•"Poen ik naar het restaurant aan de boulevard liep, ontmoette ik den vuurtorenwachter, die juist het baken had ingeschakeld. Het licht kwam langzaam op in zijn grote glazen kooi, maakte de vaalgrijze schemering rondom rossig en zakte weer weg. Achter het duin raasde de zee alsof zij een dagenlang opgekropte woede wilde uiten. Meeuwen zeilden peilsnel landinwaarts. Wolken zand joegen ons tegen en de draden der seinmasten naast de toren zongen gierend. „Dat noemen ze Kerstweer", riep Arends, die naast mij liep. We moesten dezelfde kant uit. Het donderen van de branding deed zijn stem als uit de verte klinken. „Gaat U niet naar de stad?" „Ik weet het nog niet. Misschien blijf ik wel hier", zei ik. „Je moet er maar plezier in hebben", meende de vuurtorenwachter en hij trok de kraag van zijn jekker hoger tegen zijn gezicht. „Ik zou het wel weten als ik vrij was. Maar U begrijpt.... ze kunnen me hier niet missen. En met dat weer! Ik vertel U dat we een storm krijgen die ons heugen zal! Ae weerberichten zijn ellendig slecht. Kom, ik ben thuis. Als ik U niet meer zie: prettige Kerstdagen". Hij zei het zonder spot en we drukten elkaar hartelijk de hand.
door Bert Voeten
Op de boulevard was de wind heer en meester, ik liep ver voorover, met stijve benen en hoog opwaaiend 'haar. De blinden voor de lege dépendances der badhotels klapperden. Enorme golven braken op het strand uiteen. Ik voelde het zout neerslaan op mijn lippen. Door de snel vallende duisternis drong nu enkel het licht van het restaurant, waar ik elke dag mijn maaltijden gebruikte. Ik was de enige gast, hetgeen met zich bracht, dat de service, die anders over tientallen verdeeld werd, nu geheel op mij werd geconcentreerd. Tijdens miin verblijf in het zeedorp, waar ik mij ' zom^huisje teruggetrokken, in het van een vriend had . - . was het restaurant mij stilaan tot een oase geworden, die ik tweemaal daags met een zeker welbehagen betrad. Meer dan een maand had ik onafgebroken gewerkt aan een nieuw boek. Ik was gewend geraakt aan de eenzaamheid en aan het verkeer met de zwijgzame dorpsbewoners Ik dacht weinig aan de stad en hetgeen ik daar had achtergelaten. Maar toen Kerstmis naderde werd ik onrustig en besluiteloos. Nu eens nam ik mij voor op Kerstavond terug te keren, dan weer stelde ik mijn vertrek uit tot Oudjaar. De woorden van den vuurtorenwachter hadden mii opnieuw aan het weifelen gebracht. Zou ik toch maar niet teruggaan, er een week uitbreken? Het zou goed zijn. En ik kon immers na Nieuwjaar mijn „kluis" weer betrekken? In de gang van het restanrant kwam de geur van gebraden konijn mij tegen. Tafelzilver rinkelde. En toen ik binnentrad gaf de- krakende radio een bericht van de stormwaarschuwingsdienst door: „Weest op Uw hoede!" Buiken huilde de zee. x x X Als een gek holde ik met mijn koffer de donkere dorpsstraat af, maar toen ik bij de bushalte kwam stond daar niemand meer. De flakkerende gaslantaarn aan de gevel van het hoekhuis gaf te weinig licht om op de dienstregeling iets te kunnen onderscheiden. Ik probeerde het met lucifers, doch de een na de ander waaide uit. Och, wat had het ook voor zin? Ik wist nu wel dat de laatste bus weg was. En daar ik niet over voldoende geld beschikte om een taxi te bestellen, zat er niet veel anders op dan terug te gaan naar het huisje. Ik bleef nog even dralen, alsof ik verwachtte, dat iets mij deze Kerstavond in het trieste door de storm verdoofde kustdorp zou besparen. De
maaltijd in het restaurant was min of meer feestelijk verlopen. Het eten was subliem. Na afloop daarvan bevonden zich plotseling een heleboel mensen in de zaal, drukke vrolijke mensen, die met takken hulst en dennegroen sleepten en or tafels en stoelen balanceerden met grote klokken en rood papier boven hun hoofd. Ik voelde mij als op 'n eiland en op hetzelfde ogenblik stond mijn besluit vast: ik ging weg: ik zou straks in zo'n zelfde vrolijke vriendenkring binnenvallen, en als het het verloren schaap worden begroet. Als ik snel mijn koffer pakte, kon ik de laatste bus nog halen. De zee joelde mij achterna, toen ik langs de boulevard naar het huisje snelde. En nu hoorde ik haar weer joelen, harder en holler dan tevoren. Maar er was nog iets: ik vernam voetstappen. Zij kwamen mijn kant uit. Automatisch bukte ik mij naar mijn koffer. Ik had een onbeschrijfelijke behoefte aan gezelschap. Er kwam een man naar mij toe. Bij het flauwe licht van de lantaarn kon ik zijn gezicht niet goed onderscheiden. Ik zag alleen dat hij een baskische muts droeg en een puntbaard. Hij was kort en breed, welke indruk versterkt werd door een zware jekker met bontkraag. „U staat toch niet op de bus te wachten?" vroeg hij. „Die is zeker al een kwartier weg". „Dat begin ik ook te merken", zei ik, en ik had onmiddellijk
spijt van de wrevel die uit mijn antwoord geklonken moet hebben. H« sloeg er geen acht op, vroeg of ik ergens logeerde en nadat ik hem de situatie had uitgelegd, stelde hij mij voor met hem mee te gaan. „Ik ben ook alleen", zei hij. ,,Ik woon in het gele huis aan het eind van de boulevard, U weet wel, dat het dichtst bij zee staat". Hij sprak nerveus en ik verwonderde mij over de angst die ik in zijn stem" bespeurde. Over het feit, dat hij mij uitnodigde, na niet langer dan drie minuten met mij gesproken te hebben en zonder mij te kennen, dacht ik eigenlijk niet na. Ik vond het haast vanzelfsprekend. Zwijgend liepen we in de richting van de zee, om beurten de kofferdragend . *
Het geraas van het water drong tot in de verste kieren van het dorp door. De man met de baskische muts keek strak voor zich uit, naar de plaats waar de witte lichtkegel van het baken over de duintoppen streek en weer wegzakte. Hii keek alsof hij elk ogenblik een doorbraak verwachtte: een reusachtige vloedgolf, die het ganse dorp verzwelgen zou. „Uet is vannacht precies zeven jaar ri geleden", zei Gozewijns. „Als ik het je verteld heb, zul je begrijpen, waarom op een nacht als deze die afschuwelijke angst mij weer te pakken krijgt." We zaten in de bibliotheek van het gele huis, een langwerpig vertrek met een open haardvuur en een diepe erker aan de zeezijde. Warme wijn dampte in de glazen. We aten Kerstcake en rookten onafgebroken. Er was een wonderlijke vertrouwdheid in ons samenzijn, alsof we lang geleden afgesproken hadden elkaar in deze Kerstnacht te ontmoeten. Gozewijns had vóór enkele jaren een drukke psychiatrische practiik opgegeven om zich geheel aan de studie te kunnen wijden. Een erfenis had hem in staat gesteld zich in het gele huis terug te trekken.
Er verschenen belangrijke publicaties van zijn hand in de medische vakpers, en men was algemeen van oordeel dat een professoraat niet lang meer op zich zou laten wachten Ik kreeg de indruk dat hij de villa geheel alleen bewoonde. Zij stond als een voorpost op het duin en men had, bij een storm als die nacht woedde, het gevoel, geheel door het loeiende water omringd te zijn. De erker was donker en scheen op de een of andere manier niet bij het vertrek te behoren. Toen ik nauwkeuriger toekeek, zag ik dat de muren en de vloer daar nieuwer waren dan in het overige deel van de kamer. Mijn gastheer had mijn blikken gevolgd. Hij stond op, gooide een paar blokken op het vuur en begon, snel rokend, op en neer te lopen, daarbij de erkerruimte vermijdend. „Het was zeven jaar geleden, op Kerstavond", zei hij, zijn stem uitzettend tegen het oorverdovend gebrul van de zee „Ik zat op dezelfde olaats waar jij nu zit. Mijn vrouw lag in de erker op een rustbank. Wi.i nadden ieder een boek. maar van lezen kwam niets. De orkaan die om het huis raasde maakte het onmogelijk je te concentreren op ie lectuur. Praten deden we ook niet. Om een gesprek te voeren zouden we hebben moeten schreeuwen. Het was tienmaal erger dan nu. We luisterden, keken elkaar aan, luisterden. Het leek wel of de branding steeds dichter bii kwam. Maar we waren niet bang. We wisten dat het huis bijzonder hecht gebouwd was en dat de zee nooit tot aan de fundamenten was geweest. Hoor!" riep hij eensklaps en hij liep naar de erker. Zijn vinger trilde even toen hij hem omhoogstak. .Hoor je dat geruis? Zo was het toen ook. Ik heb het in jaren niet gehoord". Ik luisterde, en het was mij of ik het water nu onder het huis door hoorde spoelen en ol we ons op een woonschip bevonden. „Het is voor de eerste keer sinds zeven jaar dat ik weer gezelschap heb in de Kerstnacht", vervolgde Gozewijns, nog steeds opgewonden. „Weet je dat ik vanavond ben uitgegaan om „een mens te zoeken", zoals dat heet? Ik zal je alles vertellen. Ik hoop niet dat het je vermoeit".
(Vervolg zie pag. 4, tweede blad.)
BERT VOETEN, de jeugdige dichter, aan wien enige maanden geleden de Van der Hoogt-prijs werd toegekend.
"KERSTMIS 1947 Een kerstnacht aan zee Een kerstnacht aan zee". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004
(Van onzen Romeinsen correspondent).
Kerstmis is in Italië het feest bij uitstek. En in een land zo vo] traditie kan het wel niet anders «of met dat feest zijn allerlei gebruiken verbonden. Daar die echter verschillend zijn. zéér verschillend in de onderscheiden delen van het land, kan men wel spreken van de Romeinse kers 1 viering of de Toskaanse of limbrische doch onmogelijk van DE Italiaanse Kerstmis. De oude gebruiken bleven natuurlijk beter bewaard op het land dan in de steden en voorts beter in het Zuiden dan in het Noomen. Laat mij daarom heden mogen vertellen van het Kerstfeest, zoals ik dat vele jaren geleden heb mogen medevieren in een klein Siciliaans stadje.
D e e zomer was lang geweest en heel heel warm. Al de lange maanden van die warme zomer had Turiddu, de herder, de schapen gehoed van de „barone", die heel in Palermo woonde. Hij had ze gevoerd naar die plaatsen, waarvan hij uit ervaring wist, dat er trots alle zonnebrand nog wel wat groen te vinden zou zijn. Maar toen in November de regen was gekomen en de wind, daalde hij af naar het dal. En hij keek iedere avond naar de hemel en zag hoe de sterren helderder straalden en de hemeltint blauwer werd. Het was koud geworden en de winden bliezen en verweg op de top van de grote vuurberg de Etna, kon hij de witte sneeuw reeds zien En op een avond ging hij in zijn hut en haalde uit de oude, bontgeschilderde „cassapanca" de bankkist. waarin de kleren bewaard werden, zijn kleine doedelzak, zijn „zampogna" te voorschijn. Die had daar die hele zomer lang geslapen tussen den wollen, scharlakenrode winterkleren en ze was rimpelig geworden en stoffig. Maar toen hij er op blies, trok ze langzaam weer bij en avond na avond speelde hij de oude wijsjes op het dierbare instrument, tot het niet langer hees was maar de lieve, inige stem terugkreeg, die bij de „zampogna" oast. Toen ging de herder op weg naar het stadje om de mensen daar de boodschap te brengen dat het Christuskind.i e ook dit jaar weer geboren was. DE KRIBBETJES DER ARMEN. In de voorname huizen waren mooie Kerstkribbetjes opgesteld en daar bood men hem geld, veel geld, waarvoor
hij iedere dag, de gehele „novena" van Kerstmis lang, een paar pastorales moest spelen voor het Kindje in de Kribbe. Het geld was goed en hij zou het later aan de Madonna geven van zijn eigen dorp, die dan zeker wel zou willen voorbidden voor de zielen van zijn vader en moeder, die nog wel in het vagevuur zouden zijn. Maar zonder betaling speelde hij iedere avond voor de armelijke kribbetjes, die als bij toverslag verschenen waren overal op de hoeken van de straten, de kribbetjes der armen. Daar hadden allen aan meegewerkt. Eén gezin had de tafel gegeven, de mooiste tafel uit de straat en dde was nog maar net goed genoeg voor de Madonna. En de andere gezinnen gaven beeldjes, herders, zigeuners, schapen, kippen, huizen, die de mannen en jongens uit hout zelf sneden. En iedere dag viel aan een andere vrouw uit de buurt de eer te beurt om het mooiste en meest helder gewassen witte servet te lenen, dat zij maar bezat, om daarmee de tafel te bedekken. En alle vrouwen uit de buurt brachten 's morgens. als zij van de markt kwamen, aan het Kindje een appel of een mandarijntje of wat geurige kruiden rozemarijnen en muntkruid en venkel. En 's avonds, knielden alle bewoners van de straat neer voor hun kribbetje hun „presepio" en dan kwam de herder en zong bij de zoete tonen van zijn „zampogna" oude Kerstliederen, vroom en simpel, waarin de Madonna als een echte Siciliaanse vrouw knoflooksoep kookte voor haar jonggeborene en de H. Jozef vis voor hem ging vangen en kersen plukken.
ROND DE KERSTDIS. En 's morgens ging de herder naar de kerk en zond daar bij de vroegmis zijn vrome liederen, waarbij hij zichzelf begeleidde op het orgel. Hij was een vroom man en voor de eenvoudigen was hij ook een man van grote wijsheid en was er om hem heen een sfeer van reinheid en deugd. Van een hoger plan bekeken, was hij een wijs en goed man, want hi; hield een schone traditie op de mees waardige wijze in ere; hij was de nakomeling van een lange rij volkszangers en vertellers een rij, die teruggaat tot de Griekse oudheid, tot Homerus en diens voorgangers. Op Kerstavond zat ook de herder aan bii de feestdis, die overvloedig was doch strikt „mager". Er waren sardientjes en stokvis en paling en voor ieder zeven noten en acht druiven en negen amandelen en dertien (het gelukscijfer) rozijnen. En daarna
werden rondom de gedekte tafel spelletjes gespeeld, heel simpele spelletjes, de spelletjes van heel kleine kinderen, maar waaraan ook de volwassenen deel namen. En alvorens naar de Nachtmis te gaan, riep de vader des huizes drie maal het Christuskind, vragend of het toch komen wilde: de tafel was gedekt met vruchten en suikerwerk en het huis vol lieve kinderen, waarmee het spelen kon. VREUGDEVUREN. Na afloop van de Nachtmis in de kerk, mocht de herder aan het Kindje, dat daar in de Kribbe lag, appelen aanbieden en mandarijntjes, „Een kindeke is ons heden geboren en hij zal geheten worden sterke God. Halleluja!" zo had het koor gezongen. Nu verliet men de kerk en zie. de hele stad was vol licht en leven. Overal op de pleinen waren enorme vuren ontstoken en de vlammen laaiden op. Was niet de nacht koud en zou Maria niet behoefte gevoelen haar kindje te warmen, dat daar geboren werd in een arme stal? En moest zij niet de windselen drogen en warmen, waarin zij het tere lijfje hullen ging? Dus moest het vuur groot zijn en was het verdienstelijk werk alles wat men maar aan hout vinden kon, ook hele karren of deuren of hekken, aan te slepen en in de vlammen te werpen. Vuurwerk werd ontstoken om de boze geesten te verdrijven en vol vreugde over de blijde boodschap danste jong en oud in vrome vervoering om oplaaiende vlammen, terwijl het Kindeke zelf. een beeld uit papiermaohé in processie uit de kerk werd gedragen en één voor één alle huizen ging zegenen. Bij zonsopgang doofden de vuren en stortte zich het volk op de nog nagloeiende halfverkoolde resten, die het gehele jaar bewaard zouden worden om ingeval van ziekte onder het hoofdkussen van de zieke te worden gelegd, die dan zeker genezen zou. Dit is het Kerstfeest, zoals ik het heb mogen zien en beleven, vele jaren geleden in Castrogiovanni, in het binnenland van Sicilië.
"Het kerstfeest van Turridu, den Siciliaansen herder En zie: de hele stad was vol licht en leven". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004
Vader, het donker heimwee van dit laat getijde heeft alle dagen van hun glans beroofd Waar is cie ster. die gij toch hebt beloofd? waar zijn het zingen en het diep verblijden, de vreugd van die U vonden in de nacht: het kleine licht dat groter werd en straalde, eenvoudig uw barmhartigheid verhaalde, — de wind was teder en de sneeuw zeer zacht — het wonder van uw eeuwige genade? — een glanzen heeft de nacht doortrild, Maria heeft uw kleine lichaam opgetild toen koningen en herders samen baden — wij zijn vermoeid en onze zwakke stem breekt in de stormen dezer grauwe dagen: o, laat ons groeien door de barre vlagen naar het beschermende geheim van Betiehem, GABRIEL SMIT.
"HET GEHEIM VAN BETLEHEM.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004
Als de stilte van de Kerstnacht nederdaalt over de wereld en in de huiskamer in de intieme beslotenheid de Kerstliederen in al hun schoonheid weerklinken, maakt zich een wonderlijke bekoring aan het mensenhart meester. Een bekoring, die door de eeuwen heen door de kunstenaars is aangegrepen en hen heeft doen neerzitten om in dikwijls subtiele kleuren het wonder van de Kerstnacht in verven vast te leggen. De kunstenaar, die met zijn stemmingen diep werd beroerd en ons niet alleen een bel.ld van het wondere gebeuren in Bethlehem geeft, doch tevens een stemming en de cultuur van zijn tijd.
Daar zijn in de eerste plaats de schilderijen der zogenaamde primitieven uit de dertiende tot de vijftiende eeuw, waaruit onmiddellijk opvalt, hoe het mystieke geloof aan het goddelijke wonder in de Kerstnacht zich getrouw in hun naieve schildering weerspiegelt. In het klooster der Augustijnen midden in het dichte bos van Suignes (Vlaanderen) bevindt zich de beroemde voorstelling van Hugues de Gand: Jonge vrouwen met gevouwen handen, wier loshangende haar straalt als vloeibaar goud en engelen met witte vleugels in prachtige azuurblauwe gewaden, waarvan de
golven plooiend neervallen, aanbidden het Goddelijke Kind. De achtergrond wordt gevormd door de achitectuur van een kerk uit die tijd. De herders, die hun gelukwensen komen aanbieden, zijn eenvoudige landslieden. In dezelfde tijd vervaardigde Pietro Fransesca, de Italiaan, wiens verbeelding, aristocratisch verdroomd, steeds van een geniale oorsprong is, een schilderij van de „Heilige Nacht". De kunstenaar werd echter blind, en daardoor werd het schilderij niet voltooid. De zwevende engelen van zijn schilderij hebben de slepende Vlaamse gewaden afgelegd en verschijnen in de korte Grieks-Florentijnse tunika met korte mouwen. Ze zingen, bespelen de luit. de lier en de viool. De hele scène speelt zich in een bouwvallig huis af. Een leerling van Fra Angelico, de beroemde Italiaanse schilder, Benozzo-Gozzolo, die leefde van 1420 tot 1497 en de religieuze kunst van zijn leermeester omzette in een wereldse, schilderde het Kerstgebeuren voor het paleis van den stamvader der Medici. Mooie zingende enigelen; op een door paarden omgeven marmeren bron zitten pauwen, zoals ze in de pronktuinen van die tijd veel voorkwamen. Het mooie Italiaanse landschap met zijn kunstzinnige belichting speelt hirebij een voorname rol. Het hele stuk is doorrtokken van muziek en stralend licht. Bij de grote meesters uit de Renaissance-tijd zien we de religieuze invloed reeds sterk aan banden gelegd. De innigheid van de Heilige Maagd die haar Goddelijk kind aanbidt is geweken voor de gekroonde hemelkoningin in rijke gewaden die trots het kind opheft om het triomfantelijk te tonen.
DE GEBOORTE, zoals Rogier van der Weyden, de Vlaming, haar schilderde, diep ontroerend door eenvoud en ingetogenheid.
"De kunst en het Kerstwonder Het gebeuren in de Kerstnacht inspireerde vele kunstenaars". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004
(Van onzen correspondent te New York).
New Yorlj moge een onaandoenlijke stad zijn, als de Decemberkoude inzet, gaart de harten warmer gloeien. Het begint eigenlijk al op de vierde Donderdag van November, wanneer de goede Santa Claus, die hier hel zinnebeeld is van het materiele gedeelte van de Kerstviering, in triomf zijn intrede doet. Dan stroomt Neut York uit — dit jaar waren het tussen de 2 en 3 millioen kinderen en groten — om getuige te zijn van de aankomst van Santa, die in zijn slede, traditioneel getrokken door 8 rendieren en voorafgegaan door een enorme optocht, zijn Decemberkwartier gaat betrekken in New-York's grootste warenhuis. Voor klein en groot is de optocht een evenement: vele muziekcorpsen, acrobaten, praalwagens, clowns en vooral de reusachtige rubberpoppen met heliumgas gevuld, die hoog boven het plaveisel Uil in de stoet meezweven en door 35 gecostumeerde dragers in bedwang gehouden moeten worden.
„Koop nu en betaal later"systeem a Thanksgiving Day begint ook de periode van het winkelen. Iedere Amerikaan — reeds bekend om zijn edelmoedigheid en bereidheid om te geven — slooft zich dan nog eens extra uit om toch vooral meiÖb£m ,e Sit&y s a SKTztf len worden. Want Sint Nicolaas wordt hier niet gevierd, Kerstmis daarentegen vormt de combinatie van de geestelijke viering van het feest der geboorte van Christus en van de N"
"• materiële viering, die in Holland op 5 Dec. plaats heeft. Dit wordt nog aangewakkerd door het „koop nu en betaal later"-systeem, waardoor menigeen na de Kerstdagen — als de warmte van het hart is gaan afkoelen met het doven van de kaarsjes var de Kerstboom — met een groot aantal zwaar te verterer onbetaalde rekeningen zit. In de stad begint de handel in Kerstbomen waar men prachtexemplaren kan kopen, varierend van enkele centimeters voor de eenzamen, die op hun troosteloze kamer toch iets van de sfeer van het eeuwig jonge Kerstfeest willen toveren, tot de bomen van enkele meters hoog voor de huizen, waarin juichende kinderen en plechtige ouderen zich om het licht scharen om de geboorte van Christus te vieren. De mooiste bomen zijn natuurlijk lang voor de Kerstdagen verkocht en wat er op de dag voor Kerstis overblijft, zijn niet veel meer dan armzalige restanten, di3 door de verkleumde verkopers graag voor een appel en een ei worden opgeruimd aan die minder bedeelden, die zich slechts enkele dubbeltjes voor h?t kerstgroen kunnen veroorloven, maar die ondanks hun armoede de komst van het Kind niet ongemerkt aan hun woning willen laten voorbijgaan. (Vervolg zie pag. 4, tweede blad).
"Amerika's Santa Claus woont op de Noordpool Twee-en-half millioen New-Yorkers getuige van zijn intocht Weldadigheidszin en geschenkenwoede". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004
INGEZONDEN MEDEDELING Verkoudheid van neus, keel of borst, snuift en wrijft U weg met I TZTEÏnjÊ Imijnha rd7mMI^^D C>OS 6OCT1
"NISOL". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1947/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000061464:mpeg21:p004