(Van onzen Parlementairen Redacteur.) ' De Kamerleden waren voor een deel blijkbaar al in de Kerststemming. Toen gistermiddag voorzitter Mr. van Schaik aan de oorlogsbegroting wilde laten beginnen, was het quorum niet aanwezig. Daarop werd de vergadering een uur uitgesteld en toen was men over de streep heen.. De Kamer is dit jaar slecht opgeschoten, zodat zelfs deze Kerstweek vergaderd wordt, betgeen sinds mensenheugenis niet is gebeurd. De Kerstvacantie die anders een maand duurt, is nu bepaald van 23 December—6 Januari en daarna gaan we met de resterende begrotingshoofdstukken door.
Nadat enkele w.o. inzake overeenkomsten betreffende verdovende middelen en het muntwezen in Suriname zonder discussie waren goedgekeurd, stool een aantal legerexperts uit de Kamer op de oorlogsoegroting af. Allereerst de heer Vorrink (Arb.) die betoogde dat zelfstandige landsverdediging onmogelijk is en dat onze strijdkrachten slechts in interna tior naai verband kunnen optreden. Regionale samenwerking binnen het kadei aer Verenigde Naties noemde hij noodzakelijk, waarbij hij het Oostelijk blok in flagrante strijd noemde met het Handvest. Hij wees voorts op/de zware lasten welke 't op de been houden van een leger van 200.000 man vergt, waaronder wij op de duur moeten bezwijken als niet naar een aanzienlijke vermindering der troepen wordt gestreeld. De dienstplichtigen in Indie zuilen eerst na 2 «jaar uit dienst komen. Over de opbouw van de toekomstige legerorganisatie merkte hij op. dat het nodig is hierover in hét publiek een open discussie te houden: De grondslag van het Regeringsbeleid aanvaardde hij al had hij ook enkele bedenkingen. Na hem sprak de heer Tilanus (C H). die de grote verantwoordelijkheid van de Regering schetste ten aanzien van de demobilisatie. Hij had er ernstig bezwaar tegen dat alles nog in de lucht hangt en drone aan op een positieve regeling. Voorts vroeg hij of het kader wel direct wordt vrijgegeven gelijk met de anderen zoals de minister wil. Hij herinnerde aan de moeilijkheden in het kabinet over de demobilisatie en wees op de grote verantwoordelijkheid van den Minister in deze. Over de bezuiniging van f 179 mlUioen op de oorlogsbegroting vroeg spr. of deze wel ernstig zijn gemeend en of later niet bij suppletoire begroting de schade zal worden ingehaald. Voorts vroeg hij waarom de inspecteur-generaal van de Landmacht een staf van 11 officieren, 16 onderofficieren en 15 korporaals nodig heeft, waarvoor f 150.000 is uitgetrokken. Graag zou hij ook weten waarom 5 militaire attache's f 415.000 moeten kosten. De heer Bruin Slot (A.R.) had het allereerst over de verzorging der troepen in Nederl. Indie. Hem hadden vele Klachten bereikt. Over de voedingstoestand die niet in alle opzichten bevredigend was, terwijl ook de klacht algemeen was over onvoldoende kleding en schoeisel. Voorts wees hij er op, dat het feit dat onze soldaten zijn gaan twijfelen aan de nationale taak van ons leger in Indië, een depressie onder hen heeft veroorzaakt, omdat zij naar_Indië gingen in de mening dat zij er voor vrede, vrijheid en herstel van orde heengingen. Het leger voelt zich door zijn eigen Regering in de steek gelaten. Het niet handhaven van het demobilisatieschema heeft bij velen grote teleurstelling gewekt en een eevolg is
geweest dat er honderden uitvallers zi.in gekomen. Als zij terugkomen in Nederland, zullen velen met bitterheid vervuld znn. De overheid dient te zorgen dat zh vele plaatsen voor de gedemobiliseerden open heeft. Een ander geluid liet de heer Vermeer (Arb.) horen, die critiseerde dat de bond van karmaraadschap tussen officieren en minderen in ons leger niet voldoende aangemoedigd wordt zoals dat in de Amerikaaqsp en Engelse legers wel het geval is Er moet een betere democratische verhouding komen tussen meerderen en minderen en het feit dat bijv. in Indië de soldaten er gevarentoes'ag van 75 ct. per dag krijgen tegen een overste f 4.75 werkt ook al niet tot de democratisering mede. Hierna had de heer Vonk (Vrijh * het over de toekomstige opbouw der legerorganisatie. Hij meende dat men er door verschillende maatregelen thans al te veel vooruitliep. * Voorts betreurde hij, dat de Minister tegen de vorming van particuliere weerbaarheidscorosen is als Burgerwacht en Landstorm, omdat deze een Staat in de Staat zouden kunnen worden. Dit argument noemde spr. belachelijk. Van de overige sprekers is noc vermeldenswaard, dal ds. Fokkema (a.r.) vroeg of het waar was. dat de eehtgenote van den chef van de generale staf, generaal Kruis kapitein is bij het vrouwelijk hulpcorps, als zodanig f 3000 per jaar ontvangt, alsr.iede de militaire rantsoenen en een kwartje per nacht krijgt voor buiten de kazerne slapen. Tenslotte heeft jhr. mr. RuyS de Beerenbrouck (K.V.P.) nog verklaard, dat het vrouwelijk hulpcorps zo spoedig mogelijk moet verdwijnen. Heden komt de Minister aan het woord.
"DE OORLOGSBEGROTING IN DE TWEEDE KAMER Kamerleden in Kerststemming". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
D uitslag is bekend gemaakt van de vierjaarlijkse romanprijsvraag. uitgeschreven door de Haarlemse Uitgeverij J. H. Gottmer. De jury bestaande uit de heren P. Bakker, Jan H. de Groot. Karei Jonckheere, P. W. Assmann en A. de Mets, had het totaal bedrag van 26.500 gld in zeven afzonderlijke prezen verdeeld. 1. V. Siroff (pseudoniem) uit Utrecht, verzetsroman: „De viersprong der grote wegen". (7.500 gld.) 2. Ch. Peters, Nijmegen, een documentaire roman over de Weerwolfactie in Duitsland: „De Wolf in tiet Bos" (5.000 gld.). i 3. P. van der Laan. Zutphen, huwelijksroman: „Eva en Ik" (3.500 gld.). 4. De Vlaming W. J. Elsman (pseudonieum van Willem Carsau) uit Gent, roman: „Vigneron vlindert voorbij" (3.00 gld.). 5. G. Goris uit Voorburg: „Maijoba de Goede Kacyke", een roman gebasseerd op het dagboek van Columbus (3.000 gul.). 6. Mevr. R. Dijkstra-van Rossum, uit Leeuwarden „Het scheepje uit Arcadie". (2.500 gld). Toegevoegde prijs van 2000 gld. aan den heer Z. Grasdonck voor zijn boek: „Het Hof ten Berg", een in Oostenrijk spelende regionale roman.
"WINNAARS ROMANPRIJSVRAAG". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
Er is al vaker de aandacht op gevestigd: juist in deze tijd waarin de wereld zo klein geworden is; waarin afstanden nauwelijks meer bestaan; waarin internationale problemen met recht wereldproblemen zijn geworden — juist in deze tijd kan men alom een sterk verhoogde belangstelling waarnemen voor bet streekeigene; voor het typerende, het merkwaardige, het karakteristieke dat „een streek" te bieden heeft. Groter dan ooit is de belangstelling voor haar historie, voor haar groei en ontwikkeling, voor haar bewoners en hun kenmerken, voor haar cultureel in het algemeen. Onmiddellijk verband hiermede houdt de sterke opleving van het z.g. regionalisme, welke niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland valt waar te nemen — het regionalisme waaromtrent zich momenteel in ons land en vooral van de z 'jde der regionalisten met geestdrift en bezieling gevoerde strijd voltrekt. Wij stillen hierop niet ingaan. Wij zouden de stelling naar voren willen brengen (helemaal geen nieuwe stelling overigens) dat het regionalisme hierom zo'n grote betekenis hebben kan, omdat het niet alleen een hernieuwde bezinning en be?'- ^ring in zich sluit van de waarden v '-t streekeigene, maar ook omdat > ,n betekenis kan zijn voor wat men onze nationale cultuur en derzelver Verrijking pleegt te noemen/Alom is men, 'o een tijd van schrikbarende geestelijke Vervlakking en culturele armoede, zoekende
naar nieuwe levensvormen, naar een nieuwe levensstijl, naar culturele verdieping die tegelijk een culturele verheffing zijn kan. Dat bij dit zoeken het regionalisme bijdragen van betekenis zou kunnen leveren, wordt thans vrijwel algemeen ingezien. En dat bovendien „het regionalisme" als we dat woord ook in dit verband gebruiken mogen, voor een bepaalde streek zelve van onschatbaar belang kan zijn, behoeft, na hetgeen wij tot dusver opmerkten, al evenmin betoog, hoewel over dit alles uiteraard nog veel meer in het midden zou zijn te brengen. Hoe staat 't met deze zaken in Twente? Wij hebben de verschijning van een tweedelig boekje „Bloemen öet nen Dieselkaomp" door J. M. Legtenberg (verschenen bij de drukkerij en uitgeverij H. en L. W. Barneveld te Hengelo) als aanleiding genomen om op deze vraag iets dieper in te gaan. Naar ons oordeel is Twente zich zijn eigen culturele waarden, zijn streekeigen cultureel bezit altijd vrij goed bewust geweest. Folkloristen en historici, kenners van de natuurlijke historie van de streek, liefhebbers en kenners van de zo rijke ""wentse streek al hebben een rij van publicaties het licht doen zien, die in Twente in wijde kring belangstelling trokken en de daar reeds aanwezige liefde voor de streek en haar "cultureel bezit, vergrootten niet alleen, maar tevens verdiepten en verinnigden. Er werd en er wordt gevorst en gespeurd, er werd (en er wordt) gedocumenteerd en gecollectioneerd. Kapitaalkrachtige Twentenaren, met w.rme liefde voor de stre :k,
haar cultureel bezit en haar bewoners bezield, droegen er onschatbaar veel toe bij dat fraaie monumenten verrezen waarin wonderveel schoons en interessants op velerlei gebied, in jarenlange arbeid en ten koste van hoge offers veelal verzameld, bijeengebracht en tentoongesteld werd. We behoeven slechts het „Rijksmuseum Twente", de arbeid van de Oudheidkamer Twente en van het Natuur - Historisch Museum te Enschede met de Museumvereniging te noemen om aan te geven wat we bedoelen (waarmee niets te kort gedaan zij aan wat .elders in Twente op deze terreinen is geschied). En tóch bij, alle eerbied en dankbaarheid die men voor dit alles als Twentenaar gevoelen kan, tóch ontbreekt er, naar mijn oordeel althans, iets. Dit openbaart zich hierin: in Friesland, in Brabant, in Limburg, in Groningen, in Drente leeft, in sterker of in minder sterke mate, het regionalisme. Daar is in regionaal bestek, culturele beweging. In Twente heerst, alweer in regionaal bestek gezien, ik wil en ik mag en ik kan niet zeggen: de dood. Maar er heerst wel een opvallende achterstand bij wat men elders, alweer in streekverband, ziet gebeuren. Nee, de culturele dood heerst in Twente niet. Er is zelfs een en ander waarneembaar wat men- opbloei moet noemen. Wij denken in dit verband aan het eigen Twents Philharmonisch Orkest, aan de arbeid van de Twentse Kunstkring, aan de Kunstnijverheidsschool-metenig-streekkarakter, die in Enschede zal worden gesticht, aan het werk van Jan Jans in Almelo, aan hetgeen is. Van een Twentse culturele beweging, van een Twents regionalisme kan dan ook niet, althans nauwelijks, gesproken worden. Om iets te noemen (en hier komen we tot de aanleiding van deze beschouwing, tol enkele opmerkingen met name over Legtenbergs boekje):: Wat men in het Gelderse destijds tot stand heeft kunnen brengen (herinneren we ons wel, dan was het de Oudheidkundige Vereniging de Graafschap, die het verwerkelijkte) namelijk een aantal eenvoudige spellingregels voor de schrijvers van het Achterhoekse dialect, dat heeft Twente nimmer kunnen verwezenlijken. Iedere dialectschrijver heeft z'n eigen spelling. Dat we dit jammer vinden, behoeft nauwelijks betoog. Het Twents is nog steeds een rijk, een levend taalbezit, dat waard is in stand gehouden te worden; welks verlies cultureel, ook nationaal gezien, onzegbaar jammer zou zijn. Het is naar mijn oordeel, een minstens even rijk bezit als het bezit van urnen en andere voorwerpen uit voorbije eeuwen. Maar met het Twentse dialect en met de weinigen, die het nog schrijven, bemoeit zich in Twente, ' ij mijn weten althans, toch eigenlijk niemand. Contact tussen de Twentse dialectschrijvers is dan ook nimmer gelegd — een poging om tot een uniforme schrijfwijze te komen, bij mijn weten, nimmer gedaan. Ieder schrijft maar zo'n beetje zoals, het hem of haar het beste lijkt. En zo heeft de heer Legtenberg ons dan verrijkt (?) met een totaal nieuwe schrijfwijze. Een enkele willekeurige aanhaling: Aei kiek, 'et möan'ken lóert um 'n hoek; en 't hooit waerachtig. 't köpken scheef. Et lacht zoo vóel, zoo wies en kloek as of 'e den spot wa' met öens dreef. 'Et is ma'e goed, dat 't niks ve'teeld: var. vat 't hier zöt, in 't stilla veeld.
De schrijver laat aan zijn eigenlijke gedichtenbundel (die in 't tweede deel van 't boekje .^Heedblöemkes" is vervat) uitvoerige beschouwingen van taalkundige aard voorafgaan. Hij erkende daarbij, zo zegt hij, geen enkele autoriteit. „Mijn enige wegwijzer", voegt hij eraan toe, „was een soort intuïtie welke ik de leidin, gaf." Op de taalkundige waarde van de spelling van den heer Legtenberg willen we niet ingaan. Wij achten ons op dit punt niet deskundig genoeg en onze intuïtie achten wij een te. onbetr- wbaar raadsman. Wij willen er alleen dit van zeggen: wij zijn ervan overtuigd dat, wil men de instandhouding van het. Twents bevorderen; wil men de Twentse literatuur verbreiden in alle kringen van ons Twentse volk. men een schrijfwijze dient te gebruiken die zo eenvoudig mogelijk is en die bij de schrijfwijze van het Nederlands zoveel moge) ij k aansluit. Van dit standpunt wijkt de „spelling-Legtenberg" als we haar zo mogen noemen, in sterke mate af. Hij werkt zelfs met dubbele punten, met komma's, met allerlei letteren leesteken-variaties en -combinaties: — kortom: hij maakt het, naar onze smaak, heel erg ingewikkeld Als hij schxijft: O Tweènthelaont, hó baent den baont. den di:j en oens umsleat, dan wrijft men zich, alhoewel toch ook wel enigszins met 't Twents bekend, toch onwillekeurig even de ogen uit. Met verf en kleur, met geestdrift en gloed vertelt Legtenberg van zijn opvattingen en ideeën en kris en kras strooit hij ei ook in zijn prozaïsche beschouwingen dichterlijke beeld door Maar ook in zijn proza maakt hij het, vooral wat de normaal-gangbare taalregels betreft, toch wel meermalen erp bont. Eén aanhaling slechts: „Nu lijzen i weer die verten op' een benen 'o?' j van l.icji >n en rr.eld* vv^er he v I
somb're lied, dat door de dannen zucht. Nu siddert weer den guren tocht der vroege schemerdagen, al tokkelt reeds den killen droo van herfst- en wintertij.-" Over 't belangrijkste heb ik intussen nog niet gesproken Dat zijn de gedichten. Laat ik ervan zeggen dat ik daarvoor zeer grote bewondering heb. Legtenbergs gedichten brengen onze Twentse literatuur ineens een stuk omhoog. Hij schrijft ze met vurige gloed, met alziende ogen en vporal: met w'arm en open hart. Hij schrijft ze met meeslepend rhythme, met een vaart, met diep gevoel, hij doorkruidt ze met ty pisch-Twentse humor. We zouden durven zeggen: hij schrijft ze met zijn hartebloed. Legtenberg bewijst met deze bundel een waarlijk dichter te zijn, wiens betekenis uitgaat boven de zeer grote betekenis die zijn dichtwerk naar mijn vaste overtuiging voor onze streekcultuur heeft. Uiteraard is het ene gedicht beter geslaagd dan het andere. Maar alle slepen zij de lezer mee. En de juwelen die er bij zijn, glanzen nog zeer lang na in de geest van de lezer. Onze streekcultuur.... Hiermee zijn we op het uitgangspunt onzer beschouwing teruggekeerd Legtenbergs bundel heeft er ons tè sterker van overtuigd, dat er in Twente iets levende, iets groeiende is < at èn voor Twente èn voor onze nationale Nederlandse cultuur belangrijk kan zijn. Er is, mede gezien al het andere vat in Twente wordende en groeiende is, grond voor een groot initiatief van coördinerende aard, opdat ook in Twente iets als een „Twentse beweging", een stukje Twents regionalisme ontsta. Wie neemt het initiatief? Mogen we het van de Oudheidkamer Twente verwachten? Enschede. K JASSIES.
"Over de Twentse streekcultuur Naar aanleiding van een belangrijke dichtbundel". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
Drie Franse burgers die uit de SovjetUnie werden uitgewezen verklaarden Vrijdag, dat zij waren geslagen, eindeloos ondervraagd en dat zij tenslotte van al hun bezittingen waren beroofd door de Russische geheime politie. Robert Sommer, een bibliothecaris, zei, dat hij van de straat was opgepikt zonder gelegenheid te hebben gekregen zijn vrouw, een Roemeense, goeden dag te zeg gen. De arrestatie had plaatsgevonden in Czernowitz, vroeger Roemeens, doch thans door de Oekraine geannexeerd. Hij was vervolgens naar Moskou overgebracht waar hij in een cel was geworpen, die verlicht was door een vierhonderd watt lamp. Vier dagen lang was hij ondervraagd en tweemaal door de politie in het gezicht geslagen. Iedere keer dat ze hem voedsel brachten werd dit voor hem neergezet en werd hij voordat hij het mocht aanraken aan een langdurig verhoor onderworpen. Hij zei, dat men hem nooit gezegd had waarom hij over de grens was gezet. Hij had verteld dat hij geen werk deed buiten zijn bibliotheek en dat hij tijdens de oorlog zich vrijwillig gemeld had voor het Russische leger, doch was afgewezen. Ook de .tweede uitgewezene, madame Vassaux. verklaarde in een cel te zijn opgesloten en vier dagen lang te zijn ondervraagd. Zij woonde sedert 1919 in Rusland waar zij een molen bezat, die in December 1939 werd genationaliseerd. Zij was toen onderwijzeres geworden in een Franse colonie in Leningrad. Haar persoonlijke bibliotheek van 1200 boeken was in beslaggenomen. De derde uitgewezene, madame Bantouchevitch, zei dat ze in Lemberg was gearresteerd en dagenlang door de politie werd ondervraagd. Haar cel was zo klein, dat zij alleen zittend kon slapen Zij is 55 jaar en de politie nam haar alles af en werd nog kwader dan zij was toen zij ontdekte, dat zij in haar handtas het boek van André Gide had ge vonden: Mijn terugkeer uit de SovjetUnie. — Een dolle kat heeft acht personen van eenzelfde familie in het dorpje Escou in hef Franse departement Hautes Pyrenées gebeten. Zij zijn met spoed naar het Pasteur-instituut te Bordeaux overgebracht.
"Terug uit de Sovjet-Unie HET VERHAAL VAN DRIE FRANSEN.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
DE LAATSTE TIJD KEREN VELE DUITSE KRIJGSGEVANGENEN UIT RUSSISCHE GEVANGENSCHAP TERUG. Bij hun aankomst staan ouders en echtgenoten van vermiste soldaten met foto's in de hand te wachten om bij de teruggekeerden mogelijke inlichtingen in te winnen over hun verwanten
"DE LAATSTE TIJD KEREN VELE DUITSE KRIJGSGEVANGENEN UIT". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
D (Van onzen correspondent te Londen). ,e mislukking van de conferentie der Grote Vier heeft in Londen wel teleurstelling, maar allerminst paniek veroorzaakt. Daarvoor zijn de Britten veel te nuchter. De pas afgekomen handelsovereenkomst tussen Engeland en de Sovjet-Unie is in elk geval een belangrijke brug, dis de twee werelden blijft verbinden. Juist om erger te voorkomen, is de conferentie gestopt. De deur blijft open, zij het op een smalle kier. Men herinnert er voorts terecht aan, dat na de vorige'oorlog Frankrijk toen het zwaarst getroffen land, door zijn onverzettelijke houding een spaak in het wiel der geallieerde samenwerking stak. In zekere zin geven de Russen daarvan een herhaling te zien, hoewel als geheel dè dingen natuurlijk anders liggen.
WAT NU? De allesbeheersende vraag is ook in Londen natuurlijk: „Wat nu?" Ais het aan de Engelsen ligt, zijn er geen overhaaste besluiten te verwachten. De zo juist aangekondigde economische vereniging der twee zones is niets anders dan een door dollargebrek noodzakelijk geworden consequentie der Brits-Amerikaanse samenwerking. Tot nu toe heeft Engeland zich strikt gehouden aan zijn gedragslijn geen regelingen te treffen of voor te bereiden, welke de Russen zouden uitsluiten. Nog schijnt Bevin geduld te willen oefenen, in die zin, dat men natuurlijk wel in de Westelijke zones de handen zal ineenslaan, doch geen dingen doen, die de spanning nodeloos zullen verhogen. Afkondiging van een afzonderlijke Wesduitse staat, waarmede eventueel een aparte vrede zou worden gesloten, zou een dankbare aanleiding voor de Russen zijn om de door hen verlangde tegenzet te doen door de benoeming van een centrale regeering te Berlijn, dat dan door de Westelijken zou moeten worden ontruimd. Zo gemakkelijk wil men r het de Sovjets niet maken. Een al te geprononceerde afscheiding van West-Duitsland houdt bovendien het gevaar in, dat de - Duitse publieke opinie met haar nog altijd sterk Nazi-element, zou proberen het vuurtje tussen Oost en West nog aan te wakkeren. Steeds meer stemmen gaan er in Londen op, dat de splitsing van Duitsiand zich als sector kan aansluiten bü een West-Europese economische federatie, welke op zijn beurt weer verbonden dient te zijn met het Britse gemenebest. Op die manier kan men voldoende economische ruimte scheppen als coompensatie voor de voorlopige isolatie van het Oosten. Zulk een experiment is niet alleen vereist uit zelfbehoud, doch ook om de Russen af te'brengen van hun dwanggedachte, dat de niet door hen beheerste landen op de duur moeten ineenstorten. Het antwoord op de Russische uitdaging is dus zich voorlopig neer te leggen bij de scheiding der wegen en er het beste van trachten te maken. De politiek van het voorbeeld kan, juist omdat zij positief is, daar zu dwingt tot scheppende opboitw, alleen maar een heilzame invloed hebben. ook op de verbeeldingskracht van de massa's.
Meer dan vroeger beseft Engeland thans,, dat zijn lot onverbrekelijk met Europa is verbonden. Het gaat nu ernst maken met het Marshall-plan. Zonder veel ophef is het reeds begonnen de eerste stap te zetten door de hervatting van een, zij het nog bescheiden. export van steenkool. Ook Nederland krijgt waarschijnlijk dezer dagen de eerste zending sinds acht jaar. Het is daarom meer dan diplomatiek optimisme, wanneer men hier als zijn overtuiging uitspreekt, dat de mogelijkheden na de mislukking van Londen nog niet zijn uitgeput. Dit is Engeland's hoop. hoe donker de dagen voor Kerstmis ook moge zijn....
"Engeland heeft de hoop niet verloren Overhaaste besluiten niet te verwachten". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
Zoals bekend, zal het tarief van invoerrechten, dat deel uitmaakt van de Nederlands-Belgisch-Lux-, emburgse douane-overeenkomst, met ingang van 1 Januari 1948 in werking treden. Nóchtans zullen te rekenen van deze datum af niet alle in dit tarief vermelde invoerrechten dadelijk worden geheven. Tussen de regeringen van de drie landen zijn besprekingen gevoerd inzake de tijdelijke opschorting van de heffing van enige invoerrechten. Hierbij heeft onder meer als overweging gegolden, drt ten aanzien van een aantal goede de prijsverhogende werking, w: 1. de heffing van een invoerrecht zou !. :nnen uitoefenen, bepaald ongewenst is. De schorsingen, hetzi' voor het geheel hetzij voor een ge ' jelte, hebben o.a. betrekking zowel op een aantal eerste levensbehoeften Us op een aantal goederen, welke orimisbaar zijn voor het economisch herstel. Tot de meest belangrijke goederen, waarvoor de heffing van het invoerrecht geheel wordt opgeschort, behoren: Vee, vlees, zuivel, gedroogd fruit, koffie meel, plantaardige vette oliën, margarine en spijsvetten. worst van alle soorten, vleesconserven (andere dan leverpastei), vleesextracten (voor zover niet verpakt) sardines en zalm in blik. suiker, deegwaren kalk en cement, zeep, lucifers, gezaagd hout en triplex, kLstplankjes. garens (met,
uitzondering van zijden en kunstzijdengarens), kousen en, sokken van wol en katoen, zakken van textielstoffen, delen van rijwielen en tenslotte enkele werktuigen zoals stoommachines en gereedschapswerktuigen. Van de goederen, waarvoor de heffing van het invoerrecht gedeeltelijk wordt opgeschort, mogen hier worden vermeld: thee. azijnzuur, binnen- en buitenbanden (andere dan voor riiwielen), enkele soorten papier enkele soorten weefsels van - wol. katoen, vlas en jute, voorts schoeisel en glas. Per 1 Januari 1948 zal het gemeenschappelijk tarief van invoerrechten voor Nederland en de Belgisch— Luxemburgse Unie in werking treden. Beide gebieden zullen dus voortaan tegenover het buitenland dezelfde rechten heffen, terwijl in hun onderling verkeer de heffing van invoerrechten komt te vervallen (hetgeen nog niet het wegvallen van de onderlinge douanegrens betekent). Zoals bekend hief Nederland voor en tijdens de oorlog op de meeste goederen eveneens invoerrechten. Na de bevrijding is deze heffing echter geschorst in verband met de grote, noodzaak tot goedereninvoer. Practisch betekent dus de invoering van het gemeenschappelijk tarief voor Nederland, dat de prijs van de ingevoerde goederen met het volle bedrag van het invoerrecht wordt verhoogd. Ongetwijfeld zullen dus de prijzen van verschillende consumptiegoederen
een zekere verhoging ondergaan. De omvang hiervan dient men echter niet te overschatten. Slechts voor goederen, die voor een zeer belangrijk deel uit geïmporteerde onderdelen zjï-i samengesteld of die geheel gereed uit het buitenland worden ingevoerd, zal de prijsverhoging van groter betekenis ziïn. In het budget van de grote massa der consumenten is de relatieve betekenis van deze goederen echter niet groot, terwijl bovendien ook hier rekening gehouden moet worden met het feit, dat Belgische en Luxemburgse goederen niet in prijs verhoogd worden. Het is derhalve aannemelijk, dat de invloed van het tarief op het priisnivpau voor den consument normaliter slechts weinig voelbaar zal zijn. Daar tegenover staan belangrijke voordelen, die deze douane-unie op de duur voor ons land zal opleveren, voordelen, die ook voor den consument voelbaar zullen zijn.
"DE NED. BELG. LUX. DOUANE-OVEREENKOMST Voorlopige gehele of gedeeltelijke opschorting van invoerrechten". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
(Van onzen correspondent te Batavia). Er is weinig propaganda gemaakt voor de oprichting vani het K.I.S., het „Komite Indonesia Serikat", onder presidium van prof. Djajadiningrat, een der meest prominente figuren uit het politieke en intellectuele leven van Indonesië voor de oorlog. Sedert de Japanse invasie heeft hij zich zorgvuldig ingekapseld en zich onthouden van iedere politieke activiteit. Het was gemakkelijk met den professor een urenlange boom op te zetten over alle mogelijke onderwerpen, maar het was onmogelijk zijn mening te vernemen over de politiek. Prof. Djajadiningrat is een oud en wijs man, die weinig dingen meer schuwt dan een wankele bodem om zijn voet op te zetten. Wanneer hij nu tóch zijn voeten op het politieke platform heeft geplaatst, dan kan men veilig aannemen, dat het van een soliede constructie is. Dit, en wilde kreten uit Djokja, moeten meer dan enigerlei vorm van propaganda onze waakzaamheid gaande maken. Alleen reeds het feit van Djajadiningrats „come back", in de politiek bestempelen de oprichting van het K.I.S. tot een gebeurtenis van primair belang. B
Wat wil dit comité? Laten we eerst eens zien wat de naam betekent. „Serikat" is: verbond. Het wil een verbond vormen van Indonesische Volken, waarvan geen enkel, ook niet de republiek, wordt uitgesloten. Met andere woorden, het wil de Indonesische Federatie aanéénsmeden. Abdulkadir heeft de eerste stoot gegeven tot de oprichting. Hij heeft begrepen, wat het struikelblok was, dat de Hollanders op de weg naar een federatie vergaten weg te ruimen. De volken van Indonesie zagen zich geplaatst voor twee mogelijkheden om hun politieke problemen op te lossen:
de ene was de federatieve staat, welke door ons werd voorgesteld de andere was de eenheidsstaat, zoals de republiek propageerde. Het idee van een eenheidstaat sprak wel zeer sterk tot velen, die begrepen, dat Indonesie om naar buiten sterk' te staan, een politiek-economische eenheid moest vormen. Dit denkbeeld van de republiek zou zeker een groot succes hebben gehad, als zij niet ergens een heel kwalijk addertje in het gras had neergelegd. Van oudsher bestaat er een ingekankerde angst tegen een Javaanse overheersing. Onder 't Nederlandse bewind was dit gevaar geneutraliseerd, maar heden zweeft het schrikbeeld weer in zijn volle omvang over deze Archipel. De Javanen vormen het meest massieve bevolkingsbloc. in Indië. Dat zij in hun overbevolkte gebied konden leven, was dank zij de zozeer gewraakte Nederlandse koloniale organisatie van het land. Als deze straks zal wegvallen, kan een expansie van de Javanen over de g
"Vrees voor Javaanse overheersing Eenheidsstaat of Federatie". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005
fNl, .iNDEN MEDEDELINGEN ORGMON Vilan ijl vitamines, ABBpp-CD in | dragee ) 5 Ter aanvulling van Uw voeding en ter verhoging van do weerstand, vooral in dc winter- en voorjaarsmaanden
"ORGANON". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061460:mpeg21:p005