeles trok, zooals ook gij die trekken v zult, wanneer ik u die fabel vertel. Wilt gij ze hooren?” _ , * De spanning had haar toppunt bereikt. Titus g riep het eerst driftig uit. »Ga voortI”, en alle anderen herhaalden dat woord. Zij vertelde: «Een slaaf had van zijn meester last gekregen om tegen een troep wilde wolven te
rijheid krijgen. Eenige lieden rieden hem aan te luchten, anderen dat hij om schrik onder de wolven e brengen zich terstond met het zwaard op hen loest storten. De slaaf deed niets van dat alles. Ileeht3 met een paar schaapsvellen bedekt en met en korten dolk gewapend ging hij naar de arena n legde zich daar midden in het zand. Nauwijks waren de kooien der roofdieren geopend, toen lij als een schaap ging blaten. In het eerste iogenblik bleven de wolven staan, maar daarop tortten zij zich allen op liet gewaande schaap en litgehonderd als zij waren, wilden zij het vercheuren. Daarop had de slaaf gerekend. Hij liet len de vellen meenemen en trok zich in afwachting 1 an hetgeen en verder gebeuren mocht in een hoek an het perk terug. De wolven nu vielen allen egelijk op de vellen aan, verscheurden ze en letwistten ze elkaar. Een hevige worsteling ontstond usschen de dieren zelf; telkens wanneer een dier lezweek, wierp zich een ander over hem om hem ip te eten, terwijl een derde en een vierde een óeuwen strijd om het lijk met hem begonnen. Joor den slaaf was nu niets eenvoudiger dan het -unstige oogenblik waar te nemen en de worstelende lieren na elkaar van achteren dood te steken. Slechts de grootste en sterkste wolf bleef over; naar ook die werd door de wonden en het vechten soo afgemat, dat hij geen noemenswaarden tegenstand bieden kon. Zoo gebeurde het, dat een enkel nan meester bleef over een troep bloeddorstige wolven, en dat alleen, omdat hij de oude eeuwige waarheid toepaste van het Verdeel en heersch!” Er kwam geen einde aan de bijvalsbetuigingen, toen zij met haar verhaal gereed was. Zij wees die glimlachend af en richtte zich tot Vespasianus. (Wordt vervolgd.)
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327130:mpeg21:p00001
Pruisische S. 1>. Gisteren kwam te Berlijn het tweede congres van Pruisische sociaal-democraten bijeen, dat in Dec. jl: wegens de verkiezingsdrukte niet door kon gaan. De Berlijnsche sociaal-democraten zullen een ontwerp indienen, een Landeskommission en een uitvoerend bestuur in te stellen. Eergisteren is te Berlijn, ter inleiding van het congres, een buitengewone bijeenkomst van sociaal-democratische Duitsche vrouwen gehouden, welke hoofdzakelijk het dienstbodenvraagstuk behandeld heeft. Iri die vergadering werd medegedeeld dat de dienstboden te Hamburg en Frankfort ajd. Main sterke vakverenigingen hebben. Ook in Berlijn maken vele vrouwen deel uit van een vakvereeniging. Men betreurde het dat het centrale bestuur uit de Duitsche vakvereenigingen een onvriendelijke houding tegen deze vrouwenbeweging aannam. In verschillende redevoeringen en moties werd de wenschelijkneid van de oprichting van vereenigingen van dienstboden uitgesproken. Spionnage In Rusland. Te Warschau zijn een aantal personen in hechtenis genomen, die de geheime plannen van het militaire district Warschau aan den agent van den generalen staf van een naburige mogendheid hehben verkocht. Te Alexandrowo werden eerst twee mannen en een vrouw in hechtenis genomen, die belangrijke geheime stukken, die men bij hen vond, naar Thorn wilde brengen, om ze, naar het heette, daaraan den agent van een buitenlandschen generalen staf ter hand te stellen en de betaling daarvoor in ontvangst te nemen. De gearresteerden zijn beambten van de mob.lisatieafdeeling van den Weichselspoorweg Mizkewitsj en Ilegelki en de vrouw van den laatstgenoemde. In verband met deze inhechtenisneming ontdekte men een geheele organisatie te Warschau, die zich bezig hield met den verkoop van mobilisatie- en vestingsplannen. Op de een of andere wijze wist deze zich goede copieën te verschaften, die zij dan werden verkocht. Als leden van die organisatie werden in hechtenis genomen de beambten der mobilisatie-afdeeling Swiderski, Sjoestof, en Kostantinof, de ambtenaar van den generalen staf Sjislof, een aantal zetters van de drukkerij vac
den staf en nog verschillende andere personen De organistie schijnt al sedert geruimen tijd te hebben bestaan en reeds een reeks van plannen in het buitenland te hebben verkocht. Daar bijna alle personen, die bij deze zaak betrokken waren, staatsambtenaren zijn, zullen zij voor een militaire rechtbank terecht staan, die wegens landverraad niets anders dan den doodstraf over hen kan uitspreken. De organitatie is door twee ingewijden verraden aan den chef van deu veiligheids iienst te Warschar, die aan elk hunner een belooning van 10.000 Rbl. toekende. Men zal zich herinneren, dat ook zes jaren geleden iets dergelijks te Warschau gebeurd is. toen nl. kolonel Grimm mobilisatieplannen had verkocht. De ontdekkking van dit verraad bracht destijds groote ontsteltenis teweeg in militaire kringen, vestingen werden verbouwd troepen overgeplaatst en tal van andere maatregelen genomen. De toenmalige minister van oorlog Koeropalkin belastte zichzelf met de hootdleiding der veranderingen, waaruit valt af te leiden, van hoe groot belang men de verkochte stukken achtte. De Amerikaausciie geldcrlsis. In een brief aan den Amerikaanschen minister van financiën, Cortelyou, heeft president Roosevelt zich uitgelaten over de tegenwoordige crisis. Hij schrijft o. a., dat er thans meer geld in omloop is, dan een maand geleden. De regeering zal toezien dat het volk geen schade zal lijden, als het den rechteD weg bewandelt, President Roosevelt consta teert verder, dat de oogst goed is en dat de vei ItoudiDgen in de nijverhtid gezond zijn. De regeering zal het geld dat zij bezit in omloop brengen, om in de tegenwordige behoefte te voorzien. Deze brief wordt beschouwd al de.voorlooper van de boodschap die door den president aan het Congres zal worden voorgelegd. Berg verschuiving. (Jit het Zuiden van Frankrijk wordt een bergverschuiving bericht, die vrij groote verwoestingen heeft aangericht. De Montbringue, een berg van 700 M. hoogte, in den omtrek van Lodève bij Clermont, is verleden week over een lengte van 400 M. en een breedte van 100 M. verschoven, alles mee slepende. Groote verwoestingen zijn aangericht. Vooraf door het water, dat van alle zijden te voorschijn kwam. Er wordt gevreesd dat de bewegingen van de 400.000 kub. M. groote massa nog vooreerst niet geëindigd zullen zijn. KORTE BERICHTEN. Volgens een telegram uit Calcutta is er een staking van beteekenis aan de sporen in het Oosten van Engelsch-Indië uitgebroken. Het goederenvervoer wordt belemmerd en men vreest dat het laden van schepen aanmerkelijk vertraagd zal worden. De Tribune verneemt dat president Roosevelt al het mogelijke doet om de pogingen te ontzenuwen van zijn vrienden, die er met geestdrift voor pleiten dat hij zich zal laten herkiezen als president. Naar de Tribune uit Petersburg verneemt, verwacht men den Amerikaanschen minister
Taft daar den 3en December. Hij zou er slechts kort blijven, maar waarschijnlijk toch nog den keizer van Rusland ontmoeten. De 300 passagiers van de bij Kaap Baba (bij Heraclea, aan de Zwarte Zee) gestrande stoomboot Kaplan zijn allen gered. Acht matrozen zijn verdronken. Volgens een telegram uit St. Petersburg heeft een zestal Octobristen de partij verlaten en zich bij de oppositie aangesloten. Men denkt, dat nog een dertigtal zal volgen. De Doema zal denkelijk Vrijdag bijeenkomen ter bespreking van het adres aan den Tsaar. ; Er komen weder berichten van boerenonI lusten in Apulië. Gisteren hield de socialis• tische ex-afgevaardigde Prampolini té Marlano, waar het landvolk sinds eenige dagen staakt, ! een opruiende redevoering, waarop de politie t hem arresteerde. De menigte bombardeerde - de politie met steenen, met het gevolg dat verscheidene agenten gewond werden.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327130:mpeg21:p00001