BOLHUI BOOFffl: Novellette van WILLY KERR. * Pendant en vervolg van „Blijde Harten.” < (Nadruk verboden,) ( 11) Toen had zij maar alles ronduit ver- 1 teld, ook dat San en haar aanstaande ] al over de drie en twintig waren. < Mijnheer Ophof wist echter nog allerlei i mogelijkheden. Op huizen geld te J zetten, was al heel gevaarlijk, want s zelfs haar zeer voorzichtige en zeer < ervaren heer papa was twee jaar ge- ! leden nog leeüjk in de luren gelegd 1 met een pakhuis, waarvoor men hem 1 veel te veel had laten betalen. En \ dan waren hypotheken ook nog al < kostbaar, omdat er notarissen, zegels, i registratie, allerlei schrijverij en zelfs het kadaster bij te pas kwamen. Hij wilde haar echter niet botweg teleur- i stellen, hij wilde het spulletje wei eens zien, — „Waar ligt hat, Juffrouw Van der Weyde P” — „Te Hillegersberg. Nader weet ik het niet.” ! — „Tatata! Dus u wil geld geven op een goedje, dat u geheel onbekend is ?” — „De werkmeid thuis kent het. Zij zal er ons brengen, als u mee wil gaan; overmorgen heeft ze een vrijen achtermiddag, mijnheer Ophof.” Ze waren inderdaad met hun drieën naar het dorp getramd, waar mijnheer Ophof alles nauwkeurig in oogensohouw haa genomen en ten laatste had ge zegd : „Het kan 1” ’s Anderendaags was ze bij haar papa op het kantoor bntboden. Hij had haar 26 bankjes van honderd gegeven met het snuifje: — „Laat je nu de zaak verder in orde brengen door mijnbeer Ophof; jij kunt evenmin tellen en je zijt even ijdel en gek als al je Van-Leverghemsche familie. Neem je maar in acht voor de cognac.” Nu, van éognaa walgde zij. Zij had nooit msegeproefd, als Opoe zaliger en Mama ’s avonds een glaasje en op herinneringsdagen wel een tweede en derde namen. Zij hadden veel herinneringen. Zij kon zoo slecht tegen de lucht van dat vocht, dat ze dan gewoonlijk naar
lan in de keuken sloop, wat Opoe en ffama goedkeurden, echter met den •»ad, dat ze zich niet te familiaar moest naken in dat milieu. Van milieu’s iprak Opoe zaliger dikwijls. Ze had echter den raad van Papa gevolgd en mijnheer Ophof het geld gebracht met verzoek om regeling van ie overeenkomst. Ommeling en San hadden het gesragen, maar ze hadden een gezegeld papier moeten teekeaen, waar veel ieftigheid en hardheid op stond van rente en aflossing aan mijnheer Herman Karei van der Weyde te zijnen kantore, sn dat papier was ook al geteekend ioor mijnheer Ophof en mijnheer Herkenraad, den kassier, die wel als getuigen hadden willen dienen. Es mijnheer Ophof had het papier in bewaring »enomen met de opmerking, dat er op ien eerstvolgenden derden Kerstdag negen maanden rente betaald moest worden. — „Te uwen behoeve, Juffrouw Van ier Weyde,” had hij gezegd. De hoofdzaak was, dat Ommeling de bankjes had. Hij was er dankbaar voor geweest, dat hem ruim drie maanden rente was geschonken. Zij had nooit gedacht, dat er zooveel beweging gemaakt moest worden om aan geld te komen. — „Ik heb in opdracht u iets mede te deelen, Juffrouw Van der Weyde,” had de welwillende mijnheer Ophof verklaard, toen hij alles afgedaan had; „mijnheer Herkenraad was hier een paar weken geleden vijf en twintig jaar in dienst; hij heeft toen een modern ameublement van mijnheer uw papa gekregen. Het oude, dat hij kocht in zijn magere jaren, was wel heel eenvoudig, maar zeer degelijk; als uwe protégés alles wil overnemen, wat mijnheer Herkenraad op zolder heeft staan en niet aan een uitdrager wil overdoen, om het niet op de luizenisarkt te moeten zien, kan zij het voor honderd daalders krijgen. Dat is mijn boodschap. Ik zou zeggen : zij heeft een volledig huishouden tot en met een mooi fornuis voor niet veel meer dan het halen.” Daar had San van geprofiteerd. Zij had met haar mijnheer Herkenraad bezocht, die eene heel lieve vrouw, maar geen kinderen had, en alles bewonderd en voor honderd daalders en harte!ij ken dank overgenomsn. Barend was enkele dagen later eigenaar van het huis geworden en had de meubelen gehaald. Op beddegoed en wat kleinigheden na was het nestje in orde. Toen had San netjes aan Mam®, den dienst opgezegd met een ruimte van zes weken, waarover Mama heel tevreden was geweest, want-vele andere meiden hadden maar gezegd: „ik smeert ’em.” Ze was getrouwd van Mama’s huis uit, waar Barend haar had afgehaald. Ze was in Mama’s rijtuig met twee paaiden naar het stadhuis, naar de kerk an naar Hilligersberg gereden. Dat had Mama zoo gedaan, omdat het bij de andere meiden, zei ze, een recommandatie was en men tegenwoordig de goede dienstboden in eere moest houden. En San had van Mama een effen, maar sterk gouden ringetje gekregen tot een gedachtenis en in een envelopje zestig gulden als huwelijksgeschenk. O, ’t was roerend en feestelijk geweest. Zij had kameniertje gespeeld, San aangekleed en haar een moeien ruiker meegegeven. * Al ruim vier jaar geleden. Ze was gaan felieiteeren te Hilligersberg en had daar mijnheer Ophof in druk gesprek met Ommeling gevonden, ’t Scheen wel, of hij Barend examineerde in de graaskunde. Zij was met hem teruggetramd. — „Juffrouw Van der Weyde.” had hij onder de eindwandeling gezegd, „u moet die goede mensehen niet over het paard tillen ; u moet hun op het gemoed binden, dat u na den eersten verzachten termijn vast jaarlijks uw interest van 26 maal 4, dat is 104 gulden wil ontvangen. Het onderhoud van zijn gebouwd eigendom kost den man zeker niet minder dan 26 maal 2, dat is 52 gulden; hij moet dus al drie gulden ’s weeks opbrengen. En loet hij 106 gulden af, elk jaar vermeerderd met wat hij aan rente daardoor spaart, dan zal hij negentien jaar noodig hebben om op zestien gulden na van zijne schuld verlost te zijn ; zie hier is de rekening; die zestien moegt u den brave dan wel schenken. Negentien jaar, elke week vijf gulden wegleggende van de vijftien, die hij zegt te verdienen! Dat speelt hij, dunkt n*e, niet klaar, ook al komen er geen zieke dagen of ongelukken. Vijftien gulden 1 Ik begrijp niet, hoe een gezin daarvan kan leven, al gaat er niets af En uwe protégés zal het moeten steller * met tien, Juffrouw Fan der Weyde
Ik vrees, dat u leed zult beleven van ] uwe 2600 gulden, ’t Is voor zulke < mensehen een geweldig kapitaal. De i last zal hen drukken gedurende het \ «noeielijkste deel van hun leven. Ik i geloof, dat u niet goed gedaan hebt i met die leening, en ik voel mijn gemoed bezwaard met medeplichtigheid. Ik zou den man willen helpen: ik zou hem tot commissionair van de firma willen maken in deze streken: hij heeft kennis van onze artikelen. Ik sou hem eiken Zaterdag onse prijzen kunnen * melden, dan zou hij Zondags na kerktijd bij de boeren misschien zaakjes kunnen doen, die hem eenige guldens ’s weeks opleverden. Ik ga over zes ■Sveken nog eens met hem redeneeren. Thans hangt de hamel voor hem vol violen.” Zij had mijnheer Ophof hartelijk bedankt voor zijn belangstelling in het paar, waar zij veel van hield, Zij had hem ook beloofd, zijn raad te behartigen. Maar zij had er bij gedacht, dat het potten wel eenigen invloed zou hebben op de rekeningen, waarin zij zich niet kon verdiepen. Vier, haast vijf jaar geleden 1 San had in huis twee lieve kinderen, op 8tal twee mooie koeien en in de kast den pot, die morgen, op Kerstdag, weer werd geopend vóór dat het brood aangesneden werd, waaraan zij nu werkte. Zij had den sleutel. Niemand mocht ontijdig kunnen weten, wat er in zat. De pot was de groot© verrassing van het jaar. Twee dagen lang werd de som geroemd, den derden werd ze aan mijnheer Ophof gebracht volgens het voorschrift van het gezegelde en geteekendë papier en „ten kantore.” Ze kende geen gelukkiger dagen dan die van de aflossing en rentebetaling. Op den eersten Kerstmis Drie na zijn huwelijk had Barend 200 gulden afgedaan en voor negen maanden 78 gulden rente betaald. Mijnheer Ophof had haar persoonlijk de 278 gulden ter hand komen stellen. Op Oudejaarsdag had zij alles weer in den pot gestopt. Telkens had zij i zoo gedaan. En evenveel als Barend wegbracht, had zij voor zich apart gelegd. ; Dezen keer ging Barend den laatst en i termijn brengen, den dikken staart, dien i ze niet meer in den pot behoefde te i stoppen. Er was wel zooveel in, dat er nog een koe zou overschieten. Op i Kerstmis Vier echter zou zij een vuurI pijl oplaten voor de oogen van haar
papa. Dan zou zij hem 3012 gulden sa 38Yj cent brengen, het kapitaal, dat hij haar veor Ommeling ter hand had gesteld, met de rente en de rente van ie rente. Dat bedrag had ze berekend met behulp van tabellen uit een van hare schoolboeken. Ze was wel benieuwd naar het gezicht van Papa en naar zijne woorden. Het potten was haar een lust geweest en volstrekt geen moeilijkheid, vooral niet nadat Papa eerst op haar achttienden en toen weer c*p het twintigsten -verjaardag haar maandgeld telkens met twintig gulden bad verhoogd, zoodat ze al tip honderd stond. O, zij was rijk! Maar rijker nog was nu San, rijker dan ze ooit had gedacht te worden: ze zat straks op haar eigen, onbelast goedje; ze had een man uit duizend, een beeld van kracht en gezondheid, voor geen werk terugdeinzende, voor alles, wat de boerderij betreft, berekend, en zelfs heel gelukkig in zijn commissie-handel in granen, hooi en stroo, het lekkere bijzaakje volgens zijn zeggen. Barend had heel wat meer levenslust en levensvreugd dan de bleekneuzen op baar vaders kantoren en dan haar eenige, zoo hoog geachte, zoo innig beminde, zoo aan haar ziel dierbare Ruizeweg met sijn altijd ernstige trekken en zijne schoone weemoedige oogen, zijn sterke armen en zijn blanke handen, waarnaar ze nooit kon kijken zonder te gruwen van het zieke bloed en den giftigen etter, die hij er zooeven had moeten afwasschen met even giftige ontsmettingsmiddelen en daarna met stroomen water en bijtende zeep. Zijn slavin zou ze willen zijn, als hij wilde terugkeeren tot het schoone koninkrijk der gezonde natuur. Waarom zou hij levenslang gekluisterd moeten blijven aan leed, ellende en dood f Had hij al niet roem genoeg genoten en geld genoeg verdiend P O, zij moest nog veel met hem spraken ! Waarom moest de eenige man, dien zij had kunnen liefhebben, haar naderen met handen, die haar deden ijzen P Maar als het moest, zou zij zich overwinnen, want zonder Ruizeweg zou zij geen toekomst hebben en zou het leven haar voor altijd stil en grauw geworden zijn gelijk nu de sneeuwlucht buiten. (Wordt vervolgd.)