melk. Hst Bureau voor Mededeëlingen inzake de Voedselvoorziening meldt: De melkrantsoeaeering, die met 1 November in werking is getreden, omvat zoowel volle als tapte- en karnemelk en gecondenseerde melk, de laatste als aanvulling der inderdaad kleine hoeveelheid volle melk, die ter beschikking der gewone verbruikers kan worden gesteld. Men weet, dat het wegens de heerschende vetschaarsohte noodzakelij k is zooveel mogelijk boter te produeeeren, waardoor vanzelf weinig volle melk voor directe consumptie overblijft. De gemeenten kunnen dan ook over niet meer dan 2/10 L. volle melk per hoofd der bevolking beschikken; hebben zij meer, dan moet ook dit meerdere worden gekarnd en de boter aan het rijk geleverd. Wanneer nu van die 2/10 L. eerst de zieken «n kinderen hun portie ontvangen, blijft er voor den gewonen verbruiker slechts 1/10 L. per hoofd en per dag over. Intusschen zal zooveel mogelijk gezorgd worden, dat dit zeer bescheiden rantsoen wordt aangevuld met tapteof (en) karnemelk, waarvan 2/10 L. per hoofd en per dag mag worden verstrekt. Daarbij komt dan nog per week een pond gecondenseerde taptemelk ; voor elk pond zijn ongeveer 1 Vs
L, taptemelk en een kwart pond suiker verwerkt, zoodat dit product, dat b.v. in koffie en bij de bereiding der spijzen zeer wel de gewone melk kan vervangen, eene hooge voedingswaarde vertegenwoordigt. Trouwens, ook de taptemelk, waartegen bij sommigen nog een vooroordeel bestaat, heeft een hoog voedingsgehalte, evenals karnemelk. Deze rantsoeneering behoort streng te worden doorgevoerd, De bedoeling is, dat de gemeenten alleen op bons of melkkaarten melk doen verstrekken, ftesohiedt dit niet, of zorgen zij er niet voor, dat een mogelijk te veel aan melk tot boter wordt verwerkt, dan geeft het rijk geen bijslag op de melk, zoodat óf de gemeente een aanzienlijk bedrag moet bijpassen óf wel de verbruikers een hoogeren prijs te betalen zullen hebben. Dit zou te.ergër zijn, omdat de prijs der volle melk wegens de hooge productiekosten en ondanks den rijksbijelag, toch op niet minder dan 2 o. per 1/10 L. kan worden gesteld. Daarentegen zal voor tapte- en karnemelk niet meer dan 7l/a o. per L. in rekening worden gebracht. De gecondenseerde taptemelk, die het vorig jaar f 1 kostte, zal nu voor slechts 60 c. per K.G. worden verkocht en is ook verkrijgbaar voor 65 c. per flegch van 1 K.G.' en 33 c. per flesch van 1/i K G. Het is echter, met het oog op ’s rijks financiën, zeer gewenseht, dat zij, die daartoe ia staat zijn, den vollen kostenden prijs Detalen. Zij krijgen daartoe de gelegenheid, doordat ook blokjes taptemelk met suiker tegen 45 o. worden verkrijgbaar gesteld. De hoeveelheid gecondenseerde taptemelk, waarover de regeering beschikt, zal, naar gehoopt wordt, in de behoefte kunnen voorzien. In den vorigen winter werd van de reserve van 5 millioen K.G. slechts een zeer klein deel gebruikt. Natuurlijk zal dit jaar de behoefte grooter zijn; ook is de prijs lager en is aan den melkhandel een ietwat grootere winstmarge toegsstaan om den afzet te bevorderen. Toch mag verwacht worden, dat aangezien niet iedereen zijn volle rantsoen zal gebruiken, de thans beschikbare reserve van 17 milüoen K.G. voldoende zal blijken te zijn. Met 1 Januari zal bovendien nog verkrijgbaar worden taptemelkpoeder, waarvan het rantsoen 1 ons per week zal bedragen. De prijs is gesteld op 15 per ons. Indien er gemeenten zijn, die niet voldoende taptemelk kunnen ontvangen, dan zal daarheen ook vóór 1 Januari reeds taptemelkpoeder ter aanvulling worden gezonden. Wanneer er niet voldoende volle melk is, kan er ook volle melkpoeder worden aangevraagd, waarvan da prijs op 20 ets. per ons is geste d, Wat de zieken en kinderen beneden 3 jaar betreft, voor hen wordt allereerst gezorgd uit de 2/10 L’. volle melk, die elke gemeente per hoofd harer bevolking ontvangt. Deze zieken- en kin-
dermelk zal voor 10 c. (vroeger 11 e.) per L. worden verkrijgbaar gesteld. Hat is echter zeer aanbevelenswaardig, dat zij, die financieel daartoe in staat zijn, den vollen melkprijs betalen; daardoor toch zal weder ’s lands kas worden ontlast. _ Voorts zal voor ziekenhuizen en huispieken nog verkrijgbaar zijn volle melkpoeder en gecondenseerde volle melk in blik tegen 53 e.; voor suikerzieken bovendien gecondenseerde volle melk zonder suiker tegen 50 c. per blik. Leeft^dsgrens leden waterschapsbesturen, De mininister van waterstaat heeft aan Gedeputeerde Staten meegedeeld, dat hij het niet wenschelijk acht, dat de regeling, aangegeven bij schrijven van zijn ambtsvoorganger van 1 Juli 1911, betreffende den leeftijd van candidaten, aanbevolen voor ht lidmaatschap van besturen van waterschappen, als bedoeld in par. 8 der wet van 10 November 1900 (Stbl. no. 176) — zeewerende waterschappen — worden bestendigd. Naar zijn oordeel toeh is de daarbij voor de enndidaten aangenomen maximum leeftijd om voor benoeming in aanmerking te komen, in verband met den zittingstermijn, te hoog om e~n richüge verzorging van de aan da waterschapsbesturen toevertrouwde, immers hoogst gewichtige belangen, onder alle omstandigheden genoegzaam te waarborgen.
Het ligt in het voornemen van den minister, in dan régel, ter benoeming aanbevolen candidaten daartoe niet aan de Koningin voor te dragen, indien hun sittingstermijji eerst zou eindigen, nadal zij hun 65ste levensjaar belangrijk zullen hebben overschreden. Bij de doorwerking van dien regel zullen dus in die besturen personen ouder dan 65 jaar in het algemeen geen zitting hebben. De minister heeft Ged. Staten verzocht do betrokken waterschapsbesturen hiervan in kennis te stellen en bij het doorzenden van aanbevelingslijsten daarmede rekening te houden. Aongeteekend wordt nog, dat hij ook in art. III van het bij de tweede Kamer aanhangige wetsontwerp tot aanvulling en wijziging van genoemde wet,, den daargenoemden leeftijd van 70 jaar zal terugbrengen tot 65 jaar. Opvorderen van aardappelen. De Minister van Landbouw heeft de Regeeringscommissie, gemachtigd tot het opvorderen van de partijen aardappelen, welke voor spoedige aflevering in aanmerking komen, ook al behoorea de aardappelen tot de houdbare soorten, welke thans nog niet mogen worden gedistribueerd. Deze worden opgeslagen je daartoe geschikte bewaarplaatsen. Voor de aardappelen, welke vrijwillig worden aangeboden en vóór 15 November e.k. zullen zijn afgenomen, zal geen bewaarloon worden betaald.
"GEMENGD NIEUWS.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1918/11/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000502146:mpeg21:p00001
ROLLENDE HOOFREI. Novellette van WILLY KERR. Pendant en vervolg van „Blijde Harten.” (Nadruk verboden.) 8) _ Als it de twee millioen bereik, aal ik toch nog maar een klein besittertje, een poover kapitalistje wezen. Kijk, een mijner klanten, die jenever stookt, heeft er twintig. Ook onder de graanhandelaars ben ik maar eén kleintje: ik ken ar te New-York.die over tienmaal zooveel dollars als ik o verguld ens besohikken. Ik heb geen reden om trotsch te zijn, behalve op mijn werk. Het is gemakkelijk over millioenen te praten, maar heel moeielijk, ze te krijgen, te houden en goed vast te zetten. Wat niet heel vast staat, tel ik niet mee in mijn eigen geconcentreerd boekhoudinkje. Heel vast nu hab ik 18 ton en die brengen heel vast 4 percent ’sjaars op. Dat is 72 mille. En over dat bedrag wil ik vandaag besohikken, alsof ik den laatsten adem moefet uitblazen. Je mama heeft recht op de helft en een tiende, jij en je zusters elk op een tiende. Je zult dus voortaan ontvangen 7200 gulden ’sjaars, betaalbaar in maandelijksche termijnen van 600 galden tegen behoorlijke kwitantie. De rest, 64,800 gulden, blijft onder mijn beheer onder het opschrift huishouding. Daarvan gaat af 21,600 gulden voor je zusters. Wat ze minder noodig hebben, wordt op haar kapitaal bijgeschreven. Dan 1600 gulden ’s jaars voor elke van de dames Van Leverghem, je ongetrouwde tantes Pieteka en Lise, en 800 gulden ’sjaars voor den kleinen Felix van Leverghem, die wat worden kan, als hij niet in de whisky-soda valt. Na mijn dood kan je mama al de Van Leverghem’s van zich af schudden, als ze wil. Ik zal het verdragen zonder mij om te keeren in mijn graf. De nu jaarlijks resteerende 39,200 gulden worden aan je mama uitgekeerd in twaalf maandelijksche termijnen van 3000 gulden en één jaarlijksche, met Kerstmis, van 3,200 voor Kerstgeschenken, Paascheieren, Pinksterbloemen, Kermisfooien. Maar ze krijgt niet alles in geld. Ze ontvangt een deel in gekwiteerde rekeningen, want het onderhoud van het groote deftige huis en de vervanging of aanvulling van het kostelijke mobilair j hebben we niet gratis. Jij, waarde , vriend, kunt in het vervolg wel gratis j kost en inwoning genieten, maarliever zou ik zien, dat je als meederjarig, vrij en fier man op kamers ging wonen of 1 ging trouwen. Van 600 gulden’s maands i kan men zich wat veroorloven, niet- j waar ? 7,200 ’s jaars voor geen slagje werk, voor een kleine wandeling om ( het te ontvangen, dat maakt je tot een heel heer, levenslang. En je sou er ( nog aardig wat kunnen bij verdienen, i Wat schilder ja P” — ,/Landschap, papa.” i — «Ben je daarin ook meerderjarig, vrij en zelfstandig P” ; — «Tamelijk, papa.” s — «Sta eens op en doe de deur c achter ja even open Hoe vindt je dat r vertrek ? Prachtig licht, centrale ver- : warming, mooi uitzicht, alle geriefelijk- i heden, ’tls niet in gebruik. Laat er I het noodige plaatsen ora landschappen § te schilderen. Wat je voortbrengt, zal ) ik je betalen mat vijfmaal zooveel als Vind ik onder de ingekomen stukken van je mama kwitanties van je leveranciers, dan dienen die als geld bij onze maandelijksche afrekening. Kus je dat goedkeuren?” — // Welzeker, papa.” — z/En ben je als meerderjarig staatsburger tevreden óver het licht, dat ik voor je opgestoken heb, en over je inkomsten P” — //Ten volle, papa Ik blijf u dankbaar.” — «Mooi. Ga dan naar huis. ’t Is ongeveer tijd voor de lunch. Ik volg je over vijf minuten.” De jongeheer ging heen Hij was ruim bij kas. — «Zoo’n hals,” mompelde de oude. wlk ben er wel zeker van, dat hy van ïl mijn getallen er maar twee beeft onthouden. Zeshonderd ’s maands; twee millioen. ’t Zou deerlijk jammer zijn, sis drie geslachten zoo hard en gelukkig gewerkt hadden voor zóó weinig. Maar voor de Leverghem’s is ’t rijkeiijk genoeg, neen rijkeiijk veel. Weg met Van der Weyde ! Leve Van der Weiien ! De uilen uit den kerktoren mogen n de hoogte blij ven ; die uit de schuur lebben grooter kans op vette muizen.” IV. Verschillende Dames. Mama Van der Weyde hield niet svenveel van al hare kinderen. Neen, ang niet. Berthold was haar lieveling. A.1 wat -hij deed, was goed; al wat hij ;ekort kwam, vulde zij ruim aan; voor illes, waarop papa en de dochters wel sens aanmerking maakten, had zij vermtsehuldigingen. //Jongens zijn geen meisjes; ze moeten somtijds meedoen met vrienden, al is het tegen hun zin; liet zelden is de verleiding groot; men moet niet dadelijk het ergste denken; len jongaaensoh, die een aanzienlijk vermogen te wachten heeft, behoeft net werk anderen het brood niet uit len mond te stooten; de jeugd van leden kan niet leven gelijk de be~ aarde lieden, die hun tijd vergeten lijn.” Ea nog een dozijn meer. Als zij ;een stelregel meer had, doken de j preekwoorden op. Berthold beloonde Mama’s goedheid | net omhelzingen en kusjes, met be- i sondering van haar schoonheid, haar i maak, haar keurige kleeding, haar uweelen, met vertelling van pikante : iieuwfjes, die hij dagelijks opdeed, en i net beschrijving van standjes, die hij 1
van nabij of van verre bijgewoond had. Al wst Mama van hem eischte, was, dat hij zijn zusjes nu en dan chaperonneerde, als ze naar concert, komedie of opera wilden. Zij zelve gaf niet om muziek. Als hij de meisjes weer op tijd thuis bracht, mocht hij daarna nog gaan, waarheen hij wilde. Hij was oud en wijs genoeg om niet in zeven siooten tegelijk te loopen. Ook wenschte zij zeer, dat hij even verscheen op haar five o’ clock tea, wat hem niet moeielijk kon vallen, omdat zij sedert jaren den Woensdag tot haar jour fixa had aangewezen. Zij wenschte het, om met hem te kunnen pronken, want hij was een mooie jongen, uit haar gezicht gesneden, in niets herinnerende aan het monster Van der Weyde. Aan de conversatie behoefdè hij niet deel te nemen: de dames moesten na zijn verdwijning tijd hebben om haar met den eleganten, bevalligea zoon te felieiteeren. Op haar oudste dochter was ze veel minder gesteld. Die was uiterlijk eene Van Leverghem: sedert die zware ziekte, die typhus, was ze zoo schoon, mollig en poezel geworden, dat ze haar in de schaduw stelde en dadelijk de aanwezige heeren om zich heen had, als ze een enkelen keer een kopje thee mee kwam drinken op den jour. Gelukkig bleef ze in den regel weg. Ze had blijkbaar het land aan fatsoenlijk gezelschap en aan gezelligheid in het algemeen. Innerlijk was ze eene Van der Weyde, plebejisch, onbegrijpelijk, totaal uit den aard geslagen. Als vijftienjarig schoolmeisje had zij, als ze maar kon, het gezelschap van die San Terwaal gezocht, de grove werkmeid, die van niets wist dan van koeien, waar ze onder gezeten had om ze te melken, van kalveren, die op haar duim zogen, van mest, die ze krooi, van kippen, die ze voerde, van klompen en : keuvels, die ze droeg, toen ze den boer , diende. Het was niet te verklaren, dat Mies in zulke plebejische vertelsels behagen had kunnen scheppen, zoo’n groot behagen, dat ze haar mama en zusjes alleen liet zitten bij Moeke zaliger. En sedert die San getrouwd was met Barend Ommeling, zat Mies dag aan dag in die arbeiderswoning te Hillegersberg, bij dat plebs. Enfin, soort zocht soort. Als Mies gezondheid haalde i uit uien- en mestlueht, was daarbij haar plaats. Ze liep er haar zusters
niet in den weg of in het gezicht. Ze mocht haar vrijheid voluit genieten. Fien en Loe waren net tegenstellingen van Mies. Uitwendig Van der Weyde’s, gelukkig gematigd door den moederlijken invloed, inwendig Van Leverghem’s. Ze reden en dansten veel beter dan Mies, die er nooit bijzonder van had gehouden ; ze zouden zich in haar stand weten te handhaven en best een man krijgen, zoodra Mies maar eens uit den weg was. Die mocht haar dokter hebben, alhoewel... Neen, voor dokters- of domineesvrouw moet je roeping hebben, en roeping daarvoor zat er gewis niet in de zonderlinge plebejische meid, die vriendschap kon sluiten met een vrouw Ommeling, geboren Terwaal, gewezen stalsloof en werkster. Als ze haar toestemming gaf tot een engagement van Mies met dien dokter Ruizeweg, zou het zeker niet van harte gaan. Moeke zaliger was met haar dokter niet gelukkig geweest; %ij had te veel noodig gehad, hij had Moeke gauw aan weelde gewend, allen ernst en alle zorg van zich af gezet en zoo het heele academische geslacht miserabel gemaakt, daarenboven verslaafd, erfelijk verslaafd aan cognac. En toen het zoo ver was, had hij' Moeke arm achtergelaten en was hij daardoor eigenlijk de schuld geworden van al het jammerlijke, dat haar, de ongeachte, rampzalige mevrouw Van der Weyde, was opgelegd. Doch zy hoopte op beter, zij was nog jong. Zulke bespiegelingen hield Mevrouw Van der Weyde dikwijls in haar boudoir, als ze haar mond nog niet te druk had gespoeld. Had ze dat echter gedaan, dan kwamen er blijder beelden op uit het verleden en uit eene toekomst, die zij nabij wenschte. In dit vroege morgenuur, daags voor Kerstmis, moest ze in koele nuchterheid aan haar kinderen denken, terwijl Jeannette haar kapte, want ze moest uit, naar de 8. A. O., om weesmeisjes gelukkig te helpen maken. Die zouden horloges krijgen, als haar voorstel aangenomen werd, wat ze voor zeker hield. Maar wat ze aan haar eigen dochters geven zou, wist ze niet. Berthold was in dit opzicht veel gemakkelijker: hij was altijd blij met een paar bankjes. — //Jeannette, hebben de dames zich niets gewenscht met Kerstmis, dat je weet P” Wordt vervolgd.
"FEUILLETON.". "Nieuwe Vlaardingsche courant". Vlaardingen, 1918/11/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAVL02:000502146:mpeg21:p00001