Dual-meets T.A.B. Gisteren vonden op het Gem. Sportterrein „ Voort sweide" de dual-meets van den TA.B. plaats met de navolgende resultaten. Achilles—Sparta-WiUxelmina 13—36 pnt. 100 Meter: Gleis S. W. 4 p., v. Veen id. 3 p. 400 Meter: de Jong Ach. 4 p., Faber S.W. 3 p., N.N. Ach. 2 p., Vaanholt S.W. 1 p. 4 x 100 M. estaiette: §parta-Wilhelmina 4 p. Verspringen: Gleis S.W. 4 p., Faber id. 3 p., Leerkamp Ach. 2 p. Hoogspringen: Weener ~S.W. 4 p., v. Veen id. 3 p., N.N. Ach. 2 p. Speerwerpen: Weener S.W. 4 p., Vaanbolt id. 3 p,, Leerkamp Ach. 2 p. f de Haas id. 1 p. Damesaldeeling. Sparta-Wilhelmina I—Sparta-Wilhelm. II 44—22 punten. 100 Meter: Detert S.W. I 4 p., Kluppels ïd. 3 p-, Zoomer S.W. II 2 p., Keyzer id. I p. 200 Meter: Detert I 4 p., Lammerink id. 3 p,, Bult II 2 p., Z wijnent erg id. 1 p. 4 x 100 M estafette: S.W. I 4 p, S.W. II 3 p. Speerwerpen: Huigen II 4 p., Lamme rink I 3 p., Detert I 2 p M Zoomer Hip. Kogelstooten: Bennink I 4 p.,' Heutink id. 3 Pt Zwijnenberg II 2 p., Ordelman id. 1 p. Hoogspringen: Heutink I 4 p, Benniük I 3 p., Bult II 2 p., Ordelman Hip. Verspringen: Detert I 4 p., Kluppels id. 3 p.. Keizer II 2 p., Huigen id. .1 p. Dammen. Nijverdal—Almelo. Dinsdagavond werd in hotel „Moddejonge" te Nijverdal een match gespeeld tusschen de damclub „Nijverdal" en de Almelosche damclub. De uitslag was als volgt: NijverdaL Almelo. iT. Neijmeijer—Gorel 0— 2 D. J. Langekamp—Tusveld 0— 2 E, J. H. Hemmink—Palman 0— 2 J. N. Baalbergen—P. Westra 0— 2 A. G. Waanders—C. Westra 0— 2 D. S. Samuel—Plas 1— 1 C. Kapteijn—v. Mierlo 2— 0 Cappen—Getkate 2— 0 M. Elckel—Hulshof 1— 1 H. Freie—van 't Reve 2— 0 B. Poelakker—Weinreder 0— 2 8—14 De jonge club „Nijverdal", welke slechts êenige maanden bestaat, kan met dezen uitslag tegen een sterke vereeniging als Almelo tevreden zijn. Het plan bestaat om meer van dergelijke wedstrijden te organiseer en. Sportlectuur. In iet nummer van deze week van De Anto zijn o. m. de navolgende artikelen opgenomen: De automobiel in 't groottoerisme. — Is de lood-aocunrulator de eenig mogelijke? — Korte artikelen over het onderhoud voor den automobilist, die weinig tijd heeft? De Grand Prix de J-A.CJ. op het Montlhéry circuit. — Per anto door Zwitserland. — Wat de beginnende automobilist van zijn wagen weten moet,
Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant
- 14-07-1927
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant
- Datum
- 14-07-1927
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Van der Loeff
- Plaats van uitgave
- Enschede
- PPN
- 398831955
- Verschijningsperiode
- 1917-1942
- Periode gedigitaliseerd
- 1 oktober 1917-13 november 1942
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Enschede
- Nummer
- 163
- Jaargang
- 56
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Sport Athletiek.
TENTOONSTELLING „DE WONING" TE STUTTGART.
Te Stuttgart wordt dezer dagen een door den „Dentschen Werkbund" georganiseerde tentoonstelling „De Woning' geopend. Zij zal tot einde September geopend blijven. Deze tentoonstelling zal geheel in dienst staan van het woningwezen. Haar inrichters hebben zich op het standpunt gesteld, dat, rekening houdend met de algemeene economische en sociale ontwikkeling, nieuwe wegen ook in de bouwkunst dienden te worden gezocht. Getracht moet worden op een minimum van oppervlakte een gemakkelijke en praktische woning in te richten, die in
' elk opzicht voldoet aan de eischen van hen, die een gezond, goed en smaakvol onderkomen willen hebben. Het aantal vertrekken moet worden beperkt, maar elke woning moet gelegenheid bieden tot aangenaam oponthoud, tot eten, slapen, wasschen en koken. Het moeilijkst op te lossen zal het probleem der kleine woning zijn, daar hier met weinige middelen een maximum aan resultaat dient te worden bereikt. De inrichtingen der woningen dienen dus te worden vereenvoudigd. Het overbodige moet verdwijnen om plaats te maken voor het praktische. Dit is echter niet alles. De grootste aandacht zal moeten worden besteed aan de nieuwe wijzen van constructie en aan het nieuwe bouwmateriaal, dat de bouwindustrie op de markt brengt. De tentoonstelling „De Woning" wil trachten elk woon-probleem op te lossen. Haar kern zullen de zestig modelhuizen vormen, die in opdracht van het Gemeentebestuur van Stuttgart gebouwd zijn in de jaren 1926 en 1927 op een even buiten de stad gelegen terrein, vanwaar men een uitstekend overzicht over de mooie stad heeft. De geheele artistieke leiding van de onderneming, en ook van de tentoonstelling, werd toevertrouwd aan den Berlijnschen architect Mies van der Rohe, den tweeden voorzitter van den „Deutschen Werkbund", die zich de medewerking heeft weten te verzekeren van zijn vermaardste binnenlandsche en buitenlandsche collega's. Twee Nederlanders genoten het voorrecht door hem te worden uitgenoodigd bij te dragen tot het slagen vap het project Het zijn de heeren J. J. P. Oud en Mart. Stam, belden te Rotterdam. De overige architecten, wier huizen thans in de modelkolonie van Stuttgart verrijzen, zijn: Prof. Dr. Ir. Josef Frank (Weenen), Le Corbusier (Genève), Pierre Jeanneret (Parijs), Prof. Dr. Ir. Peter Behrens (Berlijn), Dr. Ir. Richard Döcker (Stuttgart), Prof. Walter Cropius (Dessau), Ludwig Hilbersheimer (Berlijn), Prof. Hans Poelzig (Berlijn), Prof. Adolf Rading (Breslau), Prof. Hans Scharoun (Breslau), Prof. Ad. G. Schneck (Stuttgart), Bruno Taut (Berlijn) en Max Taut (Berlijn). Voorts zullen op het terrein nog twee een-gezins-huizen verrijzen, die het werk zijn van de architecten Victor Bourgeois uit Brussel en Prof. Ernst Wagner uit Stuttgart. De geheele kolonie is gedacht als een poging tot onderzoek van de grondslagen van den modernen woningbouw. De huizen zullen volledig ingericht zijn, maar daar een dergelijke inrichting geen volledig overzicht zal kunnen bieden van de ontwikkeling van het woningwezen zullen in bijzondere groote hallen afzonderlijke tentoonstellingen plaats vinden van alles, wat met den woningbouw in verband staat. Het materiaal, de inrichting der woningen, de hygiënische installaties, alle technische hulpmiddelen voor keuken, waschkeuken, badkamer, schoonmaak enz. zullen er een plaats vinden. Maar ook de meubelen, en wel in de eerste plaats de eenvoudige, praktische meubelen .zullen niet worden vergeten, evenmin als het behangselpapier, de stoffen voor wandbekleeding, de tapijten, het linoleum enz. Vermelden wij nog, dat ter gelegenheid van de tentoonstelling „De Woning" te Stuttgart eveneens een „Internationale Tentoonstelling van Plannen en Modellen der Moderne Bouwkunst" zal plaats vinden. Alle verdere inlichtingen over de tentoonstelling „De Woning" worden gaarne verstrekt door de Algemeene Vertegenwoordiging voor Nederland van de „Reichszentrale für Deutsche Verkehrswerbung" te Rotterdam, Parklaan 28. Aan dit adres zijn ook prospectussen over de tentoonstelling verkrijgbaar.
Historische figuren. V. Duquesne.
De gemiddelde Hollander denkt met genoegen, dikwijls met een zekeren trotsch aan den tijd, waarin het kleine Holland, geleid door groote mannen, een, zooal niet de toonaangevende staat van Europa was. En, denkende aan deze groote mannen, mannen die op allerlei gebied Holland zoowel binnen zijne grenzen als daarbuiten, groot hebben gemaakt, richten zich het eerst onze gedachten wel op persoonlijkheden als daar zijn Maarten Harpertsz Tromp en Michiel Adriaansz De Ruyter. Zonder intusschen ook maar iets aan den roem van deze, Nederland's grootste zeehelden te willen afdoen, dient men toch niet uit het oog te verliezen dat ook andere landen, in dien zelfden tijd en op ditzelfde gebied, over uitmuntente krachten hebben beschikt. Zoo bijvoorbeeld Frankrijk. Dit land bezat in dien tijd in den markies Duquesne zeker een admiraal van den eersten rang. Een man, waarvan Michiel Adriaansz. de Ruyter eens gezegd moet hebben (met 'n wel wat al te groote terzijde-stelling vaa eigen bekwaamheden) dat hij de grootste vlootvoogd van zijn tijd was. Hoe het ook zij, de geschiedenis leert ons, dat Duquesne in alle opzichten
beschouwd mag worden als de evenknie van De Ruyter. Het verhoogt dan ook, indien dit nog mogelijk is, den roem van dezen laatste, dat hij in zijn laatsten zeeslag, die een beslissende moest worden tusschen hem en Duquesne dezen totaal versloeg en slechts enkele schepen van diens vloot ontkwamen. Abraham Duquesne werd in 't jaar 1616 te Dieppe geboren. Omtrent zijn jeugd en opleiding is uiteraard weinig bekend. Reeds op één en twintig jarigen leeftijd (kon het vroeger?) voer hij als kapitein van een oorlogsschip naar Spanje. Alles wees er op, dat deze jonge man eens worden zou wat hij ook werkelijk geworden is: Frankrijk's grootste zeeheld. Achtereenvolgens onderscheidde hij zich in de slagen bij Coruna in 1639 enTaragona in 1641; terwijl hij bovendien ook elders zijn land uitstekende diensten heeft bewezen. De vrij rustige periode die Frankrijk echter doormaakte tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIV was geenszins naar den zin van den jongen zee-officier; de gelegenheid om zich te onderscheiden werd hem te gering en kort en goed bood hij zijn diensten aan Zweden aan, welk land toen voortdurend in oorlog was met Denemarken. Zijne diensten werden gaarne door dit land aanvaard en binnen betrekkelijk korten tijd was Duquesne in Zweedschen dienst zelfs opgeklommen tot den rang van viceadmiraal. In het jaar 1643 slaagde hij er in de Deensche vloot bij Gotenburg totaal te verslaan. En, niettegenstaande de hulp van Hollandsche zijde, wist hij Denemarken tot den voor dit land zoo ongunstigen vrede van Brómsebro te dwingen (1645). De meening is wel eens vernomen dat Duquesne toch eigenlijk niets anders dan een avonturier was en dit in verband met zijn dienstnemen in Zweden. Dit is echter geenszins juist. En de wijze, waarop Duquesne zijn vaderland onmiddellijk zijn diensten weer aanbood toen fret deze noodig bleek te hebben, is hiervoor wel het beste bewijs. In h'et jaar 1650 toch bleek Spanje maar al te gaarne bereid om de opstandig geworden inwoners van Bordeaux te ondersteunen. Frankrijk was op een zoodanige aanval van Spanje vanuit zee geenszins voorbereid, en het feit, dat de toen beschikbare Fransche vloot ift. hooge mate onvoldoende was om hier krachtig in te grijpen, terwijl bovendien eene mogelijke Spaansche landing zeer zou worden vergemakkelijkt door de opstandige inwoners van Bordeaux, deed Frankrijk in eene hoogst hachelijke positie verkeeren. Toen kwam Duquesne te hulp en gaf hiermede wel het duidelijkst bewijs van zijn vaderlandsliefde. Onmiddellijk nam hij ontslag uit den Zweedschen dienst; bekostigde uit eigen middelen (de diensttijd in Zweden had hem tot een vrij vermogend man gemaakt) het in-gereedheid-brengen van een eskader, en stevende hiermede naar Bordeaux. Het mocht hem gelukken de inwoners hiervan spoedig tot onderwerping te brengen waardoor hij tevens een mogelijken inval van Spaansche zijde voorkwam. Duquesne trad daarop voor goed in Franschen dienst. In de jaren 1672 en 1673 streed hij tegen Michiel Adriaansz. de Ruyter en Maarten Harpertsz. Tromp in het Kanaal en in de Noordzee. Wel is waar was het Duquesne niet mogelijk om hier beduidende voordeelen op deze beiden te behalen, maar hier tegenover zij opgemerkt, dat Duquesne over een vloot beschikte, welke doorgaans zoowel in aantal schepen als in „kwaliteit" ver bij de Hollandsche vloot achterstond, terwijl bovendien de medewerking welke de Fransche regeering hem in die dagen verleende, toch minstens genomen onvoldoende mocht worden geheeten. Dat Duquesne niettegenstaande deze nadeelen, mannen als Tromp en De Ruyter toch de gedachte wist bij te brengen dat zij met een tegenstander te doen hadden waarmede geenszins te spotten viel, pleit zeer zeker voor zijne bekwaamheid als vlootvoogd. Toen het gerucht in Frankrijk de ronde deed, dat de inwoners van Messina tegen de Spaansche regeering in verzet gekomen waren, besloot eerstgenoemd land Spanje met gelijke munt te betalen ten opzichte van Messina als dit rijk het Frankrijk eens had willen doen ten aanzien van Bordeaux. Duquesne werd opgedragen de inwoners van Messina te gaan ondersteunen en met een betrekkelijk kleine vloot zeilde hij hiertoe naar de Middellandsche Zee. In de Straat van Messina aangekomen, ontmoette hij daar echter de Hollandsche vloot onder admiraal De Ruyter. Een vaststaand feit is het dat het toen bij de kust van Catanea tot een treffen kwam (1676). Volgens Fransche meening eindigde dit treffen in een schitterende overwinning voor de Fransche vloot. Van Hollandsche zijde wordt echter beweerd, dat de uitslag van het gevecht onbeslist bleef. En deze laatste meening lijkt daarom alleen reeds aannemelijker, wijl heel kout daarop de Fransche
vloot in de Middellandsche Zee totaal door de Hollandsche werd vernield. Zooals bekend, sneuvelde in dezen slag Nederland's grootsten zeeheld De Ruyter. Bovengenoemde slag welke in het gezicht van de Etna plaats vond, vormde de eerste werkelijke groote nederlaag door Duquesne geleden. Een nederlaag welke dan ook zoodanig volkomen was, dat zij Frankrijk's macht in de Middellandsche Zee totaal brak. Toen Duquesne den Zweedschen dienst verlaten had en weer aan Frankrijks zijde was teruggekeerd, had dit laatste land goed gevonden dat hij den zelfden rang (dus die van vice-admiraal) op de Fransche vloot zou innemen als hij op de Zweedsche vloot bekleedde. Duquesne bleef echter vice-admiraal en werd niet meer in rang verhoogd. Lodewijk XIV toch, hoezeer hij Duquesne bewonderde en achtte, zag er bezwaar in hem tot opperbevelhebber van de Fransche vloot te benoemen en dit wel uitsluitend in verband met het feit dat Duquesne Calvinist was. Weliswaar werd hij beloond en gevierd door de Fransche Regeering en het Fransche volk voor zijne bewezen diensten; weliswaar ontving hij' van zijn koning als belooning voor deze diensten het kasteel Bouchet bij Etampes en den titel van markies, doch als gezegd, de rang van 'opperbevelhebber werd hem niet gegeven, terwijl er toch niemand in Frankrijk was die daarop meer reoht kon doen gelden dan Duquesne. Dit hinderde intusschen Lodewijk XIV zelf ten zeerste en hij van zijn kant heeft niets onbeproefd gelaten om Duquesne tot het Katholicisme over te halen. Maar tevergeefs. Niettegenstaande de koning hem in ruil daarvoor den maarschalkstaf aanbood bleef Duquesne volharden bij zijne weigering om van zijn geloof afvallig te worden. Het pleit wel zeer voor de standvastigheid van karakter en van geloof van Duquesne, dat deze hierop niet inging. Juist ook in verband met zijn Protestant-zijn werd zijne positie er in Frankrijk (waar het aantal Protestanten zeer klein was) niet beter op en het valt des temeer te waardeeren in Duquesne dat hij niettegenstaande alles zijn geloof trouw bleef, waar hij, door naar de Katholieke Kerk over te gaan, zeer zeker zou zijn gestegen tol den eersten man van Frankrijk. Intusschen werd de positie der Piotestanten er niet beier op in Frankrijk. Vrijwel overal werd met de gioolst mogelijke zorg rekening gehouden met het feit dat geen Protesiani in Frankrijk eenige leidende funftie uitoefende. En dit alles waar de Fransche regeering nog wel bij het Edict van Nantes algeheele vrijheid van godsdienst had toegestaan. Dit Edict werd ech'er spoedig opgeheven en allen Protestanten werd kort en goed te verstaan gegeven in Jen korst mogelijksn tijd den Franschen bodem te verlaten. Slechts twee mannen waren er ia Frankrijk, Protestanten, die van deze verbanning waren uitgesloten: Christiaan Huygens en Markies Duquesne. Nog steeds hoopte men, en Lodewijk XIV hoopte dit zeker wel het meest, Duquesne van geloof te doen veranderen; eindelijk moest men echter wel inzien dat alle moeite in dezen wel moest afstuiten op zijn vastheid van geloof. Dat het Duquesne overigens werkelijk niet aan vaderlandsliefde .ntbrak bewijst ook wel het feit dat hij, niettegenstaande het aanbod dat hij van andere, Protestantsche, landen ontving om bij hen in dienst te komen op aanmerkelijk gunstiger voorwaarden dan die welke hij in Frankrijk genoot, hierop nooit heeft willen ingaan. Integendeel, hij bleef Frankrijk dienen met dezelfde energie en moed als altijd door hem aan den dag gelegd. Frankrijk had toen, evenals Rolland en ook de andere zeevarende mogendheden van Europa, zeer veel te lijden van de zeeroovers, in hoofdzaak van de Algerijnen. Duquesne werd opgedragen zoo mogelijk aan deze rooverijen voor goed en einde te maken. Hij vertrok naar Tripolis en tuchtigde dit in het jaar 1681, terwijl Algiers in het jaar 1683 aan de beurt kwam. Mocht het hem al niet gelukken aan de zeerooverspraktijken van deze piraten voor goed een einde te maken, de tuchtiging welke hij bovengenoemde staten toediende was toch voldoende om voorloopig althans aan de koopvaardijvloten eenige verademing te schenken. Zeer veel moeite werd Frankrijk ook veroorzaakt door Genua. Dat Duquesne ook deze machtige stad, zij het ook na betrekkelijk veel ifioeite, eindelijk tot onderwerping bracht, vormde voor hem als het ware een kroon op zijn loopbaan van vlootvoogd, terwijl deze onderwerping voor Frankrijk eene ware verlichting was. è Den 2den Februari 1688 overleed de markies Duquesne te Parijs op ruim 72-jarigen leeftijd. Ruim anderhalve eeuw Tater werd voor hem een standbeeld opgericht.
Advertentie
Advertentièn Loodvergiftiging. In verband met gevallen van ernstige loodvergiftigingen welke zich in de gemeente hebben voorgedaan, noodigt de Burgemeester der gemeente Lonneker de ingezetenen dier gemeente, welke drinkwater betrekken uit pompen, door middel van looden buizen verbonden met putten, uit, daf water fer keuring tegen lood fe zenden aan den Keuringsdienst van Waren fe Enschede. De keuring kan kosteloos geschieden, indien het water aan het Bureau van den Keuringsdienst wordt aangeboden in goed gereinigde flesschen van ongeveer % a 1 Liter inhoud. Lonneker, den 14 Juli 1927. De Burgemeester voornoemd, STROINK. CAFÉ LINDENHOF. Achterzaal en tuin Zaterdag 16 Juli voor 't publiek GESLOTEN WEGENS BRUILOFT, Zondag n.m. 5 uur CONCERT door de Zangvereeniging „Geluk door Vrijheid" Dir. de Heer B. W. HULSTIJN. Boottocht op de Zaan Goedkoope Trein ¥ Oldenzaal . ... van EïSië ! m - flpe,doorn en ®£o. , m * Deven,er naar AMSTERDAM op DONDERDAG 21 JULI Zie aanplak- en strooibiljetten. Op ZATERDAG 23 JULI, voormiddags half 12 uur, zal namens de Fa. HULSHOF & NIJLAND te Enschede ten hare Kantore worden aanbesteed: a. Het bouwen van een Woonhuis met Kantoor zonder glas- enverfwerk. b. Het Glas- en Verfwerk van voornoemden bouw. Bestek en teekening zijn verkrijgbaar ten kantore van den Architect resp. tegen f 6.— en f4.— per stel. Aan inschrijvers die koopers ,van bestekken moeten zijn, wordt bij complete inlevering f 3.— ge- , restitueerd. Aanwijzing heeft plaats op den dag der besteding voormiddags 9 uur. De Architect: J. B. RADSTAKE, Haaksbergerstraat 120. Op Maandag 18 Juli a.s., des middags 12 uur, zal in Hotel ZWIJNENBERG, namens lastgever worden aanbesteed: Het bouwen van een Woonhuis met Garage a, d. Oliemolensingel nabij de Marthalaan, alhier. Bestek en teekening verkrijgbaar ten kantore van ondergeteekende a f 7.50 per stel (rest. f 5.-). F. S. BAARTMAN Architect. Walhofstr. 57 - Tel. 1321. Ea«s•••••••••«! !i! KOOPT B IJ j H DE FAAM Zl 2 • •• •• • jj *••••••••••••••••••••••••••••••••••••• ••