Minister Van Dijk zal gaan antwoorden.
De behandeling der begrooting van Defensie. DEN HAAG, 23 Nov. '38. Op dezen voor 's Gravenhage zoo historischen dag heeft de Kamer rustig, alsof er daarbuiten „niets te doen" was, de debatten over de begrooting van Defensie voortgezet. Had mr. Wendelaar (lib.), sprekend over onze grensverdediging, niet opgemerkt, dat hij de versterking der Zuidgrens niet zou aanroeren, nu de Koning der Belgen in ons land is en zoo sympathiek over ons land gesproken heeft, dan zou tot onze Lagerhuiszaal geen zweempje zijn doorgedrongen van hetgeen ons land in deze dagen in blijde aandacht gevangen houdt. Aanvankelijk meende men, dat de bijeenkomst wel tijdig zou worden verdaagd, om den tegen vier uur hier verwachten Koninklijken stoet nog te kunnen begroeten. Als besturen van gemeenten hun officieele opwachting maken, geldt dit dan niet in veel sterkere mate voor de volksvertegenwoordiging? Doch — zooals reeds gezegd — men ging hedenmiddag gewoon zijn gang en toen de vergadering verdaagd werd, was het al over vijven en zag men op Buitenhof en Vijverberg nog de resten van de volksmenigte, welke 'n poosje geleden de vorstelijke personen had toegejuichd. De gansche middag ging heen met de geregelde opeenvolging van niet minder dan nog weer 13 sprekers, en wederom — precies als gisteravond — ging het om de vraag, of de versterking van ons defensie-apparaat wel voldoende is. Waarbij natuurlijk allerlei andere vraagstukken werden besproken. Minister Van Dijk, die met een ,.stalen gezicht" de lange reeksen van opmerkingen volgde, en die heden al even aan 't woord kwam om een begin te maken aan zijn antwoord, kreeg wel zeer den indruk, dat — als de Regeering nog méér wilde doen op het gebied der bewapeningen — er met de Kamer ongetwijfeld „te praten" zal zijn. Op een enkele uitzondering na klonk telkens de ietwat verontruste vraag: is, wat de Regeering voorstelt, nu heusch wel voldoende? Achtereenvolgens gaven de heeren Ruys de Beerenbrouck (r.k.), Wendelaar (lib.), Bajetto (r.k.), Zandt (st.g.) en Van Poll (r.k.) blijk van die lichte vrees. In 't algemeen blijkt de geneigdheid, om op het compas der Regeering te varen, groot, en van verschillende kanten kon minister Van Dijk dan ook woorden van sterke, oprechte waardeering voor zijn energiek optreden beluisteren. De huidige tijdsomstandigheden zijn er dan ook naar om terdege te zorgen voor een zoo sterk mogelijke weermacht. Maar er zijn de uiteindelijke financieele grenzen, zegt de Regeering steeds, doch van verschillende kanten werd betoogd, dat misschien met dezelfde bedragen grooter effect kan worden bereikt, als men alles slechts zoo doelmatig mogelijk besteedt. De heer Van IJsselmuiden (r.k.) had er werk van gemaakt, te zoeken naar „overbodigheden", en hij kwam dan ook met een heel lijstje. Allereerst was hij weinig te spreken over de vele rangverhoogingen in het officiers-corps der infanterie. Verder bleek hij van oordeel, dat het „paardenvolk" nu maar radicaal moet worden afgeschaft, wijl het in ien modernen oorlog geen waarde meer heeft, slechts duur geld kost. Alleen bij parades zijn paarden nog te gebruiken, doch dan moeten de generaals maar op een fiets gaan zitten, aldus de afgevaardigde tot vroolijkheid der aanwezigen. België wist in deze van aanpakken en motoriseerde allerwege. Dat moeten ook wij doen. En verder vond de heer Van IJssèlmuiden, dat de plaatselijke staven niet moeten worden gehandhaafd, wijl er voor de officieren geen dagtaak is, terwijl eveneens de administratie vereenvoudigd kan worden; ook hier zal veel door onder-officieren kunnen worden gedaan. In 't algemeen was de afgevaardigde van meening, dat er te weinig „dood materiaal" wordt aangeschaft. Van de f 130 millioen gaat _f 80 millioen af voor loonen, kleeding, voeding, 'enz., en dat achtte hij te veel. Men zal meer materieel moeten kunnen aanschaffen. In bovenstaande richting bewoog zich het leeuwendeel van de critiek, op de Regeering uitgeoefend. De bewindsman kon dan ook in de enkele woorden, die hij sprak getuigen, dat
het debat geen groote allure had aangenomen, gelijk dat verleden jaar 't geval was. INDIE. Vooral ten aanzien van ie verdediging van Indië bleek ongerustheid. Mr. Wendelaar b.v. zei, dat 1943 voor den Pacific critiek zal worden, volgens de verwachtingen. Trouwens, de omliggende rijken gaan steeds door, zich te bewapenen. En aldus vroeg de afgevaardigde, of het plan-Deckers, dat indertijd toch als een minimum gold, thans nog wel voldoende is? En in deze kwam de heer Wendelaar tot de uitspraak, dat, als de Kamer nu eens de Regeering in haar defensieplannen unaniem zou kunnen steunen, dit.. gelijk zou staan met een gewonnen zeeslag! (hilariteit). Generaal Bajetto was er niet van overtuigd, dat de modernisatie van de „Java" veel te beduiden heeft gehad. En voor het geld, dat voor een torpedo-watervliegtuig wordt uitgegeven, wilde hij liever iets doelmatigers, aangezien hij van dit vliegtuig, dat daarenboven projectielen afschiet van eventjes f22.000 per stuk, terwijl het vliegtuig-zelf tienmaal zooveel kost, weinig gevechtswaarde verwachtte. Het manoeuvreert slecht, en moet gecamoufleerd worden door een rookgordijn, waarvoor wij weer geen vliegtuigen bezitten. De heer Van Poll (r.k.) — er namen opmerkelijk veel Katholieken aan de debatten deel! — was van meening, dat óók de „Sumatra" behoort te worden gemoderniseerd. Maar wat de verdediging van Nederland aangaat, daarover bleek men zich niet al te zeer ongerust te maken. Men erkende, dat wij niet in staat zijn, Maginot- en dergelijke linies te scheppen. Mr. Wendelaar achtte onze moederlandsche positie „nogal uiig", al gaf hij toe, dat wij eventueel maar niet bij voorbaat op hulp van vrienden moeten rekenen, aangezien „geen volk uit vriendschap mee ten oorlog trekt" (zie Tsjecho-Slowakije!) De heer Bajetto besprak ons luchtwapen, en toonde zich ten deze heelemaal niet gerust. Ook inform erde hij naar de vliegveld-plannen, vragend, of de nabijheid van het militaire vliegveld bij Katwijk geen beletsel vormt voor het eventueel inrichten van een centraal vliegveld te Leiderdorp. En de heer Van Poll kon niet begrijpen, waarom de Regeering groote series vliegtuigen in het buitenland besteld heeft, terwijl onze eigen industrie volop gelegenheid heeft, te leveren. Ook wilde hij, dat er een Nederlandsche motorenfabriek zal komen, en hij achtte het onzin als de Regeering zegt, dat wij niet in staat zullen zijn, de prima buitenlandsche motoren te evenaren. Hebben wij geen goede ingenieurs? aldus de afgevaardigde, die misschien wel wat vergat, dat vliegtuigmotoren producten zijn van jarenlange diepgaande ervaring. De heer Bajetto vroeg, wat de Regeering denkt over de Engelsche methode met de kabel-ballons. OVER EIND SEPTEMBER. Over de semi-mobilisatie van eind September werd gesproken door de heeren Amelink (a.r.), Wendelaar en Van Poll. Zij allen hadden groote waardeering voor de houding van ons volk in die dagen, en voor de paraatheid van onze weermacht. Wel erkende de heer Van Poll, dat er toen fouten en lacunes optraden, welke natuurlijk zullen worden vermeden, in 't vervolg. Doch hij begeerde een overzicht van de wijze, waarop die „mobilisatie" toen verloopen is. Snel en doortastend optreden vond hij dringend noodig, en als 't moet — zoo zei hij — vrage de Regeering volmachten aan het Parlement. Er werden allerlei details besproken. Mej. De Jong (s.d.) trachtte aan te toonen, dat er met het maken van militaire kleeding iets niet in orde is, en dat ten deje veel meer werk voor werklooze kleermakers zou kunnen komen. In elk gevaJ vroeg zij om een deugdelijk onderzoek. De heer Andriessen (r.k.) besprak de
arbeidsvoorwaarden bij den bouw van kazernes en keurde 't af, dat geen loonbepalmgen in de bestekken zijn opgenomen, zoodat stakingen zijn voorgekomen (Amsterdam, Utrecht) hetgeen hij in strijd met onze sociale opvattingen en met 's lands belang achtte. De heer Sweens (r.k.) kwam op tegen de critiek, welke de heer Amelink had geuit ten aanzien van sommige burgemeesters van grensgemeenten in de dagen van eind-September. De heer Ruiter (r.k.) kwam op voor de boeren, en wel, om gedaan te krijgen, dat de soldaten voortaan boter, in plaats van margarine zullen krijgen De leuze moet worden (zei hij): „Kanonnen èn boter"! (gelach). Aan het begin der zitting was de heer Thijssen (s.d.) gekomen met een motie, om de zaak van de oud-gepensionneerden nog eens commissoriaal te bezien. Er werd nog niet veel over gezegd, al bleek hier en daar wel sympathie, zeer sterke trouwens van den heer Wijnkoop (comm.) De opmerkingen van de verschillende rechtsche sprekers ten opzichte van het standpunt der S.D.A.P. zullen wij maar laten rusten, men kent de tegenstellingen tusschen „meer" of „minder" Minister Van Dijk gaat door, als eerst Hoofdstuk III (Buitenl. Zaken) is afgedaan.
"UIT HET PARLEMENT TWEEDE KAMER.". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
"Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
Het licht komt altijd weer door de duisternis schijnen, al weten we soms ;• in 't geheel niet, vanwaar het komen moet. S. de Jongh.
"Het licht komt altijd weer door de". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
Oorspronkelijke roman van FELICIA CORDEA. 1. Elvi streek het korte jasje nog eens glad, prok het kleine hoedje een beetje dieper over ^ et linkeroor, klemde haar taschje stevig onöe r haar arm en sprong met een koenen s Prong— het leven in. Deze sprong in het leven strekte zich weliswaar voorloopig slechts uit over de drie treden, flle van een coupé tweede klasse naar het Perron van het station Staatsspoor in den Ha ag leidden. Maar wat hij in werkelijkheid v oor Elvi Sittard beteekende! Niets meer en niets minder dan de overgang van een jeugd <*chter pensionaatmuren in Zeist — zij het ?an ook een pensionaat voor jongedames uit fêteren stand — tot het leven; het echte, on' wvalschte, op eigen verantwoording in den H aag geleefde leven. Elvi bezorgde haar bagage, wandelde het ftation uit en stak t klein, pikant neusje ' n den lauwen zonr d. >.Wat was dat 7 Losgelaten te worden ?P zulk een zomerda.-; in dit meer dan verruk? e «jke Haagje. Wat zij mij al niet verteld heb11 over den Haag. De een beweert, dat het
er doodsaai is en de ander, dat het er een zondepoel is. Ik weet niet, wie gelijk heeft. Maar ik weet wel, dat het me hier leuk lijkt". Zoo ongeveer waren Elvi's gedachten, toen ze bij den verkeersagent op het Bezuidenhout aangekomen was. Links van haar lag de stad, rechts strekte zich de breede, zonnige Bezuidenhoutsche weg uit. Elvi sloeg rechtsaf. Ze had voorloopig niets te doen. Haar bagage was verzorgd en ze had alleen haar handtaschje en haar vroolijke stemming bij zich. Met deze twee dingen gewapend wandelde ze in de richting van het Haagsche bosch. „Waarom zou ik niet een beetje gaan wandelen, als ik er zin in heb?" vroeg ze zich af. „Niemand die het mij beletten kan. Er is op de geheele wijde wereld geen sterveling meer aan wie ik behoef te vragen of ik alstublieft even uit mag gaan, of voor wie ik in angst moet zitten als ik per ongeluk vijf minuten te laat ben". Elvi onderbrak haar eenigszins dwaas zelfgesprek en begon zachtjes te fluiten: „Ich bin doch heut'so glücklich, so glücklich, so glücklich " Een jongeman, knap en elegant, kwam haar tegemoet, zag haar stralende vroolijkheid, nam zijn hoed af en sprak haar aan. — Kijk, kijk, zoo vroolijk! Mag ik niet een eindje met u meeloopen? Elvi schrok zich dood. Ze pakte haar handtasch vast, alsof de jongeman het op haar beurs en niet op haar gezelschap voorzien had, werd vuurrood en barstte in de woorden uit: — O neen, dank u ik ben voor mijn plezier uit! En liep met een wild kloppend hart verder. Wat een vlegel! Was de man gek geworden om haar zoo te laten schrikken? Nu, maar dan was hij bij haar precies aan het juiste adres gekomen! Meeloopen wilde hij! Anders niet! Maar hem had ze ln ieder geval van antwoord gediend! Van antwoord gesproken, wat had ze hem geantwoord? Toen haar woorden haar weer te binnen schoten, moest ze even lachen. Lieve help wat zal die man wel van haar gedacht hebben? Toen bleef Elvi eensklaps staan. — Wel, hoe heb ik het nu met je? beschuldigde zij zichzelf. — Daar ken ik een jongedame, die er zich jarenlang op verheugd heeft
in het leven losgelaten te worden, die van plan was, het in alle hoeken en gaatjes te doorsnuffelen en het geheel en apsoluut te doorgronden en die op de vlucht slaat als een giraffe, die in de wildernis een trein tegen het lijf loopt, wanneer ze aangesproken wordt door een snoes van een jongeling. Want beken het maar eerlijk, hij was een snoes! Idioot! Daar had je nu waarempel een avontuur in levende lijve. Rasecht en warm van de naald. En je slaat er voor op de vlucht. Elvi maakte met haar wijsvinger een veelbeteekende beweging in de richting van haar voorhoofd, keek even om, teneinde te zien of de jongeling nog in de buurt was, om eventueel het verzuim in te halen, zag hem niet meer en liep spijtig over een verloren gegane gelegenheid, faute de mieux, in de richting van het bosch verder. De wandeling, door het bosch werd besteed aan een soort generale repetitie ter voorbereiding van eventueel voorkomende, soortgelijke gevallen. Werd je aangesproken, dan keek je natuurlijk eerst even een beetje verwonderd. Dat stond gekleed. Zoo'n beetje alsof je wJde zeggen: „O, mijnheer, hoe durft u!" Dan glimlachte je stil voor je heen, trok lichtelijk een wenkbrauw op en vroeg: — Meewandelen— ach ja, waarom ook niet .... we zouden het in ieder geval kunnen probeeren.... valt de kennismaking niet mee, dan scheiden we als even goede.... onbekenden. Dat is niet kwaad! Zoo doen we het ln het vervolg! Ik moet het immers ook nog leeren. Zoo ineens kent mea de trucjes niet. Dat komt wel met den tijd. Elvi had zich op het pensionaat op het leven voorbereid. Theoretisch. Ze had gewoonlijk de door de meisjes binnengesmokkelde boeken gelezen. Ze wist wat er in het leven te koop was. Theoretisch. Ze hadden elkaar gefluisterde verhalen gedaan en enkele meisjes hadden zelfs op hun ondervindingen gepocht. Elvi kon op zulke ondervindingen weliswaar niet pochen, maar haar nieuwsgierigheid was opgewekt. Ze wilde het leven zelf leeren kennen, echter zonder daarbij de goede meening in te boeten, die ze wilde, dat men over haar hebben zou. Maar neem nu eens de ontmoeting met dien
overmoedigen jongeman! Zou het mogelijk zijn, zich met «zulk een kennismaking in te laten, zonder dat men daarbij zijn gevoel van eigenwaarde verloor? Elvi liep over dit vraagstuk na te denken en kwam tot de gevolgtrekking, dat, wat ze ook deed, of niet deed, ze bewijzen zou, dat een jong meisje zich wel degelijk veel vrijheden veroorloven kan, zonder daarbij de grenzen van het betamelijke te overschrijden. Bij een kromming van het boschpad zag ze een breeden nieuw aangelegden weg liggen. Elvi had er geen flauw vermoeden van, waar deze weg heenvoerde. Maar hij zag er aanlokkelijk uit en ze besloot haar wandeling in die richting voort te zetten. Dus liep ze door en kwam na eenige minuten langs het hek van een landgoed. Verderop zag ze iets, dat op een ingang geleek. Het landgoed zelf was prachtig. Het wemelde er van groote oude boomen, bemoste glooiinkjes en zandige plekken. Elvi verhaastte haar tred en besloot onder een van die woudreuzen uit te rusten. Ze naderde den ingang en maakte zich gereed door de- oude vervallen poort? binnen te stappen toen ze haar neus stootte tegen een bordje „Verboden Toegang". „Losloopende honden worden doodgeschoten". Een grappenmaker had er — waarschijnlijk uit ondervinding — bijgeschreven „en wandelaars", zoodat het bordje er inderdaad indrukwekkend uitzag. — Natuurlijk, mopperde Elvi, — nauwelijks zie Je in deze warmte een aantrekkelijk bosch met schaduwrijke boomen of er hangt een bordje met „Verboden Toegang" bij. Zooiets is toch kinderachtig. Voor haar eerste avontuur was ze op de vlucht geslagen. Haar poging om nu iets te doen, waar ze zin had, werd haar door een verboden toegang belet. — Maar ik stoor me er niet aan! Ik ga erin! Al kost het me mijn leven! Haar leven kostte het haar weliswaar niet, maar wel blies ze een kwartier later een vrij glansloozen aftocht. Dit kwartier echter werd door Elvi goed besteed. Toen ze eenmaal binnen de poorten van het park en onder de schaduw van het diepe, donkere groen gekomen was, kreeg haar goede stemming weer de overhand.
Bevredigd keek ze om zich heen. Van de poort strekte zich een breed pad uit, hobbelig en niet onderhouden, maar verrukkelijk door zijn ongereptheid en statige lindeboomen, waarvan de stammen door geen twee Elvi's omspannen hadden kunnen worden en waarvan het loof hoog boven haar hoofd een groen koepeldak vormde. De weg was echter niet zoo ongerept als hij op het eerste oogenblik wel leek. Hier waar de grond weeker was, vertoonden zich duidelijk de versche sporen van automobielen. — Dit karretje moet goede veeren hebben, dacht ze, terwijl ze naar de oneffenheden van den weg keek. Elvi liep door. Hoe grenzeloos ver leek haar op dit oogenblik het leven, dat ze zoo kort geleden verlaten had. De ongestoorde rust van haar omgeving, het heerlijke gevoel van vrij-zijn doordrongen haar met een levensblijheid, die een kleur op haar wangen en een glans in haar oogen tooverde. Zeker, ze zou voor haar eigen levensonderhoud moeten zorgen. Ze zou dag in, dag uit brieven en acten moeten tikken, maar ze zou vrij zijn. Haar eigen heer en meester.... Plotseling stond ze bij een kromming van den weg bij het karretje, dat de sporen in den weg gemaakt had. En wat voor een karretje! Op een reusachtige gele vlinder leek het, met zijn breede lage chassis, zijn sierlijk gebogen, verzilverde spatborden benevens de indrukwekkende schijnwerpers, die flikkerend het zonlicht weerkaatsten. Exotisch en verbijsterend was de indruk die het maakte, zooals het daar op den eenzamen weg stond ln zijn lichtgele schoonheid. Elvi floot zachtjes tusschen de tanden. In de stilte en verlatenheid van de omgeving werkte deze reusachtige twoseater inderdaad eenigszins verbluffend. „Wat glimt alles eraan! En die lak! Lijkt wel satijn!" Elvi legde haar hand liefkozend op het spatbord dat in een stroomlijn langs de geheele lengte van de wagen liep Diep, laag en weelderig waren de twee eenige zitplaatsen, als het ware in het hart van den wagen verborgen. .(Wordt vervolgd).
"FEUILLETON. DE SPRONG IN HET LEVEN". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
INGEZONDEN MEDEDEELING. Met de 3 Dam po producten bestrijdt U alle verkoudheden zoowel bij U zelf als bij Uw kinderen. Dampo-verkoudheids-balsem, hiermede 's avonds keel, borst en rug inwrijven, dit lucht op en 's morgens is Uw verkoudheid weer verdwenen. Pot 50. Tube 40. Doos 30 ct. Dampo- bonbons bij schorheid, pijnlijke keel en hoest. Doos 25 ct. Dampo-neusdruppels bij neus-catarrh en verstoptheid in het hoofd Flacon met druppelspuitje 60 ct. Uw waarborg: 't Komt van Mijnhardt I
"Met de 3 Dampo producten bestrijdt U alle verkoudheden". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
HET NATIONALE MONUMENT IN MEMEL. — Het nationale gedenkteeken de „Borussia" is te Memel weer opgericht, 's Avonds baadt het monument in een zee van licht.
"HET NATIONALE MONUMENT IN MEMEL. —". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
Vragen deze rubriek betreffende worder. Jooi ons gratis oeamwoord Deze vragen moeten Zaterdags uiterlijk 11.30 uur ln oru ■lezit zijn om nog de volgende weck oeantwoorc 'e kunnen worden Men adre&s.eere ze aan onze redactie met het opschrift Recht en Wet ROND EEN ONTSLAG. Onder motto „Morgenmeisje" wordt gevraagd: Ik was als morgenmeisje werkzaam en moest één Zondagavond per 14 dagen oppassen. Op 30 October zei mevrouw tegen mij dat ik Woensdagavond moest oppassen, doch ik kon dit niet en bovendien had ik mij hiertoe niet verbonden. Mevrouw werd hierover boos en zij heeft mij daarop met inachtneming van een termijn van een week opgezegd Was deze termijn voldoende? Ik ontving mijn loon per week. Moet ik genoegen nemen met het mij gegeven getuigschrift? Antwoord: De termijn van opzegging is gelijk aan den tijd die gewoonlijk tusschen twee opvolgende uitbetalingen van het in geld vastgesteld loon verstrijkt. Nu in het geval het loon per week werd betaald
was een opzeggingstermijn van één week voldoende. Naar onze opvatting kan geen bezwaar worden gemaakt tegen den inhoud van het getuigschrift, al is de inhoud dan volgens de opvatting van abonné niet geheel juist. OVER DEN OPZEGGINGSTERMIJN. Onder motto J. wordt gevraagd: Wanneer men werkt zonder contract, met inachtneming van welken termijn kan men de overeenkomst dan opzeggen? Antwoord: De termijn van opzegging is gelijk aan den tijd die gewoonlijk tusschen twee opvolgende uitbetalingen van het in geld vastgesteld loon verstrekt, doch niet langer dan zes weken. Niet alleen echter dat bij het eindigen der overeenkomst een opzeggingstermijn in acht moet worden genomen, doch bovendien moet de overeenkomst worden beëindigd tegen een der dagen door overeenkomst, reglement of gebruik aangewezen. Ontbreekt een dergelijke aanwijzing, dan kan tegen eiken dag worden opgezegd.
OVERPLAATSING VAN EEN ZAAK. Onder motto „Overplaatsing" wordt gevraagd: Mag een bestaande groente- en fruitzaak met een erkenning, doch waarin ook verpakte kruidenierswaren worden verkocht, worden overgeplaatst naar een andere gemeente zonder voorafgaande toestemming? Zoo er toestemming wordt geëischt, tot wien moet ik mij dan wenden? Anwoord: Ingeval van verplaatsing van een inrichting bestemd of mede bestemd voor de uitoefening van een tak van detailhandel, ambacht of kleine nijverheid naar een andere gemeente is een vergunning noodig, nu de vestigingswet op de kruidenierszaken van toepassing is. Zoolang het tijdelijk vestigingsverbod (de z.g. spertijd) loopt zal men zich moeten wenden tot het Departement van Economische Zaken. Nadat de spertijd is verstreken zal vergunning moeten worden aangevraagd aan de Kamer van Koophandel indien de eischen van handelskennis, vakbekwaamheid en credietwaardigheid zijn vastgesteld. NOGMAALS DE VESTIGINGSWET. Abonné vraagt: Is het nog mogelijk een winkel in manufacturen te vestigen? Of is dit niet meer geoorloofd op grond van de vestigingswet? Antwoord: De vestigingswet is nog niet van toepassing voor den manufacturenhandel, zoodat een ieder vrij is een zaak in manufacturen te openen. Ook is voor deze branche nog geen z.g. spertijd vastgesteld. Onder motto „Vestiging" wordt gevraagd: Ik ben naaister en koop verschillende stoffen in winkelzaken en ook op de markt. Van deze stoffen maak ik onderkleeding, kinderkleeding, japonnen enz. en verkoop deze
goederen aan marskramers, marktkooplieden en winkeliers. Ik begin hiermede nii dê inwerkingtreding der Vestigingswet en meen daarom dat deïe wet niet op mijn werk van toepassing ls. Is d»t hij nog f —,— van mij vordert. Ik heb de betaling geweigerd. Mocht lk dit
doen? Kan de aannemer mij dwingen op een of andere wijze het gevorderde te betalen? Hoe moet lk handelen als hij weer om het geld komt? Ik meen aan mijn verplichtingen te hebben voldaan. Antwoord: Volgens de mededeelingen van abonné is de verbouwing aangenomen voor een zeker bedrag, terwijl abonné dit bedrag aan den aannemer heeft voldaan. Indien deze beweringen juist zijn en de inhoud van de kwitantie wijst daarop, spreekt het vanzelf dat de houding van den aannemer onjuist is. Abonné kon dus terecht de betaling weigeren en wanneer abonné meent aan zijn verplichtingen te hebben voldaan, kunnen de komende dingen rustig worden afgewacht. KAN MIJN ZOON MIJN ZAAK OVERNEMEN? Onder motto „Vestigingswet" wordt gevraagd: Ik heb al 20 jaren een zaak in aardappelen, groenten, fruit en visch, alsmede in verf en behangselpapier, terwijl ik verder een drogisterij heb. ik ben lid van den Drogistenbond. Mijn zoon is 21 jaar oud. \^anneer ik mijn zaak over eenigen tijd aan mijn zoon wil overdoen kan mijn zóón deze zaak dan overnemen? Wat moet mijn zoon kennen met het oog op de Vestigingswet? Antwoord: Wanneer de bepalingen der Vestigingswet Kleinbedrijf op de zaak van abonné van toepassing zijn verklaard, zal bij overdracht der zaak aan den zoon moeten worden voldaan aan even gemelde wet. Tijdens den spertijd is opvolging in bestaande zaken niet mogelijk zonder vergunning van den Minister van Economische Zaken. Zijn de vestigingseischen vastgesteld, dan is bij overdracht vergunning van de Kamer van Koophandel en Fabrieken noodig. De opvolger moet dan voldoen aan de vestigingseischen. OVER DE OPHEFFING VAN EEN BANK. Onder motto „Obligatie" wordt gevraagd: Ik bezit een obligatie groot f—van de X. Bank. Vele jaren ontving ik na opzending Van een coupon f—.— rente, verleden jaar werd de rente niet betaald en ontving lk een brief, waarbij mij wordt meegedeeld dat men van Overheidswege de voortzetting van het bedrijf der Bank heeft verboden. De houder der Bank meent op dien grond van zijn verplichtingen te zijn ontheven, zoodat hij alleen zijh verplichting om de obligatie uiterlijk 31 Dec. 1960 geheel af te lossen, wil nakomen. Moet lk mij hiermede tevreden stellen? Kan ik op een of andere wijze nog aan mijn geld komen? 'Antwoord: Zonder nadere gegevens kunnen wij abonné niet antwoorden. Allereerst zijn wij onbekend met de bepalingen vastgesteld bij de leening, zooals deze allicht op de obligatie zijn omschreven. Verder weten wij niet of de beweringen wel Juist zijn ten opzichte van de maatregelen die van Overheidswege tegen den houder der bank zijn genomen. Indien abonné ons deze nadere gegevens wil verstrekken, zullen wij de vraag behandelen.
"VAN RECHT EN WET". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005
Wij hebben eenigen rjjd geleden gewezen op de groote beteekenis van de ruilverkaveling, welke zonder overdrijving een nationaal belang kan worden genoemd. De belangstelling voor de ruilverkaveling neemt voortdurend toe; steeds weer komen nieuwe verzoeken tot toepassing van ruilverkaveling in, waarvoor de voorwaarden op het oogenblik bijzonder gunstig zijn, daar alle administratiekosten e.d. ten laste van het Rijk komen. De ruilverkavelingsgedachte is indertijd in ons land gepropageerd door het Kon. Nederl. Landbouw Comité, dat na eenigen tijd overging tot de oprichting van 'n Comité voor Ontginning. In de Vereeniging voor Kadaster en Land meetkunde groeide de belangstelling voor de ruilverkaveling voortdurend en in haar publicaties werd er krachtig voor geijverd. • Het kadaster is van meet af de onmisbare schakel in de ruilverkaveling geweest. Zonder het kadaster zou het onmogelijk zijn geweest om de prachtige resultaten, waarop men nu kan bogen, te bereiken. De regeering heeft onmiddellijk de groote taak van het kadaster, bij de ruilverkaveling ingezien en twee landmeters naar Duitschland gezonden, teneinde een speciale studie van dit onderwerp te kunnen maken. Deze landmeters hebben later jongere collega's opgeleid, zoodat men nu kan beschikken over een staf van menschen, die alle knepen van de landmeting bij ruilverkaveling tot in de finesses kennen Ten plattelande heeft men terecht vertrouwen in de landmeters, wier zorgvuldig werk bij ruilverkaveling de grootst mogelijke rechtszekerheid verschaft. De landmeters, die voor de ruilverkaveling een bijzondere opleiding hebben ontvangen, hebben steeds blijk gegeven van grooten tact. Ze hebben dit werk van nationale beteekenis onschatbare diensten bewezen. Toen de wet op de ruilverkaveling in '24 tot stand kwam, waren de beide eerste landmeters, die met dit werk waren belast, juist klaar met hun opleiding, zoodat ze onmiddellijk aan den slag konden. In den loop der jaren is er bij het Kadaster een speciale afdeeling voor ruilverkaveling gesticht. De werkzaamheden van deze atdeeling nemen met den dag toe, waaruit duidelijk blijkt hoe zeer de gedachte van de ruilverkaveling veld begint te winnen. Maar nog steeds zijn er uitgestrekte gebieden, welke bij verkaveling op veel economischer wijze zouden kunnen worden bewerkt, om nog maar te zwijgen over de terreinen, welke bij verkaveling ontgonnen zouden kunnen worden.
Wanneer tot een ruilverkaveling is besloten, zorgt het kadaster in feite voor de uitvoering. De Plaatselijke Commissie moet een lijst opmaken van ale belanghebbenden, waarbij het kadaster steeds tot richtsnoer dient. De ambtenaren van dezen dienst dienen de commissie van voorlichting. Herhaaldelijk blijkt bij het toepassen van ruilverkaveling, dat er verschillende gronden zijn. welke officieel op naam van andere eigenaren staan. Herhaaldelijk komt het voor, dat met onderling goedvinden terreinen worden geruild hetgeen echter niet beschreven wordt. Dergelijke puzzles zijn door het kadaster steeds tot aller genoegen opgelost. De medewerking van de landmeters waarborgt tevens een discrete Behandeling van hypotheek-aangelegenheden Bij ruilverkaveling moeten n.1. niet alieen de namen van de eigenaren worden vermeld, maar ook van de belanghebbenden dus o m. van de hypotheekhouders. Velen willen niet weten, dat ze hypotheek op hun bezittingen hebben. De landmeters zorgen er steeds voor, dat de afwikkeling van een en ander op zeer bevredigende wijze geschiedt. Hoe zorgvuldig het werk van de landmeters is, blijkt wel uit het feit, dat nog steeds een aan den Rechter-Commissaris voorgelegde lijst van eigenaren en belanghebbenden bij een ruilverkaveling onveranderd is goedgekeurd. De schatting. De allermoeilijkste taak voor de landmeters is wel de schating, de waardeering van de verschillende gronden. Op hen komt vrijwel alles aan, terwijl de moeilijkheden meestal uitermate groot zijn. Het pleit wel voor de groote deskundigheid en onpartijdigheid van de betreffende landmeters, dat ze er nog steeds in zijn geslaagd deze schatting tot aller tevredenheid te doen plaats heben. Geen wonder, dat het vertrouwen in het kadaster ook ten aanzien van de ruilverkaveling zoo uitermate groot is. De tact van de deskundigen verdient wel bijzondere vermelding; steeds weten zij de eigenaars en belanghebbenden in de goede richting te leiden. Men kan bij een ruilverkaveling eventueele wenschen in een register, dat daarvoor speciaal wordt aangelegd, te kennen geven. Gemakkelijk kan het voorkomen, dat men wenschen uit, welke onmogelijk kunnen worden ingewilligd en die den voortgang van de verkaveling aanmerkelijk zouden belemmeren De landmeters hebben weten te bereiken, dat ale betrokkenen het allergrootste vertrouwen in hen stellen. In de gebielen, waar ruilverkaveling is toegepast, zijn de landmeters, die met het werk waien belast, zeer populair, zelfs in Staphorst! In feite worden de acten van een ruilverkaveling ook door de landmeters gemaakt. Door het bijzondere werk, dat het kadaster hier verricht, wordt bij ruilverkaveling de grootst mogelijke rechtszekerheid geschapen. De taak van het kadaster bij dit werk van nationaal belang, is dan ook van zeer bijzondere beteekenis.
"Een nationaal belang. Het kadaster en de ruilverkaveling". "Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant". Enschede, 1938/11/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000067532:mpeg21:p005