dooi W. L. M. E. van Leeuwen.
ONTWORTELDEN Simon van het Reve: DE AVONDEN (De Bezige Bij, Amsterdam. 1947) Het is wel een „trieste decamerone", welke Simon van het Reve zijn lezers voorlegt in zijn relaas van de laatste tien dagen van het jaar 1946, welk relaas hü „De Avond e n" noemde, omdat de avonden dier dagen wel de grootste plaats in zijn werk innemen. Het is de moeite waard, de betekenis van dit werk van een onzer jongste prozaschrijvers (Van het Reve is 23 jaar) van verschillende gezichtspunten uit nauwkeurig te bekijken, al was het alleen om de tegenstelling die zich voordoet tussen lezers en „officiële" kritiek; immers: meerdere, overigens met goede smaak behepte lezers legden dit boek na de lectuur van een gedeelte er van als „onleesbaar" terzijde, anderzijds werd het onmiddellijk bekroond. en wel met de Reina Prinsen Geerligs-prijs ingesteld door de ouders van de gefusilleerde illegale werkster van die naam, welke ouders het studiegeld van hun dochter na haar dood bestemden voor een litteraire aanmoedigingsprijs voor jonge auteurs; ook kreeg dit boek onmiddellijk enkele zeer goede kritieken. Hoe is deze tegenstelling te verklaren? Ik las zelf dit relaas in één avond uit, erwij] ik over het algemeen weinig 'resse heb voor litt«ratuur die niet nriers is dan een verslag van de r *rgeestigheid van het dagelijkse leve- Uiteraard is dit alleea toe te schrijven aan het bijzonderï talent van den auteur. Hi1 schrijft mei en soepel, weidt ntet langer uit dan binnen de mogelijkheid onzer aandacht valt; met bittera spot tekent de
hoofdpersoon het grauwe, eentonige leven, uitzichtloos en zinloos. Door alles heen voelt men de gekwetste gevoeligheid van den hoofdpersoon. Hoogtepunten van weergave van uiterlijk en innerlijk leven zijn Hoofdstuk VII en het slot van Hoofdstuk X Treffend is de introspectieve kant van dit boekje: de zelfontleding, het voortdurend zien van het eigen handelende, denkende en gevoelende Ik. Zie ik af van de dromen, die tot sluitstuk dienen van haast elk hoofdstuk, en die ik nog steeds beschouw als goedkope toevoegingen in een verhaal, dan zijn de stijl en de knappe compositie der afzonderlijke scènes tot een afschuwwekkende kaleidoscoop (contradictie in terminis..) stellig voldoende rechtvaardiging voor de aanmoedigingsprijs, den auteur toegekend. Vanwaar dan, dat velen dit boek half gelezen terzijde zullen leggen? Om de eenvoudige, en volkomen aanvaardbare reden dat niemand zich verplicht zal achten zo'n 200 pagina s beslaand relaas van smakeloosheden door te werken. En hier kom ik aan meteen tot de tweede vraag t.a.v. dit boek: is het, zoals sommigen schreven „de roman van de jongste generatie"? Is het de weergave van het eeuwige conflict tussen ouders en kinderen? Is het een herleefd naturalisme? Alle drie deze vragen beantwoord ik nadrukkelijk ontkennend. De humanistische, dus niet dogmatisch godsdienstige mens. heeft altijd geweten, dat het leven in zichzelf zinloos is. Alleen oppervlakkige mensen hebben een schok, in casu een oorlog nodig, om dit pas te gaan beseffen. Het gros der mensen is altijd onpervlakkig geweest. Het leven als zinloos te ondergaan, is dus geenszins eigenschap ener generatie, en de
weergave er van dus geenszins de roman van een generatie. De sterken onder de niet godsdlenstigen echter weten ook, dat de mens zelf het leven zin zal moeten geven, wil hij kunnen leven. Hij behoeft dat niet te doen; niemand verplicht hem er toe. De wens echter het te doen is het begin en de betekenis aller cultuur. Alleen cultuurloze lagen beseffen dat niet, en hebben leiding van buitenaf nodig. Worden de leden dier lagen plotseling aan zichzelf toevertrouwd dan verliezen zij houvast en weg. Wat voor schoons de wereld hen dan ook moge bieden: muziek, toneel, film; het wordt ondergaan, ook met het sentiment genoten, het wordt geen stimulans tot waardiger leven. Ten allen tijde was deze laag groot. Het leven landerig en willoos te ondergaan, is dus geenszins eigenschap éner generatie, en de weergave er van in de litteratuur dus geenszins de roman ener generatie. Men kan wellicht „De Avonden" het relaas noemen van het leven der ontw ortelden; van hen, die in het milieu waarin zij opgroeiden zich niet meer thuis gevoelen, juist doordat zij door hun ouders een „betere opleiding genoten", en die de zin van het nieuwe milieu niet vaten kunnen. Ook dit probleem is eeuwig, en heeft met bepaaldelijk deze in de laatste oorlog opgegroeide jongeren geen speciaal verband. Echter is „De Avonden" dan meer het verhaal van één ontwortelde, dan van een groep dergelijke jongeren; trouwens de overige personen blijven in dit boek vaag en of er iets in hen leeft, wat waarde heeft, merkt men nergens. Frits, gevoelig, typisch het sentimentele temperament in de betekenis die Hevmans daaraan geeft, is de enige duidelijk ontwortelde. Van een roman van, in de zin van over de iongste generatie is ook op deze wijze geen sprake. Alleen wanneer men dit niet-actieve en sterk emotionele-secundaire type uit deze
klasse (de vader van Frits was wever in Twente), in ontwortelde verschijningsvorm, wil beschouwen als het thans overheersende type jongere, zal men dit boek een werk noemen, waarin een algemene tijdsgeest tot uiting komt. Dat zou dan sociologisch het feit zijn van verprovincialisering en verproletarisering van de burgerlijke grootsstadscultuur Het komt mij voor, dat men dan de waarheid geweld aandoet. Want zelfs al wil men genoemde verandering der grootstadscultuur als feit aannemen (symptomen zijn er genoeg), dan is nog geenszins dit sentimentele type Frits het meest gangbare. In 'eder geval kon men dan evengoed een roman, waario de actieve, naar cultuur strevende, sociaal idealistisch en strijdbare „progressieve arbeiderszoon" optrad, het boek dezer generatie noemen Symptomen overigens van genoemde cultuurwijziging vindt men bij Van het Reve legio En wel allereerst in de voorkeur voor „sterke verhalen" en platheid. Kan men spreken van een conflict tussen ouders en kind? Geenszins. Het huwelijk der goedwillende ouders moge wat banaal ziln en hun manieren niet al te beschaafd en smakelijk — de zoon. die zich daaraan meent te moeten ergeren is duizendmaal banaler en van een zo ongehoorde onsmakelijkheid, dat er meer reden is voor de vader en moeder om hun zoon buiten de deur te zetten, dan deze laatste recht heeft ziin ouders te veroordelen. Daardoor ls dat psychologisch conflict even verkeerd gesteld als het sociologische. De waarde van dit boek, ik zei het ligt zuiver in het artistieke element. En men kan zeggen: daar komt het dan ook alleen en SDeciaal op aan. Wat ik 7,ui ver litterair gezien, gaarne beaam. Van het Reve heeft b.v. een meesterlik gebruik gemaakt van de waarde van het als svmbool werkend feit: de vrppc; voor de oudprdom. dus de dood. k-pnmerkend overigens voor degenen die ook bang voor het leven zijn, vindt hier als symbool het
(overigens tot vervelens toe herhaalde) gesprek over het uitvallen der haren; de afschuw van het onreine wordt gesymboliseerd in het geregeld tandenpoetsen; de hang naar tederheid spreekt uit het vertroeteld speelgoedkonijntje (ontroerend werkelijk in het slot van het boek). Naturalisatie? Geenszins De naturalist schept zijn figuren vanuit een standpunt buiten het Ik. Dit boek is zuiver een „Bekentenisroman"; het is niet anders dan een reeks hyperindividualistische dagboekbladen, gegeven door een „sentimenteel", maar dus ook soms sadistisch, ontworteld en dus ook landerig, temperament, levend in een tijd, die duidelijker dan anders de slechts door den mens tot kosmos te herscheppen chaos toont. Ook Van Deysel, ook Nijhoff, ook Marsman schreven, elk op zijn wijze, hun hyperindividualistische dagboekbladen. Maar het dandynisme van den burger, het fin-de-siècle acteurschap van den mens op de grens van twee werelden, het vitalisme van na de vorige oorlog, heeft plaats gemaakt voor die variant van het existentialisme, die niet tot een nieuw humanisme kan komen. Dit is de doem van den ontwortelde. Het is ook de tragiek van Simon van het Reve. Zal hij „de keuze" eens doen? Dan belooft zijn talent ons stellig eens een tafereel met doorbrekend licht.
"OVER LITTERATUUR NIEUWE REEKS VIII". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
De belangrijkste wedstrijd welke Zondag in het Oosten op het programma staat is o.i. die tussen de Ensch, Boys en Heracles in Enschede. Heracles heeft zich de laatste weken een sterke tegenstander getoond, die zich van de onderste plaats heeft opgewerkt tot één der gegadigden voor het kampioenschap Gezien de plaats '■'an beide ploeger, op de ranglijst zou een overwinning voor Heracles voor de hand liggen, doch dan houdt men geen rekening met de traditie die wil. dat de Almeloërs op het Volkspark altijd de grootste moeite hebben om Dunten te verzamelen. Van deze wedstrijd, die met veel belangstelling wordt tegemoet gezien, zal de AVRO zoals we reeds meldden, na afloop een eoggetuigeverslag voor de radio geven. N.E.C. en Go Ahead hebben morgen geen al te zwaar programma. De Deventernaren gaan op bezoek bij Vitesse en zullen o.i. wel niet te veel moeite hebben om te winnen. Ook N.E.C. moet op de beide punten beslag kunnen leggen, hoewel een uitwedstrijd tegen Wageningen altijd de nodige risico's in zich draagt. Sportclub heeft de vorige week teleurgesteld tegen Go Ahead. Zondag gaan de Enscheders naar de Zwolse Boys en wordt hun de gelegenheid geboden zich te herstellen. AGOW speelt thuis tegen Be Quick De Apeldoorners zullen niet verder achterop mogen geraken willen ze hun kansje op de bovenste plaats blijven behouden. Waarschijnlijk zal AGOW wel aan het langste eind trekken Hengelose tegen Enschedese tweede klassers. PLAATSELIJKE ONTMOETING IN BORNE De Hengelose tweede klassers spelen morgen tegen Phenix en Rigtersbleek en van de uitslagen zal veel afhangen voor de plaats op de ranglijst
en de toekomstige kampioenskansen Hengelo en Phenix bestrijden elkaar aan de Waarbeek Als Hengelo deze wedstrijd wint. dan neemt het daarmee een bijzonder gunstige plaats aan de kop in. want Phenix is nog steeds één der ernstigste concurrenten der Hengelose wapendragers Phenix heeft echter een uitstekende ploeg en het staat voor ons nog lang niet vast. wie hier de overwinning zal behalen Een even belangrijke wedstrijd is die tussen Rigtersbleek en Tubantia in Enschede. In de promotie-degradatie-wedstriiden in het voorjaar, verloor Tubantia tweemaal van de Enschedeërs en hoewel Rigtersbleek niet meer zo sterk lijkt als vorig jaar, ligt er toch voor de Enschedeërs een behoorlijke kans in deze ontmoeting. Vooral na de verrassende nederlaag van Tubantia tegen Oldenzaal, waaruit blijkt dat de Hengeloërs heus wel te slaan zijn. In Borne vindt het belangrijke treffen plaats tussen de beide plaatselijke tweede klassers. Vosta moet op geduchte tegenstand rekenen in Oldenzaal, dat door de prachtige overwinning op Tubantia natuurlijk weer nieuwe moed heeft gekregen. Eilermark en Quick zullen elkaar in Glanerbrug de punten betwisten. Het volledige programma luidt: Eerste klasse. DISTRICT I. Xerxes—HBS; Voiewijckers—VSV; Haarlem—Hermes-DVS: 't Gooi—RFC; AjaxNeptunus. DISTRICT IL Excelsior—DHC; Blauw Wit—EDO: Stormvogels—DWS; ADO—Feijenoord. DFC—DOS. DISTRICT III. Enschedese Boys—Heracles; Vitesse— Go Ahead; AGOW—Be Quick; Wageningen—NEC; Zwolse Boys—Enschede. Tweede klasse A.: Rigtersbleek—Tubantia; NEO—Borne; Oldenzaal—Vosta; Eilermark—Quick '20; Hengelo—Phenix. Tweede klasse B.: Aalten—ZAC; WVC —Rijssen Vooruit; Zutphania—Robur et Volocitas; PEC—Doetinchem: Sallandia— Labor. Tweede klasse C.: Theole—SCH; Ede— Varsseveld; Veenendaal—WAVV; AZC— Rheden; Dierense Boys—TEC. Derde klasse A.: Roombeek—Glanerbrug; Neede—UDL Derde klasse B.: Nijverdal—TAR; Almelo—GOLTO. Vierde klasse A.: PW—MW '29; EMOS —La Première; PJ—Luctor et Emergo; RKHSC—de Tubanters; PH—DOS *19; Rietvogels—Avanti. Reserve le klasse. Oost. Enschede 2 —Hengelo 2; PEC 2 — Quick 2; NEC 2 —AGOW 2; Heracles 2 —Ensched. Boys 2. DISTRICT IV. Eindhoven—Sittardse Boys; De Baronie/ DNL—Longa; Helmond—BW; TSC— Willem II; Maurits—de Specten. DISTRICT V. Leeuwarden—Be Quick; Velocitas—Heerenveen; HSC—Achilles; Veendam— Frisia; Sneek—Emmen. DISTRICT VI. MW—Limburgia; VW—Helmondia; Bleyerheide—NAC; PSV—Sportclub Emma; NOAD—Brabantia.
"Voetbaloverzicht Weinig moeilijkheden voor de leiders Lastige wedstrijd van Heracles tegen Ensch. Boys — Sportclub kan zich in Zwolle herstellen.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
"W at mankeer t eraan?" Zestig wegenwachters op de voornaamste routes stellen deze vraag, slordig geschat, vierduizend maal per week. Of stoppen overhaast hun zware Harley, rukken de schuimblusser van het achterspatbord o dreglijn en verbandtrommel uit de zijspanwagen. Dan wordt er niets gevraagd, maar terstond gehandeld De vorige winter was het legertje van wegenwachters kleiner, maar al even onvervaard. Wanneer het achterwiel van e motor hulploos rondtolde op de in glijbanen veranderde wegen, trokken Z1J il, rou . te Jan SS, te voet of liftend. Zij groeven ingesneeuwde wagens uit en redden m enkele gevallen van de koude bevangen mensen het leven. Zij werkten tijdens de lange, hete zomer en zij patrouilleren op het ogenblik oader de grauwe November-hemel langs dikwijls glibberige wegen.
„Ik zie, ik zie wat gij niet ziet" „Wat mankeert eraan?" Die vraag rian J uit beleefdheid dan in de hoop, dat de pechvogel de E^cht op het goede spoor zal » itn&i ?y erweldlgend is het aa ntal automobilisten en motorrijders, die nnh e -.i Vraa2 slechts met een schouderophalen weten te beantwoorden Tragische dingen gebeuren op Nederni 1 wegen, maar ook grappige. ?hii^ f enwa : c er 18 een bereden philosoof met een instrumentenkist. saiueert onberispelijk en slikt dapper elke aanvechting tot lachen in. Maar de krantenman die een dag lang door A.N.W.B.-officials wordt meegenomen op de drukste trajecten, l maar , al te gretig zijn blócknote tussen het oor van de redder en de mond van het slachtoffer. rrwi\!r" s in Nederland stopt een i Amerikaanse auto ,fP rin St een jongedame op de weg. „Wegenwacht", zegt zij. „mijn Wagen valt me zo tegen. Verbruikt, 2..°P„1. Dat kan toch niet in orde zyn? De man in uniform glimlacht. „Beetje hoog; kunt u een pantserauto voor, rijden." Even aarzelt hij, want hoa-lieftallig de dame ook zijn moge zij kan op eigen kracht de eerste de beste garagehouder bereiken, al drinkt de motor dan ook als een tempelier. En de wegenwacht is er alleen voor noodgevallen Hij gaat hier niet prutsen dat staat vast Vluchtig inspecteert hij het dashbord, zonder veel hoop. „Start u eens" De dame start en na enkele vergeefse pogingen slaat de motor aan met het borrelend geluid van een waterpijp. „Zo, drukt u nu die choke maar weer in." „Hè? Wat choke? Wié choke?" „Dit knopje hier meteen doet de wegenwacht het zelf al. „Wat heeft dat er nou mee te. maken? Ik trek dat ding altijd uit om er mijn tasje aan op te hangen " Het gezicht van den man in uniform loopt een beetje rood aan, maar hij lacht niet. Hij draait het contact om van zijn Harley en zegt moeizaam, een voet reeds op de kickstarter. „Mevrouw, rijdt u maar gerust door. Dat hoge benzineverbruik zit 'm in dat li ostokje van u. Eigenlijk eh.... dient het ergens anders voor eh ziet u " „Zo, ook al pech?" HU brengt zijn motor tot stilstand bil een geparkeerde wagen. „Pech", roept verontwaardigd een stem aan de andere kant van het portier, „geluk heb ik. Mot Je es effe kijke ' De wachter kijkt en vat het. Zijn afscheidssaluut geldt zowel de chauffeur als het knappe meisje naast het stuur. Op naar een volgende patiënt. Die zit, zwart en bezweet op de grond naast zijn auto en maakt een tragisch handgebaar. In de berm van de weg heeft hij het ingewand van zijn machine gedeponeerd. Bij het zoeken naar de storing sloopte hij het ene onderdeel na het andere. Nu blaast hij op een pijpleidinkje van zijn carburator als wijlen Roeland op Olifant, proeft benzine en voelt zich ellendig. Het ding is niet eens verstopt en de harde Novemberwind voert een zucht mee. Dit is een hardnekkig geval, maar de wegenwacht maakt er toch weer een auto van. Reeds van verre zichtbaar is de hoog opgeladen vrachtauto, die strandde met de kerktorens van de nabije stad in zicht De chauffeur offert zijn laatste krachten aan de slinger, maar de motor heeft geen plannen meer. Dan verdwijnt de olijfkleurige uniformpet onder de kap. De vliegende monteur heeft een defect in de stroomverdeler ontdekt. Hij laat vonken flitsen, stelt contactpunten bij, poetst en schuurt zachtjes en terwijl hij dat doet, kijken door de kieren in de kratten dozijnen kippenogen op zijn bezige handen. Het pluimvee tokt
bezorgd en Is eigenlijk niet eerder tevreden vooraleer de motor weer gonst. Dan wordt er gereden, de soeppan tegemoet. Wegenwacht heeft sterke benen nodig. Zo ronkt de wegenwacht door de dag, door de seizoenen, door het jaar, De natuur verandert de requisieten, de plaats van handeling blijft dezelfde en ook de hoofdrolspelers: de man op de motor en het levenloze vehikel. Van de afsluitdijk tot Zeeuws-Vlaanderen, van Groningen tot Maastricht waait de blauwe A.N.W.B.-wimpel op helgele zijspan-combina ties. Die wimpel ls tevens symbool van de zeer hoge morele standaard, waaraan de wegenwacht heeft te voldoen. Het is de nieuwste, sympathiekste vorm van service, welke de A.N.W.B. als eerste touristische organisatie op het continent 1 kon bieden, maar tevens de meest delicate. Elke rijder vertegenwoordigt de Bond Hij moet bestand zijn tegen fooien en drank, tegen voordelige afspraakjes. Bovenal moet hij snel zijn diagnose kunnen stellen, op de manier van veterinair of kinderarts: zonder enige indicatie van de pechvogel. En eerste; hulp
kunnen Dieden, liefst vreemde talen machtig zijn, een zodanig observatievermogen hebben, dat niets hem ontgaat. 33.000 A.N.W.B.-leden voeren op het ogenblik tevens het WW-embleem en daarmede hebben zij het kostbare apparaat van de wegenwacht al grotendeels self-supporting gemaakt. Naarmate meer leden toetreden, kan de organisatie worden uitgebouwd. Zij is gegroeid in een tempo, dat ook de initiatiefnemers zelf ten zeerste verbaasde. In April 1946 vertrokken de eerste machines uit Den Haag. Zes van de zeven H.D.'s waren nog nat, zó overhaast had men #e aan de spuiterij ontrukt. Nu zijn er zestig rijders en tien candidaten in opleiding, Zo heeft de jeugd dichtbij huis een ideaal gevonden. De held heet niet langer Winnetou of mr. Sh. Holmes, hij heet wegenwacht. De man op zijn H.D., die verstand heeft van alles. Die zich door geen Rolls-Royce laat imponeren en onverstoorbaar galant is 'egens een automobiel van vijfentwinig lentes. Die gloeiende kolen stapelt op de hoofden van pechhebbende niet-WW-leden. De keuze van de jeugd is nog zo gek niet. In een egoïstische wereld waar zoals dat heet „alleen de zon voor niets pleegt op te gaan" ls de verschijning van de gele rijders fen moedgevend «vmotoom. |t
"In het spoor der DRAMA EN KLUCHT OP DE GROTE VERKEERSWEG Op jacht naar motor-pechvogels". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
Prijzen omlaag Prijzen omhoog
"Prijzen omlaag". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
Tot en met |1 October 1947 zijn door het Beheersinstituut in totaal 137.088 vermogens onder beheer resp bestuur gesteld Het totale bedrag van deze vermogens beloopt Der 1 October 1947 rond f 1.443.415 000 Tot 1 October 1S47 zijn 43.214 Deheren resp. bestuursvoorzieningen opgeheven. Het gezamenlijk bedrag daarvan beloopt rond f 346.740.000. Deze cijfers hebben betrekking op vijandelijk vermogen, landverradelijk vermogen en od vermogen van rechtspersonen, ten aanzien waarvan bestuursvoorzieningen zijn getroffen Het aantal volledig geliquideerde vijandelijke vermogens bedroeg per 1 October 1947 296. Dientengevolge is een bedrag van rond f 14.000.000 in 's rijks schatkist gevloeid Tot en met 1 Nov 1947 zijn 2178 „non-enemy-"verklaringen afgegeven, betrekking hebbende op een bedrag van totaal rond f 44.670.000.
"Ruim 137.000 vermogens staan onder beheer.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
D.K.S. wacht morgen in Deventer tegen de club van die naam een lastige wedstrijd. Deventer behoorde steeds tot de sterkste Oostelijke clubs — thans staat zij op de derde plaats— en het zou ons niet verwonderen indien de overigens goed op dreef zijnde Enschedeërs een veer in de IJsselstad laten. Wint DKS dan is het behalen van het «kampioenschap slechts een kwestie van tijd P.W. heeft op eigen terrein wat goed te maken na de nederlaag van de vorige week. Zwolle, dat bij P.W. op bezoek komt, is een middenmoot club. Een Enschedese overwinning ligt in de lijn der verwachting. Upward zal zich wel niet laten verrassen door het zwakke Nijmegen, dat Zondag j.L tegen D.K.S. verstek liet gaan. Union en Arnhem ontlopen elkaar weinig in kracht. Misschien speelt het terreinvoordeel in deze wedstrijd een beslissende rol.
"Hockeyoverzicht D.K.S. tegen Deventer P.W. ontvangt Zwolle.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
zukke zachte zommeraovenden as Johan ziene leedkes oawer de maoten en kèèmpe hen leyt zing'n, zoo zacht en zoo zangerig. Koomp nog meer 1) de plette = 't voorhoofd. 2) oonzeri'j = smeerboel. 3) zuil = drempel. 4) de boel an de egg' hebben = *an kant hebben. 5) slagmeols = ieder ogenblik, telkens.
"zukke zachte zommeraovenden as". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008
Daor bi'j 't Schooltenhuusken daor was 't ok a' net as aannerweggens iii 't Twèènterlaand. Et huusken zölm och, dat was, et mog dan luk op knapt en veni'jd wèn, nog n kleen spilken. Vuur n'n grooten dikk'n boer was 't niks. Mer 't Schooltenvolk dat kon d'r rech good in boerken. Et was eer nich te groot, et was eer nich te klein — et was net wat vuur eer. Met 't eigen volk konn'n ze all'ns net good in de riege hooln. En jonge, da's wat weerd a'j gen vrömd volk oawer de vloor hoowt te hebb'n. Want i'j kiekt de leu wa' vuur de plette 1) mer nich in 't hette, en d'r is niks waor 'n mènsche zoo bedroag'n met oet kan komm'n as met mènsche en peerevleis, dat héi'j allichte ok wal ees heur'n kuiern. Dat de Schooltenleu et d'r good pietsken konn'n, dat ko'j, a'j de oog'n nich heelndals tooheuln, zoo wa' zeen. Et zag d'r ammaols kaant en klaor oet en et was wiss' gen vekomm'n pröttelken, waor all'ns in de oonzeri'j 2) vesmeert en vesmaanket. Beware nee: et mog zik all'ns gerös laot'n zeen, net allééns wanneer a'j d'r oawer 'n zuil 3) hen kwamm'n. „Dat mankeert d'r warachtig nog an," plach Schooltens-Gaidiên te zegg'n, daw' hier de boel nich an de egg 4) zoll'n hebb'n, veer lökk'n van wichter in 't hoes en dan de boel nog laot'n vesloonsen? Nö wó'k di'j wiezer hebb'n." Ze zeit wa' mangs: zoo de moor, zoo de dochter. Of dat aait wa' waor is dat wee'k nog zoo net nich. Mer vuur Schoolten-Gaidiên en eere dochters was d'r 'n hoop van an. Ze war'n zoo hèèlder en zoo schoon: i'j konn'n 'n pankook'n bi'j eer um zoo te zegg'n wa' van de vloor ett'n, n'n tèèlder ha'j joo in 't geels nich neurig. En zoo as 't in 't hoes was, zoo was 't ok um 't hoes. I'j hoow'n mer nao 't höfken an de vuurkaant en nao 'n hoespias an 'n nien-èènde te kiek'n, dan wus i'j a' wa' genoog a'j de döpp teminsten nich in 'n tuk hadd'n. En zoo wi'k al met al mer zegg'n: dat Schooltenhuusken met ziene linn'n-beüm d'r vuur en met n'n iebenbos en 'n paar vleerstruuk' op zied en met bi'j de schoppe 'n tröpken eekenbeum' met holsschramm'n d'r tusken —: et was al te hoop net zon schilderi'jken. Van dee schilderi'jkes, zoo a'j ze bi'j oons in 't Tukkerlaand gelukkig nog herws en derws vïnn'n kont. Daor ha'j 'n gaorn ligg'n en gundert 'n bouwkaamp en op de aandere zied daor ko'j de maot'n vinn'n, waor 'n bèksken langs n'n hoogen wal hen leup. En tusken de maot'n en langs 'n kaamp daor ha'j ok wall'n ligg'n ,waor 't al duur mekaê hen wass'n: eekenhoalt en bèèrken en kwekvemeijers en voelboom'n-hoalt en gaot zoo nog mer 'n töchken vedan. Och jao, ik wet wa', vescheid'n boer'n dee smiet rechtevoort de wall'n d'r oet en ze zet d'r pöskes vuur in de plaas' en ze trekt d'r puntdraod langs. Dan hebt ze luk groond meer en da's van betaansie, dat za'k nich zegg'n. Mer d'r zeent d'r ok dee de wall'n spaort en bewaart en dee rèkkent: 't mag wèn dat mi'j dat luk minder in de knipp' brechi mer bi'j brood alleenig kan 'n mènsche nich lèèven: et oog en et hett wil' ok wat hebb'n en a'k de wall'n laot zoo ze zeent, dan löt dat mooi. Daor ma'k geern nao kiek'n en.... zoo ieder bods kui'j d'r ok nog ees luk hoalt van krieg'n wat ok aait naa bes 'te pass' koomp". Mer dit laot wèn zoo 't wil. Bi'j 't Schooltenhuusken ha'j dee wall'n dootieds nog zat en rechtevoort ok nog wa'. Zeet, en in zon n'n wal daor spöll'n oons Johan zoo geern. Daor har 'e 'n hol maakt en daor bouwd'n 'e ziene tèènt en daor har 'e n'n eekenstobb'n staon waor 'e in kon klimm'n en waor 'e wied oet kiek'n kon en waor 'e zik vebeeln dat 'e kaptein was van 'n schip dat oawer de wiede zee hen vaar'n zoo-as 'e in de beuk' van de meister wa' lèèzen har. As zien moö of ziene zusters nich meer wuss'n waor z'm zeuk'n moss'n dan stèwweld'n ze mer ees op den wal an en meespats dat z'm daor "dan wa' antroff'n. Dan zat 'e d'r 'n book te leer'n of hee was met 't rooë zaand an 't bakk'n en an 't knooien of hee zat in 'n eekenstobb'n tusken 't ruuskende blad. Of.... hee zat op ziene fluit te spöll'n. Zee, dat wo'k ow zegg'n: doo Johan dee fluit van de vaêr har krèg'n doo har 'e zon wil da'j 't ow fenaolvot nich vuur könt stell'n. Hee gung op slag an 't blaozen en ok de daege en wekk'n dee d'r op volgd'n doo wi'k ow vetèll'n dat 'e d'r wat of bleus. Dat fluitspöll n dat doo'j nö nog mer zoo nich. Mer al dat geblaos dat hung de vrouwleu benaamp nog wa' 'n maol n n èèn n haals oet. ,,Schei nó mer ees oet met dat gefluit," mos Johan dan slagmaols 5) heur'n. „Of maak da s d r met nao boet'n hen kooms." Nao boetn.... jao, as vanzölm kwam 'e d'r met in ziene spölplaas in 'n hoaltwal terechte. Daor kon 'e spöll n zoonder dat 'n mènsche d'r last van har. En ik wil ow vetèll'n dat 'e d'r daor wat of-bleus, 'n Wek of wat en doo was e d'r zoo wied met dat e d r heel oarige wieskes op spöll n kon. In 't hoes kreeg'n ze dat ok nog wa' reukeloos 'n maol in de gaêt, en doo begunn'n ze daor ok wier will' te krieg'n an Johan ziene fluit, En zoo gung 't in de buurte ok: de leu moss'n umsgeliek lostern as Johan an t spöll'n v r as, benaamp og -
"De Leestink-leu 'n Vetèèlsel in Twèèns plat. XXVI.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/11/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058455:mpeg21:p008