y^o min als de Nederlandse Staatscourant, wordt door de grote massa der krantenlezers de lectuur van het Franse zusterorgaan „Le Journal Officiel" als onderhoudende lectuur hoog aangeslagen. Buiten de directe belanghebbenden interesseren zich hier maar weinigen voor het laatste ministeriële decreet betr. de uitvoer van onverwerkt vlas of voor de nieuwste ridders van het legioen van eer. Het zal dan ook maar weinig voorkomen, dat iemand de Franse staatscourant bij zich steekt om de verveling van een lange reis te doden. En dit te minder, aangezien deze van nature reeds niet zo erg opwindende stof op een ambtelijke kurkdroge wijze behandeld pleegt te worden. Niettemin zou de laatste aflevering van het Franse staatsblad een goede kans kunnen maken een „bestseller" te worden. Want de bloemlezing van schandalen, die men in dit nummer aan kan treffen, bevat meer sensatie dan in de volledige jaargangen van alle Parijse boulevard-bladen bij elkaar gefantaseerd en geroddeld is. Bovendien zijn deze verslagen met het officiële merkteken der absolute authenticiteit gemerkt.
Stelselmatige misdrijven Ze vormen namelijK, in 106 compacte pagina's, het rapport van de ,,Cour des Comptes" — men kan zeggen: de Franse rekenkamer — over de financiële gedragingen der gezamenlijke- Franse staatsorganen over het boekjaar 1946-47. Het verslag is opgesteld met de zorgvuldigheid van een punctueel boekhouder en geredigeerd in een beheerst 0 stijl, die zich nimmer tot enige verontwaardiging verleiden laat. Het stuk is dan ook niet als aanklacht bedoeld. De conclusies worden, gelijls dat heet, aan de lezer overgelaten. In dit geval aan de president der republiek, aan wie het rapport is geadresseerd. Niettemin heeft de kamer, die nattigheid gaat voelen, met unanieme stemmen — een uitzondering in de jongste annalen der parlementaire geschiedenis — de regering al verzocht de onderzoekingen over andere jaren uit te breiden en bij voorbaat geëist de verantwoordelijke instanties met afschrikwekkend effect te straffen. Overigens diept, volgens de eisen der politieke strategie, natuurlijk elke partij juist dat materiaal uit het rapport, dat alleen de tegenstander kan belasten. Maar er is keus voor iedereen Wanneer men van deze 106 pagina's kennis heeft genomen, dan benijdt men in de eerste plaats de schrijvers van dit rapport wegens hun Stoicijnse gemoedsrust en hun psychisch evenwicht. Geen «oord gaat over de schreef en nergens manifesteert zich een spoor van die verontwaardiging. welke toch door elk normaal mens gevoeld moet worden bij het beeld, dat oprijst uit deze tekst. Een beeld namelijk van algemene corruptie, van hypocrisie, van morele verwording, welke alle staatsorganen schijnen te hebben aangetast. Terwijl ministers het belastingbetalend volk tot zuinigheid en spaarzin opwekten, werden door hun diensten voor milliarden kastelen gekocht (waarvan nog niemand de bestemming weet) werden de officiële „autoparken" met honderden nieuwe wagens uitgebreid — doch de benzine ratsoenen verlaagd — werden detachementen secretaressen en bureauchefs ,,met een missie" naar de Rivièra. gezonden die nimmer een letter tekst uitbrachten, en werden tientallen huizen gevorderd — ofschoon de woningnood in Parijs heel erg is — om in dienstgebouwen (met badkamers en bioscoopzalen) te worden getransformeerd. Een militaire staf installeerde zich voor enkele maanden ergens in de provincie. De bureaux werden met Oosterse tapijten, Chinees porselein en intieme verlichtingen uitgerust. Kosten: ongeveer 2 millioen francs (op dat moment ca. 50.000 gulden). Van dergelijke staaltjes wemelt het rapport. Om ze op hun juiste waarde te taxeren, dient men te weten, dat in diezelfde tijd de regering het initiatief tot grootscheepse bezuinigingen nam. X>e commissies van het „hakmes" en de „guillotine ', met veel decoratieve ophef geïnstalleerd, ontvingen de opdracht om de ambtenarenstand ingrijpend uit te dunnen. Deze comité's hielpen de regering aan haar meerderheid, toen over het nieuwe budget moest worden gestemd. De staat gaf immers het goede voorbeeld. In het rapport kan men nauwkeurig lezen tot welke effectieve resultaten dit voorbeeld van hogerhand heeft geleid: namelijk tot een verhoging der uitgavenWERKLOZE AMBTENAREN ZIJN TOCH VOORDELIGER. De praktijk heeft namelijk uitgewezen, dat „ontslagen" ambtenaren of wel naar andere diensten werden overgeheveld of wel met succes aanspraak konden maken op zulke hoge vergoedingen, dat de staat, hoe dan ook, het kind van de (verhoogde) rekening bleef. De conclusie — die hier niet wordt geformuleerd — is derhalve, dat het voor de schatkist voordeliger is een leger ambtenaren in dienst t%. houden, waarvoor het werk ontbreekt, dan het de laan uit te zenden. Bureaucratius weet zich nu eenmaal beter te verdedigen dan Jan Siimen. die hem onderhoudt De „entraide Fran^aise" — het restant der Franse winterhulp — had, op papier, al twee maal massale ontslagen uitgevaardigd. Resultaat: een personeelsuitbreiding van 340 man.
Dit bleek zelfs de rekenkamer te gortig. De ontbinding van dit lichaam schijnt aanbevolen te mogen ^vorden, constateren de heren laconiek. Ergerlijker nog dan deze voorbeelden van ofticiele oplichterij — eeh andere term is moeilijk te vinden — is het geval van een interneringskamp te Poitiers, dat uitvoerig in het rapport staat beschreven. De rantsoenen die hier officieel aan de gevangenen waren toegewezen, werden door toedoen van ambtenaren en handelaren, naar de zwarte markt gekanaliseerd. In enkele maanden werd aan dit kamp fortuinen verdiend. In enkele maanden werden eveneens 250 sterfgevallen geregistreerd, waarvan de oorzaak ondervoeding was. De voormalige commandant van djt kamp, die verantwoordelijk is voor deze georganiseerde massamoord, is thans afgezet. Hij werd echter niet vervolgd. Behalve zijn pensioen toucheert hij thans nog regelmatig een speciaal
wachtgeld, dat hem voor de gevolgen van ziin ontslag schadeloos moet stellen. Men zou verkeerd doen te denken, dat deze 160 pagina's tekst nu alles bevatten, wat er op het gebied van het officiele wanbeleid in Frankrijk gedurende een enkel boekjaar is gepresteerd. Dit rapport is namelijk geenszins volledig. Over het befaamde wünschandaal, waarin premier Gouin gewikkeld was en dat hem zijn politieke carrière heeft gekost,' wordt met geen woord gerept. Evenmin over de geruchtmakende vlees-affaire en de deviezen- en licentie-corruptie zaken, waarover de Franse kranten in die dagen uitvoerig hebben bericht. De oorzaak? Scliandalen in de allèrhoogste regionen laten gewoonlijk weinig sporen achter en de rekenkamer registreert alleen aanwijzingen en bewijzen, die onmiskenbaar zijn. Dit rapport mag men dus alleen nog maar beschouwen als een officiele kroniek van kleine misdaden. Het alarmerende is dan ook niet steeds in de omvang der afzonderlijke misdrijven gelegen, doch eer in de algemene stelselmatigheid, waarmee zij schijnen te worden bedreven. In het parlement heeft een ministeriele woordvoerder van de regering naar aanleiding van dit rapport al opgemerkt, dat men de democratie moet prijzen, aangezien een openbaar rapport verre te prefereren is boven de doofpot der dictaturen. Accoord. Doch helaas is er generlei garantie, dat er in de schaduw van deze openbare vuil nisemmers der vierde republiek, niet ook nog enkele doofpotten op staan gesteld. De sterke lucht doet dit zelfs heel erg vermoeden.
De gevangenen van Djokja. (Van onze Haagse correspondent). Men zal zich herinneren, dat voor het militaire optreden van de Nederlandse troepen op Java en Sumatra de „Gemeenschappelijke. Actie van Nederlandse Vrouwen" met grote energie vocht voor de vrijlating van 15000 Europeanen en Indo-Europeanen, van wie het grootste deel vrouwen, die onder schandelijke omstandigheden in republikeinse kampen op Java gevangen gehouden zouden worden. Naar wij vernemen heeft het diepgaande onderzoek, dat door de Nederlandse legerautoriteiten direct na de bezetting naar deze gevangenen werd ingesteld, slechts Kinnen aantonen, dat bij Djokja 47 Indo-Europeanen waren, die er echter uit vrije wil vertoefden. Met de 15000 gevangenen is het een vreemd geval en men gelooft in een mystificatie. Het onderzoek wordt echter voortgezet. Van de Nederlandse journalist Voet, die voor de Ned.-Indische pers vlak voor de militaire actie met de Commissie van Goede Diensten naar Kalioerang ging en daar, zonder dat deze commissie ook maar enig protest liet horen, door republikeinen werd ontvoerd, is nog geep spoor gevonden. POST VOOR DE „EVERTSEN". Morgen 7 Januari vertrekt H.M. torpedobootjager ,-Evertsen" uit Rot terdam naar Indonesie. Het schip zal op 13 en 14 Januari in Dakar vertoeven waar de opvarenden correspondentie kunnen ont vangen, mits deze zo spoedig mogelijk wordt gepost, zodat zij uiterlijk 10 Januari 's morgens 11 uur in Amsterdam kan zijn. Van 24—26 Januari zal het schip Kaapstad aandoen. Voor uitreiking van correspondentie aldaar moet uiterlijk 17 Januari gepost worden. De correspondentie mag bestaan uit gewone en aangetekende brieven en briefkaarten, die volgens het binnenlandse tarief gefrankeerd behoren te zijn. PRINS CHARLES MAAKT EEN AUTOTOCHTJE Dorpelingen wuifden en juichten toen gisteren het kroonprinselijk paar met de zeven weken oude prins Charles te San dringham per auto arriveerde. De hertog van Edinburgh stuurde zelf en prinses Elizabeth zat met haar zoon achterin Later werd vernomen dat zij de 100 mijl lange tocht van Buckingham naar Sandringham hebben onderbroken voor een picknick aan de kant van de weg. De prinses had melk voor de baby bij zich en sandwiches voor haar man, zichzelf en de zuster Helen Lightbody. Frederic Joliot-Curie wil geen verrader zijn Frederic Joliot—Curie, Frankrijk's communistische hoge commissaris voor atoom energie, verklaarde gisteren, dat hij dc communistische partij zou verlaten indien zij ooit aan hem bevel zou geven Franse atoomgeheimen aan Rusland te verraden. Op een lunch van de Anglo-Amerikaanse pers associatie het woord voerend. verklaarde hij dat hij, hoewel communist zijnde, het als hoogverraad jegens Frankrijk zou beschouwen om atomische inlichtingen aan Rusland of welk ander land dan ook te geven. Indien we morgen een essentieel atoom-geheim zouden ontdekken, dat nog aan geen enkel ander land bekend is, dan zou onze plicht als Fransman ons gebieden dit geheim angstvallig in Frankrijk te bewaren totdat de V.N. er in geslaagd is alle atoom-wapens buiten de wet te stellen. De verklaring van de Franse geleerde was het antwoord op de twijfel die de laatste tijd in de Verenigde Staten en elders is uitgesproken of hij als communist het misschien niet als zijn plicht zou beschouwen om nieuwe atoom-ontdekkingen aan de Sovjetunie over te brengen. KOR1 NIHUWS. — De K. P. D., de communistische partij in West-Duitsland, heeft, volgens A.D.N. (Sovjet-zone) besloten een „organisatorische scheiding" tussen haar en de door de communisten beheerste S.E.D. — socialistische eenheids-partij — in de Sovjet-Russische zone tot stand te brengen. — Uit Praag wordt vernomen, dat de verkoop in het openbaar van de bezittingen der Sudeten-Duitsers in TsjechoSlowakije practisch is beëindigd. De 8000 in beslag genomen bedrijven zijn verkocht voor een totaal bedrag van drie milliard kronen.
"Voor een keer lezenswaardig..... Schandalen in Franse staatscourant 106 pagina's van officiëel wanbeleid". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005
Maurice Zermatten's „La colère de Dieu" verscheen bij de N.V. Roman, Boek en Kunsth. H. Nelissen, A'dam, ln een goede vertaling van F. van de Merwe onder de titel „De duivel in het dorp", welke de oorspronkelijk gevoelige en suggestieve geest van het verhaal volkomen tot zijn recht doet komen. De schrijver weet ons te verplaatsen in de naieve, vaak navrante \yereld der bergbewoners, bedreigd door een ramp, die tenslotte het gehele dorp zal wegvagen en die als het ware door heel het verhaal als een tastbaar noodlot de richting van alle leven en denken bepaalt. Bij de Centrale Muziekschool Rotterdam verscheen het le deel van een theoretische en practische methode voor piano-accordeon-onderwijs.
"BOEK EN TIJDSCHRIFT". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005
(Van onze correspondent te Willemstad). De reactie van de Antillianen op de gebeurtenissen in Indonesië is kenmerkend voor het stadium, waarin dit volk thans verkeert. Te zeer als zij vervuld zijn van de op handen zijnde staatkundige en politieke veranderingen, hebben de bewoners dezer eilanden voor de tweede politionele actie niet meer dan een oppervlakkige belangstelling aan de dag gelegd. Hun grootste zorg was: zou de ontwikkeling in de Oost van invloed zijn op de gang van zaken in de West? In dit opzicht werden zij echter spoedig gerust gesteld door de voormalige Antilliaanse vertegenwoordiger in Nederland, mr. dr. M. F. Da Costa Gomez, die dezer dagen bij zijn aankomst uit het moederland op het vliegveld Hato verklaarde: „Wij moeten vertrouwen op de Nederlandse regering. Incidentele gebeurtenissen kunnen nimmer een beslissende invloed hebben op de uitvoering en de vervulling van de koninklijke belofte. De evolutie in de West is geheel verschillend van die in de Oost". Over deze verklaring heeft dr. Da Costa Gomez van de zijde zijner politieke tegenstanders — de democraten — binnenskamers heel wat moeten horen. In het openbaar heeft tot dusverre echter alleen het democratische statenlid, dr. P. H. Maal, enige onvriendelijkheden aan het adres van de Nederlanders gericht en dr. Da Costa Gomez „trof" hij door hem te negeren op de jongste statenvergadering, waarop de ex-vertegenwoordiger voor het eerst sinds maanden weer van de partij was. In tegenstelling met de in de Nederlandse taal verschijnende bladen, welke alle begrip voor het optreden der Nederlanders in Indonesië toonden, onthield het met de democratische partij gelieerde Spaanse dagblad La Prensa zich van rechtstreeks commentaar en beperkte het zich tot publicatie in het Kerstnummer van een passage uit Multatuli's Max Havelaar, welke weinig vleiend voor het toenmalige (en huidige) Nederlandse bewind in Indonesië geacht kan worden. In het officiële orgaan der D. P.. De Democraat, werd eveneens
aandacht aan de politiële actie gewijd en ook hier deed zich het typerende verschijnsel voor, dat tegen het Nederlandse optreden zelf niet rechtstreeks stelling werd genomen. Wel werden in de felste kleuren de „verschrikkelijke" consequenties afgeschilderd, die de ontwikkeling in de Oost voor de West met zich zal medebrengen. » Het lijkt op het eerste gezicht misschien wonderlijk, dat Curacao blijkbaar zozeer van zijn eigen problemen is vervuld, dat het die op de voorgrond stelt. Nader beschouwd is dit symptoom echter geer begrijpelijk. Mede door de gebrekkige nieuwsvoorziening over Indonesië, is hier slechts een vluchtige belangstelling voor de ontwikkeling in de Oost gekweekt. Anders dan in Suriname, is bovendien het aantal op de Antillen woonachtige Indonesiërs zo" gering, dat zelfs niet van een bevolkingsgroep gesproken kan worden. In de derde plaats heeft het voordien zo trage tempo van Den Haag ten aanzien van de West niet onaanzienlijk tot de egocentrische interesse der Antillianen bijgedragen Tenslotte is er vooral in intellectuele Curaqaose kringen het besef, dat — zoals dr. Da Costa Gomez het uitdrukte — „de evolutie in de West geheel verschillend is van die in de Oost". Met het voorgaande wil niet gezegd zijn, dat er onder de bevolking in het geheel niet ovep de Indonesische kwestie gesproken wordt Integendeel, vooral de eerste dagen vormde de politionele actie het gesprek van de dag en in het algemeen waren de meningen in Curacaose kringen niet ten gunste van het optreden der Nederlanders — met name uit overwegingen van humaniteit. Tot uitbarstingen en demonstraties is het hier — evenmin als de eerste keer — evenwel niet gekomen. Maar deze rust — of berusting? — mag ons niet doen vergeten, dat tropenvolkeren traag reageren en daarom is geenszins de mogelijkheid uitgesloten, dat de a.s. besprekingen met minister van Schaik indirect door de ontwikkeling in Indonesië ongunstig beïnvloed zullen worden Hetgeen voor het gehele koninkrijk te betreuren zou zijn, want op de Nederlandse Antillen en Suriname ligt op dit moment de kans van de Nederlandse regering om te bewijzen, dat het haar met haar hervormingsplannen ernst is.
"De West reageerde traag op de gebeurtenissen in de Republiek Men is te zeer van eigen problemen vervuld". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005
(DCXVIII)
door W. L. M. E. van Leeuwen
Albert Camus: DE PEST
Van sommige auteurs zou men a priori genoeg hebben door de tam-tam, die om hen wordt gemaakt. Zo door S. Dresden om Albert Camus. Dresden doet het voorkomen of Camus, Sartre (en Valéry) vrijwel de eersten waren, die èn auteur èn philosoof waren en of Camus voor het eerst de sfeer van het absurde weergaf. Dresden is de ijverigste satelliet van het existentialisme. Maar men wrijft zich de ogen uit: hadden de grote doden uit 25 eeuwen cultuur geen begrip van het absurde en waren zij gèen „vrienden der wijsheid"? Een jong auteur als Dresden (geb 1914) beweert hier maar wat. zonder voldoende kennis van zaken, evenals in zijn boekje „Existentiefilosofie en Literatuurbeschouwing" (Meulenhoff, Amsterdam). Hierin komt eerst een zwaarwichtig betoog over angst, dood, Niets e.d., waarna de conclusie is, dat de criticus moet beginnen zich geheel over te geven aan het te beoordelen kunstwerk, het ontstaan er van moet her-beleven en verslag moet uitbrengen van dit proces. Wel. dat is nu precies wat Kloos en Van Deyssel 70 jaar geleden hier al verkondigden: door in-leving nagaan of het den maker gelukt is datgene te scheppen, wat hij „bedoelde" te scheppen. Maar na 1900: in Verwey een hausse, baisse in Kloos. Kent daardoor Dresden de beide leidende Tachtigers niet? Ook zij veroordeelden een kritiek die uitging van ethische, sociale en didactische principen; alleen noemden zij deze laatste methode terecht subjectief (want ieder heeft zijn eigen principes over die kwesties). terwijl Dresden hier. vreemd genoeg,
van een „objectief" licht spreekt. Het is ongewenst de betekenis der woorden om te keren, lijkt me. En dan: Greshoff eiste al jaren her normale taal in literatuurbeschouwing; de schrijfwijze van Marsman, Du Perron en Ter Braak is voor een kind te volgen (zij werden dan ook niet professor....), maar de jongeren, die zeggen deze „drie vrienden" te bewonderen, theologiseren, philosoferen en psychoanalvseren in hun geschriften, tot men hun abacadabra verveeld ter zijde legt. Maar „retournons a nos moutons" — dat waren dan die auteurs, die ons door die abacadabra dreigen tegen gemaakt te worden. Albert Camus bijvoorbeeld. wiens roman „De Pest" („La peste") bij „De Bezige Bil" in vertaling verscheen en let allereerst op zijn doorzichtige volkomen klare taal en dan op zijn heldere probleemstelling „Aucun artiste n'a jamais exprimé plus d'une chose sous des visages différents", schreef Camus in zijn essay „Le mythe de Sisyphe". En zijn „chosc", zijn idee is: de nimmer aflatende drang naar voortstrijden tegen al wat laag is. tegen „de pest" in de wereld — ook al wèet hij dat dit een „Sisvphus-arbeid" is. Maar voor zijn hoofdfiguur. Dr. Rieux, is dit geen straffe Gods (wat de pater Panéloux aanvankelijk preekt), maar een eigen „vrije keuze" van den mens, wiens „roeping is: mens te zijn" (Multatuli) en van heldenmoed en heiligheid liever niet praat. Camus tekent in deze grootse roman de verschillende reacties
van de mensen op de uitgebroken pest in Oran aan de Algierse kust: de stad wordt „gesloten", het gif sluipt voort, sloopt grenzen, tradities, meningen. De overtuigingen der hoofdfiguren: Rieux, Panélou, Sarrou worden op de proef gesteld: agnostisch humanisme, christendom, humanitarisme. Maar de pest? Oran wordt symbool „bezet gebied": de parallel met de oorlog is duidelijk. Maar: men moet het veel universeler stellen (als bij Kaf ka's „Proces"): Oran staat voor: de wereld. Levende temidden der gekwelde mensheid, worden de sterken „getest", temidden van leed geleden door millioenen „schuldigen" en „onschuldigen". Daar staat dan de pater Panéloux: nü pas. nu het leed stijgt tot ongekende hoogte en het onschuldige kind zelfs de pest ten offer valt. nü pas zal blijken wiè het geloof waarlijk bezit: „Het ogenblik is gekomen: nu moeten wij alles geloven of alles loochenen. En wie onder u zou het wagen alles te loochenen?" Nu wordt de keuze: „God haten of liefhebben. En wie zou het wagen de haat tegen God te kiezen?" Voortreffelijk schildert Camus deze figuur. Zoals hij trouwens heel de stad. het leven, de mensen. hun problemen en verlangens, alles tegen de vreselijke achtergrond van de niet aflatende pest, in een klare, sobere taal (hoe Frans is die heldere rust vergeleken bij alle Duitse troebelheid) geeft. Veel herinnert de lezer weer aan de oorlogsjaren, die geen einde schenen te nemen evenmin als dit onverbiddelijke boek! Want er zijn — en dat is natuurlijk opzet en meesterlijk! — gedeelten van een zeer traag tempo: en ieder klaagt dan: is het nu nooit uit! Andere scènes weer zijn snel en vervoerend in hun dramatiek En wèèr denken we aan groten als Flaubert; en wèèr (als bij Kafka) aan de soberheid van Goethe in ..Werther's" slotpagina's. wanneer Camus de dood van de vrouw van Rieux meedeelt. En zo heeft Camus (in zijn taal) bereikt (als Flaubert). dat, waar hij één zijner personen: de
nauwgezette ambtenaar Grimd — heldhaftig in de strijd tegen de pest! — zijn leven lang naar laat zoeken: het .juiste woord, niet vaag. maar concies, strak en eerlijk. En men lache daarom niet om deze Grand, die de eerste zin van zijn roman maar niet kan neerschrijven: Grand moet Camus zeer lief zijn gewee'st. En wat is dan weer het grootste, het meesterlijke van dit boek? De objectiviteit. Als van Koestlei (in „Darkness at Noon"). die óók geen partij koos, omdat (zoals Anouilh zei) allen onschuldig zijn. En hier bij Camus? Tegenover dien Pater Panéloux stelt hij zijn dokter Rieux: wèl begrijpt de lezer, dat Camus naar levensopvatting aan dezen mens nauwer verwant is. maar hij geeft ook Panéloux ziin volle recht. En daarom wordt zijn boek geen moraliserend tractaatje. geen preek, maar een kunstwerk. Want: alle waarlijk overtuigden hebben evenveel of even weinig gelijk! Wie zal oordelen over de door God bezetenen, of zij Jezuïet zijn of — een „Sisyphe heureux" als dokter Rieux. die — agnost tot in zijn gebeente, maar „van goeden wil" tot in zijn vingertoppen en düs altijd de partij kiezend van de „underdog" — zegt: „Niets ter wereld is waard, dat je er afstand voor doet van wat ie liefhebt. En toch doe nok ik er afstand var. zonder dat ik weet waarom. Laten we 't feit vaststellen en er de consequentie uit trekken: Men kan niet tegelijkertijd mensen genezen en alles begrijpen. Laten we daarom zo vlug mogelijk mensen crenezen. Dat heeft de meeste haast!" Is dit iets nieuws? Dit: „doen wat de hand vindt te doen"? Dit brengen van een bordje soep aan den hongerige. liever dan te mediteren over God. naar Thomas a Kempis' schone woord? Heeft men er de existentialistische nhilosofie bij te bestuderen? Natuurlijk noch het één. noch het ander! Maar — het gaat er om hoe Albert Camus deze oude moraal vorm gaf. En da:, deed hij als een zéér groot kunstenaar.
"LITTERAIRE KRONIEK NIEUWE REEKS XXXVIII". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005
OP VERSCHILLENDE PLAATSEN langs de opmarswegen onzer militairen zaten Indonesische mannen en vrouwen langs de weg, die rustig het voorbijtrekken der troepen gadesloegen. Af en toe was er gelegenheid voor onze soldaten om een praatje met hen te maken.
"OP VERSCHILLENDE PLAATSEN langs de opmarswegen onzer militairen". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005
(Speciale reportage). J"\e beeldroman staat momenteel in een heel slechte reuk. Van alle kanten ** komt er critiek los op deze verhalen in tekenvorm en de Minister vin. Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen vond het zelfs nodig om een circulaire aan de onderwijsinstanties te richten met het verzoek aan de leerkrachten om op tactische wijze aan de jeugd duidelijk te maken, dat — populair gezegd — de beeldromans over het algemeen rommel zijn. En met dit optreden van de overheid was een nieuwe fase bereikt in de strijd tegen deze sensatielectuur, welke alleen maar sensationeel en prikkelend is en geen enkele verheven denkbeeld "bij de lezer doet opkomen.
Een strijd, welke de hoofdcommissaris van politie te Groningen, de heer S. W. Moolènaar, is begonnen, hoewel hij in een onderhoud, dat wij over dit onderwerp met hem hadden de „eer'" geheel toezwaaide aan A. J. M. ten Holt Tazelaar, die in De Groene van 1 Mei 1948 een artikel schreef over „giftlectuur". Daaruit,, vernam ik voor het eerst het bestaan van de beeldromans, ik had er nog nimmer een gezien, laat staan gelezen. Maar ik vond in het artikel toch aanleiding om de zedenpolitie op te dragen een onderzoek in te stellen naar de situatie in Groningen, aldus de heer Moolènaar. VERRASSENDE RESULTATEN. Dit onderzoek leverde verrassende resultaten op. De beeldroman bleek, zowel door de leerlingen van de laagste klassen der middelbare scholen, als door die van de hoogste klasse der lagere scholen in het algemeen, verslonden te worden. Bij verschillende boekhandelaren en kiosken waren de beeldromans te koop. De boeken werden door de jongens en meisjes onderling verkwanseld en ook dat gaf aanleding tot minder gewenste toestanden. Maar dat zal toch niet de aanleiding zijn geweest, dat u deze zaak verder heeft aangepakt? Nee, zeker niet. De hoofdzaak was dat ik de beeldromans in het algemeen slechte lectuur vond. Het is sensatie en nog eens sensatie, hier en daar zelfs grenzende aan pornographie. In alle opzichten prikkelend en opwindend en hoewel de jeugd verzot blijkt op dergelijke boekjes, meende ik toch dat er alle aanleiding was om hier een stokje voor te steken. Te meer omdat de gemakzucht door het alleen-maar-zien-vanplaatjes wordt aangewakkerd en de jongens en meisjess te lui worden om goede boeken, die toch heus niet saai behoeven te zijn, te lezen. De resultaten van het onderzoek in de stad Groningen werden ter kennis gebracht van de procureur-generaal te Leeuwarden en van het Rijksbureau criminele voorlichting van het ministerie van justitie in Den Haag. Ook dit bureau bleek onbekend te zijn met de beeldromans en vond in het Groninger rapport aanleiding om landelijk een onderzoek in te stellen. Ea ook hier kwam weer vast te staan dat de beeldromans
zich in een ontstellende populariteit mogen verheugen. Tussen twee haakjes, de meeste van de beeldromans welke hier verslonden worden, komen uit Engeland. De geestelijke vader van deze wanproducten is een Nederlander, die daar woonachtig is. De Minister van Justitie heeft er zich langdurig op beraden wat gedaan moest worden om paal en perk aan het zo verbreidde kwaal te stellen. Een moeilijk vraagstuk, want aan de hand van de tegenwoordige wetgeving was het niet goed doenlijk om met succes op te treden In ons land hebben wij gelukkig weer persvrijheid en dit recht is ons dierbaar. Natuurlijk kon wel worden getracht om met een aanvulling in de wet de beeldromans te verbieden, maar de vraag is of dat verstandig zou zijn. Verboden lectuur is nu eemaal het meest begeerlijk. VIA HET ONDERWIJS DE OUDERS INGESCHAKELD. Daarom is tenslotte een andere weg gevonden. Via 't onderwijs worden ook de ouders ingeschakeld en tezamen wil men nu trachten de jeugd op te wijzen op het belachelijke en onsmakelijke van de beeldromans. Naast deze min of meer negatieve bestrijding wordt overwogen, om er ook iets positiefs voor in de plaats te stellen door goede jeugdlectuur op de markt te brengen en eventueel eveneens goede beeldromans. U publiceert voor de jeugd immers ook evenals enige andere bladen een soort beeldroman in uw krant, aldus de heer Moolènaar. Maar Panda is er een van de goede soort, evenals b.v. Tom Poes, omdat de goede en goed getekende plaatjes worden aangevuld door een bijzonder geesjtige ttekst. De andere, de slechte beeldromans, hebben of in het geheel geen tekst, of in de „bobbel" die uit de mond van de getekende figuren komt, staat iets onbenulligs te lezen. Denkt u dat de toeneming van de jeugdcriminaliteit in rechtstreeks verband staat met de beeldromans? Daar is moeilijk een antwoord op ta geven. Ik zou die vraag met een wedervraag willen beantwoorden: is het niet mogelijk dat beide verschijnselen in dezelfde oorzaak wortelen? In ieder geval geloof ik niet dat het drama te Enkhuizen in verband staat met de beeldromans zoals van sommige zijden wel is opgemerkt. De jeugd is tengevolge van de oorlogsomstandigheden losgeslagen. Zij is zeer ontvankelijk voor sensatie. Via de kranten en tijdschriften leest zij allerlei verhalen en verwerkt die op haar eigen wijze. Na de executie van de oorlogsmisdadigers, die te Neurenberg waren veroordeeld tot de strop, werd er bijvoorbeeld in een plaats n ons land door de kinderen het nieuwe spelletje „ophangertje"' gespeeld, Een kind kon zijn hoofd niet meer tijdig uit het touw krijgen en kwam om IkH leven, aldus besloot de Groninger hoofdcommissaris het onderhoud. Sensatie en nog eens weer sensatie. De jongens en meisjes willen steeds meer opwinding, steeds meer prikkels. Dat dit hen schaadt, beseffen zij niet, maar de ouderen weten beter. En daarom verdient het streven om de slechte beeldromans uit de handen van de jeugd te houden, niet alleen aller Instemming, maar ook aller actieve medewerking. Niet alleen de politie, maar ook de onderwüsleerkrachten denken er zo over. De voorziter van de raad van leraren by het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs, de heer W, de Lange, te Scheveningen, was van oordeel dat men voorzichtig moet zijn - en hier kwam zijn mening vrywel overeen met die van de heer Moolènaar — met de bewering dat de jeugd tot slechte daden of gedragingen wordt aangespoord door de beeldromans. Er is hiervan geen enkel bewijs evenmin als van de nogal eens geponeerde stelling dat de film de schuld zou zijn van slecht gedrag of misdaad bij de opgroeiende jeugd. Intussen heeft men ook ln onderwyskringen het verzoek van de minister van onderwijs ten zeerste toegejuicht omdat de plaatjesboeken de jeugd nog meer van „gewoon" lezen afhouden dan de film en de radio reeds doen. De combinatie: visuele voorstelling — verklarende tekst, voedt de schoolgaande jeugd op tot gemakzucht, het met-meer-begrlp lezen, een zo gewiehtigi- deugd, wordt er geheel door op de achtergrond gedrongen.
"Lezen van beeldromans moet bestreden worden Kwaad op school ver verspreid". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/01/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000057664:mpeg21:p005