door PATRICIA WENTWORTH Vertaald uit het Engels. 7. Nee, ik ging van mijn stokje. Een detectieve van Scotland Yard pikte me op en bracht me thuis in een taxi. Een aardige kerel. — U weet dus niet, wie u neergeslagen heeft? — Nee, Abbott zei, dat hij er als de weerlicht van door ging. Katherine zette de grote vogel weg en begon met een eend. Ze opende een potje verf en begon een onderlaag in vleeskleur op te leggen. William trok een stoel bij en tegenover haar aan de keukentafel zittend, begon hij zelf ook met een eend. Na enkele ogenblikken zei Katherine langzaam: — Het is wel.... wonderlijk dat u en meneer Tattlecombe beiden dergelijke ongelukken moesten overkomen. William grinnikte. — Meneer Tattlecombe meent ook, dat hij neergeslagen werd. In mijn geval weet ik het héél zeker. — Wat bedoelt u met „neergeslagen"? vroeg Katherine. — Hij is van mening, dat iemand hem een duw gaf. Hij zegt, dat hij uit de zijdeur kwam en dat hij, toen hij merkte, dat het vochtig weer was, de deur achter zich open liet staan en alleen maar tot de rand van het trottoir liep. Hij zag 'n auto aan komen rijden, en toen werd hij, naar hij beweert, neergeslagen. Katherine keek op, haar verfkwast omhoog. Ze droeg een verschoten groene overall, die haar jurk bedekte. Haar huid en lippen waren zonder enige make-up. Ze zag bleek en haar ogen leken heel donker. William had intussen alle schakeringen van deze ogen leren kennen: ze konden donker zijn als diep water; schitterend, als een veenplas in de zon; droefgeestig als een sombere wolk, maar het mooist en dierbaarst waren ze hem, en van een niet te beschrijven schoonheid, als gt een tedere uitdrukking in was. William was verliefd en zeer romantisch. Katherine keek William aan en vroeg: — Gebeurde dat laat in de avond? Ja. , — Kwam hij naar binten en was de deur achter hem open? Was er licht aan in de gang?
— Ja, daarom zag hij dat het buiten nat was, het licht scheen op straat. Ze begon opnieuw te schilderen. — En U kwam gisteravond ook uit het licht in de duisternis? — Ja. — De deur stond open en het licht scheen uit de gang achter u? William keek haar verwonderd aan. — Ja, waarom? Ik vraag me af.... Het lijkt wonderlijk. ... — Wat is wonderlijk? — Ze antwoordde hierop niet, maar vroeg: — Hoe ziet meneer Tattlecombe eruit? — Hoe bedoelt u? — Hoe groot is hij? — Ongeveer mijn lengte. — En heeft hij dezelfde bouw? — Ja, inderdaad. Hij keek haar nu oplettend aan. Ze ging rustig voort met het aanbrengen van de rose vleeskleur op het hout. — Wat voor soort haar heeft hij? vroeg ze. — Dik, grijs haar, hoe zo? antwoordde William. — Ik zit me af te vragen, hoe het te verklaren is, dat u beiden neergeslagen werd, dat woord gebruikte hij toch, is t niet? — Ja, neergeslagen. — Wel, ik vraag me af, of er iemand is, die iets tegen hem heeft. Als u ongeveer dezelfde lengte en bouw hebt en uit zijn voordeur naar buiten komt — uw haar is heel blond, het zou niet te onderscheiden zijn van grijs, wanneer u met het licht van achteren in het donker staat — dan zou het niet onmogelijk zijn, dat degene, die meneer Tattlecombe die duw gaf, gisteravond een tweede poging deed, u voor meneer Tattlecombe houdend! — Het zou ook andersom kunnen zijn, merkte William vrolijk op. De vent, die meneer Tattlecombe aanviel, verkeerde misschien in de mening, dat hij mij te pakken had. Katherine's verfkwast hield even stil, midden in een streek. — Kent u iemand, die een speciale wrok tegen u koestert? vroeg ze. — Nee. dat niet. Maar het zou best kunnen. Het zou iemand uit mijn duistere verleden moeten zijn. Maar zeven jaar is nogal een lange tijd om een wrok te blijven koesteren, vindt u niet? Katherine antwoordde niet. Ze maakte zwijgend haar eend af. Daarna nam ze een volgend exemplaar. — Zal ik u eens vertellen, wat ik denk, zei William. Het was een natte avond toen meneer Tattlecombe dat ongeluk overkwam. Ik denk, dat hij op de trottoirband is uitgegleden. Toen hij weer bij kwam, was hij erg opgewonden en nu verkeert hij in de waan, dat iemand hem
een duw heeft gegeven. Dat is, wat ik er van denk. — En uw geval? — Een eenvoudige overval. Een vent, die denkt, iemand te kunnen beroven. Er schijnt geen mens in de buurt te zijn en hij waagt het er op. Hij dacht waarschijnlijk, dat ik een dikke portefeuille bij me had. — Heeft hij u iets afgestolen? — Nee,, omdat Abbott er aan kwam. Hij hield even op. Dan zei hij: — Er is nog iet wonderlijks, tenminste dat vind ik. U weet, ik werd neergeslagen en verloor m'n bewustzijn, en toen ik weer bijkwam, stond Abbott naast me, die mijn hoed had opgepikt, welke in de goot terecht was gekomen.... — Ja....? — Er was een lantaarn in de buurt en Abbott had een zaklantaarn. Het was vrij donker desondanks, maar toch zag ik iets op straat liggen en nam het op. — Wat was 't? — Ik dacht, dat het een stukje papier was, maar het bleek een brief te zijn. Ik meende, dat hij uit mijn zak gevallen was en daarom stak ik 'n bij me, ik had mijn regenjas aan. Maar vanmorgen toen ik die brief eens nader bekeek, bleek het een brief van mevrouw Salt aan meneer Tattlecombe te zijn en dit komt me nu een beetje vreemd voor. Katherine's verfkwast stond stil. — Waarom zou mevrouw Salt hem een brief schrijven, terwijl hij bij haar thuis in bed ligt. Of is dat een erg domme vraag? William lachte. — Precies hetzelfde heb ik me afgevraagd. En toen ik naar dit datum keek, bleek het een oude brief te zijn. Hij moet die brief ontvangen hebben juist voor dat hem dat ongeluk overkwam. Ik herinner me, dat hij me vertelde, dat mevrouw Salt hem had geschreven om hem te vragen, de Zondag bij haar door te brengen. Wat mij nu bezig houdt is de vraag, hoe ter wereld die brief in mijn zak kan komen. Want hij moet in mijn zak geweest zijn, anders had hij niet op straat kunnen vallen en had ik hem niet op kunnen rapen. Niet dat het erg veel terzake doet natuurlijk, maar.... Hoera, ik ben klaar met mijn eend! Hij nam een ander exemplaar ter hand en doopte zijn kwast in de verf. Na enig zwijgen zei Katherine: — — Weet u, dat dit eigenlijk een zeer on-economische manier is om deze beesten te vervaardigen? Als ze machinaal werden gemaakt, zou u zeker een dubbele winst krijgen. — Ja, dat weet ik. Juist voordat meneer Tattlecombe dat ongeluk overkwam, had ik hem zover, dat hij dit ook inzag. Hij vond het niet prettig het te moeten toegeven, maar hij gaf me toestemming me eens te gaan oriënteren
over mogelijkheden. We zijn beschermd door onze patenten, dus was er geen reden dat niet te doen. Ik zei hem, dat als de kinderen uit deze buurt de beesten aardig vinden, andere kinderen uit andere buurten en steden en landen die producten waarschijnlijk even aardig zullen vinden, en als dat zo is, waarom zou er dan geen mogelijkheid geschapen kunnen worden, dat zij ze ook krijgen. Ze keek op en glimlachte. —Ja, waarom niet! Wat hebt u gedaan? — Ik heb een brief aan de Fa. Eversley geschreven. Hij hield even op. — Merkwaardig, dat is dezelfde naam, als u hebt. Ik heb daar nog niet bij stilgestaan. Ik kan me niet voorstellen, dat me dat niet eerder is opgevallen, want toen u uw naam noemde, leek het me wel.... alsof ik hem eerder had gehoord. Hij fronste zijn zware blonde wenkbrauwen en staarde haar met een intense blik aan.
— Werkelijk? Ze sprak zo zachtjes dat hij haar nauwelijks kon verstaan. — Ja, inderdaad. Ik bracht uw naam toen niet in verband met Firma Eversley, maar dat is het natuurlijk geweest, waardoor hij me bekend voorkwam. Het klinkt weinig intelligent, maar ziet u, toen u kwam solliciteren, had ik er alleen maar aandacht voor, dat u aangenomen zou worden. Juffrouw Cole deed een beetje moeilijk en ik was van oordeel, dat u precies was, wat we zochten. Ik schonk daarom waarschijnlijk niet zoveel agndacht aan uw naam. Achteraf had het me echter op moeten vallen, maar hoe dan ook, ik dacht er niet verder over na. De achternamen van mensen vind ik nooit zo bij hen behoren als hun andere namen. Katherine's hart bonsde als was ze zeventien en in afwachting van een eerste huwelijksaanzoek. — Hij tracht me duidelijk te maken, dat hij aan mij denkt als Katherine, dacht ze. O lieveling, hoe
heerlijk en hoe dwaas ook eigenlijk! Ze zei echter: — Ja, ik begrijp wat u bedoelt. Als ik aan mijn vrienden denk, hebben hun namen daar ook niets mee te maken. — Werkelijk? Hoe denkt u dan aan hen? —Dat is moeilijk onder woorden te brengen. Ik denk niet aan hun naam, of hun gezicht, maar aan de speciale eigenschappen, die hen van anderen onderscheiden, dat is het, geloof ik. —Ja, nu begrijp ik, wat u bedoelt. — U wilde me over de Firma Eversley vertellen. Wat gebeurde er vervolgens? Hij fronste nog steeds. — Bent u geen familie van die Eversley's? Ze glimlachte hem op haar eigen charmante wijze toe. — Ik ben familie, maar dat is ook alles, wat je er van zeggen kunt. — Ze zijn zeer rijk. (Wordt vervolgd.)
"Feuilleton DE MAN die zijn geheugen verloor". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
(Van onze Romeinse correspondent.) ..rVertien jaar", antwoordde de aapU jeskoetsier op mijn verwonderde vraag hoe oud hij eigenlijk was. Toen ik lang na middernacht in een hoofdstraat van Palermo het koetsje had aangeroepen, had ik alleen maar het flinke, goed-onderhouden paard gezien, niet de koetsier, en, eenmaal gezeten, dacht ik met een dwerg te doen te hebben, tot ik onder de grote pet zijn rondwangig kindergezichtje zag. „En heb je dan al een vergunning om „vetturino" te zijn?" „De brigadier is een vriend van vader en daarom ga ik door voor zeventien, je moet zeventien zijn voor de vergunning". De volgende dag in de stad kreeg ik de indruk dat „de brigadier" heel wat vrienden moet hebben met zoontjes, die huurkoetsier willen worden Trouwens die knaapjes verstaan hun vak. Toen ik aan het eind van de rit vroeg, hoeveel ik betalen moest, klonk het „wat u behaagt, Excellen. tie" en daarna het: „ik kus de hand", zo vriendelijk, dat ik overtuigd ben dat dit kereltje een behoorlijk daggeld maakt in het ietwat ij dele Palermo. Op Sicilië is het niets vreemds dat kinderen zulk verantwoordelijk werk verrichten en de koetsiertjes, die in de open lucht werken, bij een heerlijk klimaat, en goede verdiensten hebben, zijn er, vergeleken bij anderen, niet slecht aan toe. In Italië zijn de kinderen strikt genomen slechts drie jaar schoolplichtig en Sicilië, door de centrale regering bar verwaarloosd, heeft veel te weinig scholen. De kinderen beginnen dus vroeg te werken. Als men met de jonge koetsiertjes vrede kan hebben, heel hard is het lot der knaapjes, die in de zwavelmijnen werken. Over deze „carusi" bestaat een gehele litteratuur. Het is hun taak om op hun rug het erts de nauwe mijngangen en langs de smalle trappen naar buiten te brengen. Dat werk, steeds onder de grond en bij een temperatuur zo hoog dat de mijnwerkers geheel naakt plegen te werken, is fnuikend voor hun gezondheid.
Gelukkig behoort in de grote mijnen de „caruso" tot het verleden. In de mijn, die wij bezochten, dicht bij Caltanisetta, wordt het erts in wagentjes op rails vervoerd. De trein_ tjes worden getrokken door ezels. In de mijnschacht is een lift. Maar in de kleinere mijnen zijn nog „carusi" werkzaam en slapen de arbeiders meestal in de mijn: Sicilië heeft geen dorpen. De mijnen liggen veelal ver van de stadjes en huizen voor de arbeiders kunnen er bij dit weinig rendabel bedrijf niet op overschieten. Omstreeks 1900 had Sicilië vrijwel het wereldmonopolie voor zwavel, maar nu in Lousiana de zwavel niet in ertsvorm maar zuiver gevonden wordt, zouden de Amerikanen zonder moeite Italië kunnen d'Mngen zijn mijnen te sluiten. Een Italo-Amerikaans verdrag, volgens hetwelk de goedkopere Amerikaanse zwavel niet op de Europese markt wordt gebracht, houdt Sicilië's belangrijkste industrie op de been. Bijna een zegen? Kinderarbeid is op Sicilië bijna een zegen. Er zijn te weinig scholen (40 pet. analphabeten) en bij de heersende
armoede en werkloosheid houdt het kleine loontje van zo een kind niet zelden een gezin overeind. De behandeling der kinderen is vriendelijk en goed. Meer nog dan andere Italianen is de Siciliaan een kindervriend. Sommige fabrieken hebben ook avondschooltjes of sportclubs. Maar de lonen zijn heel laag, vaak minder dan 300 lire (f 1,80) per dag tegen duizend lire voor volwassenen. Alle lonen zijn op Sicilië lager dan in andere gewesten, doch het leven is aanmerkelijk goedkoper en de Sici_ liaan geeft vrijwel niets uit aan alcohol, tabak of vermakelijkheden.
Arbeiders, werkzaam in de zoutwinning van Trapani.
"Er is veel kinderarbeid op Sicilië Dagelijks worden nieuwe fabrieken geopend.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
ADVERTENTIE Rheumatische PUJVEJV Duldt toch niet langer die folterende pijnen, die Uw leven vergallen en U tot een half mens maken. Doé toch Iets tegen die pljn, , scheuten die U zo kwellen, dat elke beweging U pijnkrampen geeft I Bestrijdt de kwaal met „AKKERTJES", die de giftige stoffen verwijderen. „AKKERTJES" werken zweet-bevorderend en zijn Ideale pijnverdrij vers, ook bij spit, spier- en zenuwpijnen. Let vooral op het AKKER-merkl A kkertjes helpen direct!
""AKKER"TJES". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
DOOR TWEE SLEEPBOTEN GETROKKEN vaart de Oslofjord op het BuitenIJ in de richting van IJmuiden. Gistermiddag is het sierlijke schip, dat in Amsterdam werd gebouwd voor Noorse rekening, naar Noorwegen vertrokken.
"DOOR TWEE SLEEPBOTEN GETROKKEN vaart de Oslofjord op het BuitenIJ". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
ADVERTENTIE Neem een doos echte VAL DA F=> A S T I L_ LES VOOR UW HOEST
"VALDA". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
Op de achtergrond staat de grote strijd tussen Oost en West. IN DE LAATSTE MAANDEN is de politieke ontwikkeling in Duitsland aanmerkelijk versneld. Dit geldt zowel de totstandkoming van de staten W.- en Oost-Duitsland alsmede de verhouding van deze republieken tot de grote mogendheden van Oost en West. De geweldige strijd welke de laatste voeren om de toekomstige orientatie van hun voormalige vijand is nu in volle hevigheid ontbrand, een strijd welks uitslag het lot van dit werelddeel tot in een verre toekomst kan beslissen. Het heeft daarbij, wat het Westen betreft lange tijd ontbroken aan een eenvormige gedragslijn en het was vooral Frankrijk, dat niet zo haastig te werk wilde gaan bij het verlenen van bevoegdheden aan het land, dat driemaal zijn soldaten liet opmarcheren naar Parijs. Het duurde dan ook lang voordat Frankrijk — zij het schoorvoetend — met de Amerikanen meeging. De Franse vertegenwoordigers in het geallieerde overleg inzake Duitsland hebben een zeer moeilijke positie. Zij zitten als het ware ingeklemd tussen het standpunt van de Ver. Staten, die verder willen gaan dan Parijs lief is, terwijl zij aan de andere zijde nauwlettend op de vingers worden gekeken door de leden van de Nationale Vergadering, waarin merkwaardigerwijs de communisten altijd de nationale sentimenten gaan wakker roepen, wanneer zij menen dat Frankrijk tekort wordt gedaan, terwijl hun broeders in OostDuitsland bereid zijn zich met huid en haar aan Moskou te verkopen. Ongetwijfeld zal het op 22 November in de Nationale Vergadring gaan stormen, wanneer daar de debatten over de buitenlandse politiek worden geopend. Want het is onmiskenbaar, dat Frankrijk bij de jongste onderhandelingen, welke de ministers van de Grote Drie te Parijs hebben gevoerd, offers heeft moeten brengen. Op het ogenblik weten wij nog niet hoe groot die zijn en het is heel goed mogelijk dat Frankrijk, zij het dat het concessies moest doen inzake het demontage-vraagstuk, aan de andere kant compensaties heeft gekregen in de vorm van waarborgen voor een vredelievende ontwikkeling in Duitsland. Acheson, Bevin en Schuman zijn tot overeenstemming gekomen over de demontage, welke in Duitsland de gemoederen zozeer in beroering heeft gebracht. Bijzonderheden daaromtrent kunnen spoedig verwacht worden. Het Amerikaanse standpunt is, dat het zacht uitgedrukt onbegrijpelijk is om bedrijven, die van belang zijn voor het economisch herstel of die daartoe kunnen worden ingericht, af te breken. In Duitsland, waar de vrees voor nog grotere werkloosheid een der redenen was voor de demonstraties tot stopzetting van de ontmanteling is men evenwel
van oordeel, dat, indien de geallieerden de nog te ontmantelen bedrijven willen sparen zij dit vlug moeten doen, anders zouden zij weinig effect meer bereiken. De Vereinigte Stahlwerke te Dusseldorf heeft medegedeeld, dat de grootste Europese staalfabriek August Thyssen te Duisburg-Hamborn na twee weken verloren zou zijn, terwijl zij op het ogenblik nog te herstellen zou zijn voor een productie van bijna 1 millioen ton per jaar. En de Duitse pers, uie op dit punt eensgezind is, betoogt dat „de hoon der Duitsers moeilijk te overzien zou zijn wanneer de ontmanteling eerst zou zijn beëindigd, wanneer deze fabriek verloren zou zijn Uit het isolement Men krijgt de indruk, dat de Westelijke mogendheden en met name de Ver. Staten, welker onmisbare dollars een belangrijke stem in het kapittel hebben, bereid zijn om verschillende barrières tussen Duitsland en de Westelijke wereld te slechten. De regering van Adenauer heeft een vergunning ontvangen zelf te onderhandelen over handels- en betalings-overeenkomsten. Aan de minister voor het Marshall-plan in de W.Duitse regering, Blucher is machtiging verstrekt, dat hij economische missies kan zenden naar alle negentien Marshalllanden. Binnenkort vertrekt een Duitse economische commissie naar de V.S. om een nieuw handelsaccoord te sluiten in het kader van het Marshall-plan. Opvallend is dat de Duitse minister voor nationale economie, prof Erhard, in Parijs onderhandelt over een uitbreiding van de handelsrelaties. Ofschoon het voeren van een buitenlandse politiek aan de huidige W.-Duitse regering is ontzegd — deze bevoegdheid hebben de geallieerden zich voorbehouden zolang de ontwikkeling aldaar nog niet kan worden overzien en het vredesverdrag niet is gesloten — speelt zij, nu de federale staat in de interantionale samenwerking wordt betrokken in werkelijkheid reeds een belangrijke rol. De meningen in West-Duitsland zijn echter op dit stuk niet eensgezind. Schumacher is het — het ontmantelingsplan daargelaten — vierkant oneens met Adenauer. In de ogen der socialisten, die zoals men weet in de regering niet zijn vertegenwoordigd, is Adenauers suggestie om de Franse veiligheid te garanderen door middel van Franse investeringen in het Roergebied niets anders dan een brutale handel op de kosten van het Duitse volk om de specialisering van het industriegebied te voorkomen. Adenauer had in een interview een Franse deelneming van 40 pet. vastgesteld. De Roer-industrie behoeft namelijk investeringen van ongeveer een half milliard dollar. Wanneer Frankrijk deze van de Ver. Staten kan lenen om ze in Duitsland te beleggen, dan zou het daarmede, aldus luidt Adenauers redenering een zeer reëele garantie verkrijgen. De kern van de socialistische critiek.
die overigens in brede niet-socialistische kringen wordt gedeeld, is, dat Adenauer's toenaderingspogingen tot Frankrijk uitgaan van een onderschatting van de Duitse positie. Kort samengevat is de mening: „Duitsland is internationaal niet zo zwak als het schijnt. Een Verenigd Europa kan Duitsland evenmin missen, als Duitsland het zonder Europa kan stellen. De Duitse toetreding tot de Raad van Europa is voor de anderen even nuttig als voor Duitsland. Wanneer men dit in het oog houdt, komt men niet zo gauw in de verleiding, toe te geven waar het niet nodig is". Een nogal vrijmoedige opvatting, naar het ons voorkomt. Onderdeel van de grote strijd De Amerikanen hebben voor Duitsland 'n belangrijke plaats ingeruimd in de economische éénwording van Europa, waarop Hoffman, de administrateur van het Marshall-plan onlangs nog zo sterk aandrong. Overal zijn strevingen merkbaar naar aaneensluiting. Het Marshallplan kan daartoe in aanzienlijke mate medewerking verlenen. Een krachtig Europa zal niet gemakkelijk de prooi worden van de Sovjet-Unie. Dit kan alleen gebeuren, wanneer chaos en armoede heersen. De Amerikanen, die onbevangen tegenover dit probleem staan, hoewel zij de moeilij kneden waarvoor de Europese naties zich gesteld zien goed begrijpen, geven dit eenheidsstreven sterke stimulansen. Dat zij daarbij WestDuitsland wat meer bewegingsvrijheid willen verlenen heeft ook nog een andere, dan zuiver economist,he betekenis. Als dit deel van Duitsland meer en meer ingeschakeld wordt in het Europese streven naar welvaart en gezonde economische
verhoudingendan moet deze ontwikkelin wel invloed hebben op de nieuwe staat Oost-Duitsland. Des te meer aantrekkingskracht ei van WestDuitsland uitstraalt, des te moeilijker zal de strijd van de Oost-Duitse communisten worden. De communistische woordvoerders in Berlijn en Moskou worden niet moede de Duitsers voor te houden, dat het de Sovjet (eventueel het Tsaristische Rusland) en Duitsland alleen maar goed ging, wanneer deze beide landen in vriendschap met elkaar leefden. Hier wordt weer aangeknoopt aan vroegere (maar thans ook nog levende) opvattingen in de Duitse generale staf, die vriendschap met Rusland de belangrijkste voorwaarde achtten voor het voeren van een succesvolle oorlog met het Westen. Moskou tracht de nationalistische snaren in Duitsland aan het trillen te brengen, het Westen kan meer bieden om het Duitse volk te winnen. De strijd om Duitsland is thans in volle hevigheid gaande.
Dr. ADENAUER
"IN HET BRANDPUNT West-Duilsland's keurslijf wordt losser gemaakt Meer bewegingsvrijheid voor Adenauers kabinet". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
33. Snelle, zelfbewuste schreden brachten Joris Goedbloed al ras tot voor het hotel „De rustende Herder", maar natuurlijk kon hij zich daar zó niet melden! „Helaas zal mijn beschaafde, wei-verzorgde verschijning eerst weer onherkenbaar gemaakt moeten worden", zo overlegde hij bij zichzelf „Vermomd als de eerzame Egyptische koopman Joesoef Ben Soethchoeth dien ik mij aan te dienen. Wonderlijk zijn vele lieden toch. Waarom men méér vertrouwen zou stellen in de Egyptische koopman voornoemd, dan in een keurig en naar de laatste mode gekleed persoon als ik nu eenmaal ben, dat is me een raadsel maar zo is het nu eenmaal. Blijkbaar zal men meer kunnen genieten van het heerlijke oude kunstwerk, dat ik hier mét mij draag, wanneer dit door een Oosterling wordt gebracht, dan wanneer de beroemde oudheidkenner Joris Goedbloed het overhandigt. Ja, ja; wèl terecht
galmt door de eeuwen heen dat woord der Klassieken: Mundus vult Maecuppie!" Terwijl hij op die manier zichzelf aangenaam bezig hield met zijn gedachten, liet Joris zich weer een gedaante-verwisseling ondergaan. Het was in een wip gebeurd; de donkere ooglap ging weer om, de hoge hoed verdween, en de rest 'van zijn gestalte verdween geheel in de wijde mantel, die het voordeel had dat hij er alles ónder kon stoppen. Toen stapte hij in een vriendelijke, onderdanige houding naar het hotel en sprak daar tot de portier: „Gegroet, o, waker van de poorten! Waak op uit uw verheven gemijmer, wat ik u bidden mag, en zeg tot Bobberbroek Effendi, dat een nederig koopman de begeerten van zijn hart komt vervullen!" „Het zij gelijk gij zegt, o, koopman!" antwoordde de portier, niet zonder welwillendheid, en hij ging naar binnen om William T. Bobberbroek te waarschuwen.
"PANDA EN DE MEESTER-GIDS". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
Hoezeer de economische toestanden de politieke zienswjze beinvioeaen oliiKt wenicht nergens beter aan op ait eiland. De boerenarbeiders, cue in de grootste eilenae leven, zun overwegend communistisch, al blijven ze trouw aan hun fanatiek katholicisme, dat neerkomt op verering van plaatselijke heiligen ert van de Madonna, in de zwaveimijnen, waar tegen schaars loon zwaar werk wordt verricht, zai men moeilijk een arbeider vinden, die niet communist is. Een geheel andere geest vindt men in de asfaltmijnen bij Kagusa. Die mijnen, en de arbeiders weten dat zeer wel, verkeren in gevaar gesloten te worden. Drie ervan zijn Britse ondernemingen, ae vierde en grootste is Italiaans. Aan die laatste is een onderneming verbonden voor het distilleren van stookolie uit het gesteente, dat te arm is om voor straatbekleding te kunnen dienst doen. Die olie komt tegenwoordig vier maal zo duur als de dieselolie, die een bijproduct van de petroleumraffinaderijen is. De weinig economische olie van Ragusa. wordt alleen op Sicilië gebruikt, en het gevaar dreigt dat men de mijnen zal moeten sluiten. De onlusten té Ragusa waar de arbeiders weken lang de mijnen bezet hebben gehouden, hadden niets met communisme te maken, doch vloeiden voort uit vrees voor werkloosheid Zij wilden de aandacht der regering vestigen op de mijnen, die alleen rendabel kunnen worden wanneer nieuwe machines worden geinstalleerd, die waarde verlenen aan het minder rijke gesteente en aan de afvalproducten. Communistische elementen vindt men daarentegen weer in groten getale in de zoutpannen bij Trapani. Dit is seizoenwerk; gedurende de allerwarmste zomermaanden worden daar enorme hoeveelheden zout uit het
zeewater gewonnen. De arbeiders werken voor het merendeel gedurende de rest van het jaar op het land. Noorwegen (75.000) en Japan (3o.u00 ton) met Zweden, IJsiand en Engeland kopen het zout van Trapani, een der noofaproducten van Sicilië. Waneer wij spreken over communisten. bedoelen wij arbeiders, aangesloten bit het Algem Vakverbond en niet bij het Vrije (katholieke) Verbond van arbeiders. Maar het overgrote deel is niet bij een bond aangesloten. De syndicaten hebben in Sicilië nog een, belangrijke taak te vervullen en het is te hopen dat zij billijke arbeidsvoorwaarden weten te scheppen zonder verbittering te doen ontstaan en de bijna patriarchale verhoudingen aan te tasten.
"DE MEESTE ARBEIDERS ZIJN COMMUNIST.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005
Nu de autonome regering van het gewest Sicilië heeft bepaald dat op het eiland naamloze vennootschappen aandelen mogen uitgeven, die niet op naam luiden (wat in Italië niet geoorloofd is) worden er dagelijks nieuwe fabrieken geopend: zeepziederijen, narfumfabrieken, macaronifabrieken enz. De bevolking is trots op al deze nieuwe ondernemingen. Sicilië, met zijn vele havens, gunstig gelegen op de zeeweg tussen net Suezkanaal en Gibraltar, met een sobere, vlijtige uiterst gewillige en trots alle analphabetisme ongemeen intelligente bevolking, is wel degelijk geschikt voor industrie. Het is alleen schromelijk verwaarloosd door de centraliserende regering van Rome doch voor het eiland zich in 1860 bij de andere Italiaanse gewesten voegde, had het een beter ontwikkelde industrie dan. Noord-Italië. Het ziet er naar uit, dat de autonomie in snel tempo tot industrialisatie zal \oeren. Aan werkkrachten en goede wil ontbreekt het niet. wel aan kapitaal en. in het binnenland. aan wegen, en voorlopig nog aan hydro-electrische kracht. Doch de eerste stuwdammen van enorme afmetingen zijn reeds gereed en weldra zullen zij enerzijds electrische stroom leveren, anderzijds grote, thans tot steppen verschroeide, vlakten. bijvoorbeeld de vlakte van Gela, weer maken tot de bloeiende tuinen, die zii waren tijdens de Arabische overheersing (omstreeks 1000), de bloeitijd van Sicilië. De „spionnen" werden voorgelicht Twee pseudo-spionnen van de staf van het Zweedse leger, die deelnamen aan een geheim onderzoek naar de mate van waakzaamheid bij de verschillende militaire etablissementen, konden er in slagen binnen te dringen in het fort Boden, het „slot tegen het Oosten" in Noord-Zweden, aldus meldt een Stockholms blad onder aanhaling van een „vertrouwelijke mededeling van de legerstaf". De „spionnen" deden zich volgens het blad voor als inspecteurs van de brandbeveiliging, werden op deze aanmelding door de wachtcommandant toegelaten, rondgeleid en ingelicht.
"DAGELIJKS NIEUWE FABRIEKEN.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant en Vrije Twentsche courant". Enschede, 1949/11/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000058672:mpeg21:p005