(Van een speciale medewerker.) W7EST-NEDERLAND ligt gemiddeld 1.50 a 2 m. onder de oppervlakte van de zee. De zeespiegel rijst, de bodem daalt en hoewel de berekeningen daarover elkaar niet helemaal dekken, kan men aannemen dat het verschil tussen die twee oppervlakken per eeuw 20 a 25 cm. groter wordt. Dat lijkt misschien niet veel, maar bet betekent in 1000 jaar een relatieve bodemdaling van 2 .50 meter en het betekent verder dat we mogelijkerwijs in het jaar 8000 achter dijken zitten van 20 meter hoogte. Ook dat is geen reden zich ongerust te maken voor mensen die alle grond hebben zich ernstig af te vragen hoe de wereld er over zes jaar zal uitzien in nlaals van over zesduizend. Mst het demonstrant wel even, dat in uiterst ordelijke hoekie van Europa een ontwikkeling aan de gang is en dat ons land en alle roodgedaMe keuriae buisjes die er in staan, décors en requisieten zijn in een drama, dat zichzelf onweerstaanbaar voortstuwt.
Zeespiegel stijgt land zakt In het steeds groter wordend hoogte verschil tussen zeespiegel en bqdem schuilt de kern van het latente verzoutingsgevaar hebben we in het eerste artikel gezegd Hoe komt het, dat het verschil steeds groter wordt? In de eerste plaats doordat de zeespiegel rijst tengevolge van het geleidelijk afsmelten van grote ijsmassa's (de ijskappen, die een overblijfsel zijn van de laatste ijstijd en die eens ook een groot deel van Nederland bedekt hebben.) In de tweede plaats doordat de diepere aardlagen onder ons land geleidelijk naar beneden zinken (werkelijke bodemdaling) en in de derde plaats doordat de bovenste lagen van onze bodem, het veen, in een betrekkelijk snel tempo in elkaar zakken of klinken (schijnbare bodemdaling). Er is op aarde een bepaalde hoeveelheid vocht die over de oppervlakte
verspreid is in de vorm van water of van ijs en die als waterdamp boven onze hoofden zweeft, om in de vorm van regen neer te plenzen. In de iistijd waren grote oppervlakten bedekt met enorme Ijsmassa's — evenals nu nog Groenland — en er was dus minder water in de zeeën en oceanen. Na de laatste ijstijd (25000 jaar geleden; trok het ijs zich tengevolge van het stijgen van de temperatuur terug en er vloeide meer water naar de zeën, die daardoor stegen. De schattingen over die stijging lopen hogal uiteen, maar zij kan zeker gesteld worden op 60 meter. Dat proces gaat nog steeds door over alle zeeën ter wereld, want sinds de laatste ijstijd teven we in een periode van klimaatsverbetering, die weliswaar ups en downs heeft, maar die toch mogelijkerwijs leidt naar een ijsvrije wereld, naar een periode zoals de aarde die eerder heeft meegemaakt en waarin zelfs aan de polen geen ijs voorkomt. Nederland kantelt Het rijzen van de zeespiegel betekent voor ons. die onzelf graag in het middelpunt stellen, een relatieve daling van de bodem. Deze relatieve bodemdaline wordt nog versterkt door de werkelijke bodemdaling. Evenmin namelijk als zee en ijs in rust zijn, is de aardkorst zelf in rust. De ware bodemdaling is een geologisch verschijnsel. een zakken van het voetstuk, waarop Nederland rust. Ons land ligt wat dat betreft in een grens zone. Het ligt met zijn Westgrens aan het Noord-zeebekken, dat duidelijk onder invloed staat van een dalende epirognetische beweging (letterlijk: vasteland-vormende beweging van de aardkost, die zich over een grote oppervlakte uitstrekt en die geen reliefvorming veroorzaakt) Het zit in het Zuiden en Oj.'-ten aan stabielere gedeelten van dp aardkost vast en zakt daardoor in het Noord-Westen sneller dan in het Zuid-Oosten. Amsterdam is bijvoorbeeld in 50 jaar vergeleken met Maastricht c.m. gezakt: in het Noorden (Friesland en Groningen) bedraagt deze zakking 8 a 12 c.m. De verwachting is. dat deze kantelende beweging in de toekomst zal afnemen: voorlopig wordt de snelheid van deze geologische bodemdaling geschat on 4 cm. per eeuw. Een tweede factor in de werkelijke bodemdaling is de zakking die het gevolg is van wat we een herstel van evenwicht zouden kunnen noemen De aardkost is hard en niet samendrukbaar. maar wat daaronder zit is meer plastisch Tn dp iistijd werd de korst van het NoordeHik deel van Europa door het gewicht van de duizenden
meters dikke ijsmassa als het ware weggedrukt in de plastische ondergrond. waardoor in het aangrenzende gebied een opwelving ontstond. Nu het ijs verdwenen is. komt de bevriide korst weer omhoog. Scandinavië rijst: ons land daalt, hoewel het daarbij gaat om niet meer dan enke !e millimeters per eeuw. Zo groeide onze bodem Zijn zeespie?elrijzing en werkelijke bodemdaling het gevolg van krachten die volkomen buiten het .nachtsbereik van de mens liggen, met de schijnbare bodemdaling is dat niet het geval De mens is er nauw bij betrokken en heeft de klink zelf in de hand gewerkt Toen 25.000 jaar geleden het landijs zich terugtrok, bleef Nederland achter als een zandig plateau, ca. 60 meter boven de zeespiegel en afhellend naar het Noord-Westen. Op dit laagterras van diluviale oorsprong (tegenwoordig wordt de voorkeur gegeven aan de term Pleistoceen boven diluvium) zijn in de loop van de tijd de lagen ontstaan, die het karakter van de West-Nederlandse bodem bepalen (de aluviale lagen, gevormd in het Holoceen). De zandlaag die oorspronkelijk de oppervlakte van „Nederland" vormde en die men ten Oosten van Utrecht nog kent, als Utrechtse heuvelrug, vinden we in WestNederland
terug op geleidelijk grote re diepte (aan de kust op 16 a 18 meter.) Door het. vochtiger wordende klimaat ontstond plantengroei die tot veenvorming leidde H.-t veen rust op het diluvium en speelt daar samen geperst als het door jongere afzettingen is. een belangrijke rol als afsluitende laag. Het veen op grotere diepte, zoals het. algemeen genoemd wordt werd omstreeks 5000 voor het begin van onze jaartelling overstroomd door de zee waarvan de oppervlakte steeds gestegen was. De veenvorming in het Westen hield op en er werd zand en klei afgezet. Dit pakket is in het Westen ca. 15 meter dik. de bovenste laag er van. die het verst naar het Oosten doordringt, draagt de naam oude zeeklei. Onder invloed van wind en stromingen ontstond een schoorwal. waardoor de zee zich zelf de toegang ontzegde Achter die oude strandwai (gelegen vrijwel op de plaats van onze tegenwoordige duinen, maar iets Oostelijker) begon zich opnieuv veen te vormen: het, jonge veen dat ook nu nog aan de oppervlakte ligt voor zover het niet verturfd is of door latere overstromingen bedekt met zeeklei. Dit veen wordt veelal laagveen genoemd maar het is eigenlijk 'aag gelegen hoogveen, want het is samengesteld uit overblijfselen van mos- en heideplanten die boven de waterspiegel gevormd zijn. Al malend steeds dieper In het veengebied is omstreeks het jaar 1000 de mens actief geworden. Holland lag toen iets boven de waterspiegel, want de veenvorming was de stijging van de zeespiegel voorgebleven en het moerassige gebied vond een natuurlijke afwatering via waterlopen als Aar. Gouwe, Amstel. Drecht en Spaarn. Loodrecht op die slingerende riviertjes begonnen de boeren greppels en sloten te graven om net regenwater gelegenheid te geven sneller v\eg te stromen, en zonder het te beseffen legden ze daarmee de grondslag voor het proces van Het inklinken, dat in de loop der eeuwen het Westen van ons land 2 meter beneden de zeespiegel heeft gebracht Het veen dat weinig weeit zolang het zich onder water bevindt, gaat zwaar op de onderliggende lagen drukken zodra het grondwater daalt. Het veen wordt in elkaar geperst doordat het water er uit gedrukt wordt, soms tot op een tiende van zijn oorspronkelijke dikte. ( Zodra de natuurlijke lozing een verbetering onderging kwam het land verder boven water, maar tegelijk begon het dus te zakken en na overloop van tijd moesten de boeren
zomerkaden rond hun land gaan aanleggen. De volgende stappen bestonden uit de aanleg van een gemeenschappelijke lichte kade langs een heel afwaterlngsgebied, en uit de aanleg van spuisluisjes. Iedere volgende stap leidde tot betere toestandden, en dus tot nieuwe klink, zodat de bemaling (± 1500) maar juist op tijd kwam om de bewoners in staat te stellen hun steeds lagere gronden droog te houden. Telkens betere bemaling leidde tot steeds verder gaande daling van 't grondwater en de bodemklink hield daarmee gelijke tred Afgezien van de droogmakerijen (drooggelegde, uitgeveende plassen) hebben we dus ons land niet met louter heldhaftigheid en vernuft op het water veroverd, maar we hebben wel deïelijk zelf „schuld" aan de ligging van grote delen van Nederland een paar meter beneden de zeespiegel Ook in onze dagen gaat de klink door (in sommige polders met 1 cm per jaar) en hoewel deze schijnbare bodemdaling niet zo lang zal blijven duren als de werkelijke (het samenpersen van het veen gaat steeds moeilijker) is zij van grote betekenis. Zoete kwel wordt zout De aldoor grotere afstand tussen grondwaterpeil en zeeniveau is, zoals gezegd verantwoordelijk voor een groeiende zoute kwel. die hoofdzakelijk wordt tegengegaan door het zoetwaterreservoir onder de duinen (gevolg van in de zandbodem gedrongen regenwater) en het zoete water dat als een schijf op het brakke bodemwater drijft (gevolg van
neerslag en rivier-afvoer). Zij wordt bovendien belemmerd door slecht doorlatende dagen in het zand en kleipakl-et en door het samengeperst veen op groter diepte, dat daardoor voor ons land van grote betekenis is. Behalve het opdringende zoute water op de rivieren en het bij het schutten binnenkomende water (twee verzoutingsoorzaken die we in het eerste ~rtikel genoemd hebben), vormen daardoor ook de wateronttrekking aan de duinen en de doorboring van afsluitende lagen voor wegen, tunnels en kanalen, evenals voor gasbronnen en Nortonputten (waarvan er duizenden in Noord- en Zuid-Holland zijn) gevaarliike factoren voor de verzilting. Op het ogenblik is het zelfs al zo dat op vele plaatsen (o.a. Haarlemmermeer en de polder Groot Mijdrecht) brak water aan de oppervlakte komt en naarmate de voorraad zoetwater die in de bodem aanwezie is vermindert, stijgen de kansen dat de zoete kwel die in verschillend? diepliggende polders plaats heeft, vervangen wordt door zoute.
Schematische voorstelling van de wijze waarop het zoute water van de zee de laag liggende delen van Nederland binnendringt. De aanvoer van hel zoule water wordt belemmerd door de zoetwaterzak onder de duinen, ontstaan doordat het regenwater in de loop van duizenden iaren door de zandige borhm naar heneden gezakt is. De zoetwaterzak die gemiddeld 8O meter diepte ba reikt, is de laatste tijd sterk aangetast door de waterleidingbedriji>en. waardoor het zoutgevaar nog toeneemt. Duidelijk blijkt ook uit dit schema welke ge varen er schuilen in het doorboren van afsluitende veen en kleilagen in de Westelijke provincies. Het zoule en brakke water dat nu op de meeste plaatsen nog bedekt is door een laag zoet water die het min of meer terugdwingt, krijgt dan meer kans om door te breken. (Ontleend aan Nederland. Waterland)
"Verzilting: een latent en een acuut gevaar (II) Zee groeit ons volk boven het hoofd Relatief daalt onze bodem 20 à 25 cm. per eeuw". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006
(Van een speciale medewerker.) \/ER-UIT de grootste bron van zout in hei gebied van de benedenrivieren is de Nieuwe Waterweg. Tweemaal per etmaal komen grote hoeveelheden zeewater door deze diepe toegangspoort naar binnen en vooral 's zomers, als de afvoer van de Nieuwe Maas betrekkelijk gering is, wordt de zoutgrens gevaarlijk ver de rivier opgestuwd. Metingen hebben uitgewezen dat in veertig jaar tijd die grens 16 kilometer is opgeschoven en nog steeds dringt het zout verder, tot in het hart van het West-Nederlandse polderland. Elk jaar gemiddeld 230 meter verder ! Delfland, waartoe ook het Westland behoort, kon tot 1893 zoetwater inlaten door de Oranjesluizen, vijf kilometer van zee. Geleideli'k moest hei inlaatpunt naar het Oosten verplaatst worden : 13, 21, 28 km. van zee en sinds de zoutgrens ook de Parksluizen bij Rotterdam gepasseerd is, is Delfland aangewezen op Rijnland en Schieland, die water inlaten uit de Hollandse IJssel. Maar in droge zomers is de zoutgrens bij hoogwater al opneklommen tot voorbij Krimpen aan de Lek en termi deze rivier spoedig afgedamd wordt — waarvoor de plannen gereed liggen — zal ook langs deze weg binnen enkele jaren het zout zijn weg vinden.
Mens haalde zee zelf in huis Evenals het optreden van zoute kwel is ook de verzouting via de riviermonden voor een goed deei het ge volg van het ingriinen van de mens. Tot de tweede helft van de vorige eeuw dreigden de riviermondingen te verzanden door de aanvoer van zand en slib. maar toen baggermolens met stoomkracht, ter beschikking kwamen en de scheepvaart steeds diepere vaarwegen ging eisen werd niet alleen de toegang tot de zee aanmerkelijk verruimd (Nieuwe Waterweg. 1868). maar ongewild ook de toegang voor de zee. Om een enkel cijfer te noemen: het getijvermogen dat is het vermogen van eb en vloed samen, nam beneden de Oostnun van Rozenburg van 1878 tot 1939 toe van 50 tot 127 millioen kubiekp meter. Ook de verdiening van Nieuwe Maas Noord. Dordse Kil en Oude Maas deed en doet zich gelden evenals die van
de beneden Lek. waar veel — inmiddels verboden — zandwinning heeft plaats gehad. Van grote invloea is echter de aanleg van grote havenbassin.» geweest. Deskundigen zijn van mening dat dergelijke grote wateroppervlakten die met de zee in open verbinding staan, het vloedwater als het ware naar binnen trekken. Bij hoog water vult een havenkom z*ch met het zwaardere zoute water: valt het get'i. dan trekt een zoute onderstroom de rivier af die inmiddels W' pr z^et, geworden kan zijn. Er ontstaat een mengsel en dit brakke water wordt bij het opkomen van het nieuwe getij een eind verder landwaarts gedrukt. Hoewel de invloed van de havenkommen nog onderwern van nauwkeurige studies zal moeten ziin is het niet uitgesloten dat in de toekomst nieuwe Rotterdamse havenbekkens met sluizen van de zee afgesloten zullen moeten worden, hoeveel ongerief dit voor de scheepvaart ook betekent. 3200 wagons zout Het optrekken van de zoutgrens tot Krimpen heeft ernstige gevolgen voor heel Zuid-Holland. Krimnpn is namelijk een strategisch punt. want al het water dat, 's zomers nodig is voor aanvulling en verversing van Rijnlands boezem — het gaat daarbij om millioenen kubieke meters per dag — moet het splitsingspunt van Lek en IJssel passeren Zolang Krimpen zoet blijft, blijft de Hollandse IJssel zoet en uit deze riviertak laat Rijnland het water in dat het nodig heeft.
Rijnland, dat zelf een gebied met aanzienlijke zoute kwel als de Haar'emmermeerpolder in toom te houden heeft — met zoutbezwar.m in de orde van grootte van 75000 ton per jaar (47000 ton chloor) — en dat een uiterst chloorgevoelige bedrijfstak als de Aalsmeerse snijbloemencuHures moet ..zoethouden". spu.t bij Halfweg, Spaarndam en Katwijk en voorziet sinds 1947 in een deel van een noodgemaal bij de sluizen van Leidsendam waar de boezems van beide hoogheemraadschappen aan elkaar grenzen. In de droge zomer van dat jaar werden er in het Westland n.1 chloorgehalten geconstateerd van 2 a 3000 mgr. per liter (terwijl 30u de grens is voor tuinbouwgewasser.» De schade, die niet nauwkeurig te berekenen is. bedroeg alleen voor tomaten en druiven al f. 2.600 000. Met schuiten en tankauto's moesten de tuinders het water bij Leiden halen. Terwille van de scheepvaart en met het oog op de paalfunderingen van talloze huizen en geboi'7'en die dreigden droog te vallen — en dus te gaan rotten — was Delfland gedwongen via de Parksiuizen totaal ongeschikt water in te laten. In October 1947
werd op die manier 10.600.000 m3 ingelaten met een totale hoeveelheid zout van 47.700.000 kilo. Dat betekent dat in die ene ma..nd rond' 3200 wagons van 15 ton zout in Delflands wateren werden gestoit, ofwel een trein van ruim 30 kilometer lengte! Uit de iioodtoest- ïd var dat jaar is het gemaalfe bij LeidsenHam ontstaan waar in de zomer var '49 is gebleken dat de capaciteit te klein is Er zijn nu plannen vooi een definitief gemaal. Noch dat gemaal, noch een scherpe aanval on de kunstr atige kwel door het verbieden van nortonputten en pompen kunnen Delfland's en Rijniand's zor^pn volledig wegvagen: daarvoor zijn Riinlai.d's inlaatmogelijkheden bij Gouda te beperkt. Daarom heeft ir. P. de Gruyter ingenieur van Rijnland, een plan opgesteld om Rijnland en Delfland te voorzien van water uit he Amsterdam-Rijnkanaal en de Gekanaliseerde Hollandse IJssel .ia de boezems van Amstelland en van Woerden. De zoetwatervoorziening van een dicht bevolkt gedeelte van het land zou daarbij voor een reeks van jaren bevrediger.il kunnen worde prprp£p]<^ en behalve het belang van 277.000 ha polderland zou er de verversing mee worden gediend .an tal \ i steden v/aaroncer ' ravenha 'e. tT+recht Haarlem. Leiden, Gouda Delft, en W.ierden Ook tci <2 wate^aanvoer via het Amsterdar.i-Riin'zanaal het verzoi. ingseevaar r . het Noordzee"..anaal. helpen bes'rijde:». Eilandenplanncn Een twe " gebier waar de toestand ernstig is vormen de Zuid Hol landse eilanden, /il voor de oorlog was het bodemwater op alle eilander ongeschikt voor tuinbouw e" ir. Riemens heel ior Voori.e, een tuin bon^' p'.if-a van 2C:0 b 3 .. bevpkpnr' dat de schade in een normaal jaai ""egens s'-vMe aan druiven er torna' i f 500.000 b-d^oe*. Gekapitaliseerd
bedroeg de schade bij de vooroorlogse prijzen f 15 a f 20 millioen. Een belangrijke stap o~ de weg naar een afdoende oplossing voor deze streek vormt de afdamming van de Brielse Maas die p 3 Juli- 1950 een feit geworden is. In het Westen is ...r Oostvoorne naar Rozenburg een dijk aangelegd van twee kilometer lengte die het Noor li w. .er buiten houdt, in het Oosten is de Botlek afgedamd, zodat ook via de Nieuwe Maas geen water met een t hoog zoutgehalte kan binnendringen. Ten Zuid C osten van de Botle, is via het uitgebaggerde Hartelse kanaal een verbinding met de Oude Maas gemaakt, bestaande uit een inlaatsluis en een schutsluis bij ^niikenisse. De inlaatsluis is zo ge'egen dat ook tijdens een groot deel van het opkomende getii voldoende zoet water binnengelaten kan worden. De inlaatsluis bij Spijkenisse is nog maar een paar maanden in werking, evenals de spuisluis bij Rozenburg, maar het chloorgehalte van de Brielse Maas is al gedaald van 8500 tot 1500 mgr. Men verwacht in de toekomst een zoetwaterboezem te krijgen van 800 ha. van waaruit het aangrenzende land van zoet water kan worden voorzien. Ook voor de recreatie (speciaal voor Rotterdam) zal dit meer grote betekenis krijgen. Behalve dit twee-eilandenplan — dat vrijwel voltooid is — bestaan er nog een vier-eilandenplan .en een viif-eilandenplan. waarbij IJsselmonde. De Hoekse Waard en het Eiland van Dordrecht zijn gemoeid. Bij het vier-eilandenplan worden Oude Maas en Spui afgesloten en bij het viifeilandennlan ook de Dordse Kil. Wanneer en hoe deze plannen werkelijkheid zullen worden staat nog niet vast. Te verwachten is dat de uitvoering vertraagd zal worden door de noodzakelijk geachte bezuinigingen. maar aan de andere kant zijn met deze afsluitingen zulke belangen gemoeid dat ze doorgezet moeten worden als het maar enigszins mogelijk is. Een bijkomend voordeel van deze afdammingen is dat tal van dijken die nu nog stormvloeden moeten keren. binnendijken worden. Dat is van belang omdat die dijken dan niet verhoogd en verzwaard hoeven te worden Daarvoor zijn plannen uitgewerkt — en gedeeltelijk al uitgevoerd nok — in verband met de verwachting dat in de toekomst hogere stormvloeden zullen kunnen optreden dan tot nu toe gemeten zijn. Behalve factoren als rijzing van de zeespiegel, daling van de bodem en rivierverbe terin°-en speelt daarbij de voorgenomen indijking van de Biesbosch en van de gebieden langs Oude Maasje en Donge een rol. Het opgestuwde water van Haringvliet en Hollandsch Diep zal als die werkzaamheden voltooid zijn. geen uitwiikterrein meer vinden, zodat de waterstanden in Dordse Kil en Oude Maas aanzienlijk
zullen stijgen, waarbij er rekening mee moet worden gehouden dat op het ogenblik het drooghouden van Dordrecht al moeite kost. Meer water door Noord Wordt het vijf-eilandenplan uitgevoerd dan is de situatie bij Dordrecht opgelost en de hele zoetwatervoorziening van het benedenrivierengebied wordt vergemakkelijkt, doordat water ingelaten kan worden op een punt dat vrijwel zoet is. Mogelijk zal ook de waterverdeling tussen Beneden-Merwede en Nieuwe Merwede gewijzigd woiden, want de Rijkswaterstaat is het er al lang niet mee eens dat grote hoeveelheden van het door de Waal aangevoerde zoete water via Nieuwe Merwede en Hollandsch Diep verloren gaan. zonder gen geleverd in de strüd tegen de verzouting. Door wijiziging te brengen in de bovenmond van de Beneden Merwede en door de Noord te verbreden kan meer Rijnwater naar de Nieuwe Waterwee gevoerd worden waar in tijden met lage waterstanden iedere kubieke meter welkom is omdat alleen een krachtige zoetwaterstroom in staat is het ?oute water afdoende terug te draven (Omgekeerd zal een verbrede Noord meer vloedwater trekken maar men verwacht toch dat de voordelen de nadelen overtreffen ) Voor de Rijnvaart naar Antwerpen en voor de scheepvaart Rotterdam— Antwerpen ziin er aan de plannen natuurliik nadeel verbonden en internationaal overleu zal nodig zyn. Ziin al deze projecten uitgevoerd - inclusief noa andere plannen - dan zal in elk geval het acute gevaar van hei direct naar binnendringende zout in dit gedeelte van het land bezworen ziin He zoutgrens zal teruggesnoeid worden en de millioenen kilo' c chloor die speciaal in de zomer ons land week in week uit belagen, kunnen worden geweerd.
De cijfers 1 t.m. V geven de eilanden aan betrokken bij hel •> eilandenplan. waarbii de rivierarmen tussen deze eilanden zul len worden afgesloten. De verbinding tussen 1 en 11 is reeds voltooid. De cijfers t t.m. 4 geven de gevaarlijke punten aan voor het binnendringen van zoul water (Ontleend aan Nederland. Waterland).
Zo zijn de laatste tientallen iaren in hal gebied van de beneden rivieren de zoutgrenzen opgedrongen, zoivel bij lang water (LW) als bij hoog water (HW). Schema van de wijze waarop het Rijnwater voor verversing van de boezemwateren en als aanvulling van de Haagse en Amsterdamse waterleiding wordt of zal worden gebruikt. De pijlen talen zien waar het wordt ingelaten.
"Verzilting: een latent en een acuut gevaar (III) ZOUT SLUIPT RIVIER OP (230 meter per jaar) Afdamming van mondingen is dringend nodig". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006
ADVERTENTIE Wie wordt Oostelijk kampioen? A.S. ZONDAG om 14.30 uur de grote strijd om het Oostelijk kampioenschap SPORTCLUBWAGENINGEN
"SPORTCLUB—WAGENINGEN". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006
Het elftal van Wageningen Het elftal van Wagenineen, dat morgen de belangrijke wedstrijd tegen Sportclub Enschede speelt is als volgt samengesteld: d.: Van Eist. a.: Beiier en J. Jansen. m.- Van der Mev Loovs en Vermeer v.: R. Jansen. Zeiler. Drost, Van der Weerd en Gielties. SCHAKEN Om het kampioenschap van Twente De wedstrijden voor de finale van de strijd om het persoonlijk kampioenschap van de Twentse Schaakbond werden voortgezet met de partijen Ankoné— Meijer 0—1. Valster—Mulder V 2 —y 2 . Van Dalen—Valster, afgebr. in ongeveer gelijke stand. Er heeft zich nu een kopgroep van vijl spelers gevormd, die elkaar bliikbaar zeer weinig in kracht ontlopen. Alle partijen die deze kampioens-eandid^ten onderling speelden eindigden in remise. Keizer en Ankoné, die hun twee partijen verloren vormen de staart, doch verwacht mag worden, dat zeker eerstgenoemde zich nog wel zal opwerken. De stand is thans: Jan v. d. Pol (Boekelo) 3 2 Meijer (Ensch. S.G.) 3 1 Van Dalen (O.O.) 2 1 Mulder (H.S.G.) 2 0 Valster (N'dal) 2 0 Ankoné (O'zaal) 2 0 Keizer 2 0 i) en 1 afg. partij, 2) en 2 1 2 1 2 2 0 0 afg 2 Vu 2 1V2») 1 1 2) 0 1) 0 part.
"SPORT VOETBAL.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006
"TAXI Kuipers". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006
— De Nederlandse film van Bert Haanstra „Spiegel van Holland" is op het filmfestival te Cannes bekroond met de prijs voor de beste korte film, samen met een Poolse film.
"— De Nederlandse film van Bert Haanstra". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/04/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000055978:mpeg21:p006