Toestand in Marokko. In het gevecht van gisteren aan de grens, waren de Beni Snassen 10.000 man sterk. Zij vielen op het Fransche kamp aan. De kolonelcommandant had den aanval voorzien en in verband daarmee zijn maatregelen genomen. Het gevecht was zeer levendig, De spahis voerden een schitterende charge uit om de infanterie te ontzetten, die bijna ingesloten was. Bij deze charge werden luitenant Roze en* vier spahis gedood, een officier van gezondheid en twaalf spahis gewond. De artilleri'e stortte bommen over de Beni Snassen uit om hen te dwingen terug te trekken. Het gevecht duurde tot twee uur in den namiddag. De houding der Fransche troepen was uitstekend. De Beni Snassen hadden ongeveer l‘20ü dooden. Troepenafdeelingen trekken het land door. Een brigadier en en saphi, die verdwenen waren, zijn dood teruggevonden. Het- aantal gedooden is acht. De lichamen der gesneuvelden zijn overgebracht naar het hospitaal en zullen heden ter aarde besteld worden. Het gevecht werd heden hervat. In den morgen werd aanhoudend kanongebulder gehoord. Volgens de eerste berichten trokken de troepen op in de richting van Haci-BenBecham, door het land Ellamri en het dal Ouled oum-Zarach, waar het kanonvuur ge opend werd. De Beni Snassen trokken terug in de richting van den bergkam Djebel— Zehrouh en de Beni-Nangouch voegden zich bij hen. Nu hoort men het kanonvuur aan de zijde van Nesaseb—Kiss. Men gelooft, dat er een verkenning plaats vindt en dat men opnieuw slaags is met den vijand. De Swazie-opperhoofden. De Swazie-opperhoofden zijn gisteren bij koning Eduard op het Buckingham paleis geweest. Ze warden in gekleede jas en hoogen hoed. De koning had de uniform aan van veldmaarschalk van het leger en droeg vele ridderorden hij was omringd door hovelingen en adjudanten, rijk uitgedost, en Lord Elgin, den minister van koloniën met ambtenaren van zijn departementen, allen in hofdracht. Zoo verscheen voor de Swazies de vorst van het machtige Britsche Rijk. Prins Malunge broeder van de koninginregentes der Swazies, riep, diep buigende, Bajete! — de Swazie-groet — en begon een toespraak in het Swazie die tien minuten duurde. Wat van die toespraak aan de pers
is meegedeeld, is met veel. Uit naam van heel het volk der Swazies betuigde de prins hulde en hij zei, dat het gezantschap den koning een verzoekschrift wil aanbieden. De koning antwoordde kort. Het verheugde hem de hulde van de Swazies in ontvangst te nemen hij had zijn vertegenwoordiger in ZuidAfrika, gelast, te luisteren naar hetgeen de Swazies te zeggen hebben, maar verwachtte ook dat de Swazies zich zouden gedragen naar de aanwijzingen van zijn ambtenaren. Het verzoekschrift moesten zij lar gs den gewonen weg, door tusschenkomst van den minister van koloniën, aanbieden, Verder wenschte hij de heeren veel genoegen in Engeland. Daarmede konden zij gaan. Wat hun grieven eigenlijk zijn — ze staan in verband met de regeling van het landbezit — dringt niet tot de Engelsche bladen door. Wel melden deze trouw, dat de Swazies veel vermaak in sramofonen scheppen, dat zij een voetbalwedstrijd hebben bijgewoond, dat zij ’t koud weer vinden enz. Maar zij hebben nu den giooten koning gezien, in al zijn praal. motorfiets iu botsing. Generaal-majoor Sir Henry Colvile, die Zondag overleden is — zijn motoi fiets kwam in botsing met een auto, waarin brigade-generaal Sir H. S. Rawlinson zat — heelt in het begin van den oorlog een weinig roemvolle rol gespeeld, al zijn velen van oordeel, dat men hem ie hard beoordeeld heeft. Hij voerde de garde-brigade aan en was tegenwoordig te Belmont, Enslm, Modderrivier en Magers fontein. Aan het hootd van de 9e divisie gesteld, kreeg hij opdracht de Boeren na Sannapost aan te va'len, maar hij kon ze niet vinden. Het regiment yeornanry dat te Lindley belegerd werd en zich overgaf, had hij moeten ontzetten, maar hij kwam te laat. Daarvoor kreeg hij een berisping en hij werd uit Zuid-Afrika teruggeroepen. Spoedig daarna kreeg hij zijn ontslag uit den dienst. In The Work of the Ninth Division heeft hij zich verdedigd, Colvile is 55 jaar oud geworden. Fantasie. Het berichtenbureau Parijs-Madrid zendt een hoogst merkwaardig verhaal de wereld in: De koning en de koningin van Spanje zouden niet met hun zoon naar Engeland zijn gereisd, maar met een vreemd kind. De Spaansche kroonprins zou vooruit zijn gezonden, daar men het te gewaagd achtte den koning en den troonopvolger tegelijkertijd bloot te stellen aan de mogelijkheid van ... een spoorwegongeluk (een «voorbereid” ougeluk misschien ?). Ten einde te verhoeden, dat na eer, mogelijk ongeluk de aanspraken van den werkelijken troonopvolger niet betwist zouden kunnen worden, is voor het vertrek uit Madrid van de verwisseling een protocol opgemaakt, dat door alle ministers mede-onderteekend is. De terugkeer uit Engeland zal onder dezelfde voorzorgsmaatregelen plaats vinden, verzekert het bureau. Geheime bergplaats. Ten huize van Kerfien, een sociaal-demoiratisch raadslid te Berlgn, is gisterenochtend 3en groote geheime bergplaats van de Russische sociaal-democratische partij ontdekt. Behalve 3en verhuiswagen met geschriften en papieren s een kist parabellum-pistolen en 3000 daarbij jassende holle-smts-natronen in heslsor apnn-
men. Dan ontdekte men een electrischei motor die gebruikt werd, om ontplofbare toestellen te vullen voor het dynamiteeren van gebouwen en spoorstaven, en een soort var halfhempjes die, om het lichaam gebonden dienen om verboden schrifturen en wapens de grens over te smokkelen. Verscheidene van die halfhempjes lagen, gevuld, klaar, om aangedaan te worden. Aanslag op Slolypin. Er komt alweder een tegenspraak van het bericht van den beraamden aanslag op Stolypin. De Lokal Anzeiger had, gelijk men weet, beweerd, dat een als militair verkleed burger zich, blijkbaar met kwade bedoelingen, toegang tot den ministerpresident had willen verschaffen. Er is niets van waar, zegt het Petersburgsche Telegraatagentschap. Dit agentschap is een officieus lichaam; het kan het dus weten. Aan den anderen kant houdt dit agentschap, juist zijn kwaliteit van officieus lichaam, er wel eens van de waarheid te verbergen. Zulks kan natuurlijk ook hier het geval zijn. KORTS BERICHTEN. Gistermorgen had een groot spoorwegongeluk plaats te Germersheim bij Kaiserslautern Een stoker werd zwaar gewond en 17 wagons werden vernield. Tot burgemeester van Rome is de Israëliet Ernst Nathan benoemd. Volgens berichten uit Turijn dreigt er weer een staking in Italië zoowel van het spoorwegpersoneel als van de post- en telegraafbeambten. Laatstgenoemden zijn ontstemd, omdat zij, Daar bij geruchte verluidt, niet zijn opgenomen in het aangekondigde wetsontwerp tot verbetering van dejrositie van verschillende categor'eën van staatsambtenaren. Op het R. K. consistorie, dat half December te Rome wordt gehouden, zullen twee Fransche bisschoppen tot kardinaal worden verheven. De Italianen zijn mgr. Gasparri en mgr. de Lai, de Franschen mr. Lupon, aartsbisschop van Reims, en mgr. Andrieu, bisschop van Marseille. Er zijn reeds vier Fransche kardinalen, t. w. Mathieu, Richard, Lecot en Couillé. De Engelsche Roomsehen krijgen dus hun kardinaal nog altijd niet. De bijeenkomst der verschillende Europeesche spoorwegbesturen ter regeling van den dienst zal dit jaar op 11 en 12 December te Weenen worden gehouden. Het spoorwegongeluk in Spanje wijt men aan den slechten staat van de brug, waarvan een der peilers onder het wicht van den trein is bezweken.
"Buitenland.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327135:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1907/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327135:mpeg21:p00001
De grifftersbenoeming in Overijsel. Onze Courant, een antirevolutionair blaadje, dat te Zwolle verschijnt, heeft zich tot mr. H. van der Vegte, lid van Gedep. Staten van Overijsel, gewend naar aanleiding van hetgeen in Het Volk was medegedeeld over zijne houding in de kwestie van de gnffiersbenoeming. Ziehier wat het antirevolutionaire blad mededeelt:
De heer V. d. Vegte verklaarde ons, zich te moeten onthouden van mededeelirigen uit het college van gedeputeerden, maar antwoordde op verschillende vragen, die we hem stelden, in dezer voege: «Het is onjuist, wat Het Volk zegt, dat ik het initiatief genomen heb, om de leden van Rechts tot blanco-stemmen te bewegen, Evenzeer is het onjuist, dat ik mijn vroegeren compagnon, mr. Sybrandy naar voren wilde schuiven. Ik wil daaraan toevoegen, dat ik zoowel het een als het ander onvereenigbaar zou achten met mijn verplichting ais lid van Gedeputeerde Staten. «Voorzoover ik de zaak kan bezien, spruit de houding der rechtsche Staten-leden niet voornamelijk voort uit het feit, dat er slechts drie liberalen op stonden. Utrecht heeft indertijd getoond, hoe het wenschelijk zijn kan, dat een antirevolutionaire meerderheid een liberaal griffier benoemt en daarmee ben ik het geheel eens. 3>Of mr. Sybrandy afviel, omdat de meerderheid van Ged. Staten hem njet wilde en of de heer commissaris heeft gedreigd met ontslag, beide in Het Volk beweerd,.... ik mag daarop als lid van Gedeputeerden ja noch neen zeggen en daar de vergaderingen van Gedeputeerden niet publiek zijn, heeft niemand het recht dit te bevestigen of te ontkennen, noch er eenige conclusie op te bouwen. «In geen enkel blad — dat wil ik u wel zeggen — heb ik nog eene juiste voorstelling van ’t gebeurde bij Gedeputeerden gelezen. De geruchten komen wellicht in de wereld, doordat een of meer Gedeputeerden enkele losse opmerkingen hebben gemaakt, die door gansch onbevoegden tot een samenhangend, maar onjuist verhaal worden aaneengeregen. «Of de Staten de juiste toedracht der zaak wisten, toen de rechterzijde unaniem blanco stemde ? Ik meen, dat de Staten-leden hoog genoeg staaD, om te moeten veronderstellen, dat ze zulk een gewichtige daad niet zonder goede kennis van zaken zullen verrichten. «Of er mogelijkheid bestaat, dat die juiste toedracht ook publiek komt?.... Dat zou alléén kunnen geschieden, als er in de openbare StateD-vergadering over geïnterpelleerd werd. Daar dit echter de vorige week niet gebeurd is, acht ik het onwaarschijnlijk, dat het alsnog geschieden zal. «Ten slotte wil ik u op uw vraag nog antwoorden, dat m. i. het oordeel van De Nederlander en van prof. Fabius zich zéér beslist zou moeten wijzigen, indien ze met die gansche toedracht bekend waren.”
"Uit de Pers.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327135:mpeg21:p00001
;t Vlaamscli iu Beigie. De heer Dr. J. A. Worp te Groningen, schrijft in het Volksbelang van Gent: «Mijnheer de Hoofdopsteller, Naar aanleiding van het artikel «Flamendiants budgétivores” in uw nummer van 16 November, dat o.a. handelt over gebrek aan kennis van het Vlaamsch bij een groot deel der spoorwegambtenaren, kan ik niet nalaten u een voorval mee te deelen, dat mij een paar jaar geleden overkomen is. Toen ik, op een zomerreisje, te Luik kwam, was mijn koffer zoek. Na bij mijn informaties van het kastje naar den muur te zijn gestuurd, zooals bij elke spoorweg- en andere administratie behoort, werd mij ten slotte de raad gegeven, eens te gaan vragen aan het station Guiliemins — ik was aan het station Longdos aangekomen. Men wees mij daar een loket, waar het publiek zijn klachten kan indienen, en ik vertelde den beambte de zaak en liet hem mijn Hol'aDdsch bagage-repu zien. En nog hoor ik de bulderende stem van den man en zie het woedende gezicht, waarmee hij mij wees op het woord Luik op het repu, terwijl hij vroeg: Qu’est ce que eest que pa ? En nog denk ik met genoegen aan de verwondering van den woedenden beambte, toen ik antwoordde : «Luik, c’est Liège, Monsieur.” Het zoeken naar mijn koffer heeft mij een dag lang in Luik opgehouden. Maar ik heb daar waarlijk geen spijt van, omdat ik met het verhaal van dit kleine voorval reeds aan zoo talloos vele menschen reden tot uitbundige vrooiijkheid heb gegeven. Het is dan ook meer dan comisch, dat aan één der grootste Belgische stations, vlak bij de Hóllandsche grens, een ambtenaar, die bepaald aangewezen is om het publiek voort te helpen, niet eens weet; hoe de stad, waar hij zelf woont heet in éen der beide talen, die in zijn eigen land worden gesproken.” Prijskamp Reclamebiljet. Gesteund door het hoofdbestuur der Nederlandsche Vereemgirg tot Bescherming van Dieren heeft het comité voor een universeel reclamebiijet in zake dierenbescherming het voornemen een wedstrijd uit te schrijven te ’s-Gravenhage, in de maand Juli of Augustus 1908, als een krachtig hulpmiddel lot bevordering van de beschermiDgsidee. Het ontwerp in teekeniDg groot 0.90 M X 1 35 M.. zou dit denkbeeld duidelijk behooren weer te geven, het oorspronkelijk werk van den inzender( tevens diens eigendom) moeten zijn en daarbij geschikt voor reproductie in steendruk met een maximum in 7 kleuren. Opdat de deelneming, ook van buitenlandsche teekenaars, zoo ruim mogelijk en dientengevolge de keus zoo groot mogelijk zij, is het de bedoeling, in deze ook de medewerking in te roepen van de groote centrale Vereemgingen tot Bescherming van Dieren in Europa en Amerika en van bekende voorstanders der dierenbescherming. Behalve van de bovengenoemde vereeniging die zich bereid verklaarde eene som van ƒ 1000 beschikbaar te stellen, mocht het comité reeds van eenige elders gevestigde vereenigingen en van eenige bedoelde voorstanders diverse toezeggingen verkrijgen o. a. van ƒ125, ƒ100 en f 25. Een eerste prijs wordt in uitzicht gesteld ten minste bijv. /'800. Hoe vele en hoe groot de volgende prijzen zullen zijn, zal geheel afhankelijk zijn van het totaal der toegezegde geldelijke bijdragen. Opgaaf van het te verieenen subsidie kan men vóór den 15 Januari 1908 zenden aan den voorzitter van het Comité, jhr. D. J. Quarles van Ufford, ’s-Gravenhage, Van de Spiegelstraat 8, opdat uiteriijk in Februari 1908 tot het uitschrijven van de Prijsvraag kunne worden overgegaan. Adviseerende artisten zijn de heeren : H. W. Mesdag, Willy Martens. E. A. von Saher, W. A. van Konijnenburg en Pn. Zilcken, terwijl adviseerend lid is de heer H. Lankhout, lithograaf.
"Kunst en Wetenschappen.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327135:mpeg21:p00001
—“'mioiiuc iuwau uit ucu wju van ue verwoRSiing van Jeruzalem. DOOR Dr. A. HALBERSTADT. 72 Onder zulke omstandigheden werd nu binnen enkele oogenblikken een commissie benoemd, die Natthias Theopbiloszoon van zijn ambt vervallen verklaarde, aan de geslachten alle oude voorrechten ontnam, den staat een nieuw opperhoofd gaf en eindelijk bij loting een man uit het volk hoogepriester aanwees. Een uitbundig gelach en nooit gehoorde schimpwoorden over de heilige handelingen werden vernomen, toen bij loting een onwetende boer, Pincbas Samuelszoon, tot de hooge betrekking geroepen werd, waarvoor hij, hoewel hij nit den priesterlijken stam der Eniachim gesproten was, geheel ongeschikt was. Van achter den ploeg werd hij nit zijn dorp Aphtha naar Jeruzalem gehaald, onder spotternij en gejuich in de kleeding van den hoogepriester gestoken en in godslasterlijken triomftocht door de stad naar den tempel gebracht, dit n de Zeloten bewaakten. Deze maatregel door Onias terstond voorgesteld als alleen uitgegaan van de Zeloten ruiste, toen hij bij de aristokraten bekend werd, rijn werking niet. Na het heiligste beschimpt en bezoedeld was, was de verzoening onmogelijk geworden. Met denzelfden bode, die Berenices brief naar Jeruzalem bracht, kon Onias aan de Vorstin en door haar aan Vespasianus te weten doen, dat in de heilige stad het burgerbloed stroomde. Want de aristokraten hadden het gereed gehouden zwaard nu geheel ontbloot en na bloedige gevechten in de straten hunne vijanden in den tempel bijeengedreven
waar zij nen Deiegeraen en Desloten hadden de Zeloten tot op den laatsten man te dooden. Onias echter treurde met Simon Gamliëlszoon en Johannes van Gischala om den rampspoed van het ongelukkige vaderland, dat door het lot ten ondergang gedoemd scheen. Johannes zat met den grijzen voorzitter van het Synhedrion in zijn woonvertrek in het Graptapaleis, toen Onias met veel uiterlijke treurigheid binnenkwam. «God zij gedank, dat, ik u hier vind !” zeide bij zuchtend en door bet snelle loopen buiten adem. «Want gij alleen zijt in staat om den ondergang te keeren. Maar dan dient er ook haast gemaakt.” Verschrikt stonden beide mannen van hunne plaat sen op. »Haast I ” riep Johannes verbaasd uit. «Vertel ons eerst, wat u zoo gejaagd maakt.” „Nooit tevoren heeft Jeruzalem zulke gruwelen aanschouwd,” zeide Onias tot kalmte gekomen, »als men dezen nacht ten nitvoer zal brengen. Ananias heeft besloten, om een nnr nadat de duisternis gevallen is den tempel te bestormen en ieder, die zich durft te verzetten, meedogenloos neer te sabelen.” Simom Gamliëlszoon werd doodsbleek. «Maar bedenkt hij dan niet,” riep de grijsaard met trillende stem uit, «dat het kinderen van Juda zijn, tegen wie hij strijd voert, geloofs- en landgenooten P” Onias haalde de schouders op. alk ben bang dat het partijbelang hem blind maakt voor het gevaar, dat ons van buiten dreigt.” »En, viel Johannes van Gischala hem woedend in de rede, «boe durft gij het wagen om zonder Simon er in te kennen en zonder verlof van het Synhedrion te vragen eigenmachtig te handelen ” Over het edele gelaat van Simon kwam een schaduw, sik sta zijn overdreven ijver reeds lang in den weg!” mompelde hij. «Kan ik hem teaen-
houden, nu de aristokraten met hnn geheelen grooten aanbaDg hem in den rug steunen P” Daarop volgde een oogenblik van pijnlijke stilte. Simon Gamliëlszoon staarde met droevige oogen voor zich heen; Johannes liep met groote passen op en neer en fronste het voorhoofd, terwijl de koorts in die dagen van opwinding en bezorgdheid met vernieuwde kracht zijn zwak lichaam doorjoeg. Onias leunde schijnbaar kalm tegen den deurpost en sloeg elke beweging der beide anderen nauwkeurig gade. Na den eerste bode van Berenice was een tweede aangekomen met een uitvoerig schrijven van de Vorstin, waarbij zij hem opdroeg het daarheen te leiden, dat Johannes van Gischala, in wien het geheele volk den redder uit de ellende en den burgeroorlog zag, buiten de partijen gehouden werd. Indien hij zich immers bij een partij aansloot, dan zou in minder dan geen tijd die partij de macht in handen krijgen en daardoor den Romeinen, wanneer zij de stad wilden bestormen, een krachtigen tegenweer hebben te bieden. Alles moest in het werk gesteld worden om dezen man de liefde en het vertrouwen des volks te onttrekken en achterdocht tegen hem te wekken. De toestand van het oogenblik kwam Onias het geschiktst voor om een sluw overlegd plan tot uitvoering te brengen, waardoor de man van Gischala uit zijn onaantastbare stelling boven de partijen zon gedreven worden en hij ten slotte de hoofdschuldige zou worden aan de versnippering der krachten. «Ik zou wel een middel weten 1” zeide hij na een poos met neergeslagen oogen, som aan dezen nngelukkigen strijd een einde te maken !” Simon Gamliëlszoon zag op en Johannes van Gischala liep op hem toe. sWaarom noemt gij dat dan niet ?' riep hij uit. »Gij weet toch, dat het lot van Israël misschien binnen een minuut beslist wordt.” Onias zag even op en zijn oogen door het vertrek
latende gaan, deed hij alsol hij naar het. woord zocht, dat zijn denkbeeld juist en scherp zou indrukken. «Het is een gevaarlijk middel voor hem, die voor de toepassing als uitgekozen schijnt te zijn. Want het kan allicht het vertrouwen op hem schokken, zoowel bij de aristokraten als bij de Zeloten.” Johannes werd driftig. „Wat maakt tegenover het algemeen belang dat van een enkel mensch uit ? Het is een verrader, die niet al het zijne en zichzelf waagt ten bate van het algemeen.” «Gij spreekt erover, zooals ik erover denk” antwoordde Onias op deelnemenden toon. «Gebruikt hij, Johannes, wien beden nog al het volk toejuicht, uw invloed om den vrede te herstellen. Begeef u naar de vergadering der aristokraten, die, zooals mij bekend is, in dit uur in het paleis van Ananias gehouden wordt en tracht hen over te halen om van eenige hunner voorrechten, ten behoeve der lagere klassen afstand te doen. Wanneer gij dat verkregen hebt, en het zal u gesteund door Simon Gamliëlszoon ongetwijfeld gelukken, ga dan naar de in den tempel opgesloten Zeloten en bewerk door uw welsprekendheid en uw invloed, dat de driftkoppen hunne verkeerdheid inzien en zich te vreden stellen met de voorstellen, die de andere partij tot veizoening doet.” Toen hij opgehouden had, zag hij Johannes uitvorschend aan. Deze zag het gevaar wel in van de uitvoering van dien raad. Allicht vereenigde zich op den bemiddelaar de haat van beide partijen, en wanneer niemand er meer zou zijn om te rechter tijd den storm te bezweren, dan zou de verwarring grenzeloos zijn. Er werd een zaak van groote zelfopoffering van hem gevorderd; maar zoodra Simon opstond en hem smeekend aanzag, meende hij in de edele uitdrukking van den gebogen grijsaard het geheeld, groote, dierbare vaderland voor zich te zien. Hij was bereid zijn laatsten droppel
bloeds er voor te wagen, opdat geen haar op dat eerwaardig hoofd gekrenkt zou worden. Hij gevoelde de koorts niet meer op dit oogenblik, hem bezielde slechts ééne gedachte ; hij verhief zich rechtop, greep zwijgend het zwaard, dat op de tafel lag, en hing het aan zijn gordel. «Wat hebt gij besloten, Johannes,” vroeg Simon Gamliëlszoon in spanning. Een zachte glimlach gleed om den mond van Johannes; daarop legde hij zijn arm om de gebogen schouders van den voorzitter van bet Syndhedrion en in plaats van hem antwoord te geven trok hij hem mee naar de deur. «Zult gij ons naar de vergadering ten hnize van Ananias brengen, Onias f” Onias ging hen voor; in zijn oogen gloeide een boosaardige blik. Het was eindelijk gelukt. Trots den tegenstand van Ananias was door de welsprekendheid van Johannes en het Smeeken van Simon de aristocratie tot het openen van onderhaodelingen met de Zeloten in den tempel overgehaald. Na laDge, verwarde besprekingen werd besloten tot het verminderen der tiendlasten voor het volk en de toelating der lagere priesters tot enkele der hoogere posten. Daarentegen verwachtte men van de Zeloten de afzetting van den valschen hooggepriester en een nieuwe verkiezing voor die hoogste waardigheid en den staat, terwijl aan het volk bij die gelegenheid een beperkt stemrecht zon wordentoegestaan. Op voorstel van Simon werd aan Johannes de taak van middellaar opgedragen. ( Wordt vervolgi.)
"BERENICE.". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327135:mpeg21:p00001
Beclames betreffende de bezorging dezer Courant,
gelieve men lijd tg op te ge jen aan ons bureau, Groote Markt 35.
Veranderingen in advertentiën prlie ve
inen steens uen uag voor de uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan-
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1907/11/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000327135:mpeg21:p00001