Dit nummer bestaat uit drie bladen. EERSTE BLAD.
t “ Reclames betretïëntie de ( bezorging dezer { ourant, ; x * • a •
gfüeve men tijd'g op te geven d aan ons bureau, (iroote Markt r( 35; N w
" Veranderingen in v advertentiën gelieve 1 Aan doir irnnp Ao *
men steeds den dag voor de uitgave in te zenden, daar ( anders niet voor de uitvoering , der verandering kan worden i ingestaan. < ♦♦♦♦♦♦♦♦♦#♦♦♦♦! i GEUR. VERHOEVEN, : Veemarkt 32. BREDA. Telefoon 212. 1 DE VLINDER ! INRICHTING VOOR Coicpleele IMileeriiig.; WIKffl. LDIEUUm • ] ♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦'
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327132:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327132:mpeg21:p00001
{SLOT), Wat ons de wijzen als waarheid verkonden, Straks komt een wijzer, die ’t wegredeneert. Nog in een ander vnagstuk, dat de j i. hygiëne raakt of waarvoor althans vele hygiënisten, zich warm maken, staat de keuze tusschen onze oostelijke en westelijke buren. Ik bedoel het vraagstuk der vaststelling van een nieuwen nationalen tijd. Geheel vereenigen kan ik mij niet met hen, die van de invoering van den
Midden Europeeschen tijd voor ons land alle heil vernachten. De periode van het jaar, dat het uur van opstaan nog vóór zonsopgang slaat, wordt door een vooruitzetten van de klok met 40 minuten, ongeveer met een maand verlengd, terwijl uit een hygiënisch oogpunt juist een verkorting gewenscht ware. Wij zouden dan niet meer alleen van de duistere dagen voor Kerstmis, maar reeds van de donkere morgens voor St. Nikolaas moeten spreken, gesteld dat wij inderdaad zoo volgzaam zijn, gelijk verwacht wordt, van naar de klok te blijven leven en niet eenvoudig ades 40 minuten later te stellen. Dat opstaan en toiletmaken vóór zonsopgang, hetwelk in onze meestentijds zeer gebrekkig of niet verlichte en verwarmde slaapkamers met begrijpelijke overhaasting en oppervlakkigheid pleegt te geschieden, acht ik een hygiënisch nadeel, omdat het aan een goede lichaamsreiniging in den weg staat. Veel beter wrare het reeds te achten, en dit zou wellicht een internationale regeling verdienen, wanneer wij in het dagelijksch leven — met name ten aanzien van de schooltijden, waarnaar de meeste gezinnen hun dagverdeeling narichten — een zomer- en een winterdienst invoerden, zooals reeds voor onze openbare verkeersmiddelen gebruikelijk is. Alleen zou de winterdienst niet langer dan b.v. 4 maanden behoeven te duren. Maar nog* beter, als wij toch eenmaal aan het internationaal regelen gaan, komt mij een geleidelijk en daardoor opgemerkt verzetten van de klok voor, in dien zin dat zij althans eenigermate de zon in haar perioden van vroeg en van laat opgaan volgt, tiet voorbeeld van de kippen dus, op menschelijke wijze nagevolgd. Stelt dat wij tijdens het lengen der dagen de klok algemeen zoo regelen, dat hij eiken dag een minuut voorloopt en in het overige jaargetijde juist andersom Een zoodanige regeling'kan niet moeielijk vallen, het eenvoudigst zou misschien zijn den grooten wijzer telkens te middernacht een minuut te laten
verspringen. Maar dit is een kwestie van techniek, waarop ik niet verder inga. Waar ik alleen maar op wil wijzen, is dat men naar de klok levende en het geheele jaar door op hetzelfde uur opstaande, dan den 21sten Juni feitelijk twee en een half uur vroeger uit de veeren zou zijn dan den ‘ilsten December. Op die wijze zouden de hygiënische en economische voordeelen van het vroegere opstaan verkregen worden in veel ruimer mate dan bij invoering van den Midden-Europeeschen tijd en zonder de nadeelen, die aan den laatsten in den wintertijd verbonden zijn. Het ligt nu eenmaal in den aard van mijn onderwerp, dat in hoofdzaak op de tekortkomingen onzer wetenschap valt te wijzen. Vandaar dat het mijn taak is om daar, waar zij ontegenzeggelijk haar triomfen heeft gevierd, ook de keerzijde der medaille te toonen. Zoo mag ik dan niet verhelen dat het succes onzer handelingen bijwijlen grooter is geweest dan zich wetenschappelijk laat verklaren. Het is dan alsof de natuur goedmoedig den wil voor de daad genomen heeft. Men zou dat b.v. kunnen beweren ten aanzien van de antiseptische wondb.ehandeling. Het is algemeen bekend, welke zegenrijke gevolgen voor de lijdende menschiïeid een behandelingsmethode gehad heeft en nog heelt, welke er consequent op uit is besmetting van de wond te weren door de smetstof overal, waar zij gevaarlijk kan worden, aan de hand van den chirurg, aan diens instrumenten, in de wond zelve als het moet, onschadelijk te maken. Toch, al waren de practische resultaten schitterend, moet erkend worden dat het theoretische doel, de grondslag der methode, maar ten halve verwezenlijkt is geworden. Immers hebben nieuwere onderzoekingen geleeid, dat het niet wel doenlijk is de menschelijke huid, laat staan een wond, van de daarop en daarin voorkomende microben volledig te bevrijden. Zelfs is het gebleken dat ! het onder onze antiseptische en aseptische verbar den van bacteriën wemelt
en dat daaronder niet zelden ook ziektekiemen worden aangetrolïen. In nog grooter verlegenheid misschien zouden wij geraken, wilden wij een ander gunstig verschijnsel ten volle verklaren, dat in alle beschaafde landen w'ordt waargenomen, n.1. een belangrijke en gestadige afneming van de sterfteverhouding in den loop der jaren Voor ons land b.v. is dientengevolge in den tijd eener halve eeuw ongeveer (1850 —1900) de gemiddelde levensduur, van de geboorte af gerekend, gestegen bij de mannelijke bevolking van 35 tot 46 jaar, bij de vrouwelijke van 38 tot 49 jaar, een aanwinst derhalve van niet minder dan 11 jaar. Ik geef hier voor een juiste beoordeeling van den toestand opzettelijk den volgens wetenschappelijke methoden berekenden levensduur en niet het ruwe cijfer van de sterftekans, om onafhankelijk te zijn van den invloed der ge boortefrequentie, tvellce in Noord- en Midden-Europa een 'neiging tot dalen vertoont en, wegens de zoo groote sterfelijkheid der zuigelingen, voor een deel reeds de afnemende mortaliteit zou kunnen verklaren. Trouwens bij lange na niet geheel, want in ons land b„v overtreft de laatste dermate de eerste in haar neerwaartsche beweging, dat het geboorte-overschot gestadig is toegenomen. In de zooveel gunstiger geworden sterfteverhoudingen deelen ten ontzent ongeveer alle leeftijdsklassen; in de eerste plaats wel de kinderen. Immers terwijl in den aanvang der in beschouwing genomen 50-jarige periode er van 1000 pasgeboren kinderen slechts ongeveer 800 hun eerste levensjaar bereikten, was dat aan het einde dier periode met 850 het geval, de sterfte in het eerste levensjaar dus van 20 pCt. afgenomen tot 15 pCt. < Doch ook de volwassenen zijn aanmerkelijk vooruitgegaan. Zoo is — om daarvan een denkbeeld te geven —de levensverwachting der 20-jarigen, de
beide geslachten dooreengerekend, met ongeveer 6‘/2 jaar geklommen. De statistiek is, streng genomen, geen verklarende wetenschap, zij constateert slechts. Een oorzakelijk verband aan te toonen vermag zij niet, hoogstens kan zij dit waarschijnlijk maken door een samentreffen en samengaan aan het licht te brengen tusschen twee verschijnselen, die in een betrekking van oorzaak en gevolg tot elkander zouden kunnen staan. Ik herinner aan hét beroemde, of, wilt u, beruchte voorbeeld van den «invloed» der zonnevlekken op de graanprijzen. Meestal echter werkt zij met getallen, met grootheden, welke de resultante zijn van een zeer ingewikkeld complex van factoren, waarvan er een aantal voor ons zelfs geheel verborgen kunnen blijven. Langs den weg der analyse het juiste aandeel in het resultaat aan ieder der medewerkende factoren toe te kennen is dan, ook bij grove benadering, niet mogelijk. Zoo is het ook in ons geval. Wij staan hier mogelijk voor een verschijnsel, waarvan de ware grond ons ten eënemale ontgaat. Zoo althans móet men er wel over denken, indien zij gelijk hebben, die vermoeden dat de teruggang van de sterfte tot een voorbijgaande période behoort, die vroeg Jof laat door een beweging in de opgaande lijn staat gevolgd te worden. Het is nu eenmaal mode in alles periodiciteit te zien. Doch dat daargelaten, gaat men toch wel niet te ver met te beweren dat de vorderingen der wetenschap en de daarmede gepaard gegane betere opleiding onzer medici, verder de toenèmende zorg van overheids- en gemeenschapswege voor de volksgezondheid, juistere inzichten ook bij het publiek er toe moeten hebben bijgedragen om den toestand geleidelijk te verbeteren. Maar toch zou het van grove overschatting getuigen, wilden wij aan geneeskunst en hvgiëne alleen de eer geven, tenzij misschien onder de laatste verstaan worde die grootere hygiëne, welke niet alleen beoogt ’s menschen lichamelijk welvaren maar ook diens stoffelijke welvaart te
bevorderen. Gunstige sociale verhoudingen hebben buiten kijf een groote invloed ten goede op de gezondheid. De statistieken van alle landen komen daarin overeen dat in de arme klassen de sterfte grooter is dan onder meer gegoeden. Vooral geldt dat van de sterfte op jeugdigen leeftijd, wat niet te verwonderen is omdat het zwakke kinderlichaam het fijnste reagens vormt op een meer of minder goede verzorging. Ten ontzent heeft de vroegere Centrale Commissie voor de Statistiek het bedoelde verschijnsel kunnen constateeren voor steden als Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht en een 40-tal grootere plattelandsgemeenten. Evenzoo bleek het voor Den Haag het geval te zijn, waar een commissie uit de vereeniging tot verbetering van den gezondheidstoestand het materiaal bewerkte en aantoonde dat ook na den kinderleeftijd het voordeel, zij het ook in veel mindere mate, aan de zijde van de meer gegoeden bleef. Maar niet alleen de levenskansen worden door uiterlijken welstand gunstig geïnfluenceerd, ook de lichamelijke ontwikkeling, in maat en gewicht uitgedrukt, wordt er, naar de cijfers uitwijzen, aanmerkelijk door bevorderd. Tal van waarnemingen in het buitenland hadden reeds geleerd dat de kinderen der gegoeden beter uit de kluiten gewassen, zwaarder en langer zijn dan hun leeftijdgenooten onder de minder bedeelden. Bij een door een mijner leerlingen op de Utrechtsche lagere scholen ingesteld onderzoek is hetzelfde onderscheid ook hier aan het licht gekomen. De kweekelingen der scholen m. u. 1. o. zijn die van de armenscholen bijkans 2 jaren in lichaamsontwikkeling vooruit. Voorwaar een welsprekend pleidooi voor schoolvoeding! Ziehier een dankbaar onderzoekingsveld voor onze helaas nog slechts sporadisch voorkomende schoolartsen om verder te bewerken. Ten aanzien van den jongelingsleeftijd danken wij belangwekkende gegevens aan een onzer ijverigste beoefenaars der geneeskundige statistiek, Dr. G. W. Bruinsma, belangwekkend ook omdat er uit blijkt, hoe licht men op dit gebied op een dwaalspoor geraakt en tot verkeerde conclusies verleid kan worden, als men enkel op de ruwe cijfers afgaat en zich geen moeite geeft de bronnen van fouten op het spoor te komen. Bruinsma dan vond o. m. dat onze aanstaande officieren, de cadetten, op 18-jarigen leeftijd reeds langer zijn dan de miliciens — waaronder uit den aard der zaak er veel meer zijn van minder goeden huize — op hun 19e jaar. Het aangevoerde moge volstaan om in het licht te stellen van hoe groote beteekenis de sociaal-economische verhoudingen zijn voor de gezondheid en de physieke ontwikkeling van een volk. Deze verhoudingen nu zijn, indien wij de staathuishoudkundigen mogen gelooven, nagenoeg overal in de beschaafde wereld belangrijk en gestadig, zij het ook niet geleidelijk verbeterd. Om enkele teekenen daarvan te vermelden, zoo zijn in het algemeen de loonen gestegen en daarentegen van vele algemeen gebruikelijke levensbehoeften de prijzen gedaald, in het kort de koopkracht juist van den gemeenen man is toegenomen. De economische vooruitgang laat zich ook afleiden uit de stijgende consumptie per hoofd van graan en vleesch in ons land, uit de verbeterde woningtoestanden en zoovele andere teekenen van stoffelijke welvaart. Er bestaat zeker alle reden om hiermede nog een ander verschijnsel in oorzakelijken samenhang te brengen, dat naast de afnemende sterfte om zijn algemeen voorkomen evenzeer de aandacht heeft getrokken. Het feit n.1. dat het menschdom langer wordt, gelijk de meting der lotelingen in alle landen uitwijst. Bruinsma berekent voor ons land dat de 19-jarige jongeman tegenwoordig ongeveer 3 cM. langer is dan 40 jaar geleden. Regelmatig gebouwde lotelingen onder de maat van 1 M. 55, toenmaals niet zoo heel zeldzaam, komen thans bijna niet meer voor. Of ook het gemiddelde lichaamsgewicht een stijging heeft ondergaan, is uit de voorhanden gegevens niet na te speuren; wel vond Bruinsma dat het tegenwoordige geslacht niet alleen langer is, maar ook grootere hoofden en grootere voeten heeft dan het voorafgegane. Hij leidt dit af uit de maten der hoofddeksels en der schoenen.
"Theorieën.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327132:mpeg21:p00001
II nnwiniffliiiinm m» innTTiTMiinfflrmiiiiiiTiraiTiraiim i ■ wrir o—s -t-t.-. limriTTninnr < i in¥»T. BMM— POSTHUMUS BEDDEN en MATRASSEN zijn en blijven immer de beste. GROOTE VOORRAAD SLAAPKAMER MEUBELEN, BEDDENMATRASSEN.
vnx» V W ^ K/UiAIJkJ. AAAJAtAUA % V LyAJAJ AJA J J J—/ X—éJLS JUS AmU A 1 A1A1 1 JL 1 ■ Vergelijkt slechts mijne kwaliteit en prijzen hij die van andere soliede firm a’s. EKIANIKAAT 121.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327132:mpeg21:p00001
Historische roman uit den tijd van de verwoesting van Jeruzalem. DOOR Dr. A. HALBERSTADT. 69 Berenice liet weer een schellen lach hooren. «Bekommer u niet. veldheer! Die wraak zal alleen den waren schuldige treffen, en ik ben bereid de gevolgen voor mijn rekening te nemen!” De Romein ging een weinig bang geworden voor haar uit den weg. Zij hief zich in de hoogte, en op baar gelaat lag de bitterste minachting voor de menscbtieid, voor God, voor alles. «Aan wien zult gij die woorden zenden P” vroeg Agrippa met trillende stem «Kent gij uw bode niet meer aan Johannes van Giscbala,” antwoordde zij hem scherp aanziende «Omas is te slim om niet te beproeven twee tieeren tegelijk te dienen. Heeft hij teD slot'e ook niet gelijk daarin? Is mijn goud Hehter dan het uwe? Nog vandaag gaat een vertrouwde bode van mij naar Jeruzalem!” zeiae zij, terwijl zij zien naar den opperbevelhebber keerde en het schrijftafeltje weer in haar kleed bergde. «Ik hoop, dat gij de uitwerking zult bewonderen?” Zij nam Titus bij de band, en hij bracht haar met een opgewekt gelaat buiten de tent. Een half uur later kwam Agrippa met een bewolkt gelaat bij de Vorstin. Zij scheen hem ook verwacht te hebben, want zij liet geen verwondering merken; alleen klopte haar hart sneller en haalde zij dieper adem, als^f zij zich onvei wachts voldaan gevoelde. De honing naderde haar zeer kalm en bleef met gefronste wenkbrauwen voor haar staan.
vZijt gij den inhoud vergeteD, Berenice?” vroeg hij haar op scherpen toon, «van onze in Ptolemaïs gesloten overeenkomst?” «Berenice vergeet niets,” antwoordde zij bedaard. «Berenice moet niet de minnares van een Romein worden, luidde het. Laat zij slechts een spelletje met hem spelen, dat tot geen verplichtingen leidt. De grootheid van het geslacht van Herodes en de ondergang van Rome maken de strekking uit van het verdrag!” »Welnu en dan doet gij toch alles om de heerschappij van Rome nog meer te versterken. Het ware Vespasianus nooit ingevallen om zich die geleerde geschillen van Sadduoaeïsehe, Pharisaeïsche, Zelotische domkoppen ten nutte te maken, indien gij hem niet juist de zwakke zijde van Jeruzalem hadt verraden!” Zij liet het hoofd in nadenken op de borst zinken. «Verraden!” mompelde zij. «Ja, ik heb alles verraden; volk, vaderland en God. En voor wien P Voor u! Waarom zou ik nu niet ook u verraden? Ik ben niet meer gebonden door het woord, dat ik u in Ptolemaïs gegeven lieb I Gij hebt het zelf gebroken, toen gij van bet spel ernst hebt gemaakt, vreeselijken ernst! Gelooft gij dan dat ik dien Romein liefheb? Gij hebt misbruik gemaakt van mijn zwakheid En nu ben ik de gade van Titus, zijn gemalin, door de eerzucht, die gij in mij hebt opgewekt. Aan zijn zijde zal ik heerseben! Dat is een raadseiachtig woord! Maar ik heb een ijzeren wil, die niemand naast zich duldt. Ook u niet. Geef daarom uw heimelijk verzet tegen Rome op, Agrippa. Den dag, waarop Berenice in Caesarea Philippi de vrouw van Titus werd, meendet gij een schitterende zegen te hebben behaald; en weet gij wat dat was? Een nederlaag, die u alles ontnam, omdat zij de eenige trouwe bondgenoot, Berenice, van u vervreemdde De droom van een wereldheerschappij in Azië is verdwenen; thans is er slechts een enkele zetel voor den heer der aarde, Rome,
en naast Berenice is geen plaats meer voor Agrippa!” | Toen zij ophield, maakte zij een afwijzend gebaar met haar hand, alsof zij iets wilde wegvegen-. De Koning week bleek als een lijk achteruit en staarde haar met wilde oogen aan. ) «Berenice,” riep bij'in vertwijfeling; «waarom doet gij mij dat aanP' Zeg, dat ge mij wildet straffen, maar mij vernietigen . . Hij haakte naar adem, Haar gezicht bleef onveranderd «Van den dag af, dat gij mij verkocht hebt, heeft Berenice geert bföeder meer. Ga weg!” Zij wees hem. haar hand uitstrekkende naar de deur. Hij stak zijn armen omhoog en wilde haar op zijn knieën om genade smeeken. «Ga heen,” herhaalde zij met dezelfde wreede stem, en de haat gloeide iu haar oogen. «Waag het niet mij op mijn weg te beletten. Want ik zweer n bij de nagedachtenis onzer moeder, ik zou u vertreden als een leelijken worm.” Agrippa sloop stil weg. Buiten bet vertrek bleef hij een oogen blik staan, knarsetandde, balde zijn vuisten; zijn oogen roUen van ngd. Toen hief lüj dreigend de hand op en dacht: «Nog zijt gij' geen ’ Keizerin, Berenice; en zoolang...” IV. Aan het diepblauwe uitspansel stond een vroolijke zon, op aarde eebter loeide de storm door de spleten van het Dschaulanplateau en over de diepe zee van Genesar, waarin het water tot wilde schuimende golven opzwol. Maar binnen in een onbekende grot was het stiller. De tonen van een geweldige als door reuzenhandén gespeelde muziek van den orkaan braken af tegen de zware lagen van rotsblokken aan den ingang en trilden slechts als de ruischende akkoorden van eeo harp in de verte door de lucht, in overeenstemming met het vreemdsoortig stil gezang eener jonge vrouw, die op den
achtergrond der grot bij een klein vuur neerhurkte en mét haar groote blauwe, diepe oogen in de vlam staalde. Haar zacht, slank lijf was met een lang gelapt, maar toch frisch en zindelijk wit kleedje gedekt en deed aan de priesteressen der Egyptische Isis denken. Over de schouders en den rug van het meisje golfde zilverglanzig haar, dat aan de geheele gestalte een zeldzaam vreemd voorkomen gaf. Een der Germaansche bosclinimfen, een priesteres van Hertba, scheen door een goddelijke hand naar dit strand van de zee voor Galilaea overgebracht. Plotseling staakte zij haar gezang en zuchtte zij. Maar dadelijk kwam uit een hoek van de spelonk een armoedig geklieede dwerg, die bezig was met gerstenkorrels tusschen twee steenen lijn te wrijven, bij haar, boog zich over haar en vroeg haar op medelijdenden toon. «Schreit MeroëP”, en uit zijn oogen, door roode tand-en orngeven, scheen een straal van deelnemende liefde, die aan zijn zeer leelijk gelaat een zekere mate van schoonheid verleende. «Meroë heeft honger,” klaagde het meisje. Haar stem klonk als die van een kir d eu ook zag zij kinderlijk uit haar wilde, ondoorgrondelijke oogen. Gabba, de dwerg behandelde Meroë ook als een kind, streek baar nu en dan het haar van het vooi hoofd weg, en wanneer zij verdrietig was, haalde hij nit een hoekje een handvol gekleurde schelpen en blinkende steenen, die hij haar in den schoot wierp Dan werd Meroë rustig, lachte zij vroolijk, klapte in de handen en speelde een tijd lang met het glinsterend speelgoed; kortom, zij deed als een kind. Gabba zag haar daa bij met een glimlach aan, maar zuchtte toch ook en ging met een treurig gezicht naar zijn werk terug. De wilcfe, razende dolheid was wel van Meroë geweken, de razernij, die haar na de offerande van Vespasianus op den Kat mei in de duisternis had vöortgedreven, maar daarvoor was een niet minder angstwekkend soort van waanzin gekomen; in haar
geest was zij teruggekeerd tot de eerste jaren liarer jeugd. Gabba gaf evenwel de hoop op herstel niet op; hij hield aan dat denkbeeld met voorbeeldeloos geduld vast; het gaf hem moed en kraeht in zijn treurig en eenzaam leven. Overal had men hen als een paar wilde dieren weggejaagd. Meroë had door haar vreemd, wild uiterlijk en haar waanzin het bijgeloovige, domme volk vrees voor zieh ingeboezemd en Gabba’s misvormde gestalte had het bijgeloof versterkt. Men wilde ze niet in de nabijheid dulden; en dus hadden die «geteeken den” rusteloos moeten rondzwerven, zonder onderdak, zonder heul bij iemand te kunnen vinden. Eindelijk ontdekte de dwerg de spelonk, waarin zij nu waren, en die in den omtrek weinig bekend scueen te zijn; want zeer zelden verdwaalde de reiziger naar deze rotsspleten, die een scherp contrast vormden met de groote vruchtbaarheid in bet dal van Genasareth. Om zelfs de enkelen te weren, die soms om een toevlucht tegen vijanden te vinden daarheen mochten komen, had Gabba den toegang der spelonk met rotsblokken versperd en aan de buitenzijden puin eu steenen erover geworpen, zoodat niemand daarachter het bestaan tener menschelijke woning vermoe ten kon. Bij dag liet hij Meioë nooit alleen! bij nacht sloop bij langs de smalle, gevaarlijke bergpaden naar de stille vlakte om als een roofdier uit de prachtige, altijd ruim voorziene tuinen van Genesar, graan, gerst of rogge te halen; soms ook, wanneer het geluk hem diende, uit de netten der visschers aan het strand een weinig visch weg te nemen, of om onder de kudden der herders een weinig melk voor Meroë meester te worden. Meer dan eens kwam zijn leven daarbij in gevaar; hij beefde meer dan eens voor ' zijn leven, niet om zich, maar ter wille van Meroë, die zonder hem een wissen ondergang te gemoet ging. [Wordt vervolgd).
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327132:mpeg21:p00001