De film „Mn. Miniver' heeft destijds gen buitengewone belangstelling getrokken. Duizenden en duizenden lijn getroffen door de geschiedenis van de Engelse familie Miniver gedurende de oorlog en nadien zijn de studio's van Metro Goldwyn Mayer bedolven onder een lawine van brieven met het verzoek om toch alsjeblieft te vertellen, hoe het dit sympathieke gezin verder gegaan is. Aan dit verzoek is voldaan. In de film „De Minivers" worden de lotgevallen van mrs. Miniver en haar huisgenoten op even boeiende manier verteld als in de eerste film. Wie en wat zijn deze Minivers en hoe ontstond hun verhaal? Het begon in 1939, toen in de „London Times" van de schrijfster Jane Anstruther een serie artikeltjes verscheen over een familie, zoals er dertien in een dozijn gaan: vader moeder en kinderen. Deze artikelen, waarvoor grote belangstelling bestond, werden in boekvorm uitgegeven. En dit boekje trok niet alleen in Engeland, maar ook ln Amerika de aandacht en aldra ontstond het scenario voor de film „Mrs. Miniver". De typische Engelse sfeer kenmerkte deze film. Het was niet slechts de geschiedenis van één familie, welke werd uitgebeeld, maar de historie van het gehele Britse volk. In 1947 werd aan een paar auteurs opdracht gegeven een vervolg op deze film te schrijven. Dat was geen gemakkelijke taak. In een oorlog kunnen kleine mensen groot worden. Maar wat voor groots was er in de Minivers in vredestijd? Wel, de Minivers hadden iets, dat zowel in oorlogs- als in vredestijd belangrijk is: een zo goed als een volmaakt huwelijk. En daarop is deze nieuwe film gebaseerd. Het is de geschiedenis geworden van de Minivers, van de ouders en van de kinderen in de na-oorlogse jaren. Een verhaal, dat echter boven de tijd staat door de warmte en genegenheid in het familieleven van de Minivers. Het zijn nog dezelfde Minivers als ln de eerste f)lm. De ouders Clem en Kay en de kinderen Judy en Tobi. Deze rollen worden gespeld door Walter Pidgeon, Greer Garson, Kathy O'DonnelI en Willy Fox. Het begin van de film tekent al direct de nerveuze, drukke na-oorlogse stemming. Militairen komen naar huis. Amerikanen treffen maatregelen voor hun vertrek. Maar mrs. Miniver wacht nog op de terugkeer van haar man, Clem, die bij de bezettingstroepen in Duitsland hoort. Haar dochter Judy is uit Afrika teruggekeerd, waar zij dienst deed voor
het vaderland en Tobi kwam uit Amerika terug, beladen met allerlei woorden en ideeën, welke vroeger in het gezin Miniver ondenkbaar waren. Als Clem repatrieert vindt hij zijn kinderen niet weer terug zoals hij ze indertijd verliet. Vooral Judy zal hem zorgen baren, want Judy is verliefd geworden op een Amerikaans officier, een heetgebakerd personage, die getrouwd is, maar wil scheiden. De Britse jongeman, die innig van haar houdt heeft geen kans. Clem, die pas van het front komt, weet er geen weg mee. Met zich zelf trouwens evenmin. Hij kan op zijn atelier niet weer aan de slag komen. Het uitzicht op de ruïnes van het gebombardeerde kerkje brengt hem uit het evenwicht en — ofschoon hij met hart en ziel aan Engeland hangt — denkt hij het beste te doen te emigreren. Wat een zorgen voor mrs. Miniver. De huishoudelijke beslommeringen, de schaarste aan allerlei goederen, vergen het uiterste overleg van de huisvrouw. Daarbij komen dan nog de moeilijkheden, die haar man heeft en Judy's verliefdheid. De vrouw en moeder tracht al die narigheden op te lossen. Het valt haar uiterst zwaar. Want de oorlogsspanning begint zich te wreken. Haar gezondheid is ondermijnd en op zeker ogenblik geeft de dokter haar hoogstpns een jaar te leven, Mrs. Miniver neemt dan haar maatregelen. De tijd die zij nog heeft moet nuttig besteed worden. Men kan zich nauwelijks indenken, hoe treffend, hoe diep-aangrijpend deze episode uit het leven van de Minivers is weergegeven, hoe raak de liefde, die het gezin-Miniver bindt, voelbaar is gemaakt. De grondslagen van de film „Mrs. Miniver" en van „De Minivers" verschillen hemelsbreed, maar deze laatste film staat op een even hoog peil als de eerste, overtreft haar zelfs nog in vele opzichten. Deze film betekens tevens een afscheid van de Minivers, een afscheid voor goed, want mrs. Miniver, de ziel van het gezin, deze warm-voelende, verstandige vrouw, beleeft het einde van de film niet meer....
„Mrs. Miniver" was een film die enkele jaren geleden gTote opgang maakte. De familie Miniver leeft voort. Van het nn uit vier leden bestaande gezin is een nieuwe film gemaakt.
"„De Minivers" Een teruqkeer en een afscheid". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009
(Nadruk verboden). r \e langste dag is voor velen een min of meer mistroostige datum in de kalender. Nu gaat het weer bergafwaarts met de zon, die bij haar voortdurend stijgen het hart heeft verheugd. Dalen gaat zoveel sneller dan stijgen; voordat we het weten, zitten we weer in de schemering van de lange avonden. Nog staat de zomer voor de deur, maar als de lantaarns vroeger op de dag moeten branden, is dit reeds een voorbode van herfst en winter. Wij zijn op het hoogtepunt aangeland, en het hoogtepunt stemt tot weemoed. Niemand vermindert zich graag; niemand die het verouderen verwelkomt; niemand die met blijdschap het tanen van zijn glorie tegemoet treedt. En toch breekt dit hoogtepunt voor iedereen aan; het tijdstip, dat de dichteres Henriëtte Roland Holst aanduidde met de woorden: „Hel warme licht is van den dag; De koeler strakker tijd begon. Die ih niet dacht dat konten kon, Schoon 'k hem om andren manend zag . Tal van mensen geraken reeds onder de indruk van die naderende dag, lang voordat hij verschenen is. Het eerste, nauw merkbare voorteken grijpt hen aan. In de laatste week van Juni kan men nog niet veel bespeuren van de verzwakking van het zonnelicht, maar de enkele minuten minder die de dagkalender aanwijst, luiden de toekomst al in. Een man of vrouw van middelbare leeftijd behoeft nog geen last te krijgen van ouderdomskwalen, maar dat ene grijze haartje geeft toch te denken. De zakenman, die 't toppunt van succes heeft bereikt, krijgt een ordertje minder; veel heeft het niet te betekenen, maar het stemt hem verdrietig. En
de sollicitant, die in een oproep leest, dat gegadigden boven een zekere leeftijd zijn buitengesloten, heeft geen prettige dag. De opgang van^het seizoen, de opgang van het leven heeft iets opwekkends. Zolang men er steeds beter op wordt, is het bestaan een vreugde, maar zodra komt niet de stilstand of men voelt zich gedrukt omdat men beseft, dat na de langste dag onvermijdelijk de neergang moet volgen. Spoedig zal nu het warme licht van de dag af zijn en de koeler strakker tijd aanbreken. Ja, men heeft het bij zijn ouders gezien, bij oudere vrienden heeft men het waargenomen en zelfs draagt een enkele leeftijdsgenoot reeds er de sporen van. Maar nu Is men zelf aan beurt! De zon heeft het zenith bereikt, waarop volgens de onbarmhartige wet der natuur de daling zich aankondigt. Niet slechts personen, maar eveneens instellingen, volken, staten en maatschappij-vormen moeten deze natuurwet gehoorzamen. Opgang, zenith en neergang. Niets kan een onophoudelijk stijgen zijn. Op elke stijging volgt daling. Maar de nabloei van 't jaar kan weldadig wezen en de nabloei van 't leven ook. De herfst heeft zijn stille pracht en de winter zijn gezellige avonden. Hoe mooi kan een waardige ouderdom worden! En levert een ondergaande beschaving nog niet vaak in haar laatste tijdperk de rijpe vruchten van wetenschappen en kunsten? Daarom: de langste dag moge weemoedig stemmen, omdat hij de vergankelijkheid verkondigt, terneerdrukken behoeft hij ons niet. Ook het hoogtepunt is slechts één der vele fasen van het steeds zich ontwikkelende, steeds beweeglijke leven, dat in elk zijner perioden belangrijk kan zijr C.
"DE LANGSTE DAG". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009
IEDERE HUISVROUW heeft zo haar eigen manier van werken in de keuken, haar eigen methoden en haar zelf-gevonden hulpmiddeltjes. Maar waarom zou zij niet ook profiteren van de hulpmiddeltjes, die anderen voor haar hebben gevonden? Hier zijn enkele wenken op dat gebied: Hang in de keuken een blocnote en een potlood op, zodat U, wanneer U boodschappen te binnen
schieten, die meteen op kunt schrijven. Rabarber, wortelen e.d. kan men gemakkelijk in stukjes verdelen, door ze niet een voor een, maar bij bosjes tegelijk te snijden. Het schoonmaken van groente en het
schillen van aardappelen kan men doen op een krant, die op het aanrecht is uitgespreid. Men heeft dan slechts de krant ineen te frommelen om het afval weg te kunnen gooien. Inplaats van een ui fijn te snijden of te hakken kan men deze raspen of doormidden gesneden uitpersen op een citroenpers. Wanneer men uit een blikje tomatenpuréé iets gebruikt heeft voor Jus e.d., kan men de rest van
de purée met een laagje zout of gesmolten vet bedekken om schimmel te voorkomen. Op eieren, die tijdens het koken barsten kan men een scheut azijn gieten om uitkoken te voorkomen. Wanneer bij het bakken de vlam in de pan mocht slaan, leg dan onmiddellijk een deksel op de pan en het vuur zal doven. Door na de afwas de theedoek
even uit te spoelen, houdt men de doek veel langer schoon en voorkomt zo extra slijtage. Vlekken, die men bij het werken in de keuken heeft opgedaan, moet men liefst onmiddellijk verwijderen, bijv. met wat warm water. Zoveel mogelijk afwassen tijdens de bereidingen van de maaltijden (bijv. een vergiet, een zeef, een schuimspaan, die men gebruikt heeft) bespaart tijd. Wanneer men een ui onder water schoonmaakt, zal men geen last van tranende
ogen hebben. Nieuwe aardappelen kan men onder water schrappen om spatten te voorkomen. Het dragen van rubberhandschoenen of -vingers bij vuile karweitjes voorkomt, dat U werkhanden krijgt en bespaart U veel geboen en springende handen. Mocht U dat hebben nagelaten, dan is de schil van een uitgeperste citroen een uitstekend middel om de vlekken op Uw
vingers te verwijderen. Practisch is het om van de meest gangbare artikelen een kleine voorraad in huis te hebben. Wanneer men de menu's voor enige dagen tegelijk opmaakt, kan men aan de hand hiervan een boodschappenlijstje
opstellen en zo zich veel geloop besparen. Een vette koekenpan behoeft niet te worden afgewassen, doch kan met het deksel erop worden weggezet. Behalve wanneer er vis in is gebakken of bijv. jus met water is aangelengd. Citroen- en sinaasappelschillen zonder wit kan men raspen en in een potje met suiker bewaren. Deze geurige geconfijte schilletjes smaken heerlijk in vla, pudding en gebak.
"Keukentips". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009
☆ Va» ☆ Vrouw ☆ tot -fr Vrouw
Behoort U tot de gelukkige mensen die hun vacantie nog in het vooruitzicht hebben? Dan heeft U zich ongetwijfeld de laatste weken al afgevraagd, wat er zoal aan uw garderobe ontbreekt. Welke sportieve vrouw krijgt niet de neiging haar bad- en zonnekleding te gaan nazien en zo nodig aan te vullen? Het probleem lijkt groter dan het eigenlijk is, tenminste wanneer u een beetje durf en handigheid hebt! Bent U in het bezit va7i een of ander fleurig lapje, dan kunnen we daar al gauw iets aardigs van maken, zonder dat de portemonnaie al te veel wordt aangesproken. Bent U van plan veel van de zon te genieten, vergeet dan vooral zo'n practisch doorknoop-jurkje met schouderbandjes niet: altijd keurig in smetteloos wit piqué of linnen, en wat minder „besmettelijk" als U een kleurtje, al of niet bedrukt, neemt. Bijgaand modelletje is al heel practisch! Het werd gemaakt van geruit zephir. Een sjaaltje om dezelfde stof completeert hel geheel. Het tweede pakje is een meer gekleed model voor het strand, ontwerp van de bekende mode-ontwerper Pierre Clarence. Het pakje bestaat uit een short in donkere zijde, waarop een laag uitgesneden bovenstuk van dezelfde stof en kleur. Een lang, wit jasje met rand in dezelfde donkeer tint reikt tot de onderkant van de short en rraakl het geheel tot een char mant strand-costuum.
"Midzomer". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009
VITAMINEN zijn stoffen, die onze voeding in zeer kleine hoeveelheden moet bevatten. ZU zijn, populair gezegd, de politieagenten, die zorgen
voor een geregelde spijsvertering en omzetting van het voedsel in 't menselijk lichaam. Bij een tekort aan vitaminen kunnen ziekten optreden. Een gebrek aan vitamine A heeft tengevolge : groeistoornissen, oogontsteking en nachtblindheid. Een gebrek aan vitamine B heeft tengevolge: groeistoornissen, gebrek aan eetlust, haaruitval, bi) groot tekort: beri-beri. Een gebrek aan vitamine C heeft tengevolge: vatbaarheid voor infectieziekten, voorjaarsvermoeidheid, prikkelbaarheid, bij groot tekort scheurbuik.
Een gebrek aan vitamine D: slecht gebit, groeistoornissen, bij groot tekort Engelse ziekte. Voedingsmiddelen, die rijk zijn aan: Vitamine A: melk, boter, eieren, levertraan, visiever. Catorine is een stof, waaruit ln het lichaam vitamine A gevormd kan worden. Deze stof komt voor in groene en sterk gekleurde plantendelen (bijv. spinazie, wortels, tomaten, boerenkool). Vitamine B: gist, erwten en bonen, bruin brood, tomaten, vlees, lever en nier, vis, noten.
Vitamine C: sinaasappelen, citroenen, grape-fruit, bessen, rozenbottels, nieuwe aardappelen. Voor het behoud van deze
vitaminen moeten groenten: a. zoveel mogelijk rauw gegeten worden. b. met weinig water gekookt. c. kort gekookt. Vitamine C: Visiever (levertraan) melk, boter, eieren, lever. Door een invloed van de ultra-violette stralen uit het zonlicht op de onbedekte huid wordt ergostrine, een vetachtige stof, die in ons onderhuids vet aanwezig is, omgezet. in vitamine D in het lichaam.
"Revue der vitaminen". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009
LITTERAIRE KRONIEK 743 NIEUWE REEKS CLXIII door W. L. M. E. VAN LEEUWEN
Het is eigenlijk geenszins te verwonderen, dat we na de vreselijkste wereldcatastrophe die ooit plaats had — en bijna als een struisvogel ons zelf ontveinzend dat een stellig nóg catastrophaler verschrikking ons wellicht wacht —, dat we in „onze kritieke tijd" weer middenin de „stichtelijke lectuur" zitten, of, om het anders te zeggen: dat de schrijvers weer moralisten zijn geworden. In „kritische perioden" van de geschiedenis is dat eigenlijk steeds zo geweest; wanneer de feodale tijd kentert en de vroegkapitalistische inzet, verheffen temidden van oorlogen en opstanden een Maerlant en een Erasmus hun stem; wanneer in het eind van de 18e eeuw de kapitalistische ontwikkeling zich bevrijdt van alle resten van feodale politieke banden, leven de grote moralisten als Voltaire, Rousseau en Lessing; en nu in onze jaren door zeeën van bloed en tranen de strijd om de grondstoffen wordt voortgezet op enorm vergrote schaal en samenvalt met of zich verschuilt achter een botsing van ideologieën die alle een even schoonklinkende leuze in hun vaandel voeren, nu voelt het individu zich wederom in wanhoop staande voor een afgrond van leed, twijfelend aan elke levenszin, de roes zoekend om de walging te vergeten: eenzaam, angstig en zéér zwak.... En dan staan de moralisten klaar om hem te troosten, hem een nieuwe uitweg te wijzen of althans minstens de wanhoop te vertolken. Vandaar de populariteit van Jean Paul Sartre bij alle gedésillusioneerde gelovige idealisten; want Sartre is altijd moralist (en sóms een schoolmeester). Maar hij is oök (vaak): kunstenaar. Want, ik heb 't immers over litteratuur ln deze kronieken!, het gaat er nu maar om of een moraliserend auteur al of niet tot het scheppen van een kunstwerk in staat is, dus tot het voor z'n lezer neerzetten van een suggererend levensbeeld. Altijd weer houden we vast aan Goethe's: „Bilde, Künstler, rede nicht!" — hij hield er zelf overigens vaak genoeg niét aan vast —; tenslotte lees ik een roman niet om een preek te krijgen, maar om gegrepen te worden door wat mij voor ogen wordt gevoerd, om de vorm dus in de ruimste zin van het woord. Mij interesseert een roman alléén als kunstwerk; wens ik me te verdiepen in geloofsproblemen, sociale vraagstukken of politieke aangelegenheden, dan grijp ik naar wetenschappelijke, wijsgerige en historische werken. Een waarlijk kunstenaar is echter diè schrijver, die ons, precies gedurende de tijd dat wij zijn werk lezen, tot zijn overgegeven discipel maakt; wij zullen moeten geloven alles wat hij zegt, zolang hij ons door zijn kunstenaarschap, zijn beeldend vermogen dus, zijn geloof dicteert — ik schreef er uitvoerig over n.a.v. Nijhoff's spelen voor christelijke feestdagen. Een volmaakt voorbeeld van die gave is ook Koestler's „Darkness at Noon". Maar — ik laat het christendom in dit verband
liever buiten beschouwing — niemand zal toch zijn mening over Rusland putten uit een roman van Koestier? Wie over dit cardinale probleem zich een inzicht wil verwerven wendt zich vanzelfsprekend tot de vaklitteratuur. En precies ditzelfde geldt t.a.v. alle problematiek. Of Heinz Risse dus als kunstenaar betekenis heeft door zijn roman „Duel boven de Afgrond" (Duitse titel: „Wenn die Erde bebt") welke vertaling verscheen in de romanreeks „Het Parelsnoer" bij de uitgeverij „Foreholte" te Voorhout, hangt er niet van af of hij een groot aantal fraaie preken en redenaties heeft ingevlochten in dit relaas van een onder psychiatisch toezicht gestelde man die zijn vrouw heeft vermoord, maar het hangt er van af of het Risse gelukt is ons een
levensbeeld, een aanvaardbaar, ja zich aan de lezer opdringend beeid van mensenverhoudingen en mensenverlangens aan te bieden. Wanneer dat beeld eenmaal geslaagd is, zal de waarde van het boek, öök als kunstwerk, stellig groter worden, een hoger niveau bereiken, wanneer de verbeelde ideeën (maar: let wel: verbeelde ideeën!) van grootser allure, van wijder omvang zijn. Daarom immers juist zijn Tolstoy en DoStojefski, Thomas Mann en Kafka zulke belangrijke kunstenaars, maar weer: allereerst: kunstenaars; immers: waren hun werken als kunstwerken niet geslaagd, dan zouden hun ideeën hun boeken niet „redden". Heinz" Risse nu — die in de traditie van Dostojefski en Kafka ligt en ook wel wat van Mann's „Dokter Faustus" heeft
geleerd, maar hun helderheid, zakelijkheid en ironie mist — geeft stellig in enkele fragmenten van dit boek treffende „taferelen", beelden die ons bijblijven door hun eigen werking. Daar is de autotocht in het begin van het boek, wanneer de vriend zijn geliefde door z'n roekeloosheid (opzettelijk?) doodt (de „Ik" zal zijn vriend redden door een „valse getuigenis" zijn „vriend" zal later zijn „vijand" blijken); die scène, het „gesprek met de dode" is meesterlijk. Ook het laatste gé deelte van de roman toont Risse's macht om een evocatie te geven van bezielde situaties; ik denk bijvoorbeeld aan het moment waarop de hoofdfiguur zijn huis ontvlucht, herinnerd door een geur van cigarettenrook aan de ontrouw van zijn vrouw, en hoe de auteur die catastrophe laat samenvallen met de „grote aardbeving" — door Risse als (voor mijn smaak wat kinderachtig) symbool gekozen van de grote wereldoorlogen. Ongetwijfeld bezit Bisse dus talent als kunstenaar, Z ijn succes heeft dit boek echter te danken aan d&t element, dat het juist als kunstwerk bederft: een halfzachte dazerigheid, die bovendien nog een typisch Duitse sentimentaliteit in zich heeft opgenomen en allerlei ideeën over de waarde van de ziel en van het geloof aan het immateriële in de meest onklare taal dooreenhutselt. Het is nu eenmaal zo, dat talrijke „zoekende geesten", die een moedig en klaar doordenken vrezen heel graag rondzwemmen ln dit soort ,.nieuwe religie". Een halve eeuw geleden had Gustav Prenssen ook zo'n succes met boeken over zoekers. Zónder al die vage gesprekken tussen de hoofdpersoon en de psychiater (deze laatste is symbool van het neo-rationalisme, zoals de verraderlijke vriend het is van het neo-materialisme) zou Risse wellicht hebben kunnen uitbeelden het overigens geenszins nieuwe conflict tussen de mens die ondanks alles, ja juist „quia absurdum" (omdat het dwaas is) zijn énige geloof en hoop blijft stellen in het onstoffelijke, in naastenliefde en geestesadel, en heel de aardse ellende en laagheid achter zich laat in zijn heimwee naar „Nicarië" (Risse's „Utopia") — èn „de anderen": de wereld van techniek, bezitsdrift, lust en tijdelijkheid. Dè,t deze mens, deze „idealist" voor gek wordt gehouden, ja ln ónze tijd eigenlijk voor „misdadig" — wel, dat wisten de nietmaterialisten al lang. Natuurlijk kiest de kunstenaar, dus ook Risse party vóór de abnormalen. Of „normalen" dit boek zullen afwijzen (gelijk Ch. Wentinck schreef) is van geen enkel belang; wèl echter is het jammer dat ook hij die' „Nicarië" boven de normale wereld stelt, Risse's roman mislukt zal noemen, omdat hij het niveau van klaarheid niet haalt, dat juist deze idealisten thèns aan hun idealisme, verplicht zijn te bereiken. Dat overigens ieder boek dat, als dit van Risse, een pleidooi houdt voor de waarde van het irrationele boven dor rationalisme en plat materialisme de moeite van het lezen waard is, spreekt vanzelf. Maar het „duel boven de afgrond" van het absurde bleef te veel een door bijomstandigheden verwarde strijd. Wat Jammer is.
HEINZ RISSE.
"EEN DUEL TUSSEN GELOOF EN REDE". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1951/06/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000056865:mpeg21:p009